1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4250
Book Chapter: Verse
1001 1Kon 18:25 | en bereidt gij hem eerst, want gij zijt velen; en roept
1002 1Kon 18:27 | Roept met luider stem, want hij is een god; omdat hij
1003 1Kon 18:41 | Trek op, eet en drink; want er is een geruis van een
1004 1Kon 19:4 | neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn
1005 1Kon 19:7 | en zeide: Sta op, eet, want de weg zou te veel voor
1006 1Kon 19:10 | den God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben
1007 1Kon 19:14 | den God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben
1008 1Kon 19:20 | tot hem: Ga, keer weder; want wat heb ik u gedaan? ~
1009 1Kon 20:7 | dat deze het kwade zoekt; want hij had tot mij gezonden,
1010 1Kon 20:22 | zie, wat gij doen zult; want met de wederkomst des jaars
1011 1Kon 20:23 | 23 Want de knechten van den koning
1012 1Kon 21:15 | weigerde om geld te geven; want Naboth leeft niet, maar
1013 1Kon 22:6 | En zij zeiden: Trek op, want de HEERE zal ze in de hand
1014 1Kon 22:12 | gij zult voorspoedig zijn; want de HEERE zal hen in de hand
1015 1Kon 22:15 | gij zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal ze in de hand
1016 1Kon 22:34 | voer mij uit het leger, want ik ben zeer verwond. ~
1017 1Kon 22:49 | goud; maar zij gingen niet, want de schepen werden gebroken
1018 1Kon 22:53 | was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde in den weg
1019 2Kon 1:9 | als hij tot hem opkwam (want ziet, hij zat op de hoogte
1020 2Kon 1:17 | Josafat, den koning van Juda; want hij had geen zoon. ~
1021 2Kon 2:2 | Elisa: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar
1022 2Kon 2:4 | Elisa, blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar
1023 2Kon 2:6 | tot hem: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar
1024 2Kon 3:2 | vader en gelijk zijn moeder; want hij deed dag opgerichte
1025 2Kon 3:13 | Israel zeide tot hem: Neen, want de HEERE heeft deze drie
1026 2Kon 3:17 | 17 Want zo zegt de HEERE: Gijlieden
1027 2Kon 4:13 | 13 (Want hij had hem gezegd: Zeg
1028 2Kon 4:27 | zeide: Laat ze geworden; want haar ziel is in haar bitterlijk
1029 2Kon 4:39 | sneed ze in den moespot; want zij kenden ze niet. ~
1030 2Kon 4:43 | het volk, dat zij eten; want alzo zegt de HEERE: Men
1031 2Kon 5:1 | heren, en van hoog aanzien; want door hem had de HEERE den
1032 2Kon 5:7 | melaatsheid te ontledigen? Want voorwaar, merkt toch, en
1033 2Kon 5:17 | van een juk muildieren; want uw knecht zal niet meer
1034 2Kon 6:5 | en zeide: Ach, mijn heer, want het was geleend. ~
1035 2Kon 6:9 | door die plaats niet trekt, want de Syriers zijn daarhenen
1036 2Kon 6:16 | En hij zeide: Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer,
1037 2Kon 6:25 | grote honger in Samaria; want ziet, zij belegerden ze,
1038 2Kon 7:6 | 6 Want de HEERE had het heir der
1039 2Kon 7:18 | 18 Want het was geschied, gelijk
1040 2Kon 7:20 | Even alzo geschiedde hem, want het volk vertrad hem in
1041 2Kon 8:1 | waar gij verkeren kunt; want de HEERE heeft een honger
1042 2Kon 8:2 | woord van den man Gods; want zij was gegaan met haar
1043 2Kon 8:10 | ganselijk niet genezen; want de HEERE heeft mij getoond,
1044 2Kon 8:18 | het huis van Achab deed; want de dochter van Achab was
1045 2Kon 8:27 | gelijk het huis van Achab; want hij was een schoonzoon van
1046 2Kon 8:29 | Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank. ~ ~
1047 2Kon 9:9 | 9 Want Ik zal het huis van Achab
1048 2Kon 9:16 | Jehu, en toog naar Jizreel; want Joram lag aldaar; en Ahazia,
1049 2Kon 9:20 | Jehu, den zoon van Nimsi, want hij drijft onzinniglijk. ~
1050 2Kon 9:25 | Naboth, den Jizreeliet; want gedenk, als ik en gij nevens
1051 2Kon 9:34 | vervloekte, en begraaf ze; want zij is eens konings dochter. ~
1052 2Kon 10:10 | zal op de aarde vallen; want de HEERE heeft gedaan, wat
1053 2Kon 10:19 | dat niemand gemist worde; want ik heb een grote offerande
1054 2Kon 10:32 | HEERE Israel af te korten, want Hazael sloeg ze in alle
1055 2Kon 11:15 | haar volgt, met het zwaard; want de priester had gezegd:
1056 2Kon 12:15 | het werk deden, te geven; want zij handelden trouwelijk. ~
1057 2Kon 12:21 | 21 Want Jozacar, de zoon van Simeath,
1058 2Kon 13:15 | het werk deden, te geven; want zij handelden trouwelijk. ~
