Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
migdal-gad 1
migdol 4
migron 2
mij 4160
mijamim 1
mijamin 3
mijl 1
Frequency    [«  »]
4462 als
4422 mijn
4250 want
4160 mij
4039 aan
3972 voor
3731 hun

Bijbel

IntraText - Concordances

mij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4160

     Book Chapter: Verse
2501 Jes 50:9 | Ziet, de Heere HEERE helpt Mij, wie is het, die Mij zal 2502 Jes 50:9 | helpt Mij, wie is het, die Mij zal verdoemen? Ziet, zij 2503 Jes 51:1 | 1      Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid 2504 Jes 51:4 | 4      Luistert naar Mij, Mijn volk! en Mijn lieden, 2505 Jes 51:4 | Mijn lieden, neigt naar Mij het oor! want een wet zal 2506 Jes 51:4 | oor! want een wet zal van Mij uitgaan, en Ik zal Mijn 2507 Jes 51:5 | zullen de volken richten; op Mij zullen de eilanden wachten, 2508 Jes 51:7 | 7      Hoort naar Mij, gijlieden, die de gerechtigheid 2509 Jes 54:8 | goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de 2510 Jes 54:9 | 9      Want dat zal Mij zijn als de wateren van 2511 Jes 54:15 | vergaderen, doch niet uit Mij; wie zich tegen u vergaderen 2512 Jes 54:17 | gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE. ~  ~  ~  ~ ~ 2513 Jes 55:2 | Hoort aandachtiglijk naar Mij, en eet het goede, en laat 2514 Jes 55:3 | Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; 2515 Jes 55:11 | het zal niet ledig tot Mij wederkeren; maar het zal 2516 Jes 55:11 | maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig 2517 Jes 56:2 | Hoort aandachtiglijk naar Mij, en eet het goede, en laat 2518 Jes 56:3 | Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort, en uw ziel zal leven; 2519 Jes 56:11 | het zal niet ledig tot Mij wederkeren; maar het zal 2520 Jes 56:11 | maar het zal doen, hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig 2521 Jes 57:3 | zeggende: De HEERE heeft mij gans en al van Zijn volk 2522 Jes 58:6 | offert hun spijsoffer; zou Ik Mij over deze dingen troosten 2523 Jes 58:8 | uw gedenkteken; want van Mij wijkende ontdekt gij u, 2524 Jes 58:11 | gedachtig geweest, gij hebt Mij op uw hart niet gelegd; 2525 Jes 58:11 | van ouds af, en gij vreest Mij niet? ~ 2526 Jes 58:13 | hen wegnemen. Maar die op Mij betrouwt, die zal      het 2527 Jes 58:17 | en sloeg hen; Ik verborg Mij, en was verbolgen; evenwel 2528 Jes 59:2 | 2      Hoewel zij Mij dagelijks zoeken, en een 2529 Jes 59:2 | niet verlaat, vragen zij Mij naar de      rechten der 2530 Jes 60:21 | 21      Mij aangaande, dit is Mijn Verbond 2531 Jes 61:9 | Want de eilanden zullen Mij verwachten, en de schepen 2532 Jes 61:10 | in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd. ~ 2533 Jes 62:1 | des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd 2534 Jes 62:1 | is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde 2535 Jes 62:1 | zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden      2536 Jes 62:10 | mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen 2537 Jes 62:10 | gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan;      gelijk een 2538 Jes 64:3 | niemand van de volken met Mij; en Ik heb hen getreden 2539 Jes 64:5 | die hielp; en Ik ontzette Mij, en er was niemand, die 2540 Jes 64:5 | ondersteunde; daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt, en Mijn grimmigheid 2541 Jes 64:5 | en Mijn grimmigheid heeft Mij      ondersteund, ~ 2542 Jes 64:15 | barmhartigheden? Zij houden zich tegen mij in. ~ 2543 Jes 66:1 | gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden 2544 Jes 66:1 | gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, 2545 Jes 66:3 | 3      Een volk, Mij geduriglijk tergende in 2546 Jes 66:5 | tot uzelven, en naak tot mij niet, want ik ben heiliger 2547 Jes 66:7 | hebben op de bergen, en Mij smaadheid aangedaan hebben 2548 Jes 66:10 | runderleger, voor Mijn volk, dat Mij gezocht heeft. ~ 2549 Jes 66:19 | 19      En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem, 2550 Jes 67:1 | huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is 2551 Jes 67:24 | der lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben; want 2552 Jer 1:4 | HEEREN dan geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2553 Jer 1:7 | Maar de HEERE zeide tot mij: Zeg niet: Ik ben jong; 2554 Jer 1:9 | aan; en de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik geef Mijn woorden 2555 Jer 1:11 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, 2556 Jer 1:12 | En de HEERE zeide tot mij: Gij hebt wel gezien; want 2557 Jer 1:13 | geschiedde ten tweeden male tot mij, zeggende: Wat ziet gij? 2558 Jer 