1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4250
Book Chapter: Verse
501 Deu 18:5 | 5 Want de HEERE, uw God, heeft
502 Deu 18:12 | 12 Want al wie zulks doet, is den
503 Deu 18:14 | 14 Want deze volken, die gij zult
504 Deu 19:6 | oordeel des doods aan hem is; want hij haatte hem niet van
505 Deu 20:1 | gij voor hen niet vrezen; want de HEERE, uw God, is met
506 Deu 20:4 | 4 Want het is de HEERE, uw God,
507 Deu 20:19 | bijl daaraan drijvende; want gij zult daarvan eten; daarom
508 Deu 20:19 | zult gij dat niet afhouwen (want het geboomte van het veld
509 Deu 21:5 | kinderen van Levi, toetreden; want de HEERE, uw God, heeft
510 Deu 21:9 | het midden van u wegdoen; want gij zult doen, wat recht
511 Deu 21:17 | hem zal worden gevonden; want hij is het beginsel zijner
512 Deu 21:23 | ten zelven dage begraven; want een opgehangene is Gode
513 Deu 22:5 | vrouwenkleed aantrekken; want al wie zulks doet, is den
514 Deu 22:26 | heeft geen zonde des doods; want gelijk of een man tegen
515 Deu 22:27 | 27 Want hij heeft haar in het veld
516 Deu 23:7 | voor geen gruwel houden, want hij is uw broeder; den Egyptenaar
517 Deu 23:7 | voor geen gruwel houden want gij zijt een vreemdeling
518 Deu 23:14 | 14 Want de HEERE, uw God, wandelt
519 Deu 23:18 | brengen, tot enige gelofte; want ook die beiden zijn den
520 Deu 23:21 | vertrekken die te betalen; want de HEERE, uw God, zal ze
521 Deu 24:4 | verontreinigd geworden; want dat is een gruwel voor het
522 Deu 24:6 | molensteen, niet te pand nemen; want hij neemt de ziel te pand. ~
523 Deu 24:15 | daarover niet ondergaan; want hij is arm, en zijn ziel
524 Deu 25:16 | 16 Want al wie zulks doet, is den
525 Deu 28:38 | gij zult weinig inzamelen; want de sprinkhaan zal het verteren. ~
526 Deu 28:39 | drinken, noch iets vergaderen; want de worm zal het afeten. ~
527 Deu 28:40 | u met olie niet zalven; want uw olijfboom zal zijn vrucht
528 Deu 28:41 | zullen voor u niet zijn; want zij zullen in gevangenis
529 Deu 28:57 | zij gebaard zal hebben; want zij zal hen eten in het
530 Deu 28:65 | voetzool zal geen rust hebben; want de HEERE zal u aldaar een
531 Deu 29:16 | 16 Want gij weet, hoe wij in Egypteland
532 Deu 30:9 | vrucht uws lands, ten goede; want de HEERE zal wederkeren,
533 Deu 30:11 | 11 Want ditzelve gebod, hetwelk
534 Deu 30:14 | 14 Want dit woord is zeer nabij
535 Deu 30:16 | 16 Want ik gebiede u heden, den
536 Deu 30:20 | zijnde, en Hem aanhangende; want Hij is uw leven en de lengte
537 Deu 31:6 | niet voor hun aangezicht; want het is de HEERE, uw God,
538 Deu 31:7 | sterk en heb goeden moed, want gij zult met dit volk ingaan
539 Deu 31:18 | kwaad, dat het gedaan heeft; want het heeft zich gewend tot
540 Deu 31:20 | 20 Want Ik zal dit volk inbrengen
541 Deu 31:21 | antwoorden tot getuige; want het zal uit den mond zijns
542 Deu 31:23 | sterk en heb goeden moed, want gij zult de kinderen Israels
543 Deu 31:27 | 27 Want ik ken uw wederspannigheid,
544 Deu 31:29 | 29 Want ik weet, dat gij het na
545 Deu 32:3 | 3 Want ik zal den Naam des HEEREN
546 Deu 32:4 | Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gerichte.
547 Deu 32:9 | 9 Want des HEEREN deel is Zijn
548 Deu 32:20 | hunlieder einde zal wezen; want zij zijn een gans verkeerd
549 Deu 32:22 | 22 Want een vuur is aangestoken
550 Deu 32:28 | 28 Want zij zijn een volk, dat door
551 Deu 32:31 | 31 Want hun rotssteen is niet gelijk
552 Deu 32:32 | 32 Want hun wijnstok is uit den
553 Deu 32:35 | hunlieder voet zal wankelen; want de dag huns ondergangs is
554 Deu 32:36 | 36 Want de HEERE zal aan Zijn volk
555 Deu 32:36 | Zijn knechten berouwen; want Hij zal zien, dat de hand
556 Deu 32:40 | 40 Want Ik zal Mijn hand naar den
557 Deu 32:43 | heidenen, met Zijn volk! want Hij zal het bloed Zijner
558 Deu 32:47 | 47 Want dat is geen vergeefs woord
559 Deu 32:52 | 52 Want van tegenover zult gij dat
560 Deu 33:9 | zijn zonen niet achtte; want zij onderhielden Uw woord,
561 Deu 33:19 | der gerechtigheid offeren; want zij zullen den overvloed
