Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
wanneer 500
wannen 5
wanners 1
want 4250
wapen 2
wapende 1
wapendrager 17
Frequency    [«  »]
5157 op
4462 als
4422 mijn
4250 want
4160 mij
4039 aan
3972 voor

Bijbel

IntraText - Concordances

want

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4250

     Book Chapter: Verse
1001 1Kon 18:25 | en bereidt gij hem eerst, want gij zijt velen; en roept 1002 1Kon 18:27 | Roept met luider stem, want hij is een god; omdat hij 1003 1Kon 18:41 | Trek op, eet en drink; want er is een geruis van een 1004 1Kon 19:4 | neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn 1005 1Kon 19:7 | en zeide: Sta op, eet, want de weg zou te veel voor 1006 1Kon 19:10 | den God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben 1007 1Kon 19:14 | den God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben 1008 1Kon 19:20 | tot hem: Ga, keer weder; want wat heb ik u gedaan? ~ 1009 1Kon 20:7 | dat deze het kwade zoekt; want hij had tot mij gezonden, 1010 1Kon 20:22 | zie, wat gij doen zult; want met de wederkomst des jaars 1011 1Kon 20:23 | 23 Want de knechten van den koning 1012 1Kon 21:15 | weigerde om geld te geven; want Naboth leeft niet, maar 1013 1Kon 22:6 | En zij zeiden: Trek op, want de HEERE zal ze in de hand 1014 1Kon 22:12 | gij zult voorspoedig zijn; want de HEERE zal hen in de hand 1015 1Kon 22:15 | gij zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal ze in de hand 1016 1Kon 22:34 | voer mij uit het leger, want ik ben zeer verwond. ~ 1017 1Kon 22:49 | goud; maar zij gingen niet, want de schepen werden gebroken 1018 1Kon 22:53 | was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde in den weg 1019 2Kon 1:9 | als hij tot hem opkwam (want ziet, hij zat op de hoogte 1020 2Kon 1:17 | Josafat, den koning van Juda; want hij had geen zoon. ~ 1021 2Kon 2:2 | Elisa: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar 1022 2Kon 2:4 | Elisa, blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar 1023 2Kon 2:6 | tot hem: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar 1024 2Kon 3:2 | vader en gelijk zijn moeder; want hij deed dag opgerichte 1025 2Kon 3:13 | Israel zeide tot hem: Neen, want de HEERE heeft deze drie 1026 2Kon 3:17 | 17 Want zo zegt de HEERE: Gijlieden 1027 2Kon 4:13 | 13 (Want hij had hem gezegd: Zeg 1028 2Kon 4:27 | zeide: Laat ze geworden; want haar ziel is in haar bitterlijk 1029 2Kon 4:39 | sneed ze in den moespot; want zij kenden ze niet. ~ 1030 2Kon 4:43 | het volk, dat zij eten; want alzo zegt de HEERE: Men 1031 2Kon 5:1 | heren, en van hoog aanzien; want door hem had de HEERE den 1032 2Kon 5:7 | melaatsheid te ontledigen? Want voorwaar, merkt toch, en 1033 2Kon 5:17 | van een juk muildieren; want uw knecht zal niet meer 1034 2Kon 6:5 | en zeide: Ach, mijn heer, want het was geleend. ~ 1035 2Kon 6:9 | door die plaats niet trekt, want de Syriers zijn daarhenen 1036 2Kon 6:16 | En hij zeide: Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer, 1037 2Kon 6:25 | grote honger in Samaria; want ziet, zij belegerden ze, 1038 2Kon 7:6 | 6 Want de HEERE had het heir der 1039 2Kon 7:18 | 18 Want het was geschied, gelijk 1040 2Kon 7:20 | Even alzo geschiedde hem, want het volk vertrad hem in 1041 2Kon 8:1 | waar gij verkeren kunt; want de HEERE heeft een honger 1042 2Kon 8:2 | woord van den man Gods; want zij was gegaan met haar 1043 2Kon 8:10 | ganselijk niet genezen; want de HEERE heeft mij getoond, 1044 2Kon 8:18 | het huis van Achab deed; want de dochter van Achab was 1045 2Kon 8:27 | gelijk het huis van Achab; want hij was een schoonzoon van 1046 2Kon 8:29 | Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank. ~  ~ 1047 2Kon 9:9 | 9 Want Ik zal het huis van Achab 1048 2Kon 9:16 | Jehu, en toog naar Jizreel; want Joram lag aldaar; en Ahazia, 1049 2Kon 9:20 | Jehu, den zoon van Nimsi, want hij drijft onzinniglijk. ~ 1050 2Kon 9:25 | Naboth, den Jizreeliet; want gedenk, als ik en gij nevens 1051 2Kon 9:34 | vervloekte, en begraaf ze; want zij is eens konings dochter. ~ 1052 2Kon 10:10 | zal op de aarde vallen; want de HEERE heeft gedaan, wat 1053 2Kon 10:19 | dat niemand gemist worde; want ik heb een grote offerande 1054 2Kon 10:32 | HEERE Israel af te korten, want Hazael sloeg ze in alle 1055 2Kon 11:15 | haar volgt, met het zwaard; want