1:14 | En de HEERE zeide tot mij: Van het noorden zal zich 2559 Jer 1:16 | al hun boosheid; dat zij Mij verlaten hebben, en anderen 2560 Jer 2:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2561 Jer 2:2 | uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de      woestijn, 2562 Jer 2:5 | onrecht hebben uw vaders aan Mij gevonden, dat zij verre 2563 Jer 2:5 | gevonden, dat zij verre van Mij geweken zijn, en hebben 2564 Jer 2:8 | de wet handelden, kenden Mij niet; en de herders overtraden 2565 Jer 2:8 | herders overtraden tegen Mij; en de profeten profeteerden 2566 Jer 2:13 | heeft twee boosheden begaan; Mij, den Springader des levenden 2567 Jer 2:21 | getrouw zaad; hoe zijt gij Mij dan veranderd in verbasterde 2568 Jer 2:27 | tot een steen: Gij hebt mij gegenereerd; want zij keren 2569 Jer 2:27 | gegenereerd; want zij keren Mij den nek toe, en niet het 2570 Jer 2:29 | Waarom twist gij tegen Mij? Gij hebt allen tegen Mij 2571 Jer 2:29 | Mij? Gij hebt allen tegen Mij overtreden, spreekt de HEERE. ~ 2572 Jer 2:32 | Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, dagen zonder getal. ~ 2573 Jer 2:35 | Zijn toorn is immers van mij afgekeerd. Ziet, Ik zal 2574 Jer 3:1 | keer nochtans weder tot Mij, spreekt de HEERE. ~ 2575 Jer 3:4 | Zult gij niet van nu af tot Mij roepen: Mijn Vader! Gij 2576 Jer 3:6 | Voorts zeide de HEERE tot mij, in de dagen van den koning 2577 Jer 3:7 | gedaan had: Bekeer u tot Mij; maar zij bekeerde zich 2578 Jer 3:10 | trouweloze zuster Juda tot Mij niet bekeerd met haar ganse 2579 Jer 3:11 | 11      Dies de HEERE tot mij zeide: De afgekeerde Israel 2580 Jer 3:19 | Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij roepen:      Mijn Vader! 2581 Jer 3:19 | en gij zult van achter Mij niet afkeren. ~ 2582 Jer 3:20 | gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis Israels! 2583 Jer 4:1 | spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij; en zo gij uw verfoeiselen 2584 Jer 4:12 | 12      Er zal Mij een wind komen, die hun 2585 Jer 4:17 | tegen haar; omdat zij tegen Mij wederspannig geweest is, 2586 Jer 4:19 | mijn hart maakt getier in mij, ik kan niet zwijgen; want 2587 Jer 4:22 | Zekerlijk, Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij niet; het zijn 2588 Jer 4:28 | het voorgenomen en het zal Mij niet rouwen, en Ik zal Mij 2589 Jer 4:28 | Mij niet rouwen, en Ik zal Mij daarvan niet      afkeren. ~ 2590 Jer 4:31 | handen uit, zeggende: O, wee mij nu, want mijn ziel is moede 2591 Jer 5:7 | vergeven? Uw kinderen verlaten Mij, en zweren bij hen, die 2592 Jer 5:11 | gans trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, spreekt de HEERE. ~ 2593 Jer 5:19 | zult: Gelijk als gijlieden Mij hebt      verlaten, en vreemde 2594 Jer 5:22 | 22      Zult gijlieden Mij niet vrezen? spreekt de 2595 Jer 6:20 | zal dan de wierook voor Mij uit Scheba komen, en de 2596 Jer 6:20 | lande? Uw brandofferen zijn Mij niet behagelijk, en uw slachtofferen 2597 Jer 6:20 | en uw slachtofferen zijn Mij niet zoet. ~ 2598 Jer 7:16 | gebed voor hen op, en loop Mij niet aan; want Ik zal u 2599 Jer 7:18 | drankofferen te offeren, om Mij verdriet aan te doen. ~ 2600 Jer 7:19 | 19      Doen zij Mij verdriet aan? spreekt de 2601 Jer 7:23 | een God zijn, en gij zult Mij tot een volk zijn; en wandelt 2602 Jer 7:26 | Doch zij hebben naar Mij niet gehoord, noch hun oor 2603 Jer 8:18 | droefenis; mijn hart is flauw in mij. ~ 2604 Jer 8:19 | haar? Waarom hebben zij Mij vertoornd met      hun gesneden 2605 Jer 8:21 | zwart, ontzetting heeft mij aangegrepen. ~ 2606 Jer 9:3 | boosheid tot boosheid, maar Mij kennen zij niet,      spreekt 2607 Jer 9:6 | door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE. ~ 2608 Jer 9:24 | hierin, dat hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, 2609 Jer 10:19 | 19      O, wee mij over mijn breuk! mijn plage 2610 Jer 10:20 | mijn kinderen zijn van mij uitgegaan, en zij zijn er 2611 Jer 10:24 | 24      Kastijd mij, HEERE! doch met mate; niet 2612 Jer 10:24 | niet in Uw toorn, opdat Gij mij niet te niet maakt. ~ 2613 Jer 11:4 | ulieden gebiede; zo zult gij Mij tot een volk zijn, en Ik 2614 Jer 11:6 | En de HEERE zeide tot mij: Roep al deze woorden uit 2615 Jer 11:9 | Voorts zeide de HEERE tot mij: Er is een verbintenis bevonden 2616 Jer 11:11 | uitkomen; als zij dan tot Mij zullen roepen, zal Ik naar 2617 Jer 11:14 | als zij over hun kwaad tot Mij zullen roepen. ~ 2618 Jer 11:17 | zich      bedrijven, om Mij te vertoornen, rokende den 2619 Jer 11:18 | De HEERE nu heeft het mij te kennen gegeven, dat ik 2620 Jer 11:18 | het wete; toen hebt Gij mij hun handelingen doen zien. ~ 2621 Jer 11:19 | dat zij gedachten tegen mij dachten, zeggende: Laat 2622 Jer 11:20 | en het hart proeft! laat mij Uw wraak van hen zien; want 2623 Jer 12:3 | Maar Gij, o HEERE! kent mij, Gij ziet mij, en proeft 2624 Jer 12:3 | HEERE! kent mij, Gij ziet mij, en proeft mijn hart, dat 2625 Jer 12:8 | 8      Mijn erfenis is Mij geworden als een leeuw in 2626 Jer 12:8 | zij heeft haar stem tegen Mij verheven, daarom heb Ik 2627 Jer 12:9 | 9      Mijn erfenis is Mij een gesprenkelde vogel; 2628 Jer 12:11 | verwoest zijnde treurt hij tot Mij; het ganse land is verwoest, 2629 Jer 12:15 | zo zal Ik wederkeren, en Mij hunner ontfermen; en Ik 2630 Jer 13:1 | Alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ga henen, en koop 2631 Jer 13:3 | woord ten tweeden male tot mij, zeggende: ~ 2632 Jer 13:5 | Frath, gelijk als de HEERE mij geboden had. ~ 2633 Jer 13:6 | dagen, dat de HEERE tot mij zeide: Maak u op, ga henen 2634 Jer 13:8 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2635 Jer 13:11 | ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de 2636 Jer 13:11 | kleven, spreekt de HEERE, om Mij te zijn      tot een volk, 2637 Jer 13:14 | verschonen noch sparen, noch Mij ontfermen, dat      Ik hen 2638 Jer 13:22 | zult zeggen: Waarom zijn mij deze dingen bejegend? Om 2639 Jer 13:25 | deel uwer maten zijn van Mij, spreekt de HEERE; gij, 2640 Jer 13:25 | spreekt de HEERE; gij, die Mij hebt vergeten, en op leugen 2641 Jer 14:11 | Wijders zeide de HEERE tot mij: Bid niet voor dit volk 2642 Jer 14:14 | En de HEERE zeide tot mij: Die profeten profeteren 2643 Jer 15:1 | Maar de HEERE zeide tot mij: Al stond Mozes en Samuel 2644 Jer 15:6 | 6      Gij hebt Mij verlaten, spreekt de HEERE; 2645 Jer 15:8 | 8      Hun weduwen zijn Mij meerder geworden dan zand 2646 Jer 15:10 | 10      Wee mij, mijn moeder, dat gij mij 2647 Jer 15:10 | mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt, een man van 2648 Jer 15:10 | gegeven, ook hebben zij mij niet op      woeker gegeven, 2649 Jer 15:10 | woeker gegeven, nog vloekt mij een ieder van hen. ~ 2650 Jer 15:15 | gedenk mijner, en bezoek mij, en wreek mij van mijn vervolgers; 2651 Jer 15:15 | en bezoek mij, en wreek mij van mijn vervolgers; neem 2652 Jer 15:15 | van mijn vervolgers; neem mij niet weg in Uw lankmoedigheid 2653 Jer 15:16 | opgegeten, en Uw woord is mij geweest tot vreugde en tot 2654 Jer 15:17 | alleen gezeten, want Gij hebt mij met gramschap vervuld. ~ 2655 Jer 15:18 | geheeld te worden; zoudt Gij mij ganselijk zijn als een leugenachtige, 2656 Jer 16:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2657 Jer 16:11 | zeggen: Omdat uw vaders Mij verlaten hebben, spreekt 2658 Jer 16:11 | nedergebogen;      maar Mij verlaten, en Mijn wet niet 2659 Jer 16:12 | zijn boos hart, om naar Mij niet te horen. ~ 2660 Jer 17:13 | beschaamd worden; en die van mij afwijken, zullen in de aarde 2661 Jer 17:14 | 14      Genees mij, HEERE! zo zal ik genezen 2662 Jer 17:14 | ik genezen worden, behoud mij, zo zal ik behouden worden; 2663 Jer 17:15 | Ziet, zij zeggen tot mij: Waar is het woord des HEEREN? 2664 Jer 17:17 | 17      Wees Gij mij niet tot een verschrikking; 2665 Jer 17:18 | beschaamd worden, maar laat mij niet beschaamd worden; laat 2666 Jer 17:18 | verschrikt worden, maar laat mij niet verschrikt worden; 2667 Jer 17:19 | Alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ga henen en sta 2668 Jer 17:24 | indien gij vlijtiglijk naar Mij zult horen, spreekt de HEERE, 2669 Jer 17:27 | Maar indien gij naar Mij niet zult horen, om den 2670 Jer 18:5 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2671 Jer 18:15 | Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, zij roken der 2672 Jer 18:19 | HEERE! luister naar mij, en hoor naar de stem mijner 2673 Jer 18:22 | kuil gegraven hebben om mij te vangen, en strikken      2674 Jer 18:23 | weet al hun raad tegen mij ten dode; maak geen verzoening 2675 Jer 19:4 | 4      Omdat zij Mij verlaten, en deze plaats 2676 Jer 20:7 | 7      HEERE! Gij hebt mij overreed, en ik ben overreed 2677 Jer 20:7 | overreed geworden; Gij zijt mij te sterk geweest, en hebt 2678 Jer 20:7 | ieder van hen bespot      mij. ~ 2679 Jer 20:8 | geweld en verstoring; omdat mij des HEEREN woord den gansen 2680 Jer 20:9 | beenderen; en ik bemoeide mij      om te verdragen, maar 2681 Jer 20:11 | Maar de HEERE is met mij als een verschrikkelijk 2682 Jer 20:12 | nieren en het hart ziet, laat mij Uw wraak van hen zien, want 2683 Jer 20:14 | dag, op welken mijn moeder mij gebaard heeft, zij niet 2684 Jer 20:17 | 17      Dat Hij mij niet gedood heeft van de 2685 Jer 22:5 | zult horen, zo heb Ik bij Mij gezworen, spreekt de HEERE, 2686 Jer 22:6 | konings van Juda: Gij zijt Mij een Gilead, een hoogte van 2687 Jer 22:14 | Die daar zegt: Ik zal mij een zeer hoog huis bouwen, 2688 Jer 22:16 | het hem wel; is dat niet Mij te kennen? spreekt de HEERE. ~ 2689 Jer 23:14 | boosheid; zij allen zijn Mij als Sodom, en haar inwoners 2690 Jer 23:17 | steeds tot degenen, die Mij lasteren: De HEERE heeft 2691 Jer 24:1 | 1      De HEERE deed mij zien, en ziet, er waren 2692 Jer 24:3 | En de HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Jeremia? 