562 Deu 34:9 | den Geest der wijsheid; want Mozes had zijn handen op
563 Joz 1:6 | sterk en heb goeden moed! want gij zult dit volk dat land
564 Joz 1:8 | wat daarin geschreven is; want alsdan zult gij uw wegen
565 Joz 1:9 | niet, en ontzet u niet; want de HEERE, uw God, is met
566 Joz 1:11 | Bereidt teerkost voor ulieden; want binnen nog drie dagen zult
567 Joz 2:3 | uwen huize gekomen zijn; want zij zijn gekomen, om het
568 Joz 2:5 | jaagt hen haastelijk na, want gij zult ze achterhalen. ~
569 Joz 2:10 | 10 Want wij hebben gehoord, dat
570 Joz 2:11 | ulieder tegenwoordigheid; want de HEERE, ulieder God, is
571 Joz 2:15 | een zeel door het venster; want haar huis was op den stadsmuur;
572 Joz 2:22 | vervolgers wedergekeerd waren; want de vervolgers hadden hen
573 Joz 2:24 | in onze handen gegeven; want ook zijn al de inwoners
574 Joz 3:4 | wetet, dien gij gaan zult; want gijlieden zijt door dien
575 Joz 3:5 | tot het volk: Heiligt u! want morgen zal de HEERE wonderheden
576 Joz 3:7 | 7 Want de HEERE had tot Jozua gezegd:
577 Joz 3:13 | 13 Want het zal geschieden, met
578 Joz 4:23 | 23 Want de HEERE, uw God, heeft
579 Joz 5:5 | 5 Want al het volk, dat er uittoog,
580 Joz 5:6 | 6 Want de kinderen Israels wandelden
581 Joz 5:7 | zij de voorhuid hadden; want zij hadden hen op den weg
582 Joz 5:15 | schoenen af van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat,
583 Joz 6:16 | het volk sprak: Juicht, want de HEERE heeft ulieden de
584 Joz 7:1 | overtreding met het verbannene; want Achan, de zoon van Charmi,
585 Joz 7:3 | daarheen al het volk niet; want zij zijn weinige. ~
586 Joz 7:12 | aangezicht hunner vijanden keren; want zij zijn in den ban. Ik
587 Joz 7:13 | Heiligt u tegen morgen; want alzo zegt de HEERE, de God
588 Joz 7:21 | 21 Want ik zag onder den roof een
589 Joz 8:6 | hen van de stad aftrekken; want zij zullen zeggen: Zij vlieden
590 Joz 8:7 | gij zult de stad innemen; want de HEERE, uw God, zal ze
591 Joz 8:14 | tijd, voor het vlakke veld; want hij wist niet, dat hem iemand
592 Joz 8:18 | in uw hand is, naar Ai, want Ik zal hen in uw hand geven.
593 Joz 8:20 | of derwaarts te vlieden; want het volk, dat naar de woestijn
594 Joz 9:9 | Naam des HEEREN, uws Gods; want wij hebben Zijn gerucht
595 Joz 9:17 | 17 Want toen de kinderen Israels
596 Joz 10:2 | 2 Zo vreesden zij zeer; want Gibeon was een grote stad,
597 Joz 10:6 | verlos ons, en help ons; want al de koningen der Amorieten,
598 Joz 10:8 | 8 Want de HEERE had tot Jozua gezegd:
599 Joz 10:8 | Vrees u niet voor hen, want Ik heb ze in uw hand gegeven;
600 Joz 10:14 | eens mans alzo verhoorde; want de HEERE streed voor Israel. ~
601 Joz 10:19 | in hun steden niet komen; want de HEERE, uw God, heeft
602 Joz 10:25 | sterk en hebt goeden moed; want alzo zal de HEERE aan al
603 Joz 10:42 | en hun land op eenmaal; want de HEERE, de God Israels,
604 Joz 11:6 | niet voor hun aangezichten; want morgen omtrent dezen tijd
605 Joz 11:10 | sloeg hij met het zwaard; want Hazor was te voren het hoofd
606 Joz 11:20 | 20 Want het was van den HEERE, hun
607 Joz 14:3 | 3 Want aan de twee stammen en den
608 Joz 14:4 | 4 Want de kinderen van Jozef waren
609 Joz 14:12 | dien dage gesproken heeft; want gij hebt het te dienzelven
610 Joz 17:6 | 6 Want de dochteren van Manasse
611 Joz 17:11 | 11 Want Manasse had, in Issaschar
612 Joz 17:12 | steden niet verdrijven; want de Kanaanieten wilden in
613 Joz 17:18 | zijn uitgangen de uwe zijn; want gij zult de Kanaanieten
614 Joz 18:7 | 7 Want de Levieten hebben geen
615 Joz 19:9 | snoer der kinderen van Juda; want het erfdeel der kinderen
616 Joz 21:10 | uit de kinderen van Levi; want het eerste lot was het hunne. ~
617 Joz 23:7 | 7 Want aan de helft van den stam
618 Joz 24:3 | volken voor uw aangezicht; want de HEERE, uw God, Zelf,
619 Joz 24:9 | 9 Want de HEERE heeft van uw aangezicht
620 Joz 24:10 | u zal er duizend jagen; want het is de HEERE, uw God,
621 Joz 24:12 | 12 Want zo gij enigszins afkeert,
622 Joz 25:17 | 17 Want de HEERE is onze God; Hij
623 Joz 25:18 | zullen ook den HEERE dienen, want Hij is onze God. ~
