1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4160
Book Chapter: Verse
2501 Jes 50:9 | Ziet, de Heere HEERE helpt Mij, wie is het, die Mij zal
2502 Jes 50:9 | helpt Mij, wie is het, die Mij zal verdoemen? Ziet, zij
2503 Jes 51:1 | 1 Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid
2504 Jes 51:4 | 4 Luistert naar Mij, Mijn volk! en Mijn lieden,
2505 Jes 51:4 | Mijn lieden, neigt naar Mij het oor! want een wet zal
2506 Jes 51:4 | oor! want een wet zal van Mij uitgaan, en Ik zal Mijn
2507 Jes 51:5 | zullen de volken richten; op Mij zullen de eilanden wachten,
2508 Jes 51:7 | 7 Hoort naar Mij, gijlieden, die de gerechtigheid
2509 Jes 54:8 | goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de
2510 Jes 54:9 | 9 Want dat zal Mij zijn als de wateren van
2511 Jes 54:15 | vergaderen, doch niet uit Mij; wie zich tegen u vergaderen
2512 Jes 54:17 | gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE. ~ ~ ~ ~ ~
2513 Jes 55:2 | Hoort aandachtiglijk naar Mij, en eet het goede, en laat
2514 Jes 55:3 | Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven;
2515 Jes 55:11 | het zal niet ledig tot Mij wederkeren; maar het zal
2516 Jes 55:11 | maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig
2517 Jes 56:2 | Hoort aandachtiglijk naar Mij, en eet het goede, en laat
2518 Jes 56:3 | Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven;
2519 Jes 56:11 | het zal niet ledig tot Mij wederkeren; maar het zal
2520 Jes 56:11 | maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig
2521 Jes 57:3 | zeggende: De HEERE heeft mij gans en al van Zijn volk
2522 Jes 58:6 | offert hun spijsoffer; zou Ik Mij over deze dingen troosten
2523 Jes 58:8 | uw gedenkteken; want van Mij wijkende ontdekt gij u,
2524 Jes 58:11 | gedachtig geweest, gij hebt Mij op uw hart niet gelegd;
2525 Jes 58:11 | van ouds af, en gij vreest Mij niet? ~
2526 Jes 58:13 | hen wegnemen. Maar die op Mij betrouwt, die zal het
2527 Jes 58:17 | en sloeg hen; Ik verborg Mij, en was verbolgen; evenwel
2528 Jes 59:2 | 2 Hoewel zij Mij dagelijks zoeken, en een
2529 Jes 59:2 | niet verlaat, vragen zij Mij naar de rechten der
2530 Jes 60:21 | 21 Mij aangaande, dit is Mijn Verbond
2531 Jes 61:9 | Want de eilanden zullen Mij verwachten, en de schepen
2532 Jes 61:10 | in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd. ~
2533 Jes 62:1 | des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd
2534 Jes 62:1 | is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde
2535 Jes 62:1 | zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden
2536 Jes 62:10 | mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen
2537 Jes 62:10 | gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een
2538 Jes 64:3 | niemand van de volken met Mij; en Ik heb hen getreden
2539 Jes 64:5 | die hielp; en Ik ontzette Mij, en er was niemand, die
2540 Jes 64:5 | ondersteunde; daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt, en Mijn grimmigheid
2541 Jes 64:5 | en Mijn grimmigheid heeft Mij ondersteund, ~
2542 Jes 64:15 | barmhartigheden? Zij houden zich tegen mij in. ~
2543 Jes 66:1 | gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden
2544 Jes 66:1 | gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk,
2545 Jes 66:3 | 3 Een volk, Mij geduriglijk tergende in
2546 Jes 66:5 | tot uzelven, en naak tot mij niet, want ik ben heiliger
2547 Jes 66:7 | hebben op de bergen, en Mij smaadheid aangedaan hebben
2548 Jes 66:10 | runderleger, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft. ~
2549 Jes 66:19 | 19 En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem,
2550 Jes 67:1 | huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is
2551 Jes 67:24 | der lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben; want
2552 Jer 1:4 | HEEREN dan geschiedde tot mij, zeggende: ~
2553 Jer 1:7 | Maar de HEERE zeide tot mij: Zeg niet: Ik ben jong;
2554 Jer 1:9 | aan; en de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden
2555 Jer 1:11 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij,
2556 Jer 1:12 | En de HEERE zeide tot mij: Gij hebt wel gezien; want