2693 Jer 24:4 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2694 Jer 24:7 | zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de HEERE 2695 Jer 24:7 | HEERE ben; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik 2696 Jer 24:7 | want zij zullen zich tot Mij met hun ganse hart      2697 Jer 25:3 | het woord des HEEREN tot mij geschied; en      ik heb 2698 Jer 25:6 | te buigen; en vertoornt Mij niet door uwer handen werk, 2699 Jer 25:7 | Maar gij hebt naar Mij niet gehoord, spreekt de 2700 Jer 25:7 | spreekt de HEERE; opdat gij Mij vertoorndet door het werk 2701 Jer 25:15 | HEERE, de God Israels, tot mij gezegd: Neem dezen beker 2702 Jer 25:17 | volken, tot welke de HEERE mij gezonden had; ~ 2703 Jer 26:4 | HEERE: Zo gijlieden naar Mij niet zult horen, dat gij 2704 Jer 26:12 | zeggende: De HEERE heeft mij gezonden, om tegen dit huis 2705 Jer 26:14 | ik ben in uw handen; doet mij, als het goed, en als het 2706 Jer 26:15 | voorzeker, dat gij, zo gij mij doodt, gewisselijk onschuldig 2707 Jer 26:15 | waarheid, de HEERE heeft mij      tot u gezonden, om 2708 Jer 27:2 | Alzo zeide de HEERE tot mij: Maak u banden en jukken, 2709 Jer 28:1 | die van Gibeon was, tot mij sprak, in het huis des HEEREN, 2710 Jer 28:8 | De profeten, die voor mij en voor u van ouds geweest 2711 Jer 29:12 | 12      Dan zult gij Mij aanroepen, en henengaan, 2712 Jer 29:12 | aanroepen, en henengaan, en tot Mij bidden; en Ik zal naar u 2713 Jer 29:13 | 13      En gij zult Mij zoeken en vinden, wanneer 2714 Jer 29:13 | vinden, wanneer gij naar Mij zult vragen met uw ganse 2715 Jer 30:18 | tenten Jakobs wenden, en Mij over hun woningen ontfermen; 2716 Jer 30:21 | naderen, en hij zal tot Mij genaken; want wie is hij, 2717 Jer 30:21 | borg      worde, om tot Mij te genaken? spreekt de HEERE. ~ 2718 Jer 30:22 | 22      En gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik 2719 Jer 31:1 | God zijn; en zij zullen Mij tot een volk zijn. ~ 2720 Jer 31:3 | 3      De HEERE is mij verschenen van verre tijden! 2721 Jer 31:18 | beklaagt, zeggende: Gij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd 2722 Jer 31:18 | een ongewend kalf. Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, 2723 Jer 31:20 | 20      Is niet Efraim Mij een dierbare zoon, is hij 2724 Jer 31:20 | een dierbare zoon, is hij Mij niet een troetelkind? Want 2725 Jer 31:20 | ingewand over      hem; Ik zal Mij zijner zekerlijk ontfermen, 2726 Jer 31:26 | zag toe, en mijn slaap was mij zoet.) ~ 2727 Jer 31:33 | God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. ~ 2728 Jer 31:34 | den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste 2729 Jer 32:6 | Des HEEREN woord is tot mij geschied, zeggende: ~ 2730 Jer 32:8 | naar des HEEREN woord, tot mij, in het voorhof der bewaring, 2731 Jer 32:8 | der bewaring, en zeide tot mij: Koop toch mijn veld, hetwelk 2732 Jer 32:25 | Evenwel hebt Gij tot mij gezegd, Heere HEERE! koop 2733 Jer 32:27 | God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk 2734 Jer 32:29 | drankofferen geofferd hebben, om Mij te vertoornen. ~ 2735 Jer 32:30 | kinderen Israels hebben Mij door het werk      hunner 2736 Jer 32:31 | tot Mijn grimmigheid is Mij deze stad geweest, van den 2737 Jer 32:32 | die zij gedaan hebben om Mij te vertoornen, zij, hun 2738 Jer 32:33 | 33      Die Mij den nek hebben toegekeerd 2739 Jer 32:38 | 38      Ja, zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik 2740 Jer 32:39 | en enerlei weg geven, om Mij te vrezen al de dagen, hun 2741 Jer 32:40 | geven, dat zij niet van Mij afwijken. ~ 2742 Jer 32:41 | 41      En Ik zal Mij over hen verblijden, dat 2743 Jer 33:3 | 3      Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden, 2744 Jer 33:8 | ongerechtigheid, met dewelke zij tegen Mij gezondigd hebben; en Ik 2745 Jer 33:8 | ongerechtigheden, met dewelke zij tegen Mij      gezondigd en met dewelke 2746 Jer 