Book Chapter: Verse
1 Est 16:1 | maakte de koning Ahasveros Haman groot, den zoon van Hammedatha,
2 Est 16:2 | en bogen zich neder voor Haman; want de koning had alzo
3 Est 16:4 | hoorde, zo gaven zij het Haman te kennen, opdat zij zagen,
4 Est 16:5 | 5 Toen Haman zag, dat Mordechai zich
5 Est 16:5 | voor hem nederboog, zo werd Haman vervuld met grimmigheid. ~
6 Est 16:6 | Mordechai aangewezen); maar Haman zocht al de Joden, die in
7 Est 16:8 | 8 Want Haman had tot den koning Ahasveros
8 Est 16:10| hand, en hij gaf hem aan Haman, den zoon van Hammedatha,
9 Est 16:11| 11 En de koning zeide tot Haman: Dat zilver zij u geschonken,
10 Est 16:12| geschreven naar alles, wat Haman beval, aan de stadhouders
11 Est 16:15| burg Susan. En de koning en Haman zaten en dronken, doch de
12 Est 17:1 | maakte de koning Ahasveros Haman groot, den zoon van Hammedatha,
13 Est 17:2 | en bogen zich neder voor Haman; want de koning had alzo
14 Est 17:4 | hoorde, zo gaven zij het Haman te kennen, opdat zij zagen,
15 Est 17:5 | 5 Toen Haman zag, dat Mordechai zich
16 Est 17:5 | voor hem nederboog, zo werd Haman vervuld met grimmigheid. ~
17 Est 17:6 | Mordechai aangewezen); maar Haman zocht al de Joden, die in
18 Est 17:8 | 8 Want Haman had tot den koning Ahasveros
19 Est 17:10| hand, en hij gaf hem aan Haman, den zoon van Hammedatha,
20 Est 17:11| 11 En de koning zeide tot Haman: Dat zilver zij u geschonken,
21 Est 17:12| geschreven naar alles, wat Haman beval, aan de stadhouders
22 Est 17:15| burg Susan. En de koning en Haman zaten en dronken, doch de
23 Est 24 | goeddunkt, zo kome de koning met Haman heden tot den maaltijd,
24 Est 24:1 | Toen zeide de koning: Doet Haman spoeden, dat hij het bevel
25 Est 25 | Als nu de koning met Haman tot den maaltijd, dien ~
26 Est 28:1 | doen, zo kome de koning met Haman tot den maaltijd, dien ik
27 Est 28:2 | 9 Toen ging Haman ten zelfden dage uit, vrolijk
28 Est 28:2 | en goedsmoeds; maar toen Haman Mordechai zag in de poort
29 Est 28:2 | voor hem bewoog, zo werd Haman vervuld met grimmigheid
30 Est 28:3 | 10 Doch Haman bedwong zich, en hij kwam
31 Est 28:4 | 11 En Haman vertelde hun de heerlijkheid
32 Est 28:5 | 12 Verder zeide Haman: Ook heeft de koningin ~
33 Est 29:2 | maaltijd. Deze raad nu dacht Haman goed, en hij deed de galg
34 Est 30:4 | Wie is in het voorhof? (Haman nu was gekomen in het buitenvoorhof
35 Est 30:5 | jongelingen zeiden tot hem: Zie, Haman staat in het voorhof. Toen
36 Est 30:6 | 6 Als Haman ingekomen was, zo zeide
37 Est 30:6 | welbehagen heeft? Toen zeide Haman in zijn hart: Tot wien heeft
38 Est 30:7 | 7 Daarom zeide Haman tot den koning: Den man,
39 Est 30:10| Toen zeide de koning tot Haman: Haast u, neem dat kleed,
40 Est 30:11| 11 En Haman nam dat kleed en dat paard,
41 Est 30:12| poort des konings; maar Haman werd voortgedreven naar
42 Est 30:13| 13 En Haman vertelde aan zijn huisvrouw
43 Est 30:14| kamerlingen nabij, en zij haastten Haman tot den maaltijd te brengen,
44 Est 32:1 | 1 Toen de koning met Haman gekomen was, om te drinken
45 Est 38 | en vijand, is deze boze Haman! Toen verschrikte Haman
46 Est 38 | Haman! Toen verschrikte Haman voor het aangezicht des
47 Est 38:1 | den hof van het paleis. En Haman bleef staan, om van de koningin ~
48 Est 39:1 | maaltijd des wijns, zo was Haman gevallen op het bed, waarop ~
49 Est 40:1 | Ook zie, de galg, welke Haman gemaakt heeft voor Mordechai,
50 Est 40:2 | 10 Alzo hingen zij Haman aan de galg, die hij voor
51 Est 42 | Haman, den vijand der Joden; en
52 Est 43:1 | zijn ring af, dien hij van Haman genomen had, en gaf hem
53 Est 44 | over het huis van Haman. ~
54 Est 45 | dat hij de boosheid van Haman, den Agagiet, en zijn gedachte,
55 Est 47:1 | brieven en de gedachte van Haman, den zoon van Hammedatha,
56 Est 48 | Jood: Ziet, het huis van Haman heb ik ~
57 Est 50:10| 10 De tien zonen van Haman, den zoon van Hammedatha,
58 Est 51 | mannen en de tien zonen van Haman; wat hebben zij in al de
59 Est 52 | hange de tien zonen van Haman aan de galg. ~
60 Est 52:1 | men hing de tien zonen van Haman op. ~
61 Est 52:11| 24 Omdat Haman, de zoon van Hammedatha,
|