de priester had gezegd: 1056 2Kon 12:15 | het werk deden, te geven; want zij handelden trouwelijk. ~ 1057 2Kon 12:21 | 21 Want Jozacar, de zoon van Simeath, 1058 2Kon 13:15 | het werk deden, te geven; want zij handelden trouwelijk. ~ 1059 2Kon 13:21 | 21 Want Jozacar, de zoon van Simeath, 1060 2Kon 14:2 | was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde na de zonden 1061 2Kon 14:4 | de HEERE verhoorde hem; want Hij zag de verdrukking van 1062 2Kon 14:7 | 7 Want hij had Joahaz geen volk 1063 2Kon 14:7 | tien duizend voetvolks; want de koning van Syrie had 1064 2Kon 14:17 | verlossing tegen de Syriers; want gij zult de Syriers slaan 1065 2Kon 15:10 | eer, en blijf in uw huis; want waarom zoudt gij u in het 1066 2Kon 15:26 | 26 Want de HEERE zag, dat de ellende 1067 2Kon 16:14 | 14 Want Menahem, de zoon van Gadi, 1068 2Kon 17:3 | 3 Want hij wandelde in den weg 1069 2Kon 17:9 | koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog 1070 2Kon 18:3 | 3 Want hij wandelde in den weg 1071 2Kon 18:9 | koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog 1072 2Kon 19:5 | 5 Want de koning van Assyrie toog 1073 2Kon 19:7 | 7 Want het was geschied, dat de 1074 2Kon 19:21 | 21 Want Hij scheurde Israel van 1075 2Kon 19:30 | 30 Want de lieden van Babel maakten 1076 2Kon 20:6 | 6 Want hij kleefde den HEERE aan; 1077 2Kon 20:26 | knechten in het Syrisch, want wij verstaan het wel; en 1078 2Kon 20:29 | Hizkia u niet bedriege: want hij zal u niet kunnen redden 1079 2Kon 20:31 | Hoort naar Hizkia niet; want zo zegt de koning van Assyrie: 1080 2Kon 20:32 | hoort niet naar Hizkia, want hij hitst u op, zeggende: 1081 2Kon 20:36 | antwoordde hem niet een woord; want het gebod des konings was, 1082 2Kon 21:3 | schelding, en der lastering; want de kinderen zijn gekomen 1083 2Kon 21:8 | strijdende tegen Libna; want hij had gehoord, dat hij 1084 2Kon 21:18 | goden in het vuur geworpen; want zij waren geen goden, maar 1085 2Kon 21:30 | 30 Want het ontkomene, dat overgebleven 1086 2Kon 21:31 | 31 Want van Jeruzalem zal het overblijfsel 1087 2Kon 21:34 | 34 Want Ik zal deze stad beschermen, 1088 2Kon 22:1 | Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven, en niet 1089 2Kon 22:12 | een geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord, dat Hizkia 1090 2Kon 23:3 | 3 Want hij bouwde de hoogten weder 1091 2Kon 23:9 | 9 Maar zij hoorden niet; want Manasse deed hen dwalen, 1092 2Kon 23:21 | 21 Want hij wandelde in al den weg, 1093 2Kon 24:7 | in hun hand geleverd was, want zij handelden trouwelijk. ~ 1094 2Kon 24:13 | boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN 1095 2Kon 25:22 | 22 Want gelijk dit pascha was er 1096 2Kon 26:7 | niet meer uit zijn land; want de koning van Babel had, 1097 2Kon 26:20 | 20 Want het geschiedde, om den toorn 1098 2Kon 27:26 | heiren, en kwamen in Egypte; want zij vreesden voor de Chaldeen. ~ 1099 1Kro 3:4 | zijn hem te Hebron geboren; want hij regeerde daar zeven 1100 1Kro 4:9 | Jabez genoemd, zeggende: Want ik heb hem met smarten gebaard. ~ 1101 1Kro 4:10 | 10 Want Jabez riep den God Israels 1102 1Kro 4:14 | des dals der werkmeesters; want zij waren werkmeesters. ~ 1103 1Kro 4:40 | begrip, en stil, en gerust; want die van Cham woonden daar 1104 1Kro 4:41 | woonden aan hun plaats, want daar was weide voor hun 1105 1Kro 5:1 | eerstgeborene van Israel; (want hij was de eerstgeborene; 1106 1Kro 5:2 | 2 Want Juda werd machtig onder 1107 1Kro 5:9 | van de rivier Frath af; want hun vee was veel geworden 1108 1Kro 5:22 | 22 Want er vielen vele verwonden, 1109 1Kro 6:54 | huisgezin der Kahathieten, want dat lot was voor hen. ~ 1110 1Kro 6:67 | 67 Want zij gaven hun van de vrijsteden, 1111 1Kro 7:4 | krijgsheirs zes en dertig duizend; want zij hadden vele vrouwen 1112 1Kro 9:26 | 26 Want in dat ambt waren vier overste 1113 1Kro 9:27 | nacht rondom het huis Gods; want op hen was de wacht, en 1114 1Kro 9:28 | de vaten van den dienst; want bij getal droegen zij ze 1115 1Kro 9:29 | 29 Want uit dezelve zijn er besteld 1116 1Kro 9:33 | de kameren, dienstvrij; want dag en nacht was het op 1117 1Kro 10:4 | wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam 1118 1Kro 11:4 | Jeruzalem, welke is Jebus; want daar waren de Jebusieten, 1119 1Kro 11:6 | 6 Want David zeide: Al wie de Jebusieten 1120 