33:8 | en met dewelke zij tegen Mij overtreden hebben. ~ 2747 Jer 33:9 | 9      En het zal Mij zijn tot een vrolijken naam, 2748 Jer 33:22 | David, en de Levieten, die Mij dienen. ~ 2749 Jer 33:26 | gevangenis wenden en Mij hunner ontfermen. ~  ~ 2750 Jer 34:14 | vaders hoorden niet naar Mij, en neigden hun oor niet. ~ 2751 Jer 34:17 | alzo: Gijlieden hebt naar Mij niet gehoord, om vrijheid 2752 Jer 35:14 | sprekende, maar gij hebt naar Mij niet gehoord. ~ 2753 Jer 35:15 | oor niet geneigd, en naar Mij niet      gehoord. ~ 2754 Jer 35:16 | hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort; ~ 2755 Jer 36:18 | Uit zijn mond las hij tot mij al deze woorden, en ik schreef 2756 Jer 37:7 | koning van Juda, die u tot Mij gezonden heeft, om Mij te 2757 Jer 37:7 | tot Mij gezonden heeft, om Mij te vragen: Ziet, Farao's 2758 Jer 37:18 | gezondigd, dat gijlieden mij in het gevangenhuis gesteld 2759 Jer 37:20 | aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder in het huis van 2760 Jer 38:14 | verheel geen ding voor mij. ~ 2761 Jer 38:15 | verklaren zal, zult gij mij niet zekerlijk doden? En 2762 Jer 38:15 | geven, gij zult toch naar mij niet horen. ~ 2763 Jer 38:19 | Chaldeen gevallen zijn, dat zij mij misschien in derzelver hand 2764 Jer 38:19 | en zij den spot met      mij drijven. ~ 2765 Jer 38:21 | het woord, dat de HEERE mij heeft doen zien; ~ 2766 Jer 38:26 | aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen 2767 Jer 39:18 | buit hebben, omdat gij op Mij vertrouwd hebt, spreekt 2768 Jer 40:4 | het goed is in uw ogen met mij naar Babel te komen, zo 2769 Jer 40:4 | kwaad is in uw ogen met mij naar Babel te komen, zo 2770 Jer 40:15 | te Mizpa, zeggende: Laat mij toch henengaan, en Ismael, 2771 Jer 42:9 | Israels, tot Welken gij mij gezonden hebt, om uw smeking 2772 Jer 42:20 | zielen verleid; want gij hebt mij tot den HEERE, uw God, gezonden, 2773 Jer 42:21 | hetgeen, met hetwelk Hij mij tot u gezonden heeft. ~ 2774 Jer 44:3 | die zij gedaan hebben, om Mij te tergen, gaande om te 2775 Jer 44:8 | 8      Tergende Mij door de werken uwer handen, 2776 Jer 45:3 | 3   Gij zegt: Wee nu mij, want de HEERE heeft droefenis 2777 Jer 49:4 | zeggende: Wie zou tegen mij komen? ~ 2778 Jer 49:11 | behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen. ~ 2779 Jer 49:19 | haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden, 2780 Jer 49:19 | is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden, en wie is die 2781 Jer 50:44 | haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden? 2782 Jer 50:44 | is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden? En wie is de 2783 Jer 51:1 | hart van degenen, die tegen Mij opstaan. ~ 2784 Jer 51:20 | 20      Gij zijt Mij een voorhamer, en krijgswapenen; 2785 Jer 51:34 | koning van Babel, heeft mij opgegeten, hij heeft mij 2786 Jer 51:34 | mij opgegeten, hij heeft mij verpletterd, hij heeft mij 2787 Jer 51:34 | mij verpletterd, hij heeft mij gesteld als een ledig vat, 2788 Jer 51:34 | een ledig vat, hij heeft mij verslonden als een draak, 2789 Jer 51:34 | mijn lekkernijen; hij heeft mij verdreven. ~ 2790 Jer 51:35 | 35      Het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan, 2791 Jer 51:53 | haar toch verstoorders van Mij overkomen, spreekt de HEERE. ~ 2792 Klaa 1:12 | zij gelijk mijn smart, die mij aangedaan is, waarmede de 2793 Klaa 1:12 | aangedaan is, waarmede de HEERE mij      bedroefd heeft ten 2794 Klaa 1:13 | net uitgebreid, Hij heeft mij achterwaarts doen      keren, 2795 Klaa 1:13 | doen      keren, Hij heeft mij woest en ziek gemaakt den 2796 Klaa 1:14 | vervallen; de HEERE      heeft mij in hun handen gegeven, ik 2797 Klaa 1:15 | sterken in het midden van mij vertreden; Hij heeft een 2798 Klaa 1:15 | heeft een bijeenkomst over mij uitgeroepen, om mijn jongelingen 2799 Klaa 1:16 | zou verkwikken, verre van mij is; mijn kinderen zijn verwoest, 2800 Klaa 1:19 | liefhebbers, maar zij hebben mij bedrogen; mijn priesters 2801 Klaa 1:20 | Resch. Aanzie, HEERE, want mij is bange; mijn ingewand 2802 Klaa 1:20 | omgekeerd in het binnenste van mij, want ik ben zeer wederspannig 2803 Klaa 1:20 | geweest; van      buiten heeft mij het zwaard van kinderen 2804 Klaa 1:22 | doe hun, gelijk als Gij mij gedaan hebt vanwege al mijn 2805 Klaa 1:46 | 2      Aleph. Hij heeft mij geleid en gevoerd in de 2806 Klaa 1:47 | heeft Zich immers tegen mij gewend, Hij heeft Zijn hand 2807 Klaa 1:49 | Beth. Hij heeft tegen mij gebouwd, en Hij heeft mij 2808 Klaa 1:49 | mij gebouwd, en Hij heeft mij met galle en moeite omringd. ~ 2809 