1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4160
Book Chapter: Verse
1501 Job 29:5 | Toen de Almachtige nog met mij was, en mijn jongens rondom
1502 Job 29:5 | en mijn jongens rondom mij; ~
1503 Job 29:6 | in boter, en de rots bij mij oliebeken uitgoot; ~
1504 Job 29:8 | 8 De jongens zagen mij, en verstaken zich, en de
1505 Job 29:11 | 11 Als een oor mij hoorde, zo hield het mij
1506 Job 29:11 | mij hoorde, zo hield het mij gelukzalig; als mij een
1507 Job 29:11 | het mij gelukzalig; als mij een oog zag, zo getuigde
1508 Job 29:11 | zag, zo getuigde het van mij. ~
1509 Job 29:13 | die verloren ging, kwam op mij; en het hart der weduwe
1510 Job 29:14 | 14 Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij
1511 Job 29:14 | gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een
1512 Job 29:20 | heerlijkheid was nieuw bij mij, en mijn boog veranderde
1513 Job 29:21 | 21 Zij hoorden mij aan, en wachtten, en zwegen
1514 Job 29:23 | 23 Want zij wachtten naar mij, gelijk naar den regen,
1515 Job 30:1 | 1 Maar nu lachen over mij minderen dan ik van dagen,
1516 Job 30:2 | 2 Waartoe zou mij ook geweest zijn de krachten
1517 Job 30:10 | Zij hebben een gruwel aan mij, zij maken zich verre van
1518 Job 30:10 | zij maken zich verre van mij, ja, zij onthouden het speeksel
1519 Job 30:11 | mijn zeel losgemaakt, en mij bedrukt; daarom hebben zij
1520 Job 30:12 | voeten uit, en banen tegen mij hun verderfelijke wegen. ~
1521 Job 30:15 | met verschrikkingen tegen mij gekeerd; elk een vervolgt
1522 Job 30:16 | stort zich nu mijn ziel in mij uit; de dagen des druks
1523 Job 30:16 | dagen des druks grijpen mij aan. ~
1524 Job 30:17 | doorboort Hij mijn beenderen in mij, en mijn polsaderen rusten
1525 Job 30:18 | kleed veranderd; Hij omgordt mij als de kraag mijns roks. ~
1526 Job 30:19 | 19 Hij heeft mij in het slijk geworpen, en
1527 Job 30:20 | tot U, maar Gij antwoordt mij niet; ik sta, maar Gij acht
1528 Job 30:20 | sta, maar Gij acht niet op mij. ~
1529 Job 30:21 | veranderd in een wrede tegen mij; door de sterkte Uwer hand
1530 Job 30:21 | Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk. ~
1531 Job 30:22 | 22 Gij heft mij op in den wind; Gij doet
1532 Job 30:22 | op in den wind; Gij doet mij daarop rijden, en Gij versmelt
1533 Job 30:22 | rijden, en Gij versmelt mij het wezen. ~
1534 Job 30:23 | 23 Want ik weet, dat Gij mij ter dood brengen zult, en
1535 Job 30:27 | dagen der verdrukking zijn mij voorgekomen. ~
1536 Job 30:30 | huid is zwart geworden over mij, en mijn gebeente is ontstoken
1537 Job 31:6 | 6 Hij wege mij op, in een rechte weegschaal,
1538 Job 31:13 | als zij geschil hadden met mij; ~
1539 Job 31:15 | 15 Heeft Hij niet, Die mij in den buik maakte, hem
1540 Job 31:18 | mijn jonkheid af is hij bij mij opgetogen, als bij een vader,
1541 Job 31:20 | 20 Zo zijn lenden mij niet gezegend hebben, toen
1542 Job 31:23 | het verderf Gods was bij mij een schrik, en ik vermocht
1543 Job 31:29 | verdrukking mijns haters, en mij opgewekt heb, als het kwaad
1544 Job 31:34 | verachtste der huisgezinnen zou mij afgeschrikt hebben; zodat
1545 Job 31:35 | Och, of ik een hadde, die mij hoorde! Zie, mijn oogmerk
1546 Job 31:35 | oogmerk is, dat de Almachtige mij antwoorde, en dat mijn tegenpartij
1547 Job 31:36 | schouder dragen? Ik zou het op mij binden als een kroon. ~
1548 Job 31:38 | 38 Zo mijn land tegen mij roept, en zijn voren te
1549 Job 32:10 | Daarom zeg ik: Hoor naar mij; ik zal mijn gevoelen ook
1550 Job 32:14 | 14 Nu heeft hij tegen mij geen woorden gericht, en
1551 Job 32:18 | geest mijns buiks benauwt mij. ~
1552 Job 32:20 | zal spreken, opdat ik voor mij lucht krijge; ik zal mijn
1553 Job 32:22 | in kort zou mijn Maker mij wegnemen. ~
1554 Job 33:4 | 4 De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des
1555 Job 33:4 | adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt. ~
1556 Job 33:5 | 5 Zo gij kunt, antwoord mij; schik u voor mijn aangezicht,
1557 Job 33:10 | Hij vindt oorzaken tegen mij, Hij houdt mij voor Zijn
1558 Job 33:10 | oorzaken tegen mij, Hij houdt mij voor Zijn vijand. ~
1559 Job 33:27 | recht verkeerd, hetwelk mij niet heeft gebaat; ~
1560 Job 33:31 | Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, en ik zal spreken. ~
1561 Job 33:32 | er redenen zijn, antwoord mij; spreek, want ik heb lust