1059 2Kon 13:21 | 21 Want Jozacar, de zoon van Simeath,
1060 2Kon 14:2 | was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde na de zonden
1061 2Kon 14:4 | de HEERE verhoorde hem; want Hij zag de verdrukking van
1062 2Kon 14:7 | 7 Want hij had Joahaz geen volk
1063 2Kon 14:7 | tien duizend voetvolks; want de koning van Syrie had
1064 2Kon 14:17 | verlossing tegen de Syriers; want gij zult de Syriers slaan
1065 2Kon 15:10 | eer, en blijf in uw huis; want waarom zoudt gij u in het
1066 2Kon 15:26 | 26 Want de HEERE zag, dat de ellende
1067 2Kon 16:14 | 14 Want Menahem, de zoon van Gadi,
1068 2Kon 17:3 | 3 Want hij wandelde in den weg
1069 2Kon 17:9 | koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog
1070 2Kon 18:3 | 3 Want hij wandelde in den weg
1071 2Kon 18:9 | koning van Assyrie naar hem; want de koning van Assyrie toog
1072 2Kon 19:5 | 5 Want de koning van Assyrie toog
1073 2Kon 19:7 | 7 Want het was geschied, dat de
1074 2Kon 19:21 | 21 Want Hij scheurde Israel van
1075 2Kon 19:30 | 30 Want de lieden van Babel maakten
1076 2Kon 20:6 | 6 Want hij kleefde den HEERE aan;
1077 2Kon 20:26 | knechten in het Syrisch, want wij verstaan het wel; en
1078 2Kon 20:29 | Hizkia u niet bedriege: want hij zal u niet kunnen redden
1079 2Kon 20:31 | Hoort naar Hizkia niet; want zo zegt de koning van Assyrie:
1080 2Kon 20:32 | hoort niet naar Hizkia, want hij hitst u op, zeggende:
1081 2Kon 20:36 | antwoordde hem niet een woord; want het gebod des konings was,
1082 2Kon 21:3 | schelding, en der lastering; want de kinderen zijn gekomen
1083 2Kon 21:8 | strijdende tegen Libna; want hij had gehoord, dat hij
1084 2Kon 21:18 | goden in het vuur geworpen; want zij waren geen goden, maar
1085 2Kon 21:30 | 30 Want het ontkomene, dat overgebleven
1086 2Kon 21:31 | 31 Want van Jeruzalem zal het overblijfsel
1087 2Kon 21:34 | 34 Want Ik zal deze stad beschermen,
1088 2Kon 22:1 | Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven, en niet
1089 2Kon 22:12 | een geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord, dat Hizkia
1090 2Kon 23:3 | 3 Want hij bouwde de hoogten weder
1091 2Kon 23:9 | 9 Maar zij hoorden niet; want Manasse deed hen dwalen,
1092 2Kon 23:21 | 21 Want hij wandelde in al den weg,
1093 2Kon 24:7 | in hun hand geleverd was, want zij handelden trouwelijk. ~
1094 2Kon 24:13 | boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN
1095 2Kon 25:22 | 22 Want gelijk dit pascha was er
1096 2Kon 26:7 | niet meer uit zijn land; want de koning van Babel had,
1097 2Kon 26:20 | 20 Want het geschiedde, om den toorn
1098 2Kon 27:26 | heiren, en kwamen in Egypte; want zij vreesden voor de Chaldeen. ~
1099 1Kro 3:4 | zijn hem te Hebron geboren; want hij regeerde daar zeven
1100 1Kro 4:9 | Jabez genoemd, zeggende: Want ik heb hem met smarten gebaard. ~
1101 1Kro 4:10 | 10 Want Jabez riep den God Israels
1102 1Kro 4:14 | des dals der werkmeesters; want zij waren werkmeesters. ~
1103 1Kro 4:40 | begrip, en stil, en gerust; want die van Cham woonden daar
1104 1Kro 4:41 | woonden aan hun plaats, want daar was weide voor hun
1105 1Kro 5:1 | eerstgeborene van Israel; (want hij was de eerstgeborene;
1106 1Kro 5:2 | 2 Want Juda werd machtig onder
1107 1Kro 5:9 | van de rivier Frath af; want hun vee was veel geworden
1108 1Kro 5:22 | 22 Want er vielen vele verwonden,
1109 1Kro 6:54 | huisgezin der Kahathieten, want dat lot was voor hen. ~
1110 1Kro 6:67 | 67 Want zij gaven hun van de vrijsteden,
1111 1Kro 7:4 | krijgsheirs zes en dertig duizend; want zij hadden vele vrouwen
1112 1Kro 9:26 | 26 Want in dat ambt waren vier overste
1113 1Kro 9:27 | nacht rondom het huis Gods; want op hen was de wacht, en
1114 1Kro 9:28 | de vaten van den dienst; want bij getal droegen zij ze
1115 1Kro 9:29 | 29 Want uit dezelve zijn er besteld
1116 1Kro 9:33 | de kameren, dienstvrij; want dag en nacht was het op
1117 1Kro 10:4 | wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam
1118 1Kro 11:4 | Jeruzalem, welke is Jebus; want daar waren de Jebusieten,
1119 1Kro 11:6 | 6 Want David zeide: Al wie de Jebusieten
1120 1Kro 11:9 | geduriglijk voort, en werd groot, want de HEERE der heirscharen
1121 1Kro 12:18 | u, en vrede uw helperen; want uw God helpt u. Toen nam