624 Joz 25:19 | HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God; Hij
625 Joz 25:27 | tot een getuigenis zijn; want hij heeft gehoord al de
626 Joz 25:32 | voor honderd stukken gelds, want zij waren aan de kinderen
627 Ric 1:8 | 8 Want de kinderen van Juda hadden
628 Ric 1:32 | die in het land woonden; want zij verdreven hen niet. ~
629 Ric 1:34 | van Dan in het gebergte; want zij lieten hun niet toe,
630 Ric 2:13 | 13 Want zij verlieten den HEERE,
631 Ric 2:18 | al de dagen des richters; want het berouwde den HEERE,
632 Ric 3:22 | om het lemmer toesloot (want hij trok het zwaard niet
633 Ric 3:26 | terwijl zij vertoefden; want hij ging voorbij de gesneden
634 Ric 3:28 | zeide tot hen: Volgt mij na; want de HEERE heeft uw vijanden,
635 Ric 4:3 | kinderen Israels tot den HEERE; want hij had negenhonderd ijzeren
636 Ric 4:9 | dezen weg, dien gij wandelt; want de HEERE zal Sisera verkopen
637 Ric 4:14 | zeide tot Barak: Maak u op; want dit is de dag, in welken
638 Ric 4:17 | huisvrouw van Heber, den Keniet; want er was vrede tussen Jabin,
639 Ric 4:19 | weinig waters te drinken, want mij dorst. Toen opende zij
640 Ric 5:3 | 3 Want het geschiedde, als Israel
641 Ric 5:5 | 5 Want zij kwamen op met hun vee
642 Ric 5:38 | En het geschiedde alzo; want hij stond des anderen daags
643 Ric 5:40 | alzo in denzelven nacht; want de droogte was op het vlies
644 Ric 6:9 | ga henen af in het leger, want Ik heb het in uw hand gegeven. ~
645 Ric 6:15 | Israel, en zeide: Maakt u op, want de HEERE heeft het leger
646 Ric 7:5 | mijn voetstappen volgt, want zij zijn moede; en ik jaag
647 Ric 7:11 | en hij sloeg dat leger, want het leger was zorgeloos. ~
648 Ric 7:20 | trok zijn zwaard niet uit, want hij vreesde, dewijl hij
649 Ric 7:21 | gij op, en val op ons aan, want naar dat de man is, zo is
650 Ric 7:24 | voorhoofdsiersel van zijn roof; want zij hadden gouden voorhoofdsierselen
651 Ric 7:30 | heupe voortgekomen waren; want hij had vele vrouwen. ~
652 Ric 8:3 | neigde zich naar Abimelech; want zij zeiden: Hij is onze
653 Ric 8:5 | Jerubbaal werd overgelaten, want hij had zich verstoken. ~
654 Ric 8:17 | 17 (Want mijn vader heeft voor ulieden
655 Ric 8:28 | Hemor, den vader van Sichem; want waarom zouden wij hem dienen? ~
656 Ric 8:40 | Abimelech jaagde hem na, want hij vlood voor zijn aangezicht;
657 Ric 8:44 | 44 Want Abimelech en de hopen, die
658 Ric 10:2 | onzes vaders niet erven, want gij zijt een zoon van een
659 Ric 10:16 | 16 Want als zij uit Egypte optogen,
660 Ric 10:18 | landpale der Moabieten; want de Arnon is de landpale
661 Ric 10:29 | Gilead en Manasse doortrok; want hij trok door tot Mizpa
662 Ric 10:35 | degenen, die mij beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan
663 Ric 11:4 | van Gilead sloegen Efraim, want de Gileadieten, zijnde tussen
664 Ric 11:5 | 5 Want de Gileadieten namen de
665 Ric 12:5 | 5 Want zie, gij zult zwanger worden,
666 Ric 12:5 | geen scheermes zal komen; want dat knechtje zal een Nazireer
667 Ric 12:7 | drank, en eet niets onreins; want dat knechtje zal een Nazireer
668 Ric 12:16 | zult gij den HEERE offeren. Want Manoach wist niet, dat het
669 Ric 13:3 | zijn vader: Neem mij die, want zij is bevallig in mijn
670 Ric 13:4 | zocht van de Filistijnen; want de Filistijnen heersten
671 Ric 13:10 | Simson aldaar een bruiloft, want alzo plachten de jongelingen
672 Ric 13:17 | hij het haar verklaarde, want zij perste hem; en zij verklaarde
673 Ric 14:2 | 2 Want haar vader zeide: Ik sprak
674 Ric 15:17 | scheermes op mijn hoofd gekomen, want ik ben een Nazireer Gods
675 Ric 15:18 | zeggende: Komt ditmaal op, want hij heeft mij zijn ganse
676 Ric 15:20 | malen, en mij uitschudden; want hij wist niet, dat de HEERE
677 Ric 15:24 | zag, loofden zij hun god, want zij zeiden: Onze god heeft
678 Ric 17:1 | een erfenis om te wonen; want hun was tot op dien dag
679 Ric 17:9 | laat ons tot hen optrekken; want wij hebben dat land bezien,
680 Ric 17:10 | land is wijd van ruimte) want God heeft het in uw hand