1562 Job 33:33 | 33 Zo niet, hoor naar mij; zwijg, en ik zal u wijsheid
1563 Job 34:2 | verstandigen, neigt de oren naar mij. ~
1564 Job 34:10 | van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid,
1565 Job 34:32 | Behalve wat ik zie, leer Gij mij; heb ik onrecht gewrocht,
1566 Job 34:34 | van verstand zullen met mij zeggen, en een wijs man
1567 Job 34:34 | en een wijs man zal naar mij horen; ~
1568 Job 36:2 | 2 Verbeid mij een weinig, en ik zal u
1569 Job 37:3 | u vragen, en onderricht Mij. ~
1570 Job 39:2 | u vragen, en onderricht Mij. ~
1571 Job 39:3 | te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig
1572 Job 40:2 | 2 Wie heeft Mij voorgekomen, dat Ik hem
1573 Job 41:3 | verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die
1574 Job 41:4 | vragen, en onderricht Gij mij. ~
1575 Job 41:6 | 6 Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof
1576 Job 41:7 | gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht
1577 Job 41:8 | gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht
1578 Psa 2:7 | verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon,
1579 Psa 2:8 | 8 Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven
1580 Psa 3:2 | vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op. ~
1581 Psa 3:4 | HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd
1582 Psa 3:5 | HEERE, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid.
1583 Psa 3:6 | want de HEERE ondersteunde mij. ~
1584 Psa 3:7 | volks, die zich rondom tegen mij zetten. ~
1585 Psa 3:8 | 8Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt
1586 Psa 4:2 | 2Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid!
1587 Psa 4:2 | In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; wees mij
1588 Psa 4:2 | mij ruimte gemaakt; wees mij genadig, en hoor mijn gebed. ~
1589 Psa 4:9 | Gij, o HEERE! alleen zult mij doen zeker wonen. ~ ~
1590 Psa 5:4 | horen; des morgens zal ik mij tot U schikken, en wacht
1591 Psa 5:8 | in Uw huis ingaan; ik zal mij buigen naar het paleis Uwer
1592 Psa 5:9 | 9 HEERE! Leid mij in Uw gerechtigheid, om
1593 Psa 6:2 | 2 O HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd
1594 Psa 6:2 | in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid! ~
1595 Psa 6:3 | 3 Wees mij genadig, HEERE, want ik
1596 Psa 6:3 | ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen
1597 Psa 6:5 | HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid
1598 Psa 6:9 | 9 Wijkt van mij, al gij werkers der ongerechtigheid;
1599 Psa 7:2 | op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers,
1600 Psa 7:2 | mijn vervolgers, en red mij. ~
1601 Psa 7:5 | heb dien, die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered
1602 Psa 7:5 | ja, ik heb dien gered die mij zonder oorzaak benauwde!) ~
1603 Psa 7:7 | benauwers, en ontwaak tot mij; Gij hebt het gericht bevolen. ~
1604 Psa 7:9 | volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn gerechtigheid,
1605 Psa 7:9 | mijn oprechtigheid, die bij mij is. ~
1606 Psa 9:3 | 3 In U zal ik mij verblijden, en van vreugde
1607 Psa 9:14 | 14 Wees mij genadig, HEERE, zie mijn
1608 Psa 9:14 | ellende aan, van mijn haters mij aangedaan, Gij, Die mij
1609 Psa 9:14 | mij aangedaan, Gij, Die mij verhoogt uit de poorten
1610 Psa 9:15 | van Sion vertelle, dat ik mij verheuge in Uw heil. ~
1611 Psa 13:2 | 2Hoe lang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang
1612 Psa 13:2 | zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen? ~
1613 Psa 13:3 | lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn? ~
1614 Psa 13:4 | 4Aanschouw, verhoor mij, HEERE, mijn God; verlicht
1615 Psa 13:6 | HEERE zingen, omdat Hij aan mij welgedaan heeft. ~ ~
1616 Psa 16:1 | kleinood van David. Bewaar mij, o God! want ik betrouw
1617 Psa 16:6 | 6 De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen;
1618 Psa 16:6 | ja, een schone erfenis is mij geworden. ~
1619 Psa 16:7 | zal den HEERE loven, Die mij raad heeft gegeven; zelfs
1620 Psa 16:7 | zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren. ~
1621 Psa 16:8 | den HEERE geduriglijk voor mij, omdat Hij aan mijn rechterhand
1622 Psa 16:11 | 11 Gij zult mij het pad des levens bekend
1623 Psa 17:3 | nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets;
1624 Psa 17:4 | handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen,
1625 Psa 17:6 | Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw
1626 Psa 17:6 | o God! neig Uw oor tot mij; hoor mijn rede. ~
1627 Psa 17:8 | 8 Bewaar mij als het zwart des oogappels,
1628 Psa 17:8 | zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen, ~
1629 Psa 17:9 | aangezicht der goddelozen, die mij verwoesten, mijner doodsvijanden,
1630 Psa 17:9 | mijner doodsvijanden, die mij omringen. ~
1631 Psa 18:5 | Banden des doods hadden mij omvangen, en beken Belials
1632 Psa 18:5 | beken Belials verschrikten mij. ~
1633 Psa 18:6 | Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden
1634 Psa 18:6 | strikken des doods bejegenden mij. ~
1635 Psa 18:7 | 7 Als mij bange was, riep ik den HEERE
1636 Psa 18:17 | zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote
1637 Psa 18:17 | hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren. ~
1638 Psa 18:18 | 18 Hij verloste mij van mijn sterken vijand,
1639 Psa 18:19 | 19 Zij hadden mij bejegend ten dage mijns
1640 Psa 18:19 | ongevals; maar de HEERE was mij tot een Steunsel. ~
1641 Psa 18:20 | 20 En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte
1642 Psa 18:20 | in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan
1643 Psa 18:20 | uit, want Hij had lust aan mij. ~
1644 Psa 18:21 | 21 De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid,
1645 Psa 18:21 | mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid
1646 Psa 18:23 | Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen deed
1647 Psa 18:23 | inzettingen deed ik niet van mij weg. ~
1648 Psa 18:24 | oprecht bij Hem, en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid. ~
1649 Psa 18:25 | 25 Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn
1650 Psa 18:33 | 33 Het is God, Die mij met kracht omgordt; en Hij
1651 Psa 18:34 | der hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten. ~
1652 Psa 18:36 | 36 Ook hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven,
1653 Psa 18:36 | en Uw rechterhand heeft mij ondersteund, en Uw zachtmoedigheid
1654 Psa 18:36 | Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt. ~
1655 Psa 18:37 | voetstap ruim gemaakt onder mij, en mijn enkelen hebben
1656 Psa 18:40 | 40 Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde;
1657 Psa 18:40 | strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij
1658 Psa 18:40 | mij nederbukken, die tegen mij opstonden. ~
1659 Psa 18:41 | 41 En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden,
1660 Psa 18:44 | 44 Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten
1661 Psa 18:44 | twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een hoofd der
1662 Psa 18:44 | dat ik niet kende, heeft mij gediend. ~
1663 Psa 18:45 | Zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd;
1664 Psa 18:45 | van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben
1665 Psa 18:45 | gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen. ~
1666 Psa 18:48 | 48 De God, Die mij volkomen wraak geeft, en
1667 Psa 18:48 | geeft, en de volken onder mij brengt; ~
1668 Psa 18:49 | 49 Die mij uithelpt van mijn vijanden;
1669 Psa 18:49 | vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven degenen, die tegen
1670 Psa 18:49 | boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt mij van
1671 Psa 18:49 | tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds. ~
1672 Psa 19:13 | afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen. ~
1673 Psa 19:14 | trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht
1674 Psa 22:2 | mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van
1675 Psa 22:8 | 8 Allen, die mij zien, bespotten mij; zij
1676 Psa 22:8 | die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit,
1677 Psa 22:10 | Gij zijt het immers, Die mij uit den buik hebt uitgetogen;
1678 Psa 22:10 | buik hebt uitgetogen; Die mij hebt doen vertrouwen, zijnde
1679 Psa 22:12 | 12 Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid is nabij;
1680 Psa 22:13 | 13 Vele varren hebben mij omsingeld, sterke stieren
1681 Psa 22:13 | stieren van Basan hebben mij omringd. ~
1682 Psa 22:14 | Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als een verscheurende
1683 Psa 22:16 | mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods. ~
1684 Psa 22:17 | 17 Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering
1685 Psa 22:17 | vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn
1686 Psa 22:18 | schouwen het aan, zij zien op mij. ~
1687 Psa 22:22 | 22 Verlos mij uit des leeuwen muil; en
1688 Psa 22:22 | leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen. ~
1689 Psa 23:1 | De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. ~
1690 Psa 23:2 | 2Hij doet mij nederliggen in grazige weiden;
1691 Psa 23:2 | grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille
1692 Psa 23:3 | verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid,
1693 Psa 23:4 | vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die
1694 Psa 23:4 | Uw staf, die vertroosten mij. ~
1695 Psa 23:6 | 6Immers zullen mij het goede en de weldadigheid
1696 Psa 25:2 | op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden; laat
1697 Psa 25:2 | vreugde opspringen over mij. ~
1698 Psa 25:4 | 4 Daleth. HEERE! maak mij Uw wegen bekend, leer mij
1699 Psa 25:4 | mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden. ~
1700 Psa 25:5 | 5 He. Vau. Leid mij in Uw waarheid, en leer
1701 Psa 25:5 | in Uw waarheid, en leer mij, want Gij zijt de God mijns
1702 Psa 25:16 | 16 Pe. Wend U tot mij, en wees mij genadig, want
1703 Psa 25:16 | Wend U tot mij, en wees mij genadig, want ik ben eenzaam
1704 Psa 25:17 | zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden. ~
1705 Psa 25:19 | vermenigvuldigen, en zij haten mij met een wreveligen haat. ~
1706 Psa 25:20 | Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd
1707 Psa 25:20 | mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want
1708 Psa 25:21 | oprechtigheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht
1709 Psa 26:1 | Een psalm van David! Doe mij recht, HEERE! want ik wandel
1710 Psa 26:2 | 2 Proef mij, HEERE, en verzoek mij;
1711 Psa 26:2 | Proef mij, HEERE, en verzoek mij; toets mijn nieren en mijn
1712 Psa 26:11 | mijn oprechtigheid, verlos mij dan en wees mij genadig. ~
1713 Psa 26:11 | verlos mij dan en wees mij genadig. ~
1714 Psa 27:2 | en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn
1715 Psa 27:2 | vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees
1716 Psa 27:3 | 3 Ofschoon mij een leger belegerde, mijn
1717 Psa 27:3 | ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik
1718 Psa 27:5 | 5 Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des
1719 Psa 27:5 | des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner
1720 Psa 27:5 | Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen. ~
1721 Psa 27:6 | mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn
1722 Psa 27:7 | stem, als ik roep; en wees mij genadig, en antwoord mij. ~
1723 Psa 27:7 | mij genadig, en antwoord mij. ~
1724 Psa 27:9 | Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af
1725 Psa 27:9 | mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet,
1726 Psa 27:9 | begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils! ~
1727 Psa 27:10 | vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE
1728 Psa 27:10 | verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen. ~
1729 Psa 27:11 | 11 HEERE! leer mij Uw weg, en leid mij in het
1730 Psa 27:11 | leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner
1731 Psa 27:12 | 12 Geef mij niet over in de begeerte
1732 Psa 27:12 | valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die
1733 Psa 28:1 | houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, zo Gij
1734 Psa 28:1 | opdat ik niet, zo Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde
1735 Psa 28:3 | 3Trek mij niet weg met de goddelozen,
1736 Psa 30:2 | verhogen, HEERE, want Gij hebt mij opgetrokken, en mijn vijanden
1737 Psa 30:2 | opgetrokken, en mijn vijanden over mij niet verblijd. ~
1738 Psa 30:3 | U geroepen, en Gij hebt mij genezen. ~
1739 Psa 30:4 | graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden,
1740 Psa 30:11 | 11 Hoor, HEERE! en wees mij genadig; HEERE! wees mij
1741 Psa 30:11 | mij genadig; HEERE! wees mij een Helper. ~
1742 Psa 30:12 | 12 Gij hebt mij mijn weeklage veranderd
1743 Psa 30:12 | hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord; ~
1744 Psa 31:2 | HEERE! betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in
1745 Psa 31:2 | worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid. ~
1746 Psa 31:3 | 3 Neig Uw oor tot mij, red mij haastelijk; wees
1747 Psa 31:3 | Neig Uw oor tot mij, red mij haastelijk; wees mij tot