2557 Jer 1:13 | geschiedde ten tweeden male tot mij, zeggende: Wat ziet gij?
2558 Jer 1:14 | En de HEERE zeide tot mij: Van het noorden zal zich
2559 Jer 1:16 | al hun boosheid; dat zij Mij verlaten hebben, en anderen
2560 Jer 2:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
2561 Jer 2:2 | uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de woestijn,
2562 Jer 2:5 | onrecht hebben uw vaders aan Mij gevonden, dat zij verre
2563 Jer 2:5 | gevonden, dat zij verre van Mij geweken zijn, en hebben
2564 Jer 2:8 | de wet handelden, kenden Mij niet; en de herders overtraden
2565 Jer 2:8 | herders overtraden tegen Mij; en de profeten profeteerden
2566 Jer 2:13 | heeft twee boosheden begaan; Mij, den Springader des levenden
2567 Jer 2:21 | getrouw zaad; hoe zijt gij Mij dan veranderd in verbasterde
2568 Jer 2:27 | tot een steen: Gij hebt mij gegenereerd; want zij keren
2569 Jer 2:27 | gegenereerd; want zij keren Mij den nek toe, en niet het
2570 Jer 2:29 | Waarom twist gij tegen Mij? Gij hebt allen tegen Mij
2571 Jer 2:29 | Mij? Gij hebt allen tegen Mij overtreden, spreekt de HEERE. ~
2572 Jer 2:32 | Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, dagen zonder getal. ~
2573 Jer 2:35 | Zijn toorn is immers van mij afgekeerd. Ziet, Ik zal
2574 Jer 3:1 | keer nochtans weder tot Mij, spreekt de HEERE. ~
2575 Jer 3:4 | Zult gij niet van nu af tot Mij roepen: Mijn Vader! Gij
2576 Jer 3:6 | Voorts zeide de HEERE tot mij, in de dagen van den koning
2577 Jer 3:7 | gedaan had: Bekeer u tot Mij; maar zij bekeerde zich
2578 Jer 3:10 | trouweloze zuster Juda tot Mij niet bekeerd met haar ganse
2579 Jer 3:11 | 11 Dies de HEERE tot mij zeide: De afgekeerde Israel
2580 Jer 3:19 | Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij roepen: Mijn Vader!
2581 Jer 3:19 | en gij zult van achter Mij niet afkeren. ~
2582 Jer 3:20 | gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis Israels!
2583 Jer 4:1 | spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij; en zo gij uw verfoeiselen
2584 Jer 4:12 | 12 Er zal Mij een wind komen, die hun
2585 Jer 4:17 | tegen haar; omdat zij tegen Mij wederspannig geweest is,
2586 Jer 4:19 | mijn hart maakt getier in mij, ik kan niet zwijgen; want
2587 Jer 4:22 | Zekerlijk, Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij niet; het zijn
2588 Jer 4:28 | het voorgenomen en het zal Mij niet rouwen, en Ik zal Mij
2589 Jer 4:28 | Mij niet rouwen, en Ik zal Mij daarvan niet afkeren. ~
2590 Jer 4:31 | handen uit, zeggende: O, wee mij nu, want mijn ziel is moede
2591 Jer 5:7 | vergeven? Uw kinderen verlaten Mij, en zweren bij hen, die
2592 Jer 5:11 | gans trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, spreekt de HEERE. ~
2593 Jer 5:19 | zult: Gelijk als gijlieden Mij hebt verlaten, en vreemde
2594 Jer 5:22 | 22 Zult gijlieden Mij niet vrezen? spreekt de
2595 Jer 6:20 | zal dan de wierook voor Mij uit Scheba komen, en de
2596 Jer 6:20 | lande? Uw brandofferen zijn Mij niet behagelijk, en uw slachtofferen
2597 Jer 6:20 | en uw slachtofferen zijn Mij niet zoet. ~
2598 Jer 7:16 | gebed voor hen op, en loop Mij niet aan; want Ik zal u
2599 Jer 7:18 | drankofferen te offeren, om Mij verdriet aan te doen. ~
2600 Jer 7:19 | 19 Doen zij Mij verdriet aan? spreekt de
2601 Jer 7:23 | een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn; en wandelt
2602 Jer 7:26 | Doch zij hebben naar Mij niet gehoord, noch hun oor
2603 Jer 8:18 | droefenis; mijn hart is flauw in mij. ~
2604 Jer 8:19 | haar? Waarom hebben zij Mij vertoornd met hun gesneden
2605 Jer 8:21 | zwart, ontzetting heeft mij aangegrepen. ~
2606 Jer 9:3 | boosheid tot boosheid, maar Mij kennen zij niet, spreekt
2607 Jer 9:6 | door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE. ~
2608 Jer 9:24 | hierin, dat hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben,
2609 Jer 10:19 | 19 O, wee mij over mijn breuk! mijn plage
2610 Jer 10:20 | mijn kinderen zijn van mij uitgegaan, en zij zijn er
2611 Jer 10:24 | 24 Kastijd mij, HEERE! doch met mate; niet
2612 Jer 10:24 | niet in Uw toorn, opdat Gij mij niet te niet maakt. ~
2613 Jer 11:4 | ulieden gebiede; zo zult gij Mij tot een volk zijn, en Ik
