1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4039
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:30 | 30 Maar aan al het gedierte der aarde,
2 Gen 1:30 | het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels,
3 Gen 1:30 | gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte
4 Gen 3:8 | wandelende in den hof, aan de wind des daags. Toen
5 Gen 3:21 | van vellen, en toog ze hun aan. ~
6 Gen 4:4 | zag Habel en zijn offer aan; ~
7 Gen 4:5 | zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kain zeer,
8 Gen 4:7 | niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is
9 Gen 4:15 | de HEERE stelde een teken aan Kain; opdat hem niet versloeg
10 Gen 4:18 | 18 En aan Henoch werd Hirad geboren;
11 Gen 4:26 | men den naam des HEEREN aan te roepen. ~ ~
12 Gen 6:6 | had, en het smartte Hem aan Zijn hart. ~
13 Gen 6:16 | 16 Gij zult een venster aan de ark maken, en zult haar
14 Gen 7:23 | aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend
15 Gen 8:1 | 1 En God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte,
16 Gen 8:1 | God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan
17 Gen 8:1 | aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem
18 Gen 8:17 | met u is, van alle vlees, aan gevogelte, en aan vee, en
19 Gen 8:17 | vlees, aan gevogelte, en aan vee, en aan al het kruipend
20 Gen 8:17 | gevogelte, en aan vee, en aan al het kruipend gedierte,
21 Gen 8:21 | hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet
22 Gen 9:15 | 15 Dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond, hetwelk is
23 Gen 9:16 | aanzien, om te gedenken aan het eeuwig verbond tussen
24 Gen 11:3 | ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons tichelen strijken,
25 Gen 11:4 | 4 En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad
26 Gen 11:7 | 7 Kom aan, laat Ons nedervaren, en
27 Gen 12:6 | doorgetogen in dat land, tot aan de plaats Sichem, tot aan
28 Gen 12:6 | aan de plaats Sichem, tot aan het eikenbos More; en de
29 Gen 12:7 | 7 Zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw
30 Gen 12:7 | HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land
31 Gen 12:8 | riep den naam des HEEREN aan. ~
32 Gen 13:3 | zuiden tot Beth-El toe, tot aan de plaats, waar zijn tent
33 Gen 13:12 | vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe. ~
34 Gen 13:15 | ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid. ~
35 Gen 13:18 | tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre,
36 Gen 14:6 | op hun gebergte Seir, tot aan het effen veld van Paran,
37 Gen 14:6 | veld van Paran, hetwelk aan de woestijn is. ~
38 Gen 14:13 | was, en boodschapte het aan Abram, den Hebreer, die
39 Gen 14:13 | Hebreer, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre,
40 Gen 14:23 | 23 Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe,
41 Gen 14:36 | geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een
42 Gen 14:42 | verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land
43 Gen 14:42 | rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier
44 Gen 15:3 | gewoond had, en zij gaf haar aan Abram, haar man, hem tot
45 Gen 15:7 | Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein in de woestijn,
46 Gen 15:7 | waterfontein in de woestijn, aan de fontein op den weg van
47 Gen 15:16 | jaren oud, toen Hagar Ismael aan Abram baarde. ~ ~
48 Gen 16:1 | was, zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide tot hem:
49 Gen 17:1 | Daarna verscheen hem de HEERE aan de eikenbossen van Mamre,
50 Gen 17:3 | ogen, zo gaat toch niet aan Uw knecht voorbij. ~
51 Gen 17:7 | en goed, en hij gaf het aan den knecht, die haastte,