681 Ric 17:28 | niemand, die hen verloste; want zij was verre van Sidon,
682 Ric 18:15 | in een straat der stad, want er was niemand, die hen
683 Ric 19:27 | Israels vraagden den HEERE, want aldaar was de ark des verbonds
684 Ric 19:28 | de HEERE zeide: Trekt op, want morgen zal Ik hem in uw
685 Ric 19:36 | dat zij geslagen waren; want de mannen van Israel gaven
686 Ric 19:39 | Israel omtrent dertig man; want zij zeiden: Immers is hij
687 Ric 19:41 | Benjamin werden verbaasd, want zij zagen, dat het kwaad
688 Ric 20:5 | van Israel tot den HEERE? Want er was een grote eed geschied
689 Ric 20:7 | die overgebleven zijn? Want wij hebben bij den HEERE
690 Ric 20:9 | 9 Want het volk werd geteld, en
691 Ric 20:16 | die overgebleven zijn? Want de vrouwen zijn uit Benjamin
692 Ric 20:18 | dochteren kunnen geven; want de kinderen Israels hebben
693 Ric 20:22 | deze krijg genomen hebben; want gijlieden hebt ze hun niet
694 Rut 1:6 | uit de velden van Moab; want zij had gehoord in het land
695 Rut 1:12 | mijn dochters! Gaat heen; want ik ben te oud om een man
696 Rut 1:13 | nemen? Niet, mijn dochters! Want het is mij veel bitterder
697 Rut 1:16 | achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan,
698 Rut 1:20 | niet Naomi, noemt mij Mara; want de Almachtige heeft mij
699 Rut 3:9 | uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de losser. ~
700 Rut 3:11 | gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse stad mijns volks
701 Rut 3:14 | een den ander kennen kon; want hij zeide: Het worde niet
702 Rut 3:17 | gerst heeft hij mij gegeven; want hij zeide tot mij: Kom niet
703 Rut 3:18 | hoe de zaak zal vallen; want die man zal niet rusten,
704 Rut 4:4 | het mij, dat ik het wete; want er is niemand, behalve gij,
705 Rut 4:6 | gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen. ~
706 Rut 4:15 | ouderdom te onderhouden; want uw schoondochter, die u
707 1Sa 1:5 | hij een aanzienlijk deel, want hij had Hanna lief; doch
708 1Sa 1:13 | 13 Want Hanna sprak in haar hart;
709 1Sa 1:16 | voor een dochter Belials; want ik heb tot nu toe gesproken
710 1Sa 1:20 | noemde zijn naam Samuel: Want, zeide zij, ik heb hem van
711 1Sa 2:1 | opengedaan over mijn vijanden; want ik verheug mij in Uw heil. ~
712 1Sa 2:2 | heilig, gelijk de HEERE; want er is niemand dan Gij, en
713 1Sa 2:3 | hards uit uw mond zou gaan; want de HEERE is een God der
714 1Sa 2:8 | stoel der ere doe beerven; want de grondvesten des aardrijks
715 1Sa 2:9 | zullen zwijgen in duisternis; want een man vermag niet door
716 1Sa 2:13 | 13 Want de wijze dier priesters
717 1Sa 2:15 | braden voor den priester; want hij zal geen gekookt vlees
718 1Sa 2:17 | het aangezicht des HEEREN; want de lieden verachtten het
719 1Sa 2:21 | 21 Want de HEERE bezocht Hanna,
720 1Sa 2:24 | 24 Niet, mijn zonen; want dit is geen goed gerucht,
721 1Sa 2:25 | de stem huns vaders niet, want de HEERE wilde hen doden. ~
722 1Sa 2:30 | Dat zij verre van Mij; want die Mij eren, zal Ik eren,
723 1Sa 3:5 | zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Doch
724 1Sa 3:6 | zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Hij
725 1Sa 3:8 | zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Toen
726 1Sa 3:9 | gij zeggen: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort. Toen ging
727 1Sa 3:10 | En Samuel zeide: Spreek, want Uw knecht hoort. ~
728 1Sa 3:13 | 13 Want Ik heb hem te kennen gegeven,
729 1Sa 3:13 | die hij geweten heeft; want als zijn zonen zich hebben
730 1Sa 3:21 | te verschijnen te Silo; want de HEERE openbaarde Zich
731 1Sa 4:2 | Filistijnen aangezicht geslagen; want zij sloegen in de slagorden
732 1Sa 4:7 | vreesden de Filistijnen, want zij zeiden: God is in het
733 1Sa 4:7 | En zij zeiden: Wee ons, want dergelijke is gisteren en
734 1Sa 4:13 | van den weg, uitziende; want zijn hart was sidderende
735 1Sa 4:18 | brak den nek, en stierf; want de man was oud en zwaar;
736 1Sa 4:19 | kromde zij zich, en baarde; want haar weeen overvielen haar. ~
737 1Sa 4:20 | haar stonden: Vrees niet, want gij hebt een zoon gebaard.
