Book Chapter: Verse
1 Gen 38:21 | ander: Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens
2 Lev 4:13 | zoude gedaan worden, en zijn schuldig geworden; ~
3 Lev 4:22 | gedaan worden, zodat hij schuldig is; ~
4 Lev 4:27 | gedaan zou worden, zodat hij schuldig is; ~
5 Lev 5:2 | nochtans is hij onrein en schuldig. ~
6 Lev 5:3 | gewaar geworden, zo is hij schuldig. ~
7 Lev 5:4 | zo is hij aan een van die schuldig. ~
8 Lev 5:5 | als hij aan een van die schuldig is, dat hij belijden zal,
9 Lev 5:17 | geweten heeft, nochtans is hij schuldig, en zal zijn ongerechtigheid
10 Lev 5:19 | hij heeft zich voorzeker schuldig gemaakt aan den HEERE. ~ ~
11 Lev 6:4 | hij gezondigd heeft, en schuldig geworden is, dat hij wederuitkeren
12 Num 5:6 | HEERE, zo is diezelve ziel schuldig. ~
13 Num 34:31 | ziel des doodslagers, die schuldig is te sterven; want hij
14 Ric 20:22 | gegeven, dat gij te dezer tijd schuldig zoudt zijn. ~
15 2Kro 20:10| vermaant hen, dat zij niet schuldig worden aan den HEERE, en
16 2Kro 20:10| doet alzo, en gij zult niet schuldig worden. ~
17 Ezra 10:19| zouden doen uitgaan; en schuldig zijnde, offerden zij een
18 Psa 5:11 | 11 Verklaar hen schuldig, o God; laat hen vervallen
19 Psa 35:22 | rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden. ~
20 Psa 35:23 | Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden. ~ ~
21 Psa 109:7 | gericht wordt, zo ga hij schuldig uit, en zijn gebed zij tot
22 Spre 30:10| hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt. ~
23 Jes 29:21 | 21 Die een mens schuldig maken om een woord, en leggen
24 Jer 2:3 | hem opaten, werden voor schuldig gehouden; kwaad kwam hun
25 Eze 22:4 | vergoten hebt, zijt gij schuldig geworden, en met uw drekgoden,
26 Eze 25:12 | van Juda; en zij zich zeer schuldig gemaakt hebben, dat zij
27 Dan 1:10 | mijn hoofd bij den koning schuldig maken. ~
28 Hos 4:15 | hoereren, dat immers Juda niet schuldig worde; komt gij toch niet
29 Hos 5:15 | plaats, totdat zij zichzelven schuldig kennen en Mijn aangezicht
30 Hos 13:1 | verheven in Israel; maar hij is schuldig geworden aan den Baal en
31 Matt 18:24| hem gebracht een, die hem schuldig was tien duizend talenten. ~
32 Matt 18:28| die hem honderd penningen schuldig was, en hem aanvattende,
33 Matt 18:28| zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig zijt. ~
34 Matt 18:34| betaald hebben al wat hij hem schuldig was. ~
35 Matt 23:16| goud des tempels, die is schuldig. ~
36 Matt 23:18| gave, die daarop is, die is schuldig. ~
37 Matt 26:66| zeiden: Hij is des doods schuldig. ~
38 Mark 3:29| eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels. ~
39 Mark 14:64| veroordeelden Hem, des doods schuldig te zijn. ~
40 Luk 7:41 | schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en
41 Luk 11:4 | aan een iegelijk, die ons schuldig is. En leid ons niet in
42 Luk 16:5 | Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig? ~
43 Luk 16:7 | En gij, hoeveel zijt gij schuldig? En hij zeide: Honderd mudden
44 Luk 17:10 | maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen. ~
45 Joha 13:14| gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig, elkanders voeten te wassen. ~
46 Rom 13:7 | dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting, dien gij
47 Rom 13:7 | vreze, eer, die gij de eer schuldig zijt. ~
48 Rom 13:8 | 8 Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben;
49 Rom 15:1 | wij, die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken
50 Rom 15:27 | geworden, zo zijn zij ook schuldig hen van lichamelijke goederen
51 1Kor 11:27| des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en
52 Efez 5:28| 28 Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te
53 2The 2:13| 13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over
54 File 1:18| iets verongelijkt heeft, of schuldig is, reken dat mij toe. ~
55 File 1:19| ook uzelven mij daartoe schuldig zijt. ~
56 Jako 2:10| een zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle. ~
57 1Joh 3:16| gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven
58 1Joh 4:11| heeft gehad, zo zijn ook wij schuldig elkander lief te hebben. ~
59 3Joh 1:8 | 8 Wij dan zijn schuldig de zodanigen te ontvangen,
|