Book Chapter: Verse
1 Gen 14:29 | sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo
2 Exo 18:18 | zwaar voor u, gij alleen kunt het niet doen. ~
3 2Kon 8:1 | vreemdeling, waar gij verkeren kunt; want de HEERE heeft een
4 Job 11:8 | hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de
5 Job 11:8 | Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? ~
6 Job 33:5 | 5 Zo gij kunt, antwoord mij; schik u voor
7 Job 37:31 | 31 Kunt gij de liefelijkheden van
8 Job 37:32 | 32 Kunt gij de Mazzaroth voortbrengen
9 Job 37:33 | verordeningen des hemels, of kunt gij deszelfs heerschappij
10 Job 37:34 | 34 Kunt gij uw stem tot de wolken
11 Job 37:35 | 35 Kunt gij de bliksemen uitlaten,
12 Job 38:22 | het paard sterkte geven? Kunt gij zijn hals met donder
13 Job 39:4 | gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de
14 Jes 19:11 | onvernuftig geworden; hoe kunt gijlieden dan zeggen tot
15 Eze 3:6 | welker woorden gij niet kunt verstaan; zouden zij niet,
16 Dan 4:18 | bekend maken; maar gij kunt wel, dewijl de geest der
17 Dan 5:16 | gehoord, dat gij uitleggingen kunt geven, en knopen ontbinden;
18 Matt 5:36| omdat gij niet een haar kunt wit of zwart maken; ~
19 Matt 6:24| den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon. ~
20 Matt 8:2 | Heere! indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. ~
21 Matt 12:34| adderengebroedsels! hoe kunt gij goede dingen spreken,
22 Matt 16:3 | wel te onderscheiden, en kunt gij de tekenen der tijden
23 Matt 20:22| weet niet wat gij begeert; kunt gij den drinkbeker drinken,
24 Matt 26:40| slapende, en zeide tot Petrus: Kunt gij dan niet een uur met
25 Mark 1:40| zeggende: Indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. ~
26 Mark 9:22| verderven; maar zo Gij iets kunt, wees met innerlijke ontferming
27 Mark 9:23| Jezus zeide tot hem: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn
28 Mark 10:38| weet niet, wat gij begeert. Kunt gij den drinkbeker drinken,
29 Mark 14:7 | u, en wanneer gij wilt, kunt gij hun weldoen; maar Mij
30 Mark 14:37| Petrus: Simon, slaapt gij? Kunt gij niet een uur waken? ~
31 Luk 5:12 | Heere! zo Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. ~
32 Luk 5:34 | Doch Hij zeide tot hen: Kunt gij de bruiloftskinderen,
33 Luk 6:42 | 42 Of hoe kunt gij tot uw broeder zeggen:
34 Luk 12:26 | dan ook het minste niet kunt, wat zijt gij voor de andere
35 Luk 16:13 | den anderen verachten; gij kunt God niet dienen en den Mammon. ~
36 Joha 5:44| 44 Hoe kunt gij geloven, gij, die eer
37 Joha 7:34| vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen. ~
38 Joha 7:36| vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen? ~
39 Joha 8:21| sterven; waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen. ~
40 Joha 8:22| Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen? ~
41 Joha 8:43| omdat gij Mijn woord niet kunt horen. ~
42 Joha 13:33| gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen; alzo zeg
43 Joha 13:36| antwoordde hem: Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen;
44 Joha 15:5 | vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen. ~
45 Joha 16:12| Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen. ~
46 Hand 9:1 | naar de wijze van Mozes, zo kunt gij niet zalig worden. ~
47 Hand 18:11| 11 Alzo gij kunt weten, dat het niet meer
48 Hand 21:31| schip niet blijven, gij kunt niet behouden worden. ~
49 1Kor 7:5 | verzoeke, omdat gij u niet kunt onthouden. ~
50 1Kor 7:21| bekommeren; maar indien gij ook kunt vrij worden, gebruik dat
51 1Kor 10:13| uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen. ~
52 1Kor 10:21| 21 Gij kunt den drinkbeker des Heeren
53 1Kor 10:21| drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn aan
54 1Kor 14:31| 31 Want gij kunt allen, de een na den ander
55 Efez 3:4 | Waaraan gij, dit lezende, kunt bemerken mijn wetenschap,
56 Efez 6:11| wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen
57 Efez 6:13| wapenrusting Gods, opdat gij kunt wederstaan in den bozen
58 Jako 4:2 | en ijvert naar dingen, en kunt ze niet verkrijgen; gij
59 Open 2:2 | en dat gij de kwaden niet kunt dragen; en dat gij beproefd
|