2614 Jer 11:6 | En de HEERE zeide tot mij: Roep al deze woorden uit
2615 Jer 11:9 | Voorts zeide de HEERE tot mij: Er is een verbintenis bevonden
2616 Jer 11:11 | uitkomen; als zij dan tot Mij zullen roepen, zal Ik naar
2617 Jer 11:14 | als zij over hun kwaad tot Mij zullen roepen. ~
2618 Jer 11:17 | zich bedrijven, om Mij te vertoornen, rokende den
2619 Jer 11:18 | De HEERE nu heeft het mij te kennen gegeven, dat ik
2620 Jer 11:18 | het wete; toen hebt Gij mij hun handelingen doen zien. ~
2621 Jer 11:19 | dat zij gedachten tegen mij dachten, zeggende: Laat
2622 Jer 11:20 | en het hart proeft! laat mij Uw wraak van hen zien; want
2623 Jer 12:3 | Maar Gij, o HEERE! kent mij, Gij ziet mij, en proeft
2624 Jer 12:3 | HEERE! kent mij, Gij ziet mij, en proeft mijn hart, dat
2625 Jer 12:8 | 8 Mijn erfenis is Mij geworden als een leeuw in
2626 Jer 12:8 | zij heeft haar stem tegen Mij verheven, daarom heb Ik
2627 Jer 12:9 | 9 Mijn erfenis is Mij een gesprenkelde vogel;
2628 Jer 12:11 | verwoest zijnde treurt hij tot Mij; het ganse land is verwoest,
2629 Jer 12:15 | zo zal Ik wederkeren, en Mij hunner ontfermen; en Ik
2630 Jer 13:1 | Alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ga henen, en koop
2631 Jer 13:3 | woord ten tweeden male tot mij, zeggende: ~
2632 Jer 13:5 | Frath, gelijk als de HEERE mij geboden had. ~
2633 Jer 13:6 | dagen, dat de HEERE tot mij zeide: Maak u op, ga henen
2634 Jer 13:8 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2635 Jer 13:11 | ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de
2636 Jer 13:11 | kleven, spreekt de HEERE, om Mij te zijn tot een volk,
2637 Jer 13:14 | verschonen noch sparen, noch Mij ontfermen, dat Ik hen
2638 Jer 13:22 | zult zeggen: Waarom zijn mij deze dingen bejegend? Om
2639 Jer 13:25 | deel uwer maten zijn van Mij, spreekt de HEERE; gij,
2640 Jer 13:25 | spreekt de HEERE; gij, die Mij hebt vergeten, en op leugen
2641 Jer 14:11 | Wijders zeide de HEERE tot mij: Bid niet voor dit volk
2642 Jer 14:14 | En de HEERE zeide tot mij: Die profeten profeteren
2643 Jer 15:1 | Maar de HEERE zeide tot mij: Al stond Mozes en Samuel
2644 Jer 15:6 | 6 Gij hebt Mij verlaten, spreekt de HEERE;
2645 Jer 15:8 | 8 Hun weduwen zijn Mij meerder geworden dan zand
2646 Jer 15:10 | 10 Wee mij, mijn moeder, dat gij mij
2647 Jer 15:10 | mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt, een man van
2648 Jer 15:10 | gegeven, ook hebben zij mij niet op woeker gegeven,
2649 Jer 15:10 | woeker gegeven, nog vloekt mij een ieder van hen. ~
2650 Jer 15:15 | gedenk mijner, en bezoek mij, en wreek mij van mijn vervolgers;
2651 Jer 15:15 | en bezoek mij, en wreek mij van mijn vervolgers; neem
2652 Jer 15:15 | van mijn vervolgers; neem mij niet weg in Uw lankmoedigheid
2653 Jer 15:16 | opgegeten, en Uw woord is mij geweest tot vreugde en tot
2654 Jer 15:17 | alleen gezeten, want Gij hebt mij met gramschap vervuld. ~
2655 Jer 15:18 | geheeld te worden; zoudt Gij mij ganselijk zijn als een leugenachtige,
2656 Jer 16:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
2657 Jer 16:11 | zeggen: Omdat uw vaders Mij verlaten hebben, spreekt
2658 Jer 16:11 | nedergebogen; maar Mij verlaten, en Mijn wet niet
2659 Jer 16:12 | zijn boos hart, om naar Mij niet te horen. ~
2660 Jer 17:13 | beschaamd worden; en die van mij afwijken, zullen in de aarde
2661 Jer 17:14 | 14 Genees mij, HEERE! zo zal ik genezen
2662 Jer 17:14 | ik genezen worden, behoud mij, zo zal ik behouden worden;
2663 Jer 17:15 | Ziet, zij zeggen tot mij: Waar is het woord des HEEREN?
2664 Jer 17:17 | 17 Wees Gij mij niet tot een verschrikking;
2665 Jer 17:18 | beschaamd worden, maar laat mij niet beschaamd worden; laat
2666 Jer 17:18 | verschrikt worden, maar laat mij niet verschrikt worden;
2667 Jer 17:19 | Alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ga henen en sta
2668 Jer 17:24 | indien gij vlijtiglijk naar Mij zult horen, spreekt de HEERE,
2669 Jer 17:27 | Maar indien gij naar Mij niet zult horen, om den
2670 Jer 18:5 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2671 Jer 18:15 | Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, zij roken der