1748 Psa 31:3 | red mij haastelijk; wees mij tot een sterke Rotssteen,
1749 Psa 31:3 | tot een zeer vast Huis, om mij te behouden. ~
1750 Psa 31:4 | Steenrots en mijn Burg; leid mij dan, en voer mij, om Uws
1751 Psa 31:4 | Burg; leid mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil. ~
1752 Psa 31:5 | 5 Doe mij uitgaan uit het net, dat
1753 Psa 31:5 | uit het net, dat zij voor mij verborgen hebben, want Gij
1754 Psa 31:6 | ik mijn geest; Gij hebt mij verlost, HEERE, Gij, God
1755 Psa 31:8 | 8 Ik zal mij verheugen en verblijden
1756 Psa 31:9 | 9 En mij niet hebt overgeleverd in
1757 Psa 31:10 | 10 Wees mij genadig, HEERE! want mij
1758 Psa 31:10 | mij genadig, HEERE! want mij is bange; van verdriet is
1759 Psa 31:12 | bekenden tot een schrik; die mij op de straten zien, vlieden
1760 Psa 31:12 | straten zien, vlieden van mij weg. ~
1761 Psa 31:14 | dewijl zij te zamen tegen mij raadslaan; zij denken mijn
1762 Psa 31:16 | tijden zijn in Uw hand; red mij van de hand mijner vijanden,
1763 Psa 31:17 | Uw knecht lichten; verlos mij door Uw goedertierenheid. ~
1764 Psa 31:18 | 18 HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want
1765 Psa 31:22 | Zijn goedertierenheid aan mij wonderlijk gemaakt, mij
1766 Psa 31:22 | mij wonderlijk gemaakt, mij voerende als in een vaste
1767 Psa 32:4 | was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd
1768 Psa 32:7 | 7 Gij zijt mij een Verberging; Gij behoedt
1769 Psa 32:7 | Verberging; Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt
1770 Psa 32:7 | benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van
1771 Psa 35:4 | Gimel. Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn
1772 Psa 35:5 | HEERE gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al
1773 Psa 35:5 | heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered. ~
1774 Psa 35:12 | gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des HEEREN vreze
1775 Psa 36:4 | worden, die kwaad tegen mij bedenken. ~
1776 Psa 36:7 | groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder
1777 Psa 36:11 | niet weet, eisen zij van mij. ~
1778 Psa 36:12 | 12 Zij vergelden mij kwaad voor goed, de beroving
1779 Psa 36:13 | 13 Mij aangaande daarentegen, als
1780 Psa 36:14 | het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware;
1781 Psa 36:15 | zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte
1782 Psa 36:16 | tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden. ~
1783 Psa 36:19 | zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken
1784 Psa 36:19 | verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijanden
1785 Psa 36:19 | wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten. ~
1786 Psa 36:21 | sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons
1787 Psa 36:22 | HEERE! wees niet verre van mij. ~
1788 Psa 36:24 | 24 Doe mij recht naar Uw gerechtigheid,
1789 Psa 36:24 | God! en laat hen zich over mij niet verblijden. ~
1790 Psa 36:26 | bekleed worden, die zich tegen mij groot maken. ~
1791 Psa 37:12 | hovaardigen kome niet over mij, en de hand der goddelozen
1792 Psa 37:12 | hand der goddelozen doe mij niet omzwerven. ~
1793 Psa 39:2 | 2 O HEERE! straf mij niet in Uw groten toorn,
1794 Psa 39:2 | groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid. ~
1795 Psa 39:3 | 3 Want Uw pijlen zijn in mij gedaald, en Uw hand is op
1796 Psa 39:3 | gedaald, en Uw hand is op mij nedergedaald. ~
1797 Psa 39:5 | een zware last zijn zij mij te zwaar geworden. ~
1798 Psa 39:11 | en om, mijn kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner
1799 Psa 39:11 | zij zelven zijn niet bij mij. ~
1800 Psa 39:13 | mijn ziel zoeken, leggen mij strikken; en die mijn kwaad
1801 Psa 39:17 | Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer
1802 Psa 39:17 | zo zouden zij zich tegen mij groot maken. ~
1803 Psa 39:18 | mijn smart is steeds voor mij. ~
1804 Psa 39:20 | worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten,
1805 Psa 39:21 | voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede
1806 Psa 39:22 | 22 Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God!
1807 Psa 39:22 | God! wees niet verre van mij. ~
1808 Psa 40:2 | goddeloze nog tegenover mij is. ~
1809 Psa 40:5 | 5 HEERE! maak mij bekend mijn einde, en welke
1810 Psa 40:9 | 9 Verlos mij van al mijn overtredingen;
1811 Psa 40:9 | mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen. ~