1122 1Kro 12:19 | alhoewel zij hen niet hielpen; want de vorsten der Filistijnen
1123 1Kro 12:21 | David mede tegen die benden; want alle dezen waren kloeke
1124 1Kro 12:22 | 22 Want er kwamen er te dier tijd
1125 1Kro 12:29 | van Saul, drie duizend; want tot nog toe waren er velen
1126 1Kro 12:39 | lang, etende en drinkende; want hun broeders hadden voor
1127 1Kro 12:40 | en klein vee in menigte; want er was blijdschap in Israel. ~ ~
1128 1Kro 13:3 | Gods tot ons wederhalen, want wij hebben ze in de dagen
1129 1Kro 13:4 | dat men alzo doen zou; want die zaak was recht in de
1130 1Kro 13:9 | uit, om de ark te houden, want de runderen struikelden. ~
1131 1Kro 14:2 | bevestigd had over Israel; want zijn koninkrijk werd ten
1132 1Kro 14:10 | zeide tot hem: Trek op, want Ik zal hen in uw hand geven. ~
1133 1Kro 14:15 | kom dan uit ten strijde; want God zal voor uw aangezicht
1134 1Kro 15:2 | dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren,
1135 1Kro 15:13 | 13 Want omdat gijlieden ten eerste
1136 1Kro 15:22 | onderwees hen in het opheffen; want hij was verstandig. ~
1137 1Kro 16:25 | 25 Want de HEERE is groot, en zeer
1138 1Kro 16:26 | 26 Want al de goden der volken zijn
1139 1Kro 16:34 | 34 Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid
1140 1Kro 16:34 | HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is
1141 1Kro 16:41 | zijn om den HEERE te loven; want Zijn goedertierenheid is
1142 1Kro 17:2 | alles, wat in uw hart is, want God is met u. ~
1143 1Kro 17:5 | 5 Want Ik heb in geen huis gewoond
1144 1Kro 17:25 | 25 Want Gij, mijn God, hebt voor
1145 1Kro 17:27 | voor Uw aangezicht zij; want Gij, HEERE, hebt het gezegend,
1146 1Kro 18:10 | gestreden, en hem verslagen had (want Hadar-ezer voerde oorlog
1147 1Kro 19:10 | gestreden, en hem verslagen had (want Hadar-ezer voerde oorlog
1148 1Kro 20:2 | Hanun, den zoon van Nahas; want zijn vader heeft weldadigheid
1149 1Kro 20:5 | en hij zond hun tegemoet; want die mannen waren zeer beschaamd.
1150 1Kro 22:6 | hij onder dezelve niet; want des konings woord was Joab
1151 1Kro 22:8 | misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gehandeld. ~
1152 1Kro 22:13 | hand des HEEREN vallen; want Zijn barmhartigheden zijn
1153 1Kro 22:24 | kopen voor het volle geld; want ik zal voor den HEERE niet
1154 1Kro 22:29 | 29 Want de tabernakel des HEEREN,
1155 1Kro 22:30 | hetzelve, om God te zoeken; want hij was verschrikt voor
1156 1Kro 23:4 | cederenhout zonder getal; want de Sidoniers en de Tyriers
1157 1Kro 23:5 | 5 Want David zeide: Mijn zoon Salomo
1158 1Kro 23:8 | bloed in menigte vergoten, want gij hebt grote krijgen gevoerd;
1159 1Kro 23:9 | zal een man der rust zijn, want Ik zal hem rust geven van
1160 1Kro 23:9 | zijn vijanden rondom henen; want zijn naam zal Salomo zijn,
1161 1Kro 23:14 | ijzers is geen gewicht, want het is er in menigte; ik
1162 1Kro 23:18 | rust gegeven rondom henen? Want Hij heeft de inwoners des
1163 1Kro 24:25 | 25 Want David had gezegd: De HEERE,
1164 1Kro 24:27 | 27 Want naar de laatste woorden
1165 1Kro 25:5 | loten af, dezen met genen; want de oversten des heiligdoms
1166 1Kro 26:5 | den hoorn te verheffen; want God had Heman veertien zonen
1167 1Kro 27:5 | Peullethai de achtste; want God had hem gezegend. ~
1168 1Kro 27:6 | over het huis huns vaders; want zij waren kloeke helden. ~
1169 1Kro 29:3 | Mijn Naam geen huis bouwen, want gij zijt een krijgsman,
1170 1Kro 29:4 | wezen zou in eeuwigheid; want Hij heeft Juda tot een voorganger
1171 1Kro 29:5 | 5 En uit al mijn zonen (want de HEERE heeft mij vele
1172 1Kro 29:6 | en Mijn voorhoven bouwen; want Ik heb hem Mij uitverkoren
1173 1Kro 29:9 | en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle
1174 1Kro 29:10 | 10 Zie nu toe, want de HEERE heeft u verkoren,
1175 1Kro 29:20 | en wees niet verslagen; want de HEERE God, mijn God,
1176 1Kro 30:1 | werk daarentegen is groot, want het is geen paleis voor
1177 1Kro 30:9 | over hun vrijwillig geven; want zij gaven met een volkomen
1178 1Kro 30:11 | overwinning, en de majesteit; want alles, wat in den hemel
1179 1Kro 30:14 | 14 Want wie ben ik, en wat is mijn
1180 1Kro 30:14 | vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van U, en wij
1181 1Kro 30:15 | 15 Want wij zijn vreemdelingen en