1Kro 11:9 | geduriglijk voort, en werd groot, want de HEERE der heirscharen 1121 1Kro 12:18 | u, en vrede uw helperen; want uw God helpt u. Toen nam 1122 1Kro 12:19 | alhoewel zij hen niet hielpen; want de vorsten der Filistijnen 1123 1Kro 12:21 | David mede tegen die benden; want alle dezen waren kloeke 1124 1Kro 12:22 | 22 Want er kwamen er te dier tijd 1125 1Kro 12:29 | van Saul, drie duizend; want tot nog toe waren er velen 1126 1Kro 12:39 | lang, etende en drinkende; want hun broeders hadden voor 1127 1Kro 12:40 | en klein vee in menigte; want er was blijdschap in Israel. ~  ~  1128 1Kro 13:3 | Gods tot ons wederhalen, want wij hebben ze in de dagen 1129 1Kro 13:4 | dat men alzo doen zou; want die zaak was recht in de 1130 1Kro 13:9 | uit, om de ark te houden, want de runderen struikelden. ~ 1131 1Kro 14:2 | bevestigd had over Israel; want zijn koninkrijk werd ten 1132 1Kro 14:10 | zeide tot hem: Trek op, want Ik zal hen in uw hand geven. ~ 1133 1Kro 14:15 | kom dan uit ten strijde; want God zal voor uw aangezicht 1134 1Kro 15:2 | dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, 1135 1Kro 15:13 | 13 Want omdat gijlieden ten eerste 1136 1Kro 15:22 | onderwees hen in het opheffen; want hij was verstandig. ~ 1137 1Kro 16:25 | 25 Want de HEERE is groot, en zeer 1138 1Kro 16:26 | 26 Want al de goden der volken zijn 1139 1Kro 16:34 | 34 Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid 1140 1Kro 16:34 | HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is 1141 1Kro 16:41 | zijn om den HEERE te loven; want Zijn goedertierenheid is 1142 1Kro 17:2 | alles, wat in uw hart is, want God is met u. ~ 1143 1Kro 17:5 | 5 Want Ik heb in geen huis gewoond 1144 1Kro 17:25 | 25 Want Gij, mijn God, hebt voor 1145 1Kro 17:27 | voor Uw aangezicht zij; want Gij, HEERE, hebt het gezegend, 1146 1Kro 18:10 | gestreden, en hem verslagen had (want Hadar-ezer voerde oorlog 1147 1Kro 19:10 | gestreden, en hem verslagen had (want Hadar-ezer voerde oorlog 1148 1Kro 20:2 | Hanun, den zoon van Nahas; want zijn vader heeft weldadigheid 1149 1Kro 20:5 | en hij zond hun tegemoet; want die mannen waren zeer beschaamd. 1150 1Kro 22:6 | hij onder dezelve niet; want des konings woord was Joab 1151 1Kro 22:8 | misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gehandeld. ~ 1152 1Kro 22:13 | hand des HEEREN vallen; want Zijn barmhartigheden zijn 1153 1Kro 22:24 | kopen voor het volle geld; want ik zal voor den HEERE niet 1154 1Kro 22:29 | 29 Want de tabernakel des HEEREN, 1155 1Kro 22:30 | hetzelve, om God te zoeken; want hij was verschrikt voor 1156 1Kro 23:4 | cederenhout zonder getal; want de Sidoniers en de Tyriers 1157 1Kro 23:5 | 5 Want David zeide: Mijn zoon Salomo 1158 1Kro 23:8 | bloed in menigte vergoten, want gij hebt grote krijgen gevoerd; 1159 1Kro 23:9 | zal een man der rust zijn, want Ik zal hem rust geven van 1160 1Kro 23:9 | zijn vijanden rondom henen; want zijn naam zal Salomo zijn, 1161 1Kro 23:14 | ijzers is geen gewicht, want het is er in menigte; ik 1162 1Kro 23:18 | rust gegeven rondom henen? Want Hij heeft de inwoners des 1163 1Kro 24:25 | 25 Want David had gezegd: De HEERE, 1164 1Kro 24:27 | 27 Want naar de laatste woorden 1165 1Kro 25:5 | loten af, dezen met genen; want de oversten des heiligdoms 1166 1Kro 26:5 | den hoorn te verheffen; want God had Heman veertien zonen 1167 1Kro 27:5 | Peullethai de achtste; want God had hem gezegend. ~ 1168 1Kro 27:6 | over het huis huns vaders; want zij waren kloeke helden. ~ 1169 1Kro 29:3 | Mijn Naam geen huis bouwen, want gij zijt een krijgsman, 1170 1Kro 29:4 | wezen zou in eeuwigheid; want Hij heeft Juda tot een voorganger 1171 1Kro 29:5 | 5 En uit al mijn zonen (want de HEERE heeft mij vele 1172 1Kro 29:6 | en Mijn voorhoven bouwen; want Ik heb hem Mij uitverkoren 1173 1Kro 29:9 | en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle 1174 1Kro 29:10 | 10 Zie nu toe, want de HEERE heeft u verkoren, 1175 1Kro 29:20 | en wees niet verslagen; want de HEERE God, mijn God, 1176 1Kro 30:1 | werk daarentegen is groot, want het is geen paleis voor 1177 1Kro 30:9 | over hun vrijwillig geven; want zij gaven met een volkomen 1178 1Kro 30:11 | overwinning, en de majesteit; want alles, wat in den hemel 1179 1Kro 30:14 | 14 Want wie ben ik, en wat is mijn 1180 1Kro 30:14 | vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van U, en wij 1181 1Kro 30:15 | 15 Want wij zijn vreemdelingen en 1182 2Kro 1:1 | versterkt in zijn koninkrijk, want de HEERE, zijn God, was 1183 2Kro 1:3 | hoogte, die te Gibeon was; want daar was de tent der samenkomst 1184 2Kro 1:4 | David voor haar bereid had; want hij had voor haar een tent 1185 2Kro 1:9 | gedaan aan mijn vader David; want Gij hebt mij koning gemaakt 1186 2Kro 1:10 | dit volk uitga en inga; want wie zou dit Uw groot volk 1187 2Kro 2:5 | bouwen, zal groot zijn; want onze God is groter dan alle 1188 2Kro 2:8 | algummimhout uit Libanon; want ik weet, dat uw knechten 1189 2Kro 2:9 | in menigte te bereiden; want het huis, dat ik zal bouwen, 1190 2Kro 4:18 | vaten, in grote menigte; want het gewicht des kopers werd 1191 2Kro 5:8 | 8 Want de cherubim spreidden de 1192 2Kro 5:11 | het heilige uitgingen; (want al de priesters, die gevonden 1193 2Kro 5:14 | niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid des HEEREN 1194 2Kro 6:8 | 8 Want de cherubim spreidden de 1195 2Kro 6:11 | het heilige uitgingen; (want al de priesters, die gevonden 1196 2Kro 6:14 | niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid des HEEREN 1197 2Kro 7:10 | dat Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in de plaats 1198 2Kro 7:13 | 13 (Want Salomo had een koperen gestoelte 1199 2Kro 7:15 | tot hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, 1200 2Kro 7:30 | gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart 1201 2Kro 7:36 | gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die niet 1202 2Kro 8:2 | in het huis des HEEREN; want de heerlijkheid des HEEREN 1203 2Kro 8:7 | dankofferen bereid had; want het koperen altaar, dat 1204 2Kro 8:9 | hielden zij een verbodsdag; want zij hielden de inwijding 1205 2Kro 8:16 | 16 Want Ik heb nu dit huis verkoren 1206 2Kro 9:9 | tot slaven in zijn werk; (want zij waren krijgslieden, 1207 2Kro 9:11 | hij voor haar gebouwd had; want hij zeide: Mijn vrouw zal 1208 2Kro 9:14 | verdelingen, aan elke poort; want alzo was het gebod van David, 1209 2Kro 10:21 | 21 Want des konings schepen voeren 1210 2Kro 11:1 | Rehabeam toog naar Sichem; want het ganse Israel was te 1211 2Kro 11:3 | 3 Want zij zonden henen, en lieten 1212 2Kro 11:13 | antwoordde hun hardelijk; want de koning Rehabeam verliet 1213 2Kro 11:15 | koning naar het volk niet; want deze omwending was van God, 1214 2Kro 12:4 | kere weder tot zijn huis, want deze zaak is van Mij geschied. 1215 2Kro 12:14 | 14 Want de Levieten verlieten hun 1216 2Kro 12:14 | in Juda en in Jeruzalem; want Jerobeam en zijn zonen hadden 1217 2Kro 12:17 | van Salomo, drie jaren; want drie jaren wandelden zij 1218 2Kro 12:21 | vrouwen en zijn bijwijven; want hij had achttien vrouwen 1219 2Kro 12:22 | zijn onder zijn broederen; want het was om hem koning te 1220 2Kro 13:2 | tegen Jeruzalem optoog (want zij hadden overtreden tegen 1221 2Kro 13:13 | Jeruzalem, en regeerde; want Rehabeam was een en veertig 1222 2Kro 14:11 | elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht 1223 2Kro 14:12 | HEERE, den God uwer vaderen, want gij zult geen voorspoed 1224 2Kro 14:17 | hen met een groten slag; want uit Israel vielen verslagen 1225 2Kro 15:3 | 3 Want hij nam de altaren der vreemden, 1226 2Kro 15:6 | hij vaste steden in Juda; want het land was stil, en er 1227 2Kro 15:7 | 7 Want hij zeide tot Juda: Laat 1228 2Kro 15:7 | is voor ons aangezicht; want wij hebben den HEERE, onzen 1229 2Kro 15:11 | ons, o HEERE, onze God! Want wij steunen op U, en in 1230 2Kro 15:13 | hen geen hervatting was; want zij waren verbroken voor 1231 2Kro 15:14 | alle steden rondom Gerar; want de verschrikking des HEEREN 1232 2Kro 16:6 | stukken gestoten werden; want God had hen met allen angst 1233 2Kro 16:7 | handen niet verslappen; want er is loon naar uw werk. ~ 1234 2Kro 16:9 | Manasse, en uit Simeon; want uit Israel vielen zij tot 1235 2Kro 16:15 | verblijd over dezen eed; want zij hadden met hun ganse 1236 2Kro 17:9 | 9 Want den HEERE aangaande, Zijn 1237 2Kro 17:9 | hierin zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen 1238 2Kro 17:10 | hem in het gevangenhuis; want hij was hierover tegen hem 1239 2Kro 18:3 | de HEERE was met Josafat; want hij wandelde in de vorige 1240 2Kro 19:3 | 3 Want Achab, de