738 1Sa 4:22 | gevankelijk weggevoerd uit Israel, want de ark Gods is genomen. ~ ~ ~
739 1Sa 5:7 | Israel bij ons niet blijve; want Zijn hand is hard over ons,
740 1Sa 5:9 | een zeer grote kwelling; want Hij sloeg de lieden dier
741 1Sa 5:11 | en mijn volk niet dode; want er was een dodelijke kwelling
742 1Sa 6:4 | vorsten der Filistijnen; want het is enerlei plaag over
743 1Sa 7:13 | de landpalen van Israel; want de hand des HEEREN was tegen
744 1Sa 7:17 | keerde weder naar Rama; want daar was zijn huis, en daar
745 1Sa 8:7 | zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen,
746 1Sa 9:7 | wij toch dien man brengen? Want het brood is weg uit onze
747 1Sa 9:9 | ons gaan tot den ziener; want die heden een profeet genoemd
748 1Sa 9:12 | aangezicht; haast u nu, want hij is heden in de stad
749 1Sa 9:13 | op de hoogte om te eten; want het volk zal niet eten,
750 1Sa 9:13 | niet eten, totdat hij komt, want hij zegent het offer, daarna
751 1Sa 9:13 | genodigden; daarom gaat nu op, want hem, als heden zult gij
752 1Sa 9:15 | 15 Want de HEERE had het voor Samuels
753 1Sa 9:16 | uit der Filistijnen hand, want Ik heb Mijn volk aangezien,
754 1Sa 9:20 | 20 Want de ezelinnen aangaande,
755 1Sa 9:20 | zet uw hart daarop niet, want zij zijn gevonden; en wiens
756 1Sa 9:24 | overgeblevene; zet het voor u, eet, want het is ter bestemder tijd
757 1Sa 10:7 | wat uw hand vinden zal, want God zal met u zijn. ~
758 1Sa 10:24 | de HEERE verkoren heeft? Want gelijk hij, is er niemand
759 1Sa 11:13 | geen man gedood worden, want de HEERE heeft heden een
760 1Sa 12:19 | God, dat wij niet sterven; want boven al onze zonden hebben
761 1Sa 12:21 | 21 En wijkt niet af; want gij zoudt de ijdelheden
762 1Sa 12:21 | bevorderlijk zijn, noch verlossen, want zij zijn ijdelheden. ~
763 1Sa 12:22 | 22 Want de HEERE zal Zijn volk niet
764 1Sa 12:24 | trouwelijk met uw ganse hart; want ziet, hoe grote dingen Hij
765 1Sa 13:6 | dat zij in nood waren (want het volk was benauwd), zo
766 1Sa 13:13 | dat Hij u geboden heeft; want de HEERE zou nu uw rijk
767 1Sa 13:19 | het ganse land van Israel; want de Filistijnen hadden gezegd:
768 1Sa 14:6 | de HEERE voor ons werken; want bij den HEERE is geen verhindering,
769 1Sa 14:10 | zo zullen wij opklimmen, want de HEERE heeft hen in onze
770 1Sa 14:12 | wapendrager: Klim op achter mij, want de HEERE heeft hen gegeven
771 1Sa 14:15 | het land werd beroerd, want het was een beving Gods. ~
772 1Sa 14:18 | Breng de ark Gods herwaarts. Want de ark Gods was te dien
773 1Sa 14:24 | werden mat te dien dage; want Saul had het volk bezworen,
774 1Sa 14:26 | zijn hand aan zijn mond, want het volk vreesde de bezwering. ~
775 1Sa 14:39 | 39 Want zo waarachtig als de HEERE
776 1Sa 14:45 | op de aarde vallen zal; want hij heeft dit heden met
777 1Sa 15:6 | u met hen niet wegruime; want gij hebt barmhartigheid
778 1Sa 15:15 | de Amalekieten gebracht, want het volk heeft de beste
779 1Sa 15:23 | 23 Want wederspannigheid is een
780 1Sa 15:24 | woorden overtreden heb; want ik heb het volk gevreesd
781 1Sa 15:29 | en het berouwt Hem niet; want Hij is geen mens, dat Hem
782 1Sa 16:1 | Isai, den Bethlehemiet; want Ik heb Mij een koning onder
783 1Sa 16:7 | de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want
784 1Sa 16:7 | want Ik heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens
785 1Sa 16:7 | niet gelijk de mens ziet; want de mens ziet aan, wat voor
786 1Sa 16:11 | heen en laat hem halen; want wij zullen niet rondom aanzitten,
787 1Sa 16:12 | zeide: Sta op, zalf hem, want deze is het. ~
788 1Sa 16:22 | voor mijn aangezicht staan, want hij heeft genade in mijn
789 1Sa 17:25 | gezien, die opgekomen is? Want hij is opgekomen, om Israel
790 1Sa 17:26 | smaad van Israel wendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn,
791 1Sa 17:28 | boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat
792 1Sa 17:33 | om met hem te strijden; want gij zijt een jongeling,
793 1Sa 17:39 | klederen, en wilde gaan; want hij had het nooit verzocht.
794 1Sa 17:39 | Ik kan in deze niet gaan, want ik heb het nooit verzocht;
795 1Sa 17:42 | zag, zo verachtte hij hem; want hij was een jongeling, roodachtig,
796 1Sa 17:47 | noch door de spies verlost; want de krijg is des HEEREN,
797 1Sa 18:12 | Saul vreesde voor David, want de HEERE was met hem, en
798 1Sa 18:16 | en Juda had David lief; want hij ging uit en hij ging
799 1Sa 18:17 | voer den krijg des HEEREN. Want Saul zeide: Dat mijn hand
800 1Sa 18:25 | aan des konings vijanden. Want Saul dacht David te vellen
801 1Sa 19:5 | 5 Want hij heeft zijn ziel in zijn
802 1Sa 20:6 | stad Bethlehem mocht lopen; want aldaar is een jaarlijks
803 1Sa 20:8 | barmhartigheid aan uw knecht, want gij hebt uw knecht in een
804 1Sa 20:17 | omdat hij hem liefhad; want hij had hem lief met de
805 1Sa 20:18 | maan; dan zal men u missen, want uw zitplaats zal ledig gevonden
806 1Sa 20:21 | herwaarts, neem hem; en kom gij, want er is vrede voor u, en er
807 1Sa 20:22 | u af en verder; ga heen, want de HEERE heeft u laten gaan. ~
808 1Sa 20:26 | sprak te dien dage niets, want hij zeide: Hem is wat voorgevallen,
809 1Sa 20:29 | zeide: Laat mij toch gaan; want ons geslacht heeft een offer
810 1Sa 20:31 | 31 Want al de dagen, die de zoon
811 1Sa 20:31 | heen, en haal hem tot mij, want hij is een kind des doods. ~
812 1Sa 20:34 | nieuwe maan geen brood, want hij was bekommerd om David,
813 1Sa 21:8 | hand geen spies of zwaard? Want ik heb noch mijn zwaard
814 1Sa 21:9 | nemen wilt, zo neem het, want hier is geen ander dan dit.