52 Gen 17:10 | hebben! En Sara hoorde het aan de deur der tent, welke
53 Gen 17:28 | 28 Misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen
54 Gen 18:3 | En hij hield bij hen zeer aan, zodat zij tot hem inkeerden,
55 Gen 18:6 | Toen ging Lot uit tot hen aan de deur, en hij sloot de
56 Gen 18:9 | Toen zeiden zij: Kom verder aan! Voorts zeiden zij: Deze
57 Gen 18:11 | zij sloegen de mannen, die aan de deur van het huis waren,
58 Gen 18:11 | verblindheden, van den kleinste tot aan den grootste, zodat zij
59 Gen 18:15 | drongen de engelen Lot aan, zeggende: Maak u op, neem
60 Gen 18:19 | weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt, om mijn
61 Gen 18:29 | vlakte verdierf, dat God aan Abraham gedacht, en Hij
62 Gen 19:6 | u niet toegelaten, haar aan te roeren. ~
63 Gen 19:13 | die gij bij mij doen zult; aan alle plaatsen waar wij komen
64 Gen 19:14 | dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en hij gaf hem
65 Gen 20:1 | gezegd had; en de HEERE deed aan Sara gelijk als Hij gesproken
66 Gen 20:14 | een fles water, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar
67 Gen 20:27 | en runderen, en gaf die aan Abimelech; en die beiden
68 Gen 20:33 | HEEREN, des eeuwigen Gods, aan. ~
69 Gen 21:4 | 4 Aan den derden dag, toen hief
70 Gen 21:12 | Strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe hem niets!
71 Gen 21:17 | hemels, en als het zand, dat aan den oever der zee is; en
72 Gen 21:23 | deze acht baarde Milka aan Nahor, den broeder van Abraham. ~
73 Gen 22:18 | 18 Aan Abraham tot een bezitting,
74 Gen 22:20 | spelonk die daarin was, aan Abraham gevestigd tot een
75 Gen 23:7 | gezworen heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land
76 Gen 23:15 | kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, de
77 Gen 23:22 | sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht
78 Gen 23:30 | gezien had, en de armringen aan de handen zijner zuster;
79 Gen 23:42 | 42 En ik kwam heden aan de fontein; en ik zeide:
80 Gen 23:44 | vrouw zij, die de HEERE aan den zoon van mijn heer heeft
81 Gen 23:47 | aangezicht, en de armringen aan haar handen; ~
82 Gen 23:49 | gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft
83 Gen 23:53 | klederen, en hij gaf die aan Rebekka; hij gaf ook aan
84 Gen 23:53 | aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder en haar moeder
85 Gen 23:66 | 66 En de knecht vertelde aan Izak al de zaken, die hij
86 Gen 23:72 | 5 Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had. ~
87 Gen 23:73 | 6 Maar aan de zonen der bijwijven,
88 Gen 23:100 | zwoer hem; en hij verkocht aan Jakob zijn eerstgeboorte. ~
89 Gen 23:101 | 34 En Jakob gaf aan Ezau brood, en het linzenkooksel;
90 Gen 24:3 | en zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik al deze
91 Gen 24:4 | sterren des hemels, en zal aan uw zaad al deze landen geven;
92 Gen 24:25 | riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn
93 Gen 25:15 | Jakob, haar kleinsten zoon, aan. ~
94 Gen 25:42 | 42 Toen aan Rebekka deze woorden van
95 Gen 25:46 | tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn leven vanwege de dochteren
96 Gen 26:4 | u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat
97 Gen 26:4 | vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft. ~
98 Gen 26:12 | de aarde, welker opperste aan de hemel raakte; en ziet,
99 Gen 26:13 | gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. ~
100 Gen 26:13 | zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. ~
101 Gen 26:16 | Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het
102 Gen 26:20 | te eten, en klederen om aan te trekken; ~
103 Gen 27:12 | liep zij heen, en gaf het aan haar vader te kennen. ~