2672 Jer 18:19 | HEERE! luister naar mij, en hoor naar de stem mijner
2673 Jer 18:22 | kuil gegraven hebben om mij te vangen, en strikken
2674 Jer 18:23 | weet al hun raad tegen mij ten dode; maak geen verzoening
2675 Jer 19:4 | 4 Omdat zij Mij verlaten, en deze plaats
2676 Jer 20:7 | 7 HEERE! Gij hebt mij overreed, en ik ben overreed
2677 Jer 20:7 | overreed geworden; Gij zijt mij te sterk geweest, en hebt
2678 Jer 20:7 | ieder van hen bespot mij. ~
2679 Jer 20:8 | geweld en verstoring; omdat mij des HEEREN woord den gansen
2680 Jer 20:9 | beenderen; en ik bemoeide mij om te verdragen, maar
2681 Jer 20:11 | Maar de HEERE is met mij als een verschrikkelijk
2682 Jer 20:12 | nieren en het hart ziet, laat mij Uw wraak van hen zien, want
2683 Jer 20:14 | dag, op welken mijn moeder mij gebaard heeft, zij niet
2684 Jer 20:17 | 17 Dat Hij mij niet gedood heeft van de
2685 Jer 22:5 | zult horen, zo heb Ik bij Mij gezworen, spreekt de HEERE,
2686 Jer 22:6 | konings van Juda: Gij zijt Mij een Gilead, een hoogte van
2687 Jer 22:14 | Die daar zegt: Ik zal mij een zeer hoog huis bouwen,
2688 Jer 22:16 | het hem wel; is dat niet Mij te kennen? spreekt de HEERE. ~
2689 Jer 23:14 | boosheid; zij allen zijn Mij als Sodom, en haar inwoners
2690 Jer 23:17 | steeds tot degenen, die Mij lasteren: De HEERE heeft
2691 Jer 24:1 | 1 De HEERE deed mij zien, en ziet, er waren
2692 Jer 24:3 | En de HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Jeremia?
2693 Jer 24:4 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2694 Jer 24:7 | zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE
2695 Jer 24:7 | HEERE ben; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik
2696 Jer 24:7 | want zij zullen zich tot Mij met hun ganse hart
2697 Jer 25:3 | het woord des HEEREN tot mij geschied; en ik heb
2698 Jer 25:6 | te buigen; en vertoornt Mij niet door uwer handen werk,
2699 Jer 25:7 | Maar gij hebt naar Mij niet gehoord, spreekt de
2700 Jer 25:7 | spreekt de HEERE; opdat gij Mij vertoorndet door het werk
2701 Jer 25:15 | HEERE, de God Israels, tot mij gezegd: Neem dezen beker
2702 Jer 25:17 | volken, tot welke de HEERE mij gezonden had; ~
2703 Jer 26:4 | HEERE: Zo gijlieden naar Mij niet zult horen, dat gij
2704 Jer 26:12 | zeggende: De HEERE heeft mij gezonden, om tegen dit huis
2705 Jer 26:14 | ik ben in uw handen; doet mij, als het goed, en als het
2706 Jer 26:15 | voorzeker, dat gij, zo gij mij doodt, gewisselijk onschuldig
2707 Jer 26:15 | waarheid, de HEERE heeft mij tot u gezonden, om
2708 Jer 27:2 | Alzo zeide de HEERE tot mij: Maak u banden en jukken,
2709 Jer 28:1 | die van Gibeon was, tot mij sprak, in het huis des HEEREN,
2710 Jer 28:8 | De profeten, die voor mij en voor u van ouds geweest
2711 Jer 29:12 | 12 Dan zult gij Mij aanroepen, en henengaan,
2712 Jer 29:12 | aanroepen, en henengaan, en tot Mij bidden; en Ik zal naar u
2713 Jer 29:13 | 13 En gij zult Mij zoeken en vinden, wanneer
2714 Jer 29:13 | vinden, wanneer gij naar Mij zult vragen met uw ganse
2715 Jer 30:18 | tenten Jakobs wenden, en Mij over hun woningen ontfermen;
2716 Jer 30:21 | naderen, en hij zal tot Mij genaken; want wie is hij,
2717 Jer 30:21 | borg worde, om tot Mij te genaken? spreekt de HEERE. ~
2718 Jer 30:22 | 22 En gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik
2719 Jer 31:1 | God zijn; en zij zullen Mij tot een volk zijn. ~
2720 Jer 31:3 | 3 De HEERE is mij verschenen van verre tijden!
2721 Jer 31:18 | beklaagt, zeggende: Gij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd
2722 Jer 31:18 | een ongewend kalf. Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn,
2723 Jer 31:20 | 20 Is niet Efraim Mij een dierbare zoon, is hij
2724 Jer 31:20 | een dierbare zoon, is hij Mij niet een troetelkind? Want
2725 Jer 31:20 | ingewand over hem; Ik zal Mij zijner zekerlijk ontfermen,
2726 Jer 31:26 | zag toe, en mijn slaap was mij zoet.) ~
2727 Jer 31:33 | God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. ~
2728 Jer 31:34 | den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste
2729 Jer 32:6 | Des HEEREN woord is tot mij geschied, zeggende: ~
2730 Jer 32:8 | naar des HEEREN woord, tot mij, in het voorhof der bewaring,
2731 Jer 32:8 | der bewaring, en zeide tot mij: Koop toch mijn veld, hetwelk
2732 Jer 32:25 | Evenwel hebt Gij tot mij gezegd, Heere HEERE! koop
2733 Jer 32:27 | God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk
2734 Jer 32:29 | drankofferen geofferd hebben, om Mij te vertoornen. ~
2735 Jer 32:30 | kinderen Israels hebben Mij door het werk hunner
2736 Jer 32:31 | tot Mijn grimmigheid is Mij deze stad geweest, van den
2737 Jer 32:32 | die zij gedaan hebben om Mij te vertoornen, zij, hun
2738 Jer 32:33 | 33 Die Mij den nek hebben toegekeerd
2739 Jer 32:38 | 38 Ja, zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik
2740 Jer 32:39 | en enerlei weg geven, om Mij te vrezen al de dagen, hun
2741 Jer 32:40 | geven, dat zij niet van Mij afwijken. ~
2742 Jer 32:41 | 41 En Ik zal Mij over hen verblijden, dat
2743 Jer 33:3 | 3 Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden,
2744 Jer 33:8 | ongerechtigheid, met dewelke zij tegen Mij gezondigd hebben; en Ik
2745 Jer 33:8 | ongerechtigheden, met dewelke zij tegen Mij gezondigd en met dewelke
2746 Jer 33:8 | en met dewelke zij tegen Mij overtreden hebben. ~
2747 Jer 33:9 | 9 En het zal Mij zijn tot een vrolijken naam,
2748 Jer 33:22 | David, en de Levieten, die Mij dienen. ~
2749 Jer 33:26 | gevangenis wenden en Mij hunner ontfermen. ~ ~
2750 Jer 34:14 | vaders hoorden niet naar Mij, en neigden hun oor niet. ~
2751 Jer 34:17 | alzo: Gijlieden hebt naar Mij niet gehoord, om vrijheid
2752 Jer 35:14 | sprekende, maar gij hebt naar Mij niet gehoord. ~
2753 Jer 35:15 | oor niet geneigd, en naar Mij niet gehoord. ~
2754 Jer 35:16 | hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort; ~
2755 Jer 36:18 | Uit zijn mond las hij tot mij al deze woorden, en ik schreef
2756 Jer 37:7 | koning van Juda, die u tot Mij gezonden heeft, om Mij te
2757 Jer 37:7 | tot Mij gezonden heeft, om Mij te vragen: Ziet, Farao's
2758 Jer 37:18 | gezondigd, dat gijlieden mij in het gevangenhuis gesteld
2759 Jer 37:20 | aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder in het huis van
2760 Jer 38:14 | verheel geen ding voor mij. ~
2761 Jer 38:15 | verklaren zal, zult gij mij niet zekerlijk doden? En
2762 Jer 38:15 | geven, gij zult toch naar mij niet horen. ~
2763 Jer 38:19 | Chaldeen gevallen zijn, dat zij mij misschien in derzelver hand
2764 Jer 38:19 | en zij den spot met mij drijven. ~
2765 Jer 38:21 | het woord, dat de HEERE mij heeft doen zien; ~
2766 Jer 38:26 | aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen
2767 Jer 39:18 | buit hebben, omdat gij op Mij vertrouwd hebt, spreekt
2768 Jer 40:4 | het goed is in uw ogen met mij naar Babel te komen, zo
2769 Jer 40:4 | kwaad is in uw ogen met mij naar Babel te komen, zo
2770 Jer 40:15 | te Mizpa, zeggende: Laat mij toch henengaan, en Ismael,
2771 Jer 42:9 | Israels, tot Welken gij mij gezonden hebt, om uw smeking