Klaa 1:50 | 6      Beth. Hij heeft mij gezet in duistere plaatsen, 2810 Klaa 1:51 | 7      Gimel. Hij heeft mij toegemuurd, dat ik er niet 2811 Klaa 1:53 | 9      Gimel. Hij heeft mij wegen toegemuurd met uitgehouwen 2812 Klaa 1:54 | 10      Daleth. Hij is mij een loerende beer, een leeuw 2813 Klaa 1:55 | wegen afgewend; en Hij heeft mij in stukken gebroken; Hij 2814 Klaa 1:55 | stukken gebroken; Hij heeft mij woest gemaakt. ~ 2815 Klaa 1:56 | gespannen, en Hij heeft mij den pijl als ten doel gesteld. ~ 2816 Klaa 1:59 | 15      He. Hij heeft mij met bitterheden verzadigd, 2817 Klaa 1:59 | bitterheden verzadigd, Hij heeft mij met alsem dronken gemaakt. ~ 2818 Klaa 1:60 | zandsteentjes verbrijzeld, Hij heeft mij in de as nedergedrukt. ~ 2819 Klaa 1:64 | en zij bukt zich neder in mij. ~ 2820 Klaa 1:65 | 21      Zain. Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom 2821 Klaa 1:96 | zijn zonder oorzaak, hebben mij als een vogeltje dapperlijk 2822 Klaa 1:97 | zij hebben een steen op mij geworpen. ~ 2823 Klaa 1:103| de verkeerdheid, die men mij aangedaan heeft, oordeel 2824 Klaa 1:104| al hun gedachten tegen mij. ~ 2825 Klaa 1:105| en al hun gedachten tegen mij; ~ 2826 Klaa 1:106| lippen dergenen, die tegen mij opstaan, en hun dichten 2827 Klaa 1:106| opstaan, en hun dichten tegen mij den gansen dag. ~ 2828 Eze 2:1 | 1      En Hij zeide tot mij: Mensenkind, sta op uw voeten, 2829 Eze 2:2 | 2      Zo kwam in mij, als Hij tot mij sprak, 2830 Eze 2:2 | kwam in mij, als Hij tot mij sprak, de Geest, Die mij 2831 Eze 2:2 | mij sprak, de Geest, Die mij stelde op mijn voeten; en 2832 Eze 2:2 | ik hoorde Dien, Die tot mij sprak. ~ 2833 Eze 2:3 | 3      En Hij zeide tot mij: Mensenkind! Ik zend u tot 2834 Eze 2:3 | rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; zij 2835 Eze 2:3 | hebben overtreden tegen Mij      tot op dezen zelven 2836 Eze 2:9 | ziet, er was een hand tot mij uitgestoken; en ziet, daarin 2837 Eze 3:1 | Daarna zeide Hij tot mij: Mensenkind, eet, wat gij 2838 Eze 3:2 | ik mijn mond, en Hij gaf mij die rol te eten. ~ 2839 Eze 3:3 | 3      En Hij zeide tot mij: Mensenkind, geef uw buik 2840 Eze 3:4 | 4      En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ga henen, kom 2841 Eze 3:7 | niet horen, omdat zij naar Mij niet willen horen; want 2842 Eze 3:10 | Verder zeide Hij tot mij: Mensenkind, vat al Mijn 2843 Eze 3:12 | 12      Toen nam de Geest mij op, en ik hoorde achter 2844 Eze 3:12 | op, en ik hoorde achter mij een stem van grote ruising, 2845 Eze 3:14 | Toen hief de Geest mij op, en nam mij weg, en ik 2846 Eze 3:14 | de Geest mij op, en nam mij weg, en ik ging henen, bitterlijk 2847 Eze 3:14 | des HEEREN was sterk op mij. ~ 2848 Eze 3:16 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~ 2849 Eze 3:22 | hand des HEEREN was daar op mij, en Hij zeide tot mij: Maak 2850 Eze 3:22 | op mij, en Hij zeide tot mij: Maak u op, ga uit in de 2851 Eze 3:23 | 23      En ik maakte mij op, en ging uit in de vallei, 2852 Eze 3:24 | Toen kwam de Geest in mij, en stelde mij op mijn voeten, 2853 Eze 3:24 | Geest in mij, en stelde mij op mijn voeten, en Hij sprak 2854 Eze 3:24 | voeten, en Hij sprak met mij, en Hij zeide tot mij: Ga, 2855 Eze 3:24 | met mij, en Hij zeide tot mij: Ga, besluit u binnen in 2856 Eze 4:15 | 15      En Hij zeide tot mij: Zie, Ik heb u rundermest 2857 Eze 4:16 | Daarna zeide Hij tot mij: Gij mensenkind, zie, Ik 2858 Eze 5:13 | grimmigheid op hen doen rusten, en Mij troosten; en zij zullen 2859 Eze 6:1 | des HEEREN geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2860 Eze 6:9 | hoerachtig hart, dat van Mij      afgeweken is, en door 2861 Eze 7:1 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~ 2862 Eze 8:1 | Heeren HEEREN daar over mij viel. ~ 2863 Eze 8:3 | gelijkenis ener hand uit, en nam mij bij het haar mijns hoofds; 2864 Eze 8:3 | hoofds; en de Geest voerde mij op tussen de aarde en tussen 2865 Eze 8:3 | tussen den hemel, en bracht mij in de gezichten      Gods 2866 Eze 8:5 | 5      En Hij zeide tot mij: Mensenkind, hef nu uw ogen 2867 Eze 8:6 | 6      En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ziet gij wel, 2868 Eze 8:7 | 7      Zo bracht Hij mij tot de deur van het voorhof. 