1182 2Kro 1:1 | versterkt in zijn koninkrijk, want de HEERE, zijn God, was
1183 2Kro 1:3 | hoogte, die te Gibeon was; want daar was de tent der samenkomst
1184 2Kro 1:4 | David voor haar bereid had; want hij had voor haar een tent
1185 2Kro 1:9 | gedaan aan mijn vader David; want Gij hebt mij koning gemaakt
1186 2Kro 1:10 | dit volk uitga en inga; want wie zou dit Uw groot volk
1187 2Kro 2:5 | bouwen, zal groot zijn; want onze God is groter dan alle
1188 2Kro 2:8 | algummimhout uit Libanon; want ik weet, dat uw knechten
1189 2Kro 2:9 | in menigte te bereiden; want het huis, dat ik zal bouwen,
1190 2Kro 4:18 | vaten, in grote menigte; want het gewicht des kopers werd
1191 2Kro 5:8 | 8 Want de cherubim spreidden de
1192 2Kro 5:11 | het heilige uitgingen; (want al de priesters, die gevonden
1193 2Kro 5:14 | niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid des HEEREN
1194 2Kro 6:8 | 8 Want de cherubim spreidden de
1195 2Kro 6:11 | het heilige uitgingen; (want al de priesters, die gevonden
1196 2Kro 6:14 | niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid des HEEREN
1197 2Kro 7:10 | dat Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in de plaats
1198 2Kro 7:13 | 13 (Want Salomo had een koperen gestoelte
1199 2Kro 7:15 | tot hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken,
1200 2Kro 7:30 | gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart
1201 2Kro 7:36 | gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die niet
1202 2Kro 8:2 | in het huis des HEEREN; want de heerlijkheid des HEEREN
1203 2Kro 8:7 | dankofferen bereid had; want het koperen altaar, dat
1204 2Kro 8:9 | hielden zij een verbodsdag; want zij hielden de inwijding
1205 2Kro 8:16 | 16 Want Ik heb nu dit huis verkoren
1206 2Kro 9:9 | tot slaven in zijn werk; (want zij waren krijgslieden,
1207 2Kro 9:11 | hij voor haar gebouwd had; want hij zeide: Mijn vrouw zal
1208 2Kro 9:14 | verdelingen, aan elke poort; want alzo was het gebod van David,
1209 2Kro 10:21 | 21 Want des konings schepen voeren
1210 2Kro 11:1 | Rehabeam toog naar Sichem; want het ganse Israel was te
1211 2Kro 11:3 | 3 Want zij zonden henen, en lieten
1212 2Kro 11:13 | antwoordde hun hardelijk; want de koning Rehabeam verliet
1213 2Kro 11:15 | koning naar het volk niet; want deze omwending was van God,
1214 2Kro 12:4 | kere weder tot zijn huis, want deze zaak is van Mij geschied.
1215 2Kro 12:14 | 14 Want de Levieten verlieten hun
1216 2Kro 12:14 | in Juda en in Jeruzalem; want Jerobeam en zijn zonen hadden
1217 2Kro 12:17 | van Salomo, drie jaren; want drie jaren wandelden zij
1218 2Kro 12:21 | vrouwen en zijn bijwijven; want hij had achttien vrouwen
1219 2Kro 12:22 | zijn onder zijn broederen; want het was om hem koning te
1220 2Kro 13:2 | tegen Jeruzalem optoog (want zij hadden overtreden tegen
1221 2Kro 13:13 | Jeruzalem, en regeerde; want Rehabeam was een en veertig
1222 2Kro 14:11 | elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht
1223 2Kro 14:12 | HEERE, den God uwer vaderen, want gij zult geen voorspoed
1224 2Kro 14:17 | hen met een groten slag; want uit Israel vielen verslagen
1225 2Kro 15:3 | 3 Want hij nam de altaren der vreemden,
1226 2Kro 15:6 | hij vaste steden in Juda; want het land was stil, en er
1227 2Kro 15:7 | 7 Want hij zeide tot Juda: Laat
1228 2Kro 15:7 | is voor ons aangezicht; want wij hebben den HEERE, onzen
1229 2Kro 15:11 | ons, o HEERE, onze God! Want wij steunen op U, en in
1230 2Kro 15:13 | hen geen hervatting was; want zij waren verbroken voor
1231 2Kro 15:14 | alle steden rondom Gerar; want de verschrikking des HEEREN
1232 2Kro 16:6 | stukken gestoten werden; want God had hen met allen angst
1233 2Kro 16:7 | handen niet verslappen; want er is loon naar uw werk. ~
1234 2Kro 16:9 | Manasse, en uit Simeon; want uit Israel vielen zij tot
1235 2Kro 16:15 | verblijd over dezen eed; want zij hadden met hun ganse
1236 2Kro 17:9 | 9 Want den HEERE aangaande, Zijn
1237 2Kro 17:9 | hierin zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen
1238 2Kro 17:10 | hem in het gevangenhuis; want hij was hierover tegen hem
1239 2Kro 18:3 | de HEERE was met Josafat; want hij wandelde in de vorige
1240 2Kro 19:3 | 3 Want Achab, de koning van Israel,
1241 2Kro 19:5 | En zij zeiden: Trek op, want God zal hen in de hand des