2772 Jer 42:20 | zielen verleid; want gij hebt mij tot den HEERE, uw God, gezonden,
2773 Jer 42:21 | hetgeen, met hetwelk Hij mij tot u gezonden heeft. ~
2774 Jer 44:3 | die zij gedaan hebben, om Mij te tergen, gaande om te
2775 Jer 44:8 | 8 Tergende Mij door de werken uwer handen,
2776 Jer 45:3 | 3 Gij zegt: Wee nu mij, want de HEERE heeft droefenis
2777 Jer 49:4 | zeggende: Wie zou tegen mij komen? ~
2778 Jer 49:11 | behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen. ~
2779 Jer 49:19 | haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden,
2780 Jer 49:19 | is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden, en wie is die
2781 Jer 50:44 | haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden?
2782 Jer 50:44 | is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden? En wie is de
2783 Jer 51:1 | hart van degenen, die tegen Mij opstaan. ~
2784 Jer 51:20 | 20 Gij zijt Mij een voorhamer, en krijgswapenen;
2785 Jer 51:34 | koning van Babel, heeft mij opgegeten, hij heeft mij
2786 Jer 51:34 | mij opgegeten, hij heeft mij verpletterd, hij heeft mij
2787 Jer 51:34 | mij verpletterd, hij heeft mij gesteld als een ledig vat,
2788 Jer 51:34 | een ledig vat, hij heeft mij verslonden als een draak,
2789 Jer 51:34 | mijn lekkernijen; hij heeft mij verdreven. ~
2790 Jer 51:35 | 35 Het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan,
2791 Jer 51:53 | haar toch verstoorders van Mij overkomen, spreekt de HEERE. ~
2792 Klaa 1:12 | zij gelijk mijn smart, die mij aangedaan is, waarmede de
2793 Klaa 1:12 | aangedaan is, waarmede de HEERE mij bedroefd heeft ten
2794 Klaa 1:13 | net uitgebreid, Hij heeft mij achterwaarts doen keren,
2795 Klaa 1:13 | doen keren, Hij heeft mij woest en ziek gemaakt den
2796 Klaa 1:14 | vervallen; de HEERE heeft mij in hun handen gegeven, ik
2797 Klaa 1:15 | sterken in het midden van mij vertreden; Hij heeft een
2798 Klaa 1:15 | heeft een bijeenkomst over mij uitgeroepen, om mijn jongelingen
2799 Klaa 1:16 | zou verkwikken, verre van mij is; mijn kinderen zijn verwoest,
2800 Klaa 1:19 | liefhebbers, maar zij hebben mij bedrogen; mijn priesters
2801 Klaa 1:20 | Resch. Aanzie, HEERE, want mij is bange; mijn ingewand
2802 Klaa 1:20 | omgekeerd in het binnenste van mij, want ik ben zeer wederspannig
2803 Klaa 1:20 | geweest; van buiten heeft mij het zwaard van kinderen
2804 Klaa 1:22 | doe hun, gelijk als Gij mij gedaan hebt vanwege al mijn
2805 Klaa 1:46 | 2 Aleph. Hij heeft mij geleid en gevoerd in de
2806 Klaa 1:47 | heeft Zich immers tegen mij gewend, Hij heeft Zijn hand
2807 Klaa 1:49 | Beth. Hij heeft tegen mij gebouwd, en Hij heeft mij
2808 Klaa 1:49 | mij gebouwd, en Hij heeft mij met galle en moeite omringd. ~
2809 Klaa 1:50 | 6 Beth. Hij heeft mij gezet in duistere plaatsen,
2810 Klaa 1:51 | 7 Gimel. Hij heeft mij toegemuurd, dat ik er niet
2811 Klaa 1:53 | 9 Gimel. Hij heeft mij wegen toegemuurd met uitgehouwen
2812 Klaa 1:54 | 10 Daleth. Hij is mij een loerende beer, een leeuw
2813 Klaa 1:55 | wegen afgewend; en Hij heeft mij in stukken gebroken; Hij
2814 Klaa 1:55 | stukken gebroken; Hij heeft mij woest gemaakt. ~
2815 Klaa 1:56 | gespannen, en Hij heeft mij den pijl als ten doel gesteld. ~
2816 Klaa 1:59 | 15 He. Hij heeft mij met bitterheden verzadigd,
2817 Klaa 1:59 | bitterheden verzadigd, Hij heeft mij met alsem dronken gemaakt. ~
2818 Klaa 1:60 | zandsteentjes verbrijzeld, Hij heeft mij in de as nedergedrukt. ~
2819 Klaa 1:64 | en zij bukt zich neder in mij. ~
2820 Klaa 1:65 | 21 Zain. Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom
2821 Klaa 1:96 | zijn zonder oorzaak, hebben mij als een vogeltje dapperlijk
2822 Klaa 1:97 | zij hebben een steen op mij geworpen. ~
2823 Klaa 1:103| de verkeerdheid, die men mij aangedaan heeft, oordeel
2824 Klaa 1:104| al hun gedachten tegen mij. ~
2825 Klaa 1:105| en al hun gedachten tegen mij; ~
2826 Klaa 1:106| lippen dergenen, die tegen mij opstaan, en hun dichten
2827 Klaa 1:106| opstaan, en hun dichten tegen mij den gansen dag. ~
2828 Eze 2:1 | 1 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, sta op uw voeten,
2829 Eze 2:2 | 2 Zo kwam in mij, als Hij tot mij sprak,
2830 Eze 2:2 | kwam in mij, als Hij tot mij sprak, de Geest, Die mij
2831 Eze 2:2 | mij sprak, de Geest, Die mij stelde op mijn voeten; en
2832 Eze 2:2 | ik hoorde Dien, Die tot mij sprak. ~
2833 Eze 2:3 | 3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind! Ik zend u tot
2834 Eze 2:3 | rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; zij
2835 Eze 2:3 | hebben overtreden tegen Mij tot op dezen zelven
2836 Eze 2:9 | ziet, er was een hand tot mij uitgestoken; en ziet, daarin
2837 Eze 3:1 | Daarna zeide Hij tot mij: Mensenkind, eet, wat gij
2838 Eze 3:2 | ik mijn mond, en Hij gaf mij die rol te eten. ~
2839 Eze 3:3 | 3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, geef uw buik
2840 Eze 3:4 | 4 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ga henen, kom
2841 Eze 3:7 | niet horen, omdat zij naar Mij niet willen horen; want
2842 Eze 3:10 | Verder zeide Hij tot mij: Mensenkind, vat al Mijn
2843 Eze 3:12 | 12 Toen nam de Geest mij op, en ik hoorde achter
2844 Eze 3:12 | op, en ik hoorde achter mij een stem van grote ruising,
2845 Eze 3:14 | Toen hief de Geest mij op, en nam mij weg, en ik
2846 Eze 3:14 | de Geest mij op, en nam mij weg, en ik ging henen, bitterlijk
2847 Eze 3:14 | des HEEREN was sterk op mij. ~
