Book Chapter: Verse
1 Gen 10:4 | de zonen van Javan zijn: Elisa, en Tarsis; de Chittieten
2 1Kon 19:16| ten koning over Israel; en Elisa, den zoon van Safat, van
3 1Kon 19:17| van Jehu ontkomt, dien zal Elisa doden. ~
4 1Kon 19:19| ging hij van daar, en vond Elisa, den zoon van Safat; dezelve
5 2Kon 2:1 | opnemen zou, dat Elia met Elisa ging van Gilgal. ~
6 2Kon 2:2 | 2 En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de
7 2Kon 2:2 | naar Beth-El gezonden. Maar Elisa zeide: Zo waarachtig als
8 2Kon 2:3 | die te Beth-El waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem:
9 2Kon 2:4 | 4 En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf toch hier, want de
10 2Kon 2:5 | die te Jericho waren, naar Elisa toe, en zeiden tot hem:
11 2Kon 2:9 | waren, dat Elia zeide tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal,
12 2Kon 2:9 | bij u weggenomen worde. En Elisa zeide: Dat toch twee delen
13 2Kon 2:12| 12 En Elisa zag het, en hij riep: Mijn
14 2Kon 2:14| en derwaarts verdeeld, en Elisa ging er door. ~
15 2Kon 2:15| De geest van Elia rust op Elisa; en zij kwamen hem tegemoet,
16 2Kon 2:19| mannen der stad zeiden tot Elisa: Zie toch, de woning dezer
17 2Kon 2:22| dag, naar het woord van Elisa, dat hij gesproken had. ~
18 2Kon 3:11| Israel, en zeide: Hier is Elisa, de zoon van Safat, die
19 2Kon 3:13| 13 Maar Elisa zeide tot den koning van
20 2Kon 3:14| 14 En Elisa zeide: Zo waarachtig als
21 2Kon 4:1 | zonen der profeten riep tot Elisa, zeggende: Uw knecht, mijn
22 2Kon 4:2 | 2 En Elisa zeide tot haar: Wat zal
23 2Kon 4:8 | geschiedde ook op een dag, als Elisa naar Sunem doortrok, dat
24 2Kon 4:17| den tijd des levens, dien Elisa tot haar gesproken had. ~
25 2Kon 4:32| 32 En toen Elisa in het huis kwam, ziet,
26 2Kon 4:38| 38 Als nu Elisa weder te Gilgal kwam, zo
27 2Kon 5:8 | Maar het geschiedde, als Elisa, de man Gods, gehoord had,
28 2Kon 5:9 | de deur van het huis van Elisa. ~
29 2Kon 5:10| 10 Toen zond Elisa tot hem een bode, zeggende:
30 2Kon 5:20| Gehazi nu, de jongen van Elisa, den man Gods, zeide: Zie,
31 2Kon 5:25| stond voor zijn heer. En Elisa zeide tot hem: Van waar,
32 2Kon 6:1 | der profeten zeiden tot Elisa: Zie nu, de plaats, waar
33 2Kon 6:12| mijn heer koning! Maar Elisa, de profeet, die in Israel
34 2Kon 6:17| 17 En Elisa bad, en zeide: HEERE, open
35 2Kon 6:17| paarden en wagenen rondom Elisa. ~
36 2Kon 6:18| nu tot hem afkwamen, bad Elisa tot den HEERE, en zeide:
37 2Kon 6:18| verblindheden, naar het woord van Elisa. ~
38 2Kon 6:19| 19 Toen zeide Elisa tot hen: Dit is de weg niet,
39 2Kon 6:20| Samaria gekomen waren, dat Elisa zeide: HEERE, open de ogen
40 2Kon 6:21| koning van Israel zeide tot Elisa, als hij hen zag: Zal ik
41 2Kon 6:31| daartoe, indien het hoofd van Elisa, den zoon van Safat, heden
42 2Kon 6:32| 32 (Elisa nu zat in zijn huis, en
43 2Kon 7:1 | 1 Toen zeide Elisa: Hoort het woord des HEEREN;
44 2Kon 8:1 | 1 Elisa nu had gesproken tot die
45 2Kon 8:4 | al de grote dingen, die Elisa gedaan heeft. ~
46 2Kon 8:5 | en dit is haar zoon, dien Elisa heeft levend gemaakt. ~
47 2Kon 8:7 | 7 Daarna kwam Elisa te Damaskus, als Benhadad,
48 2Kon 8:10| 10 En Elisa zeide tot hem: Ga, zeg,
49 2Kon 8:13| grote zaak doen zou? En Elisa zeide: De HEERE heeft mij
50 2Kon 8:14| 14 Zo ging hij weg van Elisa, en kwam tot zijn heer,
51 2Kon 8:14| tot hem zeide: Wat heeft Elisa tot u gezegd? En hij zeide:
52 2Kon 9:1 | 1 Toen riep de profeet Elisa een van de zonen der profeten,
53 2Kon 14:14| 14 Elisa nu was krank geweest van
54 2Kon 14:15| 15 En Elisa zeide tot hem: Neem een
55 2Kon 14:16| leide zijn hand daaraan; en Elisa leide zijn handen op des
56 2Kon 14:17| deed het open. Toen zeide Elisa: Schiet. En hij schoot.
57 2Kon 14:20| 20 Daarna stierf Elisa, en zij begroeven hem. De
58 2Kon 14:21| den man in het graf van Elisa; en toen de man daarin kwam,
59 2Kon 14:21| kwam, en het gebeente van Elisa aanroerde, werd hij levend,
60 1Kro 1:7 | kinderen van Javan waren Elisa en Tharsisa, de Chittieten
61 Eze 27:7 | purper, uit de eilanden van Elisa, was uw deksel. ~
62 Luk 4:27 | ten tijde van den profeet Elisa; en geen van hen werd gereinigd,
|