koning van Israel, 1241 2Kro 19:5 | En zij zeiden: Trek op, want God zal hen in de hand des 1242 2Kro 19:7 | vragen; maar ik haat hem, want hij profeteert over mij 1243 2Kro 19:11 | gij zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal hen in de hand 1244 2Kro 19:14 | gijlieden zult voorspoedig zijn, want zij zullen in uw hand gegeven 1245 2Kro 19:32 | 32 Want het geschiedde, als de oversten 1246 2Kro 19:33 | voer mij uit het leger, want ik ben verwond. ~ 1247 2Kro 20:3 | dingen zijn bij u gevonden; want gij hebt de bossen uit het 1248 2Kro 20:6 | richters: Ziet wat gij doet, want gij houdt het gericht niet 1249 2Kro 20:7 | neemt waar, en doet het; want bij den HEERE, onzen God, 1250 2Kro 21:12 | recht tegen hen oefenen? want in ons is geen kracht tegen 1251 2Kro 21:15 | vanwege deze grote menigte; want de strijd is niet uwe, maar 1252 2Kro 21:17 | gaat morgen uit, hun tegen, want de HEERE zal met u wezen. ~ 1253 2Kro 21:21 | zeggende: Looft den HEERE, want Zijn goedertierenheid is 1254 2Kro 21:23 | 23 Want de kinderen Ammons en Moab 1255 2Kro 21:25 | roofden den buit drie dagen, want dies was veel. ~ 1256 2Kro 21:26 | in het dal van Beracha, want daar loofden zij den HEERE; 1257 2Kro 21:27 | tot Jeruzalem te komen; want de HEERE had hen verblijd 1258 2Kro 21:33 | hoogten niet weggenomen; want het volk had nog zijn hart 1259 2Kro 22:6 | het huis van Achab deed; want hij had de dochter van Achab 1260 2Kro 22:10 | van onder zijn gebied, want hij had den HEERE, den God 1261 2Kro 22:26 | het huis van Achab deed; want hij had de dochter van Achab 1262 2Kro 22:30 | van onder zijn gebied, want hij had den HEERE, den God 1263 2Kro 23:1 | koning in zijn plaats; want een bende, die met de Arabieren 1264 2Kro 23:3 | van het huis van Achab; want zijn moeder was zijn raadgeefster, 1265 2Kro 23:4 | gelijk het huis van Achab; want zij waren zijn raadgevers, 1266 2Kro 23:6 | laten genezen te Jizreel; want hij had wonden, die men 1267 2Kro 23:6 | Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank. ~ 1268 2Kro 23:7 | dat hij tot Joram kwam; want als hij gekomen was, toog 1269 2Kro 23:9 | Ahazia, en zij kregen hem (want hij was verstoken in Samaria), 1270 2Kro 23:9 | doodden hem, en begroeven hem; want zij zeiden: Hij is de zoon 1271 2Kro 23:11 | van den priester Jojada (want zij was de zuster van Ahazia), 1272 2Kro 23:19 | dienen; die zullen ingaan, want zij zijn heilig; maar al 1273 2Kro 23:21 | op den sabbat uitgingen; want de priester Jojada had aan 1274 2Kro 23:27 | het zwaard gedood worden; want de priester had gezegd: 1275 2Kro 24:7 | 7 Want als Athalia goddelooslijk 1276 2Kro 24:16 | Davids, bij de koningen; want hij had goed gedaan in Israel, 1277 2Kro 24:25 | zij van hem getogen waren (want zij lieten hem in grote 1278 2Kro 25:7 | Israel met u niet gaan; want de HEERE is niet met Israel, 1279 2Kro 25:8 | vallen voor den vijand; want in God is kracht, om te 1280 2Kro 25:20 | Doch Amazia hoorde niet, want het was van God, opdat Hij 1281 2Kro 26:5 | 5 Want hij begaf zich om God te 1282 2Kro 26:6 | 6 Want hij toog uit, en krijgde 1283 2Kro 26:8 | tot den ingang van Egypte, want hij sterkte zich ten hoogste. ~ 1284 2Kro 26:10 | op de vruchtbare velden; want hij was een liefhebber van 1285 2Kro 26:15 | naam tot verre toe uit, want hij werd wonderlijk geholpen, 1286 2Kro 26:16 | tegen den HEERE, zijn God; want hij ging in den tempel des 1287 2Kro 26:18 | roken; ga uit het heiligdom, want gij hebt overtreden, en 1288 2Kro 26:21 | in een afgezonderd huis, want hij was van het huis des 1289 2Kro 26:23 | die van de koningen was; want zij zeiden: hij is melaats; 1290 2Kro 27:6 | versterkte zich Jotham; want hij richtte zijn wegen voor 1291 2Kro 28:6 | 6 Want Pekah, de zoon van Remalia, 1292 2Kro 28:11 | gevankelijk weggevoerd hebt; want de hitte van des HEEREN 1293 2Kro 28:19 | 19 Want de HEERE vernederde Juda, 1294 2Kro 28:19 | Achaz, den koning Israels; want hij had Juda afgetrokken, 1295 2Kro 28:21 | 21 Want Achaz nam een deel van het 1296 2Kro 28:23 | 23 Want hij offerde den goden van 1297 2Kro 29:6 | 6 Want onze vaders hebben overtreden, 1298 2Kro 29:9 | 9 Want ziet, onze vaders zijn door 1299 2Kro 29:11 | zonen, weest nu niet traag; want de HEERE heeft u verkoren, 1300 2Kro 29:24 | doen voor het ganse Israel; want de koning