1242 2Kro 19:7 | vragen; maar ik haat hem, want hij profeteert over mij
1243 2Kro 19:11 | gij zult voorspoedig zijn, want de HEERE zal hen in de hand
1244 2Kro 19:14 | gijlieden zult voorspoedig zijn, want zij zullen in uw hand gegeven
1245 2Kro 19:32 | 32 Want het geschiedde, als de oversten
1246 2Kro 19:33 | voer mij uit het leger, want ik ben verwond. ~
1247 2Kro 20:3 | dingen zijn bij u gevonden; want gij hebt de bossen uit het
1248 2Kro 20:6 | richters: Ziet wat gij doet, want gij houdt het gericht niet
1249 2Kro 20:7 | neemt waar, en doet het; want bij den HEERE, onzen God,
1250 2Kro 21:12 | recht tegen hen oefenen? want in ons is geen kracht tegen
1251 2Kro 21:15 | vanwege deze grote menigte; want de strijd is niet uwe, maar
1252 2Kro 21:17 | gaat morgen uit, hun tegen, want de HEERE zal met u wezen. ~
1253 2Kro 21:21 | zeggende: Looft den HEERE, want Zijn goedertierenheid is
1254 2Kro 21:23 | 23 Want de kinderen Ammons en Moab
1255 2Kro 21:25 | roofden den buit drie dagen, want dies was veel. ~
1256 2Kro 21:26 | in het dal van Beracha, want daar loofden zij den HEERE;
1257 2Kro 21:27 | tot Jeruzalem te komen; want de HEERE had hen verblijd
1258 2Kro 21:33 | hoogten niet weggenomen; want het volk had nog zijn hart
1259 2Kro 22:6 | het huis van Achab deed; want hij had de dochter van Achab
1260 2Kro 22:10 | van onder zijn gebied, want hij had den HEERE, den God
1261 2Kro 22:26 | het huis van Achab deed; want hij had de dochter van Achab
1262 2Kro 22:30 | van onder zijn gebied, want hij had den HEERE, den God
1263 2Kro 23:1 | koning in zijn plaats; want een bende, die met de Arabieren
1264 2Kro 23:3 | van het huis van Achab; want zijn moeder was zijn raadgeefster,
1265 2Kro 23:4 | gelijk het huis van Achab; want zij waren zijn raadgevers,
1266 2Kro 23:6 | laten genezen te Jizreel; want hij had wonden, die men
1267 2Kro 23:6 | Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank. ~
1268 2Kro 23:7 | dat hij tot Joram kwam; want als hij gekomen was, toog
1269 2Kro 23:9 | Ahazia, en zij kregen hem (want hij was verstoken in Samaria),
1270 2Kro 23:9 | doodden hem, en begroeven hem; want zij zeiden: Hij is de zoon
1271 2Kro 23:11 | van den priester Jojada (want zij was de zuster van Ahazia),
1272 2Kro 23:19 | dienen; die zullen ingaan, want zij zijn heilig; maar al
1273 2Kro 23:21 | op den sabbat uitgingen; want de priester Jojada had aan
1274 2Kro 23:27 | het zwaard gedood worden; want de priester had gezegd:
1275 2Kro 24:7 | 7 Want als Athalia goddelooslijk
1276 2Kro 24:16 | Davids, bij de koningen; want hij had goed gedaan in Israel,
1277 2Kro 24:25 | zij van hem getogen waren (want zij lieten hem in grote
1278 2Kro 25:7 | Israel met u niet gaan; want de HEERE is niet met Israel,
1279 2Kro 25:8 | vallen voor den vijand; want in God is kracht, om te
1280 2Kro 25:20 | Doch Amazia hoorde niet, want het was van God, opdat Hij
1281 2Kro 26:5 | 5 Want hij begaf zich om God te
1282 2Kro 26:6 | 6 Want hij toog uit, en krijgde
1283 2Kro 26:8 | tot den ingang van Egypte, want hij sterkte zich ten hoogste. ~
1284 2Kro 26:10 | op de vruchtbare velden; want hij was een liefhebber van
1285 2Kro 26:15 | naam tot verre toe uit, want hij werd wonderlijk geholpen,
1286 2Kro 26:16 | tegen den HEERE, zijn God; want hij ging in den tempel des
1287 2Kro 26:18 | roken; ga uit het heiligdom, want gij hebt overtreden, en
1288 2Kro 26:21 | in een afgezonderd huis, want hij was van het huis des
1289 2Kro 26:23 | die van de koningen was; want zij zeiden: hij is melaats;
1290 2Kro 27:6 | versterkte zich Jotham; want hij richtte zijn wegen voor
1291 2Kro 28:6 | 6 Want Pekah, de zoon van Remalia,
1292 2Kro 28:11 | gevankelijk weggevoerd hebt; want de hitte van des HEEREN
1293 2Kro 28:19 | 19 Want de HEERE vernederde Juda,
1294 2Kro 28:19 | Achaz, den koning Israels; want hij had Juda afgetrokken,
1295 2Kro 28:21 | 21 Want Achaz nam een deel van het
1296 2Kro 28:23 | 23 Want hij offerde den goden van
1297 2Kro 29:6 | 6 Want onze vaders hebben overtreden,
1298 2Kro 29:9 | 9 Want ziet, onze vaders zijn door
1299 2Kro 29:11 | zonen, weest nu niet traag; want de HEERE heeft u verkoren,
1300 2Kro 29:24 | doen voor het ganse Israel; want de koning had dat brandoffer