104 Gen 27:19 | Het is beter, dat ik haar aan u geve, dan dat ik haar
105 Gen 27:19 | u geve, dan dat ik haar aan een anderen man geve; blijf
106 Gen 27:24 | Zilpa, zijn dienstmaagd, aan Lea, zijn dochter, tot een
107 Gen 27:29 | 29 En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn
108 Gen 27:44 | dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw. ~
109 Gen 27:53 | nadat ik mijn dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en
110 Gen 27:57 | 22 God dacht ook aan Rachel; en God verhoorde
111 Gen 27:70 | geplekte geiten, al waar wit aan was, en al het bruine onder
112 Gen 27:72 | ontblotende het wit, hetwelk aan die roeden was. ~
113 Gen 28:2 | het aangezicht van Laban aan, en ziet, het was jegens
114 Gen 28:9 | vader het vee ontrukt, en aan mij gegeven.
115 Gen 28:20 | 20 En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, den
116 Gen 28:22 | En ten derden dage werd aan Laban geboodschapt, dat
117 Gen 28:26 | hebt gij gedaan, dat gij u aan mijn hart ontstolen hebt,
118 Gen 28:27 | heimelijk gevloden, en hebt u aan mij ontstolen? en hebt het
119 Gen 28:29 | in de macht mijner hand aan ulieden kwaad te doen; maar
120 Gen 28:43 | is mijn; en wat zoude ik aan deze mijn dochteren heden
121 Gen 28:43 | dochteren heden doen? of aan haar zonen, die zij gebaard
122 Gen 29:5 | heb gezonden om mijn heer aan te zeggen, opdat ik genade
123 Gen 29:10 | dan al deze trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt; want
124 Gen 29:25 | het gewricht zijner heup aan, zodat het gewricht van
125 Gen 29:31 | was; en hij was hinkende aan zijn heup. ~
126 Gen 29:32 | Jakobs heup aangeroerd had, aan de verrukte zenuw. ~ ~
127 Gen 30:4 | in den arm, en viel hem aan den hals, en kuste hem;
128 Gen 30:5 | zeide: De kinderen, die God aan uw knecht genadiglijk verleend
129 Gen 30:10 | gezien, en gij welgevallen aan mij genomen hebt. ~
130 Gen 30:11 | heb; en hij hield bij hem aan, zodat hij het nam. ~
131 Gen 31:3 | 3 En zijn ziel kleefde aan Dina, Jakobs dochter; en
132 Gen 31:13 | antwoordden Jakobs zonen aan Sichem en Hemor, zijn vader,
133 Gen 31:14 | doen, dat wij onze zuster aan een man geven zouden, die
134 Gen 31:21 | wij zullen onze dochteren aan hen geven. ~
135 Gen 32:4 | en de oorsierselen, die aan hun oren waren, en Jakob
136 Gen 32:8 | zij werd begraven onder aan Beth-El; onder dien eik,
137 Gen 32:12 | 12 En dit land, dat Ik aan Abraham en Izak gegeven
138 Gen 32:12 | dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit
139 Gen 32:19 | Rachel; en zij werd begraven aan den weg naar Efrath, hetwelk
140 Gen 33:4 | 4 Ada nu baarde aan Ezau Elifaz, en Basmath
141 Gen 33:12 | van Ezau, en zij baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn
142 Gen 33:14 | huisvrouw; en zij baarde aan Ezau Jehus, en Jaelam, en
143 Gen 33:37 | stierf, en Saul van Rehoboth, aan de rivier, regeerde in zijn
144 Gen 34:5 | Jozef een droom, dien hij aan zijn broederen vertelde;
145 Gen 34:9 | droom, en verhaalde dien aan zijn broederen; en hij zeide:
146 Gen 34:10 | 10 En als hij het aan zijn vader en aan zijn broederen
147 Gen 34:10 | hij het aan zijn vader en aan zijn broederen verhaalde,
148 Gen 34:19 | komt die meester-dromer aan! ~
149 Gen 34:21 | zeide: Laat ons hem niet aan het leven slaan. ~
150 Gen 34:22 | is, en legt de hand niet aan hem; opdat hij hem uit hun
151 Gen 34:27 | 27 Komt, en laat ons hem aan deze Ismaelieten verkopen,
152 Gen 34:27 | verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij is onze broeder,
153 Gen 34:28 | kuil, en verkochten Jozef aan deze Ismaelieten voor twintig
154 Gen 34:36 | verkochten hem in Egypte, aan Potifar, een hoveling van