1812 Psa 40:11 | 11 Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken van
1813 Psa 40:14 | 14 Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke,
1814 Psa 40:14 | Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga,
1815 Psa 41:2 | verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd, en mijn geroep
1816 Psa 41:3 | 3 En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil,
1817 Psa 41:7 | en spijsoffer; Gij hebt mij de oren doorboord; brandoffer
1818 Psa 41:8 | de rol des boeks is van mij geschreven. ~
1819 Psa 41:12 | zult Uw barmhartigheden van mij niet onthouden; laat Uw
1820 Psa 41:12 | weldadigheid en Uw trouw mij geduriglijk behoeden. ~
1821 Psa 41:13 | zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden
1822 Psa 41:13 | ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet
1823 Psa 41:13 | hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten. ~
1824 Psa 41:14 | 14 Het behage U, HEERE! mij te verlossen; HEERE! haast
1825 Psa 41:16 | hunner beschaming, die van mij zeggen: Ha, ha! ~
1826 Psa 41:18 | maar de HEERE denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn
1827 Psa 42:5 | Ik zeide: O HEERE! wees mij genadig; genees mijn ziel,
1828 Psa 42:6 | vijanden spreken kwaad van mij, zeggende: Wanneer zal hij
1829 Psa 42:7 | iemand van hen komt, om mij te zien, hij spreekt valsheid;
1830 Psa 42:8 | mompelen te zamen tegen mij; ze bedenken tegen mij,
1831 Psa 42:8 | tegen mij; ze bedenken tegen mij, hetgeen mij kwaad is, zeggende: ~
1832 Psa 42:8 | bedenken tegen mij, hetgeen mij kwaad is, zeggende: ~
1833 Psa 42:10 | heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven. ~
1834 Psa 42:11 | Maar Gij, o HEERE! wees mij genadig, en richt mij op;
1835 Psa 42:11 | wees mij genadig, en richt mij op; en ik zal het hun vergelden. ~
1836 Psa 42:12 | weet ik, dat Gij lust aan mij hebt, dat mijn vijand over
1837 Psa 42:12 | hebt, dat mijn vijand over mij niet zal juichen. ~
1838 Psa 42:13 | 13 Want mij aangaande, Gij onderhoudt
1839 Psa 42:13 | aangaande, Gij onderhoudt mij in mijn oprechtigheid, en
1840 Psa 42:13 | oprechtigheid, en Gij stelt mij voor Uw aangezicht in eeuwigheid. ~
1841 Psa 42:18 | 4 Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht;
1842 Psa 42:18 | omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? ~
1843 Psa 42:19 | en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te
1844 Psa 42:20 | ziel! en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal
1845 Psa 42:21 | ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit
1846 Psa 42:22 | baren en Uw golven zijn over mij heengegaan. ~
1847 Psa 42:23 | nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den
1848 Psa 42:24 | Steenrots! waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart,
1849 Psa 42:25 | in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als
1850 Psa 42:25 | als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? ~
1851 Psa 42:26 | wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal
1852 Psa 43:1 | 1Doe mij recht, o God! en twist Gij
1853 Psa 43:1 | mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk,
1854 Psa 43:2 | sterkte; waarom verstoot Gij mij dan? Waarom ga ik steeds
1855 Psa 43:3 | en Uw waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen
1856 Psa 43:3 | die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg Uwer
1857 Psa 43:5 | wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal
1858 Psa 44:7 | boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen. ~
1859 Psa 44:16 | schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts
1860 Psa 44:16 | mijns aangezichts bedekt mij; ~
1861 Psa 49:6 | die op de hielen zijn, mij omringen? ~
1862 Psa 49:16 | verlossen, want Hij zal mij opnemen. Sela. ~
1863 Psa 50:5 | 5 Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn
1864 Psa 50:8 | brandofferen zijn steeds voor Mij. ~
1865 Psa 50:11 | het wild des velds is bij Mij. ~
1866 Psa 50:12 | 12 Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet
1867 Psa 50:15 | 15 En roept Mij aan in den dag der benauwdheid;
1868 Psa 50:15 | u uithelpen, en gij zult Mij eren. ~
1869 Psa 50:23 | Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel
1870 Psa 51:3 | 3 Wees mij genadig, o God! naar Uw
1871 Psa 51:4 | 4 Was mij wel van mijn ongerechtigheid,