2869 Eze 8:8 | 8      En Hij zeide tot mij: Mensenkind, graaf nu in 2870 Eze 8:9 | Toen zeide Hij tot mij: Ga in, en zie de boze gruwelen, 2871 Eze 8:12 | Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind, 2872 Eze 8:13 | 13      En Hij zeide tot mij: Gij zult nog wederom grote 2873 Eze 8:14 | 14      En Hij bracht mij tot de deur der poort van 2874 Eze 8:15 | 15      En Hij zeide tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat 2875 Eze 8:16 | 16      En Hij bracht mij tot het binnenste voorhof 2876 Eze 8:17 | Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat 2877 Eze 8:17 | hebben, zo keren zij zich, om Mij te vertoornen; want zie, 2878 Eze 9:9 | Toen zeide Hij tot mij: De ongerechtigheid van 2879 Eze 9:10 | 10      Daarom ook, wat Mij aangaat, Mijn oog zal niet 2880 Eze 9:11 | heb gedaan, gelijk als Gij mij geboden hadt. ~  ~ 2881 Eze 11:1 | 1      Toen hief mij de Geest op, en bracht mij 2882 Eze 11:1 | mij de Geest op, en bracht mij tot de Oostpoort van het 2883 Eze 11:2 | 2      En Hij zeide tot mij: Mensenkind, deze zijn de 2884 Eze 11:5 | dan de Geest des HEEREN op mij, en Hij zeide tot mij: Zeg: 2885 Eze 11:5 | op mij, en Hij zeide tot mij: Zeg: Zo zegt de HEERE: 2886 Eze 11:14 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~ 2887 Eze 11:20 | dezelve doen; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik 2888 Eze 11:24 | 24      Daarna nam mij de Geest op, en bracht mij 2889 Eze 11:24 | mij de Geest op, en bracht mij in gezicht door den Geest 2890 Eze 11:24 | ik gezien had, voer van mij op. ~ 2891 Eze 11:25 | woorden des HEEREN, die Hij mij had doen zien. ~  ~ 2892 Eze 12:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2893 Eze 12:7 | ik deed alzo, gelijk als mij bevolen was; ik bracht mijn 2894 Eze 12:7 | in den avond doorgroef ik mij den wand      met de hand; 2895 Eze 12:8 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~ 2896 Eze 12:17 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~ 2897 Eze 12:21 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~ 2898 Eze 12:26 | het woord des HEEREN tot mij, zeggende: ~ 2899 Eze 13:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2900 Eze 13:19 | 19      En zult gij Mij ontheiligen bij Mijn volk, 2901 Eze 14:1 | 1      Daarna kwamen tot mij mannen uit de oudsten van 2902 Eze 14:2 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2903 Eze 14:5 | allen door hun drekgoden van Mij vervreemd zijn. ~ 2904 Eze 14:7 | verkeert, die zich van achter Mij afscheidt, en zet zijn drekgoden 2905 Eze 14:7 | komt tot den profeet, om Mij door hem te vragen; Ik ben 2906 Eze 14:7 | zal geantwoord worden door Mij; ~ 2907 Eze 14:11 | Israels niet meer van achter Mij afdwale, en zij zich niet 2908 Eze 14:11 | overtredingen; alsdan zullen zij Mij tot een volk zijn, en Ik 2909 Eze 14:12 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2910 Eze 14:13 | Mensenkind, als een land tegen Mij gezondigd zal hebben, zwaarlijk 2911 Eze 15:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2912 Eze 16:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2913 Eze 16:20 | en uw dochteren, die gij Mij gebaard hadt, genomen, en 2914 Eze 16:26 | hoererij vermenigvuldigd, om Mij tot toorn te verwekken. ~ 2915 Eze 16:43 | dagen uwer jonkheid, en Mij tot beroering geweest zijt 2916 Eze 17:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2917 Eze 17:11 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2918 Eze 17:20 | overtreding, waardoor hij tegen Mij overtreden      heeft. ~ 2919 Eze 18:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2920 Eze 20:2 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2921 Eze 20:3 | Heere HEERE: Komt gij, om Mij te vragen? Zo waarachtig 2922 Eze 20:8 | waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij niet 2923 Eze 20:8 | tegen Mij, en wilden naar Mij niet horen; niemand wierp 2924 Eze 20:9 | zij waren; aan welke Ik Mij, voor derzelver ogen, bekend      2925 Eze 20:12 | een teken te zijn tussen Mij en tussen hen, opdat zij 2926 Eze 20:13 | werd wederspannig tegen Mij in de woestijn; zij wandelden 2927 Eze 20:20 | tot een teken zijn tussen Mij en tussen ulieden, opdat 2928 Eze 20:21 | waren ook wederspannig tegen Mij; zij wandelden niet in Mijn 2929 Eze 20:27 | HEERE: Hiermede nog hebben Mij uw vaderen gesmaad, dat 2930 Eze 20:27 | zij door overtreding tegen Mij      overtreden hebben. ~ 2931 Eze 20:38 | rebel zijn, en die tegen Mij overtreden, uit ulieden 2932 Eze 20:39 | hierna, dewijl gijlieden naar Mij niet hoort; doch ontheiligt 2933 Eze 20:40 | de Heere HEERE, daar zal Mij het ganse huis Israels in 2934 Eze 20:45 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2935 Eze 20:49 | Heere HEERE, zij zeggen van mij: Is hij niet een verdichter 2936 Eze 21:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2937 Eze 21:8 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2938 Eze 21:18 