Book Chapter: Verse
1 Gen 13:10 | 10 En Lot hief zijn ogen op, en hij zag
2 Gen 17:2 | 2 En hij hief zijn ogen op en zag; en
3 Gen 20:16 | en zij zat tegenover, en hief haar stem op, en weende. ~
4 Gen 21:4 | Aan den derden dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en
5 Gen 21:13 | 13 Toen hief Abraham zijn ogen op, en
6 Gen 23:63 | naken van den avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe,
7 Gen 23:64 | 64 Rebekka hief ook haar ogen op, en zij
8 Gen 25:38 | mij, mijn vader! En Ezau hief zijn stem op, en weende. ~
9 Gen 27:1 | 1 Toen hief Jakob zijn voeten op, en
10 Gen 27:11 | Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op en weende. ~
11 Gen 30:1 | 1 En Jakob hief zijn ogen op en zag; en
12 Gen 30:5 | 5 Daarna hief hij zijn ogen op, en zag
13 Gen 39:29 | 29 En hij hief zijn ogen op, en zag Benjamin,
14 Exo 7:20 | HEERE geboden had; en hij hief den staf op, en sloeg het
15 Exo 10:19 | sterken westenwind, die hief de sprinkhanen op, en wierp
16 Lev 9:22 | 22 Daarna hief Aaron zijn handen op tot
17 Num 20:11 | 11 Toen hief Mozes zijn hand op, en hij
18 Num 23:7 | 7 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide:
19 Num 23:18 | 18 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide:
20 Num 24:3 | 3 En hij hief zijn spreuk op, en zeide:
21 Num 24:15 | 15 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide:
22 Num 24:20 | hij de Amalekieten zag, zo hief hij zijn spreuk op, en zeide:
23 Num 24:21 | hij de Kenieten zag, zo hief hij zijn spreuk op, en zeide:
24 Num 24:23 | 23 Voorts hief hij zijn spreuk op, en zeide:
25 Deu 1:5 | Jordaan, in het land van Moab, hief Mozes aan, deze wet uit
26 Ric 2:4 | Israels gesproken had, zo hief het volk zijn stem op en
27 1Sa 11:4 | oren van het volk. Toen hief al het volk zijn stem op,
28 1Sa 24:17 | stem, mijn zoon David? Toen hief Saul zijn stem op en weende. ~
29 1Sa 30:4 | 4 Toen hief David en het volk, dat bij
30 2Sa 3:32 | te Hebron begroeven, zo hief de koning zijn stem op,
31 2Sa 13:34 | jongen, die de wacht hield, hief zijn ogen op, en zag toe,
32 2Sa 18:24 | der poort aan den muur, en hief zijn ogen op, en zag, en
33 2Sa 23:18 | hoofd van drieen; en die hief zijn spies op tegen driehonderd,
34 1Kon 11:26| Zerua, een weduwvrouw), hief ook de hand op tegen den
35 2Kon 2:13| 13 Hij hief ook Elia's mantel op, die
36 2Kon 9:32| 32 En hij hief zijn aangezicht op naar
37 Psa 106:26 | 26 Dies hief Hij tegen hen Zijn hand
38 Eze 3:14 | 14 Toen hief de Geest mij op, en nam
39 Eze 8:5 | weg van het noorden; en ik hief mijn ogen op naar den weg
40 Eze 9:3 | heerlijkheid des Gods van Israel hief zich op van den cherub,
41 Eze 10:4 | 4 Toen hief zich de heerlijkheid des
42 Eze 11:1 | 1 Toen hief mij de Geest op, en bracht
43 Eze 20:5 | als Ik Israel verkoos, zo hief Ik Mijn hand op tot het
44 Eze 20:5 | Egypteland bekend; ja, Ik hief Mijn hand tot hen op, zeggende:
45 Eze 20:6 | 6 Ten zelven dage hief Ik Mijn hand tot hen op,
46 Eze 20:15 | 15 Evenwel hief Ik ook Mijn hand op tot
47 Eze 20:23 | 23 Ik hief ook Mijn hand tot hen op
48 Dan 4:34 | Ten einde dezer dagen nu, hief ik, Nebukadnezar, mijn ogen
49 Dan 8:3 | 3 En ik hief mijn ogen op, en ik zag,
50 Dan 10:5 | 5 En ik hief mijn ogen op, en zag, en
51 Dan 12:7 | van de rivier was, en Hij hief Zijn rechterhand en Zijn
52 Zac 1:18 | 18 En ik hief mijn ogen op, en zag; en
53 Zac 2:1 | 1 Wederom hief ik mijn ogen op, en ik zag;
54 Zac 5:1 | 1 En ik hief mijn ogen weder op, en ik
55 Zac 5:9 | 9 En ik hief mijn ogen op, en ik zag;
56 Zac 6:1 | 1 En ik hief mijn ogen weder op, en ik
57 Joha 11:41| gestorvene lag. En Jezus hief de ogen opwaarts, en zeide:
58 Joha 17:1 | Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel,
59 Open 10:5 | de zee, en op de aarde, hief zijn hand op naar den hemel; ~
60 Open 18:21| 21 En een sterke engel hief een steen op als een groten
|