had dat brandoffer 1301 2Kro 29:25 | van Nathan, den profeet; want dit gebod was van de hand 1302 2Kro 29:34 | priesters zich geheiligd hadden; want de Levieten waren rechter 1303 2Kro 29:36 | het volk voorbereid had; want deze zaak geschiedde haastelijk. ~  ~ 1304 2Kro 30:2 | 2 Want de koning had raad gehouden 1305 2Kro 30:3 | 3 Want zij hadden het niet kunnen 1306 2Kro 30:5 | te houden in Jeruzalem; want zij hadden het in lang niet 1307 2Kro 30:9 | 9 Want als gij u bekeert tot den 1308 2Kro 30:9 | land zullen wederkomen; want de HEERE, uw God, is genadig 1309 2Kro 30:17 | 17 Want een menigte was in die gemeente, 1310 2Kro 30:18 | 18 Want een menigte des volks, velen 1311 2Kro 30:24 | 24 Want Jehizkia, de koning van 1312 2Kro 30:26 | blijdschap te Jeruzalem; want van de dagen van Salomo, 1313 2Kro 30:27 | en hun stem werd gehoord; want hun gebed kwam tot Zijn 1314 2Kro 31:10 | houden tot overvloed toe; want de HEERE heeft Zijn volk 1315 2Kro 31:18 | door de ganse gemeente; want zij hadden zich in hun ambt 1316 2Kro 32:4 | 4 Want veel volks werd vergaderd, 1317 2Kro 32:7 | menigte, die met hem is; want met ons is er meer, dan 1318 2Kro 32:15 | opruie, en gelooft hem niet; want geen god van enige natie 1319 2Kro 32:29 | en runderen in menigte; want God gaf hem zeer grote have. ~ 1320 2Kro 32:30 | westen der stad Davids; want Jehizkia had voorspoed in 1321 2Kro 33:3 | 3 Want hij bouwde de hoogten weder 1322 2Kro 33:22 | vader Manasse gedaan had; want Amon offerde al den gesneden 1323 2Kro 34:3 | 3 Want in het achtste jaar zijner 1324 2Kro 34:11 | 11 Want zij gaven het den werkmeesters 1325 2Kro 34:13 | in enig werk arbeidden; want uit de Levieten waren schrijvers, 1326 2Kro 34:21 | boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN 1327 2Kro 35:14 | zichzelven en voor de priesteren; want de priesters, de zonen van 1328 2Kro 35:23 | knechten: Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~ 1329 2Kro 35:25 | Josia, tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een inzetting 1330 2Kro 36:14 | zichzelven en voor de priesteren; want de priesters, de zonen van 1331 2Kro 36:23 | knechten: Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~ 1332 2Kro 36:25 | Josia, tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een inzetting 1333 2Kro 37:3 | 3 Want de koning van Egypte zette 1334 2Kro 37:15 | zijnde, om die te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk 1335 2Kro 37:17 | 17 Want Hij deed tegen hen opkomen 1336 Ezra 3:13 | des geweens van het volk; want het volk juichte met groot 1337 Ezra 4:2 | ons met ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken, 1338 Ezra 5:11 | dezen is gebouwd geweest; want een groot koning van Israel 1339 Ezra 6:20 | 20 Want de priesters en de Levieten 1340 Ezra 6:22 | zeven dagen, met blijdschap; want de HEERE had hen verblijd, 1341 Ezra 7:9 | 9 Want op den eersten der eerste 1342 Ezra 7:10 | 10 Want Ezra had zijn hart gericht, 1343 Ezra 7:23 | van den God des hemels; want waartoe zou er grote toorn 1344 Ezra 8:22 | 22 Want ik schaamde mij van den 1345 Ezra 9:2 | 2 Want zij hebben van hun dochteren 1346 Ezra 9:6 | op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn 1347 Ezra 9:9 | 9 Want wij zijn knechten; doch 1348 Ezra 9:10 | zeggen, o onze God! na dezen? Want wij hebben Uw geboden verlaten, ~ 1349 Ezra 9:15 | Gij zijt rechtvaardig; want wij zijn overgelaten ter 1350 Ezra 9:15 | aangezicht in onze schuld; want er is niemand, die voor 1351 Ezra 10:1 | en vrouwen, en kinderen; want het volk weende met groot 1352 Ezra 10:4 | 4 Sta op, want deze zaak komt u toe; en 1353 Ezra 10:6 | brood, en dronk geen water, want hij bedreef rouw over de 1354 Ezra 10:13 | van een dag noch van twee; want velen onzer hebben overtreden 1355 Neh 2:16 | heengegaan was, en wat ik deed; want ik had tot nog toe den Joden, 1356 Neh 4:5 | van voor Uw aangezicht, want zij hebben U getergd, staande 1357 Neh 4:6 | werd tot zijn helft toe; want het hart des volks was om 1358 Neh 5:2 | 2 Want er waren, die zeiden: Onze 1359 Neh 6:9 | 9 Want zij allen zochten ons vreesachtig 1360 Neh 6:10 | des tempels toesluiten; want zij zullen komen om u te 1361 Neh 6:12 | 12 Want ik merkte, en ziet, God 1362 Neh 6:16 | vervielen zeer in hun ogen; want zij merkten, dat dit werk 1363 Neh 6:18 | 18 