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2939 Eze 22:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2940 Eze 22:17 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2941 Eze 22:18 | van het huis Israels zijn Mij tot schuim geworden; zij 2942 Eze 22:23 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2943 Eze 23:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2944 Eze 23:5 | hoereerde, zijnde onder Mij; en zij werd verliefd op 2945 Eze 23:35 | gij Mijner vergeten, en Mij achter uw rug geworpen hebt, 2946 Eze 23:36 | En de HEERE zeide tot mij: Mensenkind! zoudt gij Ohola 2947 Eze 23:37 | ook haar kinderen, die zij Mij gebaard      hadden, voor 2948 Eze 23:38 | 38      Nog hebben zij Mij dit gedaan; zij hebben Mijn 2949 Eze 24:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, in het negende jaar, in 2950 Eze 24:12 | Met ijdelheden heeft zij Mij moede gemaakt; nog is haar 2951 Eze 24:15 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2952 Eze 24:18 | den morgenstond, gelijk mij geboden was. ~ 2953 Eze 24:19 | En het volk zeide tot mij: Zult gij ons niet te kennen 2954 Eze 24:20 | woord des HEEREN is tot mij geschied, zeggende: ~ 2955 Eze 25:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2956 Eze 26:1 | dat des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende: ~ 2957 Eze 26:2 | poort der volken; zij is tot mij omgewend; ik zal vervuld 2958 Eze 27:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2959 Eze 28:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2960 Eze 28:11 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2961 Eze 28:20 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2962 Eze 29:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2963 Eze 29:3 | mijne, en ik heb die voor mij gemaakt. ~ 2964 Eze 29:17 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~ 2965 Eze 29:20 | gegeven, omdat zij voor Mij gewrocht hebben, spreekt 2966 Eze 30:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2967 Eze 30:20 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~ 2968 Eze 31:1 | dat des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende: ~ 2969 Eze 32:1 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~ 2970 Eze 32:17 | het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: ~ 2971 Eze 33:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2972 Eze 33:21 | der maand, dat er een tot mij kwam, die van Jeruzalem 2973 Eze 33:22 | was de hand des HEEREN op mij geweest des avonds, eer 2974 Eze 33:22 | totdat hij des morgens tot mij kwam. Alzo werd mijn mond      2975 Eze 33:23 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2976 Eze 34:1 | HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: ~ 2977 Eze 35:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2978 Eze 35:10 | en die twee landen zullen mij geworden, en wij zullen 2979 Eze 35:13 | gij u met uw mond tegen Mij groot gemaakt, en uw woorden 2980 Eze 35:13 | gemaakt, en uw woorden tegen Mij vermenigvuldigd; Ik heb 2981 Eze 36:16 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2982 Eze 36:28 | gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik 2983 Eze 37:1 | De hand des HEEREN was op mij, en de HEERE voerde mij 2984 Eze 37:1 | mij, en de HEERE voerde mij uit in den geest, en zette 2985 Eze 37:1 | uit in den geest, en zette mij neder in het midden ener 2986 Eze 37:2 | 2      En Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan 2987 Eze 37:3 | 3      En Hij zeide tot mij: Mensenkind! zullen deze 2988 Eze 37:4 | Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen, 2989 Eze 37:7 | Toen profeteerde ik, gelijk mij bevolen was, en er werd 2990 Eze 37:9 | 9      En Hij zeide tot mij: Profeteer tot den geest; 2991 Eze 37:10 | profeteerde, gelijk als Hij mij bevolen had. Toen kwam de 2992 Eze 37:11 | Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen 2993 Eze 37:15 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2994 Eze 37:23 | reinigen; zo zullen zij Mij tot een volk zijn, en Ik 2995 Eze 37:27 | God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. ~ 2996 Eze 38:1 | geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: ~ 2997 Eze 38:16 | opdat de      heidenen Mij kennen, als Ik aan u, o 2998 Eze 38:23 | 23      Alzo zal Ik Mij groot maken, en Mij heiligen, 2999 Eze 38:23 | zal Ik Mij groot maken, en Mij heiligen, en bekend worden 3000 Eze 39:23 | ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en dat


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4160

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License