1872 Psa 51:4 | ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonde. ~
1873 Psa 51:5 | mijn zonde is steeds voor mij. ~
1874 Psa 51:7 | geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. ~
1875 Psa 51:8 | het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend. ~
1876 Psa 51:9 | 9 Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein
1877 Psa 51:9 | en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan
1878 Psa 51:10 | 10 Doe mij vreugde en blijdschap horen;
1879 Psa 51:12 | 12 Schep mij een rein hart, o God! en
1880 Psa 51:12 | vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest. ~
1881 Psa 51:13 | 13 Verwerp mij niet van Uw aangezicht,
1882 Psa 51:13 | Heiligen Geest niet van mij. ~
1883 Psa 51:14 | 14 Geef mij weder de vreugde Uws heils;
1884 Psa 51:14 | vrijmoedige geest ondersteune mij. ~
1885 Psa 51:16 | 16 Verlos mij van bloedschulden, o God,
1886 Psa 54:3 | 3O God! verlos mij door Uw Naam, en doe mij
1887 Psa 54:3 | mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht. ~
1888 Psa 54:5 | 5Want vreemden staan tegen mij op, en tirannen zoeken mijn
1889 Psa 54:6 | 6Ziet, God is mij een Helper; de Heere is
1890 Psa 54:9 | 9Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid;
1891 Psa 55:3 | 3 Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf
1892 Psa 55:3 | Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn
1893 Psa 55:4 | schuiven ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij mij. ~
1894 Psa 55:4 | mij, en in toorn haten zij mij. ~
1895 Psa 55:5 | smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des
1896 Psa 55:5 | verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen. ~
1897 Psa 55:6 | 6 Vrees en beving komt mij aan, en gruwen overdekt
1898 Psa 55:6 | aan, en gruwen overdekt mij; ~
1899 Psa 55:7 | 7 Zodat ik zeg: Och, dat mij iemand vleugelen, als ener
1900 Psa 55:13 | het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het
1901 Psa 55:13 | hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou
1902 Psa 55:13 | groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben. ~
1903 Psa 55:17 | 17 Mij aangaande, ik zal tot God
1904 Psa 55:17 | roepen, en de HEERE zal mij verlossen. ~
1905 Psa 55:19 | verlost van den strijd tegen mij; want met menigte zijn zij
1906 Psa 55:19 | met menigte zijn zij tegen mij geweest. ~
1907 Psa 56:2 | 2 Wees mij genadig, o God! want de
1908 Psa 56:2 | God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen
1909 Psa 56:2 | slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder. ~
1910 Psa 56:3 | Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken;
1911 Psa 56:5 | zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen? ~
1912 Psa 56:6 | hun gedachten zijn tegen mij ten kwade. ~
1913 Psa 56:10 | dit weet ik, dat God met mij is. ~
1914 Psa 56:12 | zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen? ~
1915 Psa 56:13 | 13 O God! op mij zijn Uw geloften; ik zal
1916 Psa 57:2 | 2 Wees mij genadig, o God! Wees mij
1917 Psa 57:2 | mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel
1918 Psa 57:3 | Allerhoogste, tot God, Die het aan mij voleinden zal. ~
1919 Psa 57:4 | van den hemel zenden, en mij verlossen, te schande makende
1920 Psa 57:4 | schande makende dengene, die mij zoekt op te slokken. Sela.
1921 Psa 59:2 | 2 Red mij van mijn vijanden, o mijn
1922 Psa 59:2 | vijanden, o mijn God! stel mij in een hoog vertrek voor
1923 Psa 59:2 | voor degenen, die tegen mij opstaan. ~
1924 Psa 59:3 | 3 Red mij van de werkers der ongerechtigheid,
1925 Psa 59:3 | ongerechtigheid, en verlos mij van de mannen des bloeds. ~
1926 Psa 59:4 | sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding,
1927 Psa 59:5 | zonder mijn misdaad; waak op mij tegemoet, en zie. ~
1928 Psa 59:11 | mijner goedertierenheid zal mij voorkomen; God zal mij op
1929 Psa 59:11 | zal mij voorkomen; God zal mij op mijn verspieders doen
1930 Psa 59:17 | vrolijk roemen, omdat Gij mij een Hoog Vertrek zijt geweest,
1931 Psa 59:17 | Toevlucht ten dage, als mij bange was. ~
1932 Psa 60:10 | schoen werpen! juich over mij, o gij Palestina! ~
1933 Psa 60:11 | 11 Wie zal mij voeren in een vaste stad?
1934 Psa 60:11 | een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom? ~
1935 Psa 61:3 | hart overstelpt is; leid mij op een rotssteen, die mij
1936 Psa 61:3 | mij op een rotssteen, die mij te hoog zou zijn. ~