Want velen in Juda hadden hem 1364 Neh 7:2 | van den burg te Jeruzalem, want hij was als een man van 1365 Neh 8:6 | de ogen des gansen volks, want hij was boven al het volk; 1366 Neh 8:10 | geen rouw, en weent niet; want al het volk weende, als 1367 Neh 8:11 | welken niets bereid is, want deze dag is onzen Heere 1368 Neh 8:11 | heilig; zo bedroeft u niet, want de blijdschap des HEEREN, 1369 Neh 8:12 | volk, zeggende: Zwijgt, want deze dag is heilig, daarom 1370 Neh 8:13 | grote blijdschap te maken; want zij hadden de woorden verstaan, 1371 Neh 8:18 | woonden in die loofhutten; want de kinderen Israels hadden 1372 Neh 9:3 | 3 Want als zij opgestaan waren 1373 Neh 9:10 | al het volk zijns lands; want Gij wist, dat zij trotselijk 1374 Neh 9:31 | vernield, noch hen verlaten; want Gij zijt een genadig en 1375 Neh 9:33 | alles, wat ons overkomen is; want Gij hebt trouwelijk gehandeld, 1376 Neh 9:35 | 35 Want zij hebben U niet gediend 1377 Neh 10:39 | 39 Want de kinderen Israels en de 1378 Neh 11:23 | 23 Want er was een gebod des konings 1379 Neh 12:29 | velden van Geba en Asmaveth; want de zangers hadden zich dorpen 1380 Neh 12:43 | slachtofferen, en waren vrolijk; want God had hen vrolijk gemaakt 1381 Neh 12:44 | priesteren en voor de Levieten; want Juda was vrolijk over de 1382 Neh 12:46 | 46 Want in de dagen van David en 1383 Neh 13:6 | was ik niet te Jeruzalem; want in het twee en dertigste 1384 Neh 13:13 | den zoon van Matthanja; want zij werden getrouw geacht, 1385 Est 1:8 | wet, dat niemand dwong; want alzo had de koning vastelijk 1386 Est 1:11 | haar schoonheid te tonen; want zij was schoon van aangezicht. ~ 1387 Est 1:13 | die de tijden verstonden (want alzo moest des konings zaak 1388 Est 1:17 | 17 Want deze daad der koningin zal 1389 Est 1:20 | zijn ganse koninkrijk, (want het is groot) gehoord zal 1390 Est 3 | de dochter zijns ooms); want zij had geen vader noch 1391 Est 5 | niet te kennen gegeven; want Mordechai had haar geboden, 1392 Est 6:1 | der vrouwen geschied was; want alzo werden vervuld de dagen 1393 Est 12 | Mordechai haar geboden had; want ~ 1394 Est 16:2 | bogen zich neder voor Haman; want de koning had alzo van hem 1395 Est 16:4 | Mordechai bestaan zouden; want hij had hun te kennen gegeven, 1396 Est 16:6 | alleen de hand zou slaan (want men had hem het volk van 1397 Est 16:8 | 8 Want Haman had tot den koning 1398 Est 17:2 | bogen zich neder voor Haman; want de koning had alzo van hem 1399 Est 17:4 | Mordechai bestaan zouden; want hij had hun te kennen gegeven, 1400 Est 17:6 | alleen de hand zou slaan (want men had hem het volk van 1401 Est 17:8 | 8 Want Haman had tot den koning 1402 Est 36:1 | 4 Want wij zijn verkocht, ik en 1403 Est 39 | zijn leven verzoek te doen; want hij zag, dat het kwaad van 1404 Est 42 | aangezicht des konings, want ~ 1405 Est 47:2 | 6 Want hoe zal ik vermogen, dat 1406 Est 49:1 | het met des konings ring; want het schrift, dat in des 1407 Est 49:10 | des lands werden Joden, want de vreze der Joden was op 1408 Est 50:1 | heersen, zo is het omgekeerd, want de Joden heersten over hun 1409 Est 50:2 | 2 Want de Joden vergaderden zich 1410 Est 50:2 | niemand bestond voor hen, want hunlieder schrik was op 1411 Est 50:3 | deden, verhieven de Joden; want de vreze van Mordechai was 1412 Est 50:4 | 4 Want Mordechai was groot in het 1413 Est 50:4 | door alle landschappen; want die man, Morde chai, werd 1414 Job 1:5 | offerde naar hun aller getal; want Job zeide: Misschien hebben 1415 Job 1:8 | geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk 1416 Job 2:3 | geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk 1417 Job 2:13 | sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart 1418 Job 3:2 | 2 Want Job antwoordde en zeide: ~ 1419 Job 3:13 | 13 Want nu zou ik nederliggen, en 1420 Job 3:24 | 24 Want voor mijn brood komt mijn 1421 Job 3:25 | 25 Want ik vreesde een vreze, en 1422 Job 5:2 | 2 Want den dwaze brengt de toornigheid 1423 Job 5:6 | 6 Want uit het stof komt het verdriet 1424 Job 5:18 | 18 Want Hij doet smart aan, en Hij 1425 Job 5:23 | 23 Want met de stenen des velds 1426 Job 6:3 | 3 Want het zou nu zwaarder zijn 1427 Job 6:4 | 4 Want de pijlen des Almachtigen 1428 Job 6:10 | weedom, zo Hij niet spaarde; want ik heb de redenen des Heiligen 1429 Job 7:16 | leven; houd