815 1Sa 22:8 | voor mijn oor openbaart; want mijn zoon heeft mijn knecht
816 1Sa 22:15 | ganse huis mijns vader; want uw knecht heeft van al deze
817 1Sa 22:23 | Blijf bij mij; vrees niet; want wie mijn ziel zoeken zal,
818 1Sa 23:4 | op, trek af naar Kehila; want Ik geef de Filistijnen in
819 1Sa 23:7 | in mijn hand overgegeven, want hij is besloten, komende
820 1Sa 23:17 | zeide tot hem: Vrees niet, want de hand van Saul, mijn vader,
821 1Sa 23:22 | wie hem daar gezien heeft; want hij heeft tot mij gezegd,
822 1Sa 23:27 | zeggende: Haast u, en kom, want de Filistijnen zijn in het
823 1Sa 24:7 | tegen hem uitsteken zou; want hij is de gezalfde des HEEREN! ~
824 1Sa 24:11 | mijn hand verschoonde u, want ik zeide: Ik zal mijn hand
825 1Sa 24:11 | uitsteken tegen mijn heer, want hij is de gezalfde des HEEREN. ~
826 1Sa 24:12 | uws mantels in mijn hand; want als ik de slip uws mantels
827 1Sa 24:18 | zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden,
828 1Sa 24:19 | gij mij goed gedaan hebt; want de HEERE had mij in uw hand
829 1Sa 25:8 | genade vinden in uw ogen, want wij zijn op een goeden dag
830 1Sa 25:17 | zie, wat gij doen zult; want het kwaad is ten volle over
831 1Sa 25:25 | Belials man, aan Nabal; want gelijk zijn naam is, alzo
832 1Sa 25:28 | dienstmaagd de overtreding, want de HEERE zal zekerlijk mijn
833 1Sa 25:34 | 34 Want voorzeker, de HEERE, de
834 1Sa 25:44 | 44 Want Saul had zijn dochter Michal,
835 1Sa 26:4 | 4 Want David had verspieders gezonden,
836 1Sa 26:9 | Abisai: Verderf hem niet; want wie heeft zijn hand aan
837 1Sa 26:12 | niemand, die ontwaakte; want zij sliepen allen; want
838 1Sa 26:12 | want zij sliepen allen; want er was een diepe slaap des
839 1Sa 26:15 | koning, geen wacht gehouden? Want daar is een van het volk
840 1Sa 26:18 | zijn knecht alzo achterna, want wat heb ik gedaan, en wat
841 1Sa 26:20 | het aangezicht des HEEREN; want de koning van Israel is
842 1Sa 26:21 | weder, mijn zoon David, want ik zal u geen kwaad meer
843 1Sa 26:23 | gerechtigheid en zijn getrouwheid; want de HEERE had u heden in
844 1Sa 27:5 | lands, dat ik daar wone; want waarom zou uw knecht in
845 1Sa 27:8 | Girzieten, en de Amalekieten (want deze zijn vanouds geweest
846 1Sa 28:12 | Waarom hebt gij mij bedrogen? Want gij zijt Saul. ~
847 1Sa 28:15 | Ik ben zeer beangstigd, want de Filistijnen krijgen tegen
848 1Sa 28:17 | 17 Want de HEERE heeft voor Zich
849 1Sa 28:20 | was er geen kracht in hem; want hij had den gehelen dag
850 1Sa 29:4 | tegenpartijder worde in den strijd; want waarmede zou deze zich bij
851 1Sa 29:6 | leger is goed in mijn ogen; want ik heb geen kwaad bij u
852 1Sa 30:6 | En David werd zeer bang, want het volk sprak van hem te
853 1Sa 30:6 | sprak van hem te stenigen; want de zielen van het ganse
854 1Sa 30:8 | zeide tot hem: Jaag na, want gij zult gewisselijk achterhalen,
855 1Sa 30:12 | geest kwam weder in hem; want hij had in drie dagen en
856 1Sa 30:24 | ulieden in deze zaak horen? Want gelijk het deel dergenen
857 1Sa 30:25 | en voortaan alzo geweest; want hij heeft het tot een inzetting
858 1Sa 31:4 | wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam
859 2Sa 1:9 | toch bij mij, en dood mij; want deze malienkolder heeft
860 2Sa 1:9 | malienkolder heeft mij opgehouden; want mijn leven is nog gans in
861 2Sa 1:10 | bij hem, en doodde hem; want ik wist, dat hij na zijn
862 2Sa 1:16 | Uw bloed zij op uw hoofd; want uw mond heeft tegen u getuigd,
863 2Sa 1:21 | noch velden der hefofferen; want aldaar is der helden schild
864 2Sa 3:18 | 18 Zo doet het nu; want de HEERE heeft tot David
865 2Sa 3:22 | niet bij David te Hebron; want hij had hem laten gaan,
866 2Sa 4:2 | de kinderen van Benjamin; want ook Beeroth werd aan Benjamin
867 2Sa 4:7 | 7 Want zij kwamen in huis, als
868 2Sa 5:8 | 8 Want David zeide ten zelven dage:
869 2Sa 5:10 | geduriglijk voort, en werd groot; want de HEERE, de God der heirscharen,
870 2Sa 5:19 | zeide tot David: Trek op, want Ik zal de Filistijnen zekerlijk
871 2Sa 5:24 | moerbezienbomen, dan rep u; want alsdan is de HEERE voor
872 2Sa 6:6 | de ark Gods, en hield ze, want de runderen struikelden. ~
873 2Sa 7:3 | doe al wat in uw hart is, want de HEERE is met u. ~
874 2Sa 7:6 | 6 Want Ik heb in geen huis gewoond,
875 2Sa 7:20 | nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht, Heere
876 2Sa 7:22 | zijt Gij groot, HEERE God! Want er is niemand gelijk Gij,
877 2Sa 7:27 | 27 Want Gij, HEERE der heirscharen,
878 2Sa 7:29 | voor uw aangezicht zij; want Gij, Heere HEERE, hebt het
879 2Sa 8:10 | gekrijgd en hem geslagen had, (want Hadad-ezer voerde steeds
880 2Sa 9:7 | zeide tot hem: Vrees niet, want ik zal zekerlijk weldadigheid
881 2Sa 10:5 | zo zond hij hun tegemoet; want deze mannen waren zeer beschaamd.