1301 2Kro 29:25 | van Nathan, den profeet; want dit gebod was van de hand
1302 2Kro 29:34 | priesters zich geheiligd hadden; want de Levieten waren rechter
1303 2Kro 29:36 | het volk voorbereid had; want deze zaak geschiedde haastelijk. ~ ~
1304 2Kro 30:2 | 2 Want de koning had raad gehouden
1305 2Kro 30:3 | 3 Want zij hadden het niet kunnen
1306 2Kro 30:5 | te houden in Jeruzalem; want zij hadden het in lang niet
1307 2Kro 30:9 | 9 Want als gij u bekeert tot den
1308 2Kro 30:9 | land zullen wederkomen; want de HEERE, uw God, is genadig
1309 2Kro 30:17 | 17 Want een menigte was in die gemeente,
1310 2Kro 30:18 | 18 Want een menigte des volks, velen
1311 2Kro 30:24 | 24 Want Jehizkia, de koning van
1312 2Kro 30:26 | blijdschap te Jeruzalem; want van de dagen van Salomo,
1313 2Kro 30:27 | en hun stem werd gehoord; want hun gebed kwam tot Zijn
1314 2Kro 31:10 | houden tot overvloed toe; want de HEERE heeft Zijn volk
1315 2Kro 31:18 | door de ganse gemeente; want zij hadden zich in hun ambt
1316 2Kro 32:4 | 4 Want veel volks werd vergaderd,
1317 2Kro 32:7 | menigte, die met hem is; want met ons is er meer, dan
1318 2Kro 32:15 | opruie, en gelooft hem niet; want geen god van enige natie
1319 2Kro 32:29 | en runderen in menigte; want God gaf hem zeer grote have. ~
1320 2Kro 32:30 | westen der stad Davids; want Jehizkia had voorspoed in
1321 2Kro 33:3 | 3 Want hij bouwde de hoogten weder
1322 2Kro 33:22 | vader Manasse gedaan had; want Amon offerde al den gesneden
1323 2Kro 34:3 | 3 Want in het achtste jaar zijner
1324 2Kro 34:11 | 11 Want zij gaven het den werkmeesters
1325 2Kro 34:13 | in enig werk arbeidden; want uit de Levieten waren schrijvers,
1326 2Kro 34:21 | boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN
1327 2Kro 35:14 | zichzelven en voor de priesteren; want de priesters, de zonen van
1328 2Kro 35:23 | knechten: Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~
1329 2Kro 35:25 | Josia, tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een inzetting
1330 2Kro 36:14 | zichzelven en voor de priesteren; want de priesters, de zonen van
1331 2Kro 36:23 | knechten: Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. ~
1332 2Kro 36:25 | Josia, tot op dezen dag; want zij gaven ze tot een inzetting
1333 2Kro 37:3 | 3 Want de koning van Egypte zette
1334 2Kro 37:15 | zijnde, om die te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk
1335 2Kro 37:17 | 17 Want Hij deed tegen hen opkomen
1336 Ezra 3:13 | des geweens van het volk; want het volk juichte met groot
1337 Ezra 4:2 | ons met ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken,
1338 Ezra 5:11 | dezen is gebouwd geweest; want een groot koning van Israel
1339 Ezra 6:20 | 20 Want de priesters en de Levieten
1340 Ezra 6:22 | zeven dagen, met blijdschap; want de HEERE had hen verblijd,
1341 Ezra 7:9 | 9 Want op den eersten der eerste
1342 Ezra 7:10 | 10 Want Ezra had zijn hart gericht,
1343 Ezra 7:23 | van den God des hemels; want waartoe zou er grote toorn
1344 Ezra 8:22 | 22 Want ik schaamde mij van den
1345 Ezra 9:2 | 2 Want zij hebben van hun dochteren
1346 Ezra 9:6 | op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn
1347 Ezra 9:9 | 9 Want wij zijn knechten; doch
1348 Ezra 9:10 | zeggen, o onze God! na dezen? Want wij hebben Uw geboden verlaten, ~
1349 Ezra 9:15 | Gij zijt rechtvaardig; want wij zijn overgelaten ter
1350 Ezra 9:15 | aangezicht in onze schuld; want er is niemand, die voor
1351 Ezra 10:1 | en vrouwen, en kinderen; want het volk weende met groot
1352 Ezra 10:4 | 4 Sta op, want deze zaak komt u toe; en
1353 Ezra 10:6 | brood, en dronk geen water, want hij bedreef rouw over de
1354 Ezra 10:13 | van een dag noch van twee; want velen onzer hebben overtreden
1355 Neh 2:16 | heengegaan was, en wat ik deed; want ik had tot nog toe den Joden,
1356 Neh 4:5 | van voor Uw aangezicht, want zij hebben U getergd, staande
1357 Neh 4:6 | werd tot zijn helft toe; want het hart des volks was om
1358 Neh 5:2 | 2 Want er waren, die zeiden: Onze
1359 Neh 6:9 | 9 Want zij allen zochten ons vreesachtig
1360 Neh 6:10 | des tempels toesluiten; want zij zullen komen om u te
1361 Neh 6:12 | 12 Want ik merkte, en ziet, God
1362 Neh 6:16 | vervielen zeer in hun ogen; want zij merkten, dat dit werk
1363 Neh 6:18 | 18 Want velen in Juda hadden hem