op van mij, want mijn dagen zijn ijdelheid. ~ 1430 Job 7:21 | ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen; 1431 Job 8:8 | 8 Want vraag toch naar het vorige 1432 Job 8:9 | 9 Want wij zijn van gisteren en 1433 Job 9:2 | ik weet, dat het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig 1434 Job 9:17 | 17 Want Hij vermorzelt mij door 1435 Job 9:32 | 32 Want Hij is niet een man, als 1436 Job 9:35 | spreken, en Hem niet vrezen; want zodanig ben ik niet bij 1437 Job 10:16 | 16 Want zij verheft zich; gelijk 1438 Job 11:4 | 4 Want gij hebt gezegd: Mijn leer 1439 Job 11:11 | 11 Want Hij kent de ijdele lieden 1440 Job 11:15 | 15 Want dan zult gij uw aangezicht 1441 Job 11:16 | 16 Want gij zult de moeite vergeten, 1442 Job 13:4 | 4 Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders; 1443 Job 13:26 | 26 Want Gij schrijft tegen mij bittere 1444 Job 14:7 | 7 Want voor een boom, als hij afgehouwen 1445 Job 15:5 | 5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, 1446 Job 15:25 | 25 Want hij strekt tegen God zijn 1447 Job 15:31 | waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding 1448 Job 15:32 | zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. ~ 1449 Job 15:34 | 34 Want de vergadering der huichelaren 1450 Job 16:22 | 22 Want weinige jaren in getal zullen 1451 Job 17:4 | 4 Want hun hart hebt Gij van kloek 1452 Job 17:10 | keert weder, en komt nu; want ik vind onder u geen wijze. ~ 1453 Job 18:8 | 8 Want met zijn voeten zal hij 1454 Job 19:21 | mijner, o gij, mijn vrienden! want de hand Gods heeft mij aangeraakt. ~ 1455 Job 19:25 | 25 Want ik weet: mijn Verlosser 1456 Job 19:29 | Schroomt u vanwege het zwaard; want de grimmigheid is over de 1457 Job 21:14 | zij tot God: Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen 1458 Job 21:21 | 21 Want wat lust zou hij na zich 1459 Job 21:28 | 28 Want gij zult zeggen: Waar is 1460 Job 22:6 | 6 Want gij hebt uw broederen zonder 1461 Job 22:26 | 26 Want dan zult gij u over den 1462 Job 22:30 | die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de 1463 Job 23:14 | 14 Want Hij zal volbrengen, dat 1464 Job 23:16 | 16 Want God heeft mijn hart week 1465 Job 24:17 | 17 Want de morgenstond is hun te 1466 Job 27:8 | 8 Want wat is de verwachting des 1467 Job 28:18 | zal niet gedacht worden; want de trek der wijsheid is 1468 Job 28:21 | 21 Want zij is verholen voor de 1469 Job 28:24 | 24 Want Hij schouwt tot aan de einden 1470 Job 29:12 | 12 Want ik bevrijdde den ellendige, 1471 Job 29:23 | 23 Want zij wachtten naar mij, gelijk 1472 Job 30:11 | 11 Want Hij heeft mijn zeel losgemaakt, 1473 Job 30:23 | 23 Want ik weet, dat Gij mij ter 1474 Job 31:2 | 2 Want wat is het deel Gods van 1475 Job 31:11 | 11 Want dat is een schandelijke 1476 Job 31:12 | 12 Want dat is een vuur, hetwelk 1477 Job 31:14 | 14 (Want wat zou ik doen, als God 1478 Job 31:18 | 18 (Want van mijn jonkheid af is 1479 Job 31:23 | 23 Want het verderf Gods was bij 1480 Job 31:28 | misdaad bij den rechter; want ik zou den God van boven 1481 Job 32:16 | maar zij spreken niet; want zij staan stil; zij antwoorden 1482 Job 32:18 | 18 Want ik ben der woorden vol; 1483 Job 32:22 | 22 Want ik weet geen bijnamen te 1484 Job 33:12 | rechtvaardig, antwoord ik u; want God is meerder dan een mens. ~ 1485 Job 33:13 | hebt gij tegen Hem getwist? Want Hij antwoordt niet van al 1486 Job 33:26 | aangezicht met gejuich aanzien; want Hij zal den mens zijn gerechtigheid 1487 Job 33:32 | zijn, antwoord mij; spreek, want ik heb lust u te rechtvaardigen. ~ 1488 Job 34:3 | 3 Want het oor proeft de woorden, 1489 Job 34:5 | 5 Want Job heeft gezegd: Ik ben 1490 Job 34:9 | 9 Want hij heeft gezegd: Het baat 1491 Job 34:11 | 11 Want naar het werk des mensen 1492 Job 34:19 | voor den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen 1493 Job 34:21 | 21 Want Zijn ogen zijn op ieders 1494 Job 34:37 | 37 Want tot zijn zonde zou hij nog 1495 Job 35:3 | 3 Want gij hebt gezegd: Wat zou 1496 Job 36:4 | 4 Want voorwaar, mijn woorden zullen 1497 Job 36:27 | 27 Want Hij trekt de druppelen der 1498 Job 36:31 | 31 Want daardoor richt Hij de volken; 1499 Job 36:39 | 6 Want Hij zegt tot de sneeuw: 1500 Job 36:52 | wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4250

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License