Book Chapter: Verse
1 Gen 35:7 | des HEEREN ogen; daarom doodde hem de HEERE. ~
2 Gen 35:10 | ogen, wat hij deed; daarom doodde Hij hem ook. ~
3 Exo 13:15 | ons te laten trekken, zo doodde de HEERE alle eerstgeborenen
4 Exo 32:12 | uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij
5 Exo 33:12 | uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij
6 Joz 10:26 | Jozua sloeg hen daarna, en doodde ze, en hing ze aan vijf
7 Joz 11:17 | hij ook, en sloeg hen, en doodde hen. ~
8 Ric 7:17 | van Pnuel wierp hij af, en doodde de lieden der stad. ~
9 Ric 7:21 | Zo stond Gideon op, en doodde Zebah en Tsalmuna, en nam
10 Ric 8:5 | vaders huis te Ofra, en doodde zijn broederen, de zonen
11 Ric 8:45 | dag, en nam de stad in, en doodde het volk, dat daarin was;
12 1Sa 14:13 | aangezicht, en zijn wapendrager doodde ze achter hem. ~
13 1Sa 17:35 | baard, en sloeg hem, en doodde hem. ~
14 1Sa 17:50 | versloeg den Filistijn, en doodde hem; doch David had geen
15 1Sa 17:51 | uit zijn schede, en hij doodde hem, en hij hieuw hem het
16 1Sa 22:18 | aan op de priesters, en doodde te dien dage vijf en tachtig
17 2Sa 1:10 | Zo stond ik bij hem, en doodde hem; want ik wist, dat hij
18 2Sa 14:6 | een sloeg den ander, en doodde hem. ~
19 2Sa 21:17 | sloeg den Filistijn, en doodde hem. Toen zwoeren hem de
20 2Sa 23:21 | hand des Egyptenaars, en doodde hem met zijn eigen spies. ~
21 1Kon 2:34| en viel op hem aan, en doodde hem; en hij werd begraven
22 1Kon 11:24| ener bende, als David die doodde; en getrokken zijnde naar
23 1Kon 13:24| vond hem op den weg, en doodde hem; en zijn dood lichaam
24 1Kon 15:28| 28 En Baesa doodde hem, in het derde jaar van
25 1Kon 16:10| Zimri in, en sloeg hem, en doodde hem, in het zeven en twintigste
26 1Kon 18:13| Izebel de profeten des HEEREN doodde? Dat ik van de profeten
27 2Kon 15:6 | kinderen der doodslagers doodde hij niet; gelijk geschreven
28 2Kon 16:10| sloeg hem voor het volk, en doodde hem; en hij werd koning
29 2Kon 16:14| van Jabes, te Samaria, en doodde hem, en werd koning in zijn
30 2Kon 16:25| kinderen der Gileadieten; alzo doodde hij hem, en werd koning
31 2Kon 16:30| Remalia, en sloeg hem, en doodde hem, en werd koning in zijn
32 2Kon 17:9 | gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin. ~
33 2Kon 18:9 | gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin. ~
34 2Kon 25:29| toog hem tegemoet, en hij doodde hem te Megiddo, als hij
35 2Kon 27:21| van Babel sloeg hen, en doodde hen te Ribla, in het land
36 1Kro 2:3 | ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem.
37 1Kro 10:14| niet gezocht had; daarom doodde Hij hem, en keerde het koninkrijk
38 1Kro 11:23| des Egyptenaars, en hij doodde hem met zijn eigen spies. ~
39 1Kro 20:18| mannen te voet; daartoe doodde hij Sofach, den krijgsoverste. ~
40 2Kro 22:4 | en zich versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met
41 2Kro 22:24| en zich versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen met
42 2Kro 23:8 | Ahazia dienden, vond, en die doodde. ~
43 2Kro 23:11| Athalia, dat zij hem niet doodde. ~
44 2Kro 24:22| aan hem gedaan had, maar doodde zijn zoon; dewelke, als
45 2Kro 25:3 | vader, geslagen hadden, doodde. ~
46 2Kro 25:4 | 4 Doch hun kinderen doodde hij niet, maar hij deed,
47 2Kro 37:17| het huis huns heiligdoms doodde, en hij verschoonde de jongelingen
48 Job 13:15 | 15 Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel
49 Psa 78:31 | dat Hij van hun vetsten doodde, en de uitgelezenen van
50 Psa 78:34 | 34 Als Hij hen doodde, zo vraagden zij naar Hem,
51 Psa 78:47 | 47 Hij doodde hun wijnstok door den hagel,
52 Psa 105:29 | wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. ~
53 Psa 135:10 | sloeg, en machtige koningen doodde; ~
54 Jer 41:2 | met het zwaard; alzo doodde hij hem, dien de koning
55 Jer 41:8 | Zo liet hij af, en doodde ze niet in het midden hunner
56 Jer 52:27 | koning van Babel sloeg hen en doodde hen te Ribla, in het land
57 Klaa 1:26| tegenpartijder, dat Hij doodde al de begeerlijke dingen
58 Dan 5:19 | voor hem; dien hij wilde, doodde hij, en dien hij wilde,
59 Luk 13:4 | toren in Siloam viel, en doodde ze; meent gij, dat deze
60 Hand 6:32| 2 En hij doodde Jakobus, den broeder van
|