882 2Sa 11:25 | niet kwaad zijn in uw ogen, want het zwaard verteert zowel
883 2Sa 12:12 | 12 Want gij hebt het in het verborgen
884 2Sa 12:18 | dat het kind dood was, want zij zeiden: Ziet, als het
885 2Sa 12:18 | zeggen: Het kind is dood? Want het mocht kwaad doen. ~
886 2Sa 12:22 | heb ik gevast en geweend; want ik zeide: Wie weet, de HEERE
887 2Sa 13:2 | zijner zuster Thamars wil; want zij was een maagd, zodat
888 2Sa 13:12 | broeder, verkracht mij niet, want alzo doet men niet in Israel;
889 2Sa 13:13 | 13 Want ik, waarhenen zou ik mijn
890 2Sa 13:13 | toch nu tot den koning, want hij zal mij van u niet onthouden. ~
891 2Sa 13:15 | met een zeer groten haat; want de haat, waarmede hij haar
892 2Sa 13:18 | een veelvervigen rok aan; want alzo werden des konings
893 2Sa 13:32 | maar Amnon alleen is dood; want bij Absalom is er op toegelegd,
894 2Sa 13:33 | konings zonen zijn dood; want Amnon alleen is dood. ~
895 2Sa 13:39 | Absalom uit te trekken; want hij had zich getroost over
896 2Sa 14:13 | tegen Gods volk gedaan? Want daaruit, dat de koning dit
897 2Sa 14:14 | 14 Want wij zullen den dood sterven,
898 2Sa 14:16 | 16 Want de koning zal horen, om
899 2Sa 14:17 | konings, zij toch tot rust; want gelijk een Engel Gods, alzo
900 2Sa 14:19 | koning gesproken heeft; want uw knecht Joab heeft het
901 2Sa 15:8 | 8 Want uw knecht heeft een gelofte
902 2Sa 15:11 | gaande in hun eenvoudigheid, want zij wisten van geen zaak. ~
903 2Sa 15:14 | op, en laat ons vlieden, want er zou voor ons geen ontkomen
904 2Sa 15:19 | en blijf bij den koning; want gij zijt vreemd, en ook
905 2Sa 16:3 | hij blijft te Jeruzalem, want hij zeide: Heden zal mij
906 2Sa 16:10 | Zeruja? Ja, laat hem vloeken; want de HEERE toch heeft tot
907 2Sa 16:11 | geworden, dat hij vloeke, want de HEERE heeft het hem gezegd. ~
908 2Sa 17:10 | leeuwenhart, te enen male smelten; want gans Israel weet, dat uw
909 2Sa 17:17 | het den koning David aan; want zij mochten zich niet zien
910 2Sa 17:21 | haastelijk over het water, want alzo heeft Achitofel tegen
911 2Sa 17:29 | met hem was, om te eten, want zij zeiden: Dit volk is
912 2Sa 18:3 | Gij zult niet uittrekken; want of wij te enen male vloden,
913 2Sa 18:8 | 8 Want de strijd werd aldaar verspreid
914 2Sa 18:12 | konings zoon niet slaan; want de koning heeft u, en Abisai,
915 2Sa 18:16 | Israel achterna te jagen, want Joab hield het volk terug. ~
916 2Sa 18:18 | die in het koningsdal is; want hij zeide: Ik heb geen zoon,
917 2Sa 19:2 | het ganse volk tot rouw; want het volk had te dienzelven
918 2Sa 19:6 | hatende die u liefhebben; want gij geeft heden te kennen,
919 2Sa 19:6 | knechten bij u niets zijn; want ik merk heden, dat zo Absalom
920 2Sa 19:7 | het hart uwer knechten; want ik zweer bij den HEERE,
921 2Sa 19:11 | te halen in zijn huis? (Want de rede van het ganse Israel
922 2Sa 19:20 | 20 Want uw knecht weet het zekerlijk,
923 2Sa 19:22 | gedood worden in Israel? Want weet ik niet, dat ik heden
924 2Sa 19:26 | knecht heeft mij bedrogen; want uw knecht zeide: Ik zal
925 2Sa 19:26 | tot den koning trekken, want uw knecht is kreupel. ~
926 2Sa 19:28 | 28 Want al mijns vaders huis is
927 2Sa 19:32 | Mahanaim zijn verblijf had; want hij was een zeer groot man. ~
928 2Sa 22:5 | 5 Want baren des doods hadden mij
929 2Sa 22:20 | ruimte, en rukte mij uit, want Hij had lust aan mij. ~
930 2Sa 22:22 | 22 Want ik heb des HEEREN wegen
931 2Sa 22:23 | 23 Want al Zijn rechten waren voor
932 2Sa 22:29 | 29 Want Gij zijt mijn Lamp, o HEERE,
933 2Sa 22:30 | 30 Want met U loop ik door een bende;
934 2Sa 22:32 | 32 Want wie is God, behalve de HEERE,
935 2Sa 22:40 | 40 Want Gij omgorddet mij met kracht
936 2Sa 24:10 | misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan. ~
937 2Sa 24:14 | hand des HEEREN vallen, want Zijn barmhartigheden zijn
938 2Sa 24:24 | u kopen voor den prijs; want ik zal den HEERE, mijn God,
939 1Kon 1:25 | 25 Want hij is heden afgegaan, en
940 1Kon 1:35 | koning zijn in mijn plaats; want ik heb geboden, dat hij
941 1Kon 1:42 | en Adonia zeide: Kom in, want gij zijt een kloek man,