2848 Eze 3:16 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~
2849 Eze 3:22 | hand des HEEREN was daar op mij, en Hij zeide tot mij: Maak
2850 Eze 3:22 | op mij, en Hij zeide tot mij: Maak u op, ga uit in de
2851 Eze 3:23 | 23 En ik maakte mij op, en ging uit in de vallei,
2852 Eze 3:24 | Toen kwam de Geest in mij, en stelde mij op mijn voeten,
2853 Eze 3:24 | Geest in mij, en stelde mij op mijn voeten, en Hij sprak
2854 Eze 3:24 | voeten, en Hij sprak met mij, en Hij zeide tot mij: Ga,
2855 Eze 3:24 | met mij, en Hij zeide tot mij: Ga, besluit u binnen in
2856 Eze 4:15 | 15 En Hij zeide tot mij: Zie, Ik heb u rundermest
2857 Eze 4:16 | Daarna zeide Hij tot mij: Gij mensenkind, zie, Ik
2858 Eze 5:13 | grimmigheid op hen doen rusten, en Mij troosten; en zij zullen
2859 Eze 6:1 | des HEEREN geschiedde tot mij, zeggende: ~
2860 Eze 6:9 | hoerachtig hart, dat van Mij afgeweken is, en door
2861 Eze 7:1 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
2862 Eze 8:1 | Heeren HEEREN daar over mij viel. ~
2863 Eze 8:3 | gelijkenis ener hand uit, en nam mij bij het haar mijns hoofds;
2864 Eze 8:3 | hoofds; en de Geest voerde mij op tussen de aarde en tussen
2865 Eze 8:3 | tussen den hemel, en bracht mij in de gezichten Gods
2866 Eze 8:5 | 5 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, hef nu uw ogen
2867 Eze 8:6 | 6 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ziet gij wel,
2868 Eze 8:7 | 7 Zo bracht Hij mij tot de deur van het voorhof.
2869 Eze 8:8 | 8 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, graaf nu in
2870 Eze 8:9 | Toen zeide Hij tot mij: Ga in, en zie de boze gruwelen,
2871 Eze 8:12 | Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind,
2872 Eze 8:13 | 13 En Hij zeide tot mij: Gij zult nog wederom grote
2873 Eze 8:14 | 14 En Hij bracht mij tot de deur der poort van
2874 Eze 8:15 | 15 En Hij zeide tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat
2875 Eze 8:16 | 16 En Hij bracht mij tot het binnenste voorhof
2876 Eze 8:17 | Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat
2877 Eze 8:17 | hebben, zo keren zij zich, om Mij te vertoornen; want zie,
2878 Eze 9:9 | Toen zeide Hij tot mij: De ongerechtigheid van
2879 Eze 9:10 | 10 Daarom ook, wat Mij aangaat, Mijn oog zal niet
2880 Eze 9:11 | heb gedaan, gelijk als Gij mij geboden hadt. ~ ~
2881 Eze 11:1 | 1 Toen hief mij de Geest op, en bracht mij
2882 Eze 11:1 | mij de Geest op, en bracht mij tot de Oostpoort van het
2883 Eze 11:2 | 2 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, deze zijn de
2884 Eze 11:5 | dan de Geest des HEEREN op mij, en Hij zeide tot mij: Zeg:
2885 Eze 11:5 | op mij, en Hij zeide tot mij: Zeg: Zo zegt de HEERE:
2886 Eze 11:14 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
2887 Eze 11:20 | dezelve doen; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik
2888 Eze 11:24 | 24 Daarna nam mij de Geest op, en bracht mij
2889 Eze 11:24 | mij de Geest op, en bracht mij in gezicht door den Geest
2890 Eze 11:24 | ik gezien had, voer van mij op. ~
2891 Eze 11:25 | woorden des HEEREN, die Hij mij had doen zien. ~ ~
2892 Eze 12:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2893 Eze 12:7 | ik deed alzo, gelijk als mij bevolen was; ik bracht mijn
2894 Eze 12:7 | in den avond doorgroef ik mij den wand met de hand;
2895 Eze 12:8 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
2896 Eze 12:17 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
2897 Eze 12:21 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
2898 Eze 12:26 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~
2899 Eze 13:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
2900 Eze 13:19 | 19 En zult gij Mij ontheiligen bij Mijn volk,
2901 Eze 14:1 | 1 Daarna kwamen tot mij mannen uit de oudsten van
2902 Eze 14:2 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2903 Eze 14:5 | allen door hun drekgoden van Mij vervreemd zijn. ~
2904 Eze 14:7 | verkeert, die zich van achter Mij afscheidt, en zet zijn drekgoden
2905 Eze 14:7 | komt tot den profeet, om Mij door hem te vragen; Ik ben
2906 Eze 14:7 | zal geantwoord worden door Mij; ~
2907 Eze 14:11 | Israels niet meer van achter Mij afdwale, en zij zich niet
2908 Eze 14:11 | overtredingen; alsdan zullen zij Mij tot een volk zijn, en Ik
2909 Eze 14:12 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2910 Eze 14:13 | Mensenkind, als een land tegen Mij gezondigd zal hebben, zwaarlijk
2911 Eze 15:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
2912 Eze 16:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2913 Eze 16:20 | en uw dochteren, die gij Mij gebaard hadt, genomen, en
2914 Eze 16:26 | hoererij vermenigvuldigd, om Mij tot toorn te verwekken. ~
2915 Eze 16:43 | dagen uwer jonkheid, en Mij tot beroering geweest zijt
2916 Eze 17:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
2917 Eze 17:11 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2918 Eze 17:20 | overtreding, waardoor hij tegen Mij overtreden heeft. ~
2919 Eze 18:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2920 Eze 20:2 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2921 Eze 20:3 | Heere HEERE: Komt gij, om Mij te vragen? Zo waarachtig
2922 Eze 20:8 | waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij niet
2923 Eze 20:8 | tegen Mij, en wilden naar Mij niet horen; niemand wierp
2924 Eze 20:9 | zij waren; aan welke Ik Mij, voor derzelver ogen, bekend