1364 Neh 7:2 | van den burg te Jeruzalem, want hij was als een man van
1365 Neh 8:6 | de ogen des gansen volks, want hij was boven al het volk;
1366 Neh 8:10 | geen rouw, en weent niet; want al het volk weende, als
1367 Neh 8:11 | welken niets bereid is, want deze dag is onzen Heere
1368 Neh 8:11 | heilig; zo bedroeft u niet, want de blijdschap des HEEREN,
1369 Neh 8:12 | volk, zeggende: Zwijgt, want deze dag is heilig, daarom
1370 Neh 8:13 | grote blijdschap te maken; want zij hadden de woorden verstaan,
1371 Neh 8:18 | woonden in die loofhutten; want de kinderen Israels hadden
1372 Neh 9:3 | 3 Want als zij opgestaan waren
1373 Neh 9:10 | al het volk zijns lands; want Gij wist, dat zij trotselijk
1374 Neh 9:31 | vernield, noch hen verlaten; want Gij zijt een genadig en
1375 Neh 9:33 | alles, wat ons overkomen is; want Gij hebt trouwelijk gehandeld,
1376 Neh 9:35 | 35 Want zij hebben U niet gediend
1377 Neh 10:39 | 39 Want de kinderen Israels en de
1378 Neh 11:23 | 23 Want er was een gebod des konings
1379 Neh 12:29 | velden van Geba en Asmaveth; want de zangers hadden zich dorpen
1380 Neh 12:43 | slachtofferen, en waren vrolijk; want God had hen vrolijk gemaakt
1381 Neh 12:44 | priesteren en voor de Levieten; want Juda was vrolijk over de
1382 Neh 12:46 | 46 Want in de dagen van David en
1383 Neh 13:6 | was ik niet te Jeruzalem; want in het twee en dertigste
1384 Neh 13:13 | den zoon van Matthanja; want zij werden getrouw geacht,
1385 Est 1:8 | wet, dat niemand dwong; want alzo had de koning vastelijk
1386 Est 1:11 | haar schoonheid te tonen; want zij was schoon van aangezicht. ~
1387 Est 1:13 | die de tijden verstonden (want alzo moest des konings zaak
1388 Est 1:17 | 17 Want deze daad der koningin zal
1389 Est 1:20 | zijn ganse koninkrijk, (want het is groot) gehoord zal
1390 Est 3 | de dochter zijns ooms); want zij had geen vader noch
1391 Est 5 | niet te kennen gegeven; want Mordechai had haar geboden,
1392 Est 6:1 | der vrouwen geschied was; want alzo werden vervuld de dagen
1393 Est 12 | Mordechai haar geboden had; want ~
1394 Est 16:2 | bogen zich neder voor Haman; want de koning had alzo van hem
1395 Est 16:4 | Mordechai bestaan zouden; want hij had hun te kennen gegeven,
1396 Est 16:6 | alleen de hand zou slaan (want men had hem het volk van
1397 Est 16:8 | 8 Want Haman had tot den koning
1398 Est 17:2 | bogen zich neder voor Haman; want de koning had alzo van hem
1399 Est 17:4 | Mordechai bestaan zouden; want hij had hun te kennen gegeven,
1400 Est 17:6 | alleen de hand zou slaan (want men had hem het volk van
1401 Est 17:8 | 8 Want Haman had tot den koning
1402 Est 36:1 | 4 Want wij zijn verkocht, ik en
1403 Est 39 | zijn leven verzoek te doen; want hij zag, dat het kwaad van
1404 Est 42 | aangezicht des konings, want ~
1405 Est 47:2 | 6 Want hoe zal ik vermogen, dat
1406 Est 49:1 | het met des konings ring; want het schrift, dat in des
1407 Est 49:10 | des lands werden Joden, want de vreze der Joden was op
1408 Est 50:1 | heersen, zo is het omgekeerd, want de Joden heersten over hun
1409 Est 50:2 | 2 Want de Joden vergaderden zich
1410 Est 50:2 | niemand bestond voor hen, want hunlieder schrik was op
1411 Est 50:3 | deden, verhieven de Joden; want de vreze van Mordechai was
1412 Est 50:4 | 4 Want Mordechai was groot in het
1413 Est 50:4 | door alle landschappen; want die man, Morde chai, werd
1414 Job 1:5 | offerde naar hun aller getal; want Job zeide: Misschien hebben
1415 Job 1:8 | geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk
1416 Job 2:3 | geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk
1417 Job 2:13 | sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart
1418 Job 3:2 | 2 Want Job antwoordde en zeide: ~
1419 Job 3:13 | 13 Want nu zou ik nederliggen, en
1420 Job 3:24 | 24 Want voor mijn brood komt mijn
1421 Job 3:25 | 25 Want ik vreesde een vreze, en
1422 Job 5:2 | 2 Want den dwaze brengt de toornigheid
1423 Job 5:6 | 6 Want uit het stof komt het verdriet
1424 Job 5:18 | 18 Want Hij doet smart aan, en Hij
1425 Job 5:23 | 23 Want met de stenen des velds
1426 Job 6:3 | 3 Want het zou nu zwaarder zijn
1427 Job 6:4 | 4 Want de pijlen des Almachtigen
1428 Job 6:10 | weedom, zo Hij niet spaarde; want ik heb de redenen des Heiligen