1937 Psa 61:4 | 4Want Gij zijt mij een Toevlucht geweest, een
1938 Psa 61:6 | mijn geloften; Gij hebt mij gegeven de erfenis dergenen,
1939 Psa 63:8 | 8 Want Gij zijt mij een hulp geweest; en in
1940 Psa 63:9 | rechterhand ondersteunt mij. ~
1941 Psa 64:3 | 3 Verberg mij voor den heimelijken raad
1942 Psa 65:4 | hadden de overhand over mij; maar onze overtredingen,
1943 Psa 66:14 | heeft uitgesproken, als mij bange was. ~
1944 Psa 66:20 | Zijn goedertierenheid van mij. ~
1945 Psa 69:2 | 2 Verlos mij, o God! want de wateren
1946 Psa 69:3 | en de vloed overstroomt mij. ~
1947 Psa 69:5 | 5 Die mij zonder oorzaak haten, zijn
1948 Psa 69:5 | haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die
1949 Psa 69:5 | zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand
1950 Psa 69:7 | 7 Laat hen door mij niet beschaamd worden, die
1951 Psa 69:7 | heirscharen, laat hen door mij niet te schande worden,
1952 Psa 69:10 | ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden
1953 Psa 69:10 | dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen. ~
1954 Psa 69:11 | mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad. ~
1955 Psa 69:13 | poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel
1956 Psa 69:14 | 14 Maar mij aangaande, mijn gebed is
1957 Psa 69:14 | goedertierenheid; verhoor mij door de getrouwheid Uws
1958 Psa 69:15 | 15 Ruk mij uit het slijk, en laat mij
1959 Psa 69:15 | mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij
1960 Psa 69:15 | mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters,
1961 Psa 69:16 | 16 Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat
1962 Psa 69:16 | overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat
1963 Psa 69:16 | laat den put zijn mond over mij niet toesluiten. ~
1964 Psa 69:17 | 17 Verhoor mij, o HEERE, want Uw goedertierenheid
1965 Psa 69:17 | goedertierenheid is goed; zie mij aan naar de grootheid Uwer
1966 Psa 69:18 | niet van Uw knecht, want mij is bange; haast U, verhoor
1967 Psa 69:18 | bange; haast U, verhoor mij. ~
1968 Psa 69:19 | ziel, bevrijd ze; verlos mij om mijner vijanden wil. ~
1969 Psa 69:22 | 22 Ja, zij hebben mij gal tot mijn spijs gegeven;
1970 Psa 69:22 | in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven. ~
1971 Psa 69:30 | smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek. ~
1972 Psa 70:2 | 2Haast U, o God, om mij te verlossen, o HEERE, tot
1973 Psa 70:6 | nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn
1974 Psa 71:1 | HEERE! betrouw ik; laat mij niet beschaamd worden in
1975 Psa 71:2 | 2 Red mij door Uw gerechtigheid, en
1976 Psa 71:2 | gerechtigheid, en bevrijd mij; neig Uw oor tot mij, en
1977 Psa 71:2 | bevrijd mij; neig Uw oor tot mij, en verlos mij. ~
1978 Psa 71:2 | Uw oor tot mij, en verlos mij. ~
1979 Psa 71:3 | 3 Wees mij tot een Rotssteen, om daarin
1980 Psa 71:3 | Gij hebt bevel gegeven, om mij te verlossen, want Gij zijt
1981 Psa 71:4 | 4 Mijn God, bevrijd mij van de hand des goddelozen,
1982 Psa 71:9 | 9 Verwerp mij niet in den tijd des ouderdoms;
1983 Psa 71:9 | tijd des ouderdoms; verlaat mij niet, terwijl mijn kracht
1984 Psa 71:10 | mijn vijanden spreken van mij, en die op mijn ziel loeren,
1985 Psa 71:12 | God, wees niet verre van mij; mijn God! haast U tot mijn
1986 Psa 71:17 | 17 O God! Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan,
1987 Psa 71:18 | grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen
1988 Psa 71:20 | 20 Gij, Die mij veel benauwdheden en kwaden
1989 Psa 71:20 | kwaden hebt doen zien, zult mij weder levend maken, en zult
1990 Psa 71:20 | weder levend maken, en zult mij weder ophalen uit de afgronden
1991 Psa 71:21 | grootheid vermeerderen, en mij rondom vertroosten. ~
1992 Psa 73:2 | 2 Maar mij aangaande, mijn voeten waren
1993 Psa 73:24 | 24 Gij zult mij leiden door Uw raad; en
1994 Psa 73:24 | raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. ~
1995 Psa 73:25 | den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde! ~
1996 Psa 73:28 | 28 Maar mij aangaande, het is mij goed
1997 Psa 73:28 | Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen;
1998 Psa 77:2 | en Hij zal het oor tot mij neigen. ~
1999 Psa 77:11 | Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand des
2000 Psa 81:9 | betuigen, Israel, of gij naar Mij hoordet! ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4160 |