942 1Kon 1:51 | vreest den koning Salomo, want zie, hij heeft de hoornen
943 1Kon 2:7 | die aan uw tafel eten; want alzo naderden zij tot mij,
944 1Kon 2:15 | mijns broeders geworden is; want het is van den HEERE hem
945 1Kon 2:17 | toch tot den koning Salomo, want hij zal uw aangezicht niet
946 1Kon 2:20 | haar: Begeer, mijn moeder, want ik zal uw aangezicht niet
947 1Kon 2:22 | voor hem het koninkrijk (want hij is mijn broeder, die
948 1Kon 2:26 | Anathoth, op uw akkers; want gij zijt een man des doods;
949 1Kon 2:28 | het gerucht tot Joab kwam (want Joab had zich gewend achter
950 1Kon 2:37 | 37 Want het zal geschieden ten dage
951 1Kon 3:2 | het volk op de hoogten, want geen huis was den Naam des
952 1Kon 3:9 | onderscheidende tussen goed en kwaad; want wie zou dit Uw zwaar volk
953 1Kon 3:26 | was, sprak tot den koning (want haar ingewand ontstak over
954 1Kon 3:28 | aangezicht des konings; want zij zagen, dat de wijsheid
955 1Kon 4:24 | 24 Want hij had heerschappij over
956 1Kon 5:1 | zijn knechten tot Salomo (want hij had gehoord, dat zij
957 1Kon 5:6 | al wat gij zeggen zult; want gij weet, dat onder ons
958 1Kon 6:6 | zeven ellen in haar breedte; want hij had aan het huis rondom
959 1Kon 7:15 | 15 Want hij vormde twee koperen
960 1Kon 8:7 | 7 Want de cherubim spreidden beide
961 1Kon 8:11 | dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid des HEEREN
962 1Kon 8:20 | dat Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in de plaats
963 1Kon 8:24 | tot hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken,
964 1Kon 8:39 | gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart
965 1Kon 8:42 | 42 (Want zij zullen horen van Uw
966 1Kon 8:46 | gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die niet
967 1Kon 8:51 | 51 Want zij zijn Uw volk en Uw erfdeel,
968 1Kon 8:53 | 53 Want Gij hebt hen U tot een erfdeel
969 1Kon 8:64 | het vet der dankofferen; want het koperen altaar, dat
970 1Kon 9:16 | 16 Want Farao, de koning van Egypte,
971 1Kon 10:21 | geen zilver was er aan; want het werd in de dagen van
972 1Kon 10:22 | 22 Want de koning had in zee schepen
973 1Kon 11:4 | 4 Want het geschiedde in den tijd
974 1Kon 11:5 | 5 Want Salomo wandelde Astoreth,
975 1Kon 11:15 | 15 Want het was geschied, als David
976 1Kon 11:16 | 16 Want Joab bleef aldaar zes maanden,
977 1Kon 11:25 | het kwaad, dat Hadad deed; want hij had een afkeer van Israel,
978 1Kon 11:31 | Jerobeam: Neem u tien stukken; want alzo zegt de HEERE, de God
979 1Kon 12:1 | Rehabeam toog naar Sichem, want het ganse Israel was te
980 1Kon 12:2 | daar hij nog in Egypte was (want hij was van het aangezicht
981 1Kon 12:13 | antwoordde het volk hardelijk; want hij verliet den raad der
982 1Kon 12:15 | koning naar het volk niet; want deze omwending was van den
983 1Kon 12:24 | kere weder tot zijn huis, want deze zaak is van Mij geschied.
984 1Kon 12:30 | deze zaak werd tot zonde; want het volk ging heen voor
985 1Kon 13:9 | 9 Want zo heeft mij de HEERE geboden
986 1Kon 13:17 | 17 Want een woord is tot mij geschied
987 1Kon 13:32 | 32 Want de zaak zal gewisselijk
988 1Kon 14:4 | Ahia nu kon niet zien, want zijn ogen stonden stijf
989 1Kon 14:5 | vragen, aangaande haar zoon, want hij is krank; zo en zo zult
990 1Kon 14:6 | stelt gij u dus vreemd aan? Want ik ben tot u gezonden met
991 1Kon 14:11 | vogelen des hemels eten; want de HEERE heeft het gesproken. ~
992 1Kon 14:13 | beklagen, en hem begraven; want deze alleen van Jerobeam
993 1Kon 14:23 | 23 Want ook zij bouwden zich hoogten,
994 1Kon 15:12 | 12 Want hij nam weg de schandjongens
995 1Kon 15:17 | 17 Want Baesa, de koning van Israel,
996 1Kon 17:5 | naar het woord des HEEREN; want hij ging en woonde bij de
997 1Kon 17:7 | dat de beek uitdroogde; want geen regen was in het land
998 1Kon 17:14 | 14 Want zo zegt de HEERE, de God
999 1Kon 18:1 | heen, vertoon u aan Achab; want Ik zal regen geven op den
1000 1Kon 18:4 | 4 Want het geschiedde, als Izebel
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4250 |