1429 Job 7:16 | leven; houd op van mij, want mijn dagen zijn ijdelheid. ~
1430 Job 7:21 | ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen;
1431 Job 8:8 | 8 Want vraag toch naar het vorige
1432 Job 8:9 | 9 Want wij zijn van gisteren en
1433 Job 9:2 | ik weet, dat het zo is; want hoe zou de mens rechtvaardig
1434 Job 9:17 | 17 Want Hij vermorzelt mij door
1435 Job 9:32 | 32 Want Hij is niet een man, als
1436 Job 9:35 | spreken, en Hem niet vrezen; want zodanig ben ik niet bij
1437 Job 10:16 | 16 Want zij verheft zich; gelijk
1438 Job 11:4 | 4 Want gij hebt gezegd: Mijn leer
1439 Job 11:11 | 11 Want Hij kent de ijdele lieden
1440 Job 11:15 | 15 Want dan zult gij uw aangezicht
1441 Job 11:16 | 16 Want gij zult de moeite vergeten,
1442 Job 13:4 | 4 Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders;
1443 Job 13:26 | 26 Want Gij schrijft tegen mij bittere
1444 Job 14:7 | 7 Want voor een boom, als hij afgehouwen
1445 Job 15:5 | 5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid,
1446 Job 15:25 | 25 Want hij strekt tegen God zijn
1447 Job 15:31 | waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding
1448 Job 15:32 | zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. ~
1449 Job 15:34 | 34 Want de vergadering der huichelaren
1450 Job 16:22 | 22 Want weinige jaren in getal zullen
1451 Job 17:4 | 4 Want hun hart hebt Gij van kloek
1452 Job 17:10 | keert weder, en komt nu; want ik vind onder u geen wijze. ~
1453 Job 18:8 | 8 Want met zijn voeten zal hij
1454 Job 19:21 | mijner, o gij, mijn vrienden! want de hand Gods heeft mij aangeraakt. ~
1455 Job 19:25 | 25 Want ik weet: mijn Verlosser
1456 Job 19:29 | Schroomt u vanwege het zwaard; want de grimmigheid is over de
1457 Job 21:14 | zij tot God: Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen
1458 Job 21:21 | 21 Want wat lust zou hij na zich
1459 Job 21:28 | 28 Want gij zult zeggen: Waar is
1460 Job 22:6 | 6 Want gij hebt uw broederen zonder
1461 Job 22:26 | 26 Want dan zult gij u over den
1462 Job 22:30 | die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de
1463 Job 23:14 | 14 Want Hij zal volbrengen, dat
1464 Job 23:16 | 16 Want God heeft mijn hart week
1465 Job 24:17 | 17 Want de morgenstond is hun te
1466 Job 27:8 | 8 Want wat is de verwachting des
1467 Job 28:18 | zal niet gedacht worden; want de trek der wijsheid is
1468 Job 28:21 | 21 Want zij is verholen voor de
1469 Job 28:24 | 24 Want Hij schouwt tot aan de einden
1470 Job 29:12 | 12 Want ik bevrijdde den ellendige,
1471 Job 29:23 | 23 Want zij wachtten naar mij, gelijk
1472 Job 30:11 | 11 Want Hij heeft mijn zeel losgemaakt,
1473 Job 30:23 | 23 Want ik weet, dat Gij mij ter
1474 Job 31:2 | 2 Want wat is het deel Gods van
1475 Job 31:11 | 11 Want dat is een schandelijke
1476 Job 31:12 | 12 Want dat is een vuur, hetwelk
1477 Job 31:14 | 14 (Want wat zou ik doen, als God
1478 Job 31:18 | 18 (Want van mijn jonkheid af is
1479 Job 31:23 | 23 Want het verderf Gods was bij
1480 Job 31:28 | misdaad bij den rechter; want ik zou den God van boven
1481 Job 32:16 | maar zij spreken niet; want zij staan stil; zij antwoorden
1482 Job 32:18 | 18 Want ik ben der woorden vol;
1483 Job 32:22 | 22 Want ik weet geen bijnamen te
1484 Job 33:12 | rechtvaardig, antwoord ik u; want God is meerder dan een mens. ~
1485 Job 33:13 | hebt gij tegen Hem getwist? Want Hij antwoordt niet van al
1486 Job 33:26 | aangezicht met gejuich aanzien; want Hij zal den mens zijn gerechtigheid
1487 Job 33:32 | zijn, antwoord mij; spreek, want ik heb lust u te rechtvaardigen. ~
1488 Job 34:3 | 3 Want het oor proeft de woorden,
1489 Job 34:5 | 5 Want Job heeft gezegd: Ik ben
1490 Job 34:9 | 9 Want hij heeft gezegd: Het baat
1491 Job 34:11 | 11 Want naar het werk des mensen
1492 Job 34:19 | voor den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen
1493 Job 34:21 | 21 Want Zijn ogen zijn op ieders
1494 Job 34:37 | 37 Want tot zijn zonde zou hij nog
1495 Job 35:3 | 3 Want gij hebt gezegd: Wat zou
1496 Job 36:4 | 4 Want voorwaar, mijn woorden zullen
1497 Job 36:27 | 27 Want Hij trekt de druppelen der
1498 Job 36:31 | 31 Want daardoor richt Hij de volken;
1499 Job 36:39 | 6 Want Hij zegt tot de sneeuw:
1500 Job 36:52 | wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4250 |