2925 Eze 20:12 | een teken te zijn tussen Mij en tussen hen, opdat zij
2926 Eze 20:13 | werd wederspannig tegen Mij in de woestijn; zij wandelden
2927 Eze 20:20 | tot een teken zijn tussen Mij en tussen ulieden, opdat
2928 Eze 20:21 | waren ook wederspannig tegen Mij; zij wandelden niet in Mijn
2929 Eze 20:27 | HEERE: Hiermede nog hebben Mij uw vaderen gesmaad, dat
2930 Eze 20:27 | zij door overtreding tegen Mij overtreden hebben. ~
2931 Eze 20:38 | rebel zijn, en die tegen Mij overtreden, uit ulieden
2932 Eze 20:39 | hierna, dewijl gijlieden naar Mij niet hoort; doch ontheiligt
2933 Eze 20:40 | de Heere HEERE, daar zal Mij het ganse huis Israels in
2934 Eze 20:45 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2935 Eze 20:49 | Heere HEERE, zij zeggen van mij: Is hij niet een verdichter
2936 Eze 21:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
2937 Eze 21:8 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2938 Eze 21:18 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2939 Eze 22:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2940 Eze 22:17 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2941 Eze 22:18 | van het huis Israels zijn Mij tot schuim geworden; zij
2942 Eze 22:23 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2943 Eze 23:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2944 Eze 23:5 | hoereerde, zijnde onder Mij; en zij werd verliefd op
2945 Eze 23:35 | gij Mijner vergeten, en Mij achter uw rug geworpen hebt,
2946 Eze 23:36 | En de HEERE zeide tot mij: Mensenkind! zoudt gij Ohola
2947 Eze 23:37 | ook haar kinderen, die zij Mij gebaard hadden, voor
2948 Eze 23:38 | 38 Nog hebben zij Mij dit gedaan; zij hebben Mijn
2949 Eze 24:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, in het negende jaar, in
2950 Eze 24:12 | Met ijdelheden heeft zij Mij moede gemaakt; nog is haar
2951 Eze 24:15 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2952 Eze 24:18 | den morgenstond, gelijk mij geboden was. ~
2953 Eze 24:19 | En het volk zeide tot mij: Zult gij ons niet te kennen
2954 Eze 24:20 | woord des HEEREN is tot mij geschied, zeggende: ~
2955 Eze 25:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
2956 Eze 26:1 | dat des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende: ~
2957 Eze 26:2 | poort der volken; zij is tot mij omgewend; ik zal vervuld
2958 Eze 27:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2959 Eze 28:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2960 Eze 28:11 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2961 Eze 28:20 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2962 Eze 29:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2963 Eze 29:3 | mijne, en ik heb die voor mij gemaakt. ~
2964 Eze 29:17 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~
2965 Eze 29:20 | gegeven, omdat zij voor Mij gewrocht hebben, spreekt
2966 Eze 30:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2967 Eze 30:20 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~
2968 Eze 31:1 | dat des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende: ~
2969 Eze 32:1 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~
2970 Eze 32:17 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~
2971 Eze 33:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
2972 Eze 33:21 | der maand, dat er een tot mij kwam, die van Jeruzalem
2973 Eze 33:22 | was de hand des HEEREN op mij geweest des avonds, eer
2974 Eze 33:22 | totdat hij des morgens tot mij kwam. Alzo werd mijn mond
2975 Eze 33:23 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2976 Eze 34:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~
2977 Eze 35:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2978 Eze 35:10 | en die twee landen zullen mij geworden, en wij zullen
2979 Eze 35:13 | gij u met uw mond tegen Mij groot gemaakt, en uw woorden
2980 Eze 35:13 | gemaakt, en uw woorden tegen Mij vermenigvuldigd; Ik heb
2981 Eze 36:16 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2982 Eze 36:28 | gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik
2983 Eze 37:1 | De hand des HEEREN was op mij, en de HEERE voerde mij
2984 Eze 37:1 | mij, en de HEERE voerde mij uit in den geest, en zette
2985 Eze 37:1 | uit in den geest, en zette mij neder in het midden ener
2986 Eze 37:2 | 2 En Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan
2987 Eze 37:3 | 3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind! zullen deze
2988 Eze 37:4 | Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen,
2989 Eze 37:7 | Toen profeteerde ik, gelijk mij bevolen was, en er werd
2990 Eze 37:9 | 9 En Hij zeide tot mij: Profeteer tot den geest;
2991 Eze 37:10 | profeteerde, gelijk als Hij mij bevolen had. Toen kwam de
2992 Eze 37:11 | Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen
2993 Eze 37:15 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2994 Eze 37:23 | reinigen; zo zullen zij Mij tot een volk zijn, en Ik
2995 Eze 37:27 | God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. ~
2996 Eze 38:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~
2997 Eze 38:16 | opdat de heidenen Mij kennen, als Ik aan u, o
2998 Eze 38:23 | 23 Alzo zal Ik Mij groot maken, en Mij heiligen,
2999 Eze 38:23 | zal Ik Mij groot maken, en Mij heiligen, en bekend worden
3000 Eze 39:23 | ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en dat
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4160 |