155 Gen 35:14 | bewond zich, en zette zich aan den ingang der twee fonteinen,
156 Gen 35:19 | van zich af, en zij trok aan de klederen van haar weduwschap. ~
157 Gen 35:21 | bij deze twee fonteinen aan den weg was? En zij zeiden:
158 Gen 35:26 | ik, daarom, omdat ik haar aan mijn zoon Sela niet gegeven
159 Gen 36:29 | tot hen, en hij zag hen aan, en ziet, zij waren ontsteld. ~
160 Gen 36:33 | 10 En aan den wijnstok waren drie
161 Gen 36:37 | en doe toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding
162 Gen 36:42 | van boven u, en hij zal u aan een hout hangen, en het
163 Gen 36:46 | overste der schenkers gedacht aan Jozef niet, maar vergat
164 Gen 37:1 | droomde, en ziet, hij stond aan de rivier. ~
165 Gen 37:3 | stonden bij de andere koeien aan den oever der rivier. ~
166 Gen 37:8 | maar er was niemand, die ze aan Farao uitlegde. ~
167 Gen 37:9 | zeggende: Ik gedenk heden aan mijn zonden. ~
168 Gen 37:17 | in mijn droom stond ik aan den oever der rivier; ~
169 Gen 37:32 | aangaande, dat die droom aan Farao ten tweeden maal is
170 Gen 37:42 | zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem
171 Gen 37:42 | legde hem een gouden keten aan zijn hals; ~
172 Gen 37:54 | jaren des hongers begonnen aan te komen, gelijk als Jozef
173 Gen 37:56 | waarin iets was, en verkocht aan de Egyptenaren; want de
174 Gen 38:6 | over dat land; hij verkocht aan al het volk des lands; en
175 Gen 38:9 | 9 Toen gedacht Jozef aan de dromen, die hij van hen
176 Gen 38:21 | Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid
177 Gen 38:22 | toen ik zeide: Zondigt niet aan dezen jongeling! maar gij
178 Gen 39:6 | Waarom hebt gij zo kwalijk aan mij gedaan, dat gij dien
179 Gen 39:19 | en zij spraken tot hem aan de deur van het huis. ~
180 Gen 39:24 | hun voeten; hij gaf ook aan hun ezelen voeder. ~
181 Gen 39:32 | En zij richtten voor hem aan in het bijzonder, en voor
182 Gen 40:30 | bij ons (alzo zijn ziel aan de ziel van deze gebonden
183 Gen 41:1 | bij hem, als Jozef zich aan zijn broederen bekend maakte. ~
184 Gen 41:14 | 14 En hij viel aan den hals van Benjamin, zijn
185 Gen 41:14 | weende; en Benjamin weende aan zijn hals. ~
186 Gen 42:1 | en hij offerde offeranden aan den God van zijn vader Izak. ~
187 Gen 42:18 | zonen van Zilpa, die Laban aan zijn dochter Lea gegeven
188 Gen 42:25 | zonen van Bilha, die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven
189 Gen 42:29 | spande Jozef zijn wagen aan, en toog op, zijn vader
190 Gen 42:29 | naar Gosen; en als hij zich aan hem vertoonde, zo viel hij
191 Gen 42:29 | vertoonde, zo viel hij hem aan zijn hals, en weende lang
192 Gen 42:29 | zijn hals, en weende lang aan zijn hals. ~
193 Gen 43:18 | bezitting der beesten gekomen aan mijn heer, zo is er niets
194 Gen 43:21 | der palen van Egypte, tot aan het andere uiterste deszelven. ~
195 Gen 43:24 | het geschieden, dat gij aan Farao het vijfde deel zult
196 Gen 43:29 | doe weldadigheid en trouw aan mij, en begraaf mij toch
197 Gen 44:4 | volken stellen; en Ik zal aan uw zaad na u dit land tot
198 Gen 44:7 | en ik begroef haar aldaar aan den weg van Efrath, welke
199 Gen 45:11 | Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen
200 Gen 45:11 | het veulen zijner ezelin aan den edelste wijnstok; hij
201 Gen 45:13 | 13 Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen,
202 Gen 45:13 | zeeen wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen;
203 Gen 45:17 | 17 Dan zal een slang zijn aan den weg, een adderslang
204 Gen 45:22 | tak, een vruchtbare tak aan een fontein; elk der takken
205 Gen 45:26 | mijner voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige
206 Gen 45:33 | 33 Als Jakob voleind had aan zijn zonen bevelen te geven,
207 Gen 46:3 | En veertig dagen werden aan hem vervuld; want alzo werden
208 Gen 46:10 | 10 Toen zij nu aan het plein van het doornbos
209 Gen 46:10 | het doornbos kwamen, dat aan gene zijde van de Jordaan
210 Gen 46:11 | haar naam Abel-Mizraim, die aan het veer van de Jordaan
211 Gen 46:16 | 16 Daarom ontboden zij aan Jozef, zeggende: Uw vader
212 Gen 46:24 | in het land, hetwelk hij aan Abraham, Izak en Jakob gezworen
213 Exo 1:10 | 10 Komt aan, laat ons wijselijk tegen
214 Exo 1:20 | 20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en
215 Exo 1:22 | 22 Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende:
216 Exo 2:3 | legde het in de biezen, aan den oever der rivier. ~
217 Exo 2:5 | haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen
218 Exo 2:24 | hun gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond met Abraham,
219 Exo 2:25 | zag de kinderen Israels aan, en God kende hen. ~ ~
220 Exo 3:1 | de woestijn, en hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb. ~
221 Exo 3:1 | kwam aan den berg Gods, aan Horeb. ~
222 Exo 3:6 | aangezicht, want hij vreesde God aan te zien. ~
223 Exo 4:27 | hij ging, en ontmoette hem aan den berg Gods, en hij kuste
224 Exo 5:6 | Farao, ten zelfden dage, aan de aandrijvers onder het
225 Exo 5:7 | 7 Gij zult voortaan aan deze lieden geen stro meer
226 Exo 5:9 | hebben, en zich niet vergapen aan leugenachtige woorden. ~
227 Exo 5:13 | En de aandrijvers drongen aan, zeggende: Voleindigt uw
228 Exo 5:16 | 16 Aan uw knechten wordt geen stro
229 Exo 5:24 | Nu zult gij zien, wat Ik aan Farao doen zal; want door
230 Exo 6:2 | 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob
231 Exo 6:4 | dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. ~
232 Exo 6:7 | opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob
233 Exo 6:12 | Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen Israels, en
234 Exo 6:12 | de kinderen Israels, en aan Farao, den koning van Egypte,
235 Exo 7:4 | horen, en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen, en voeren
236 Exo 7:15 | zo stel u tegen hem over aan den oever der rivier, en
237 Exo 8:17 | en er werden vele luizen aan de mensen, en aan het vee;
238 Exo 8:17 | luizen aan de mensen, en aan het vee; al het stof der
239 Exo 8:18 | niet; zo waren de luizen aan de mensen, en aan het vee. ~
240 Exo 8:18 | luizen aan de mensen, en aan het vee. ~
241 Exo 8:20 | aangezicht; zie, hij zal aan het water uitgaan, en zeg
242 Exo 9:9 | ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen, en aan het vee
243 Exo 9:9 | zij zal aan de mensen, en aan het vee worden tot zweren,
244 Exo 9:10 | uitbrekende met blaren, aan de mensen en aan het vee; ~
245 Exo 9:10 | blaren, aan de mensen en aan het vee; ~
246 Exo 9:11 | vanwege de zweren; want aan de tovenaars waren zweren,
247 Exo 9:11 | tovenaars waren zweren, en aan al de Egyptenaren. ~
248 Exo 9:16 | verwekt, opdat Ik Mijn kracht aan u betoonde, en opdat men
249 Exo 10:14 | Egypteland, en lieten zich neder aan al de palen der Egyptenaren,
250 Exo 10:15 | en er bleef niets groens aan de bomen, noch aan de kruiden
251 Exo 10:15 | groens aan de bomen, noch aan de kruiden des velds, in
252 Exo 12:3 | vergadering van Israel, zeggende: Aan den tienden dezer maand
253 Exo 12:4 | en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal
254 Exo 12:7 | bloed nemen, en strijken het aan beide zijposten, en aan
255 Exo 12:7 | aan beide zijposten, en aan den bovendorpel, aan de
256 Exo 12:7 | en aan den bovendorpel, aan de huizen, in welke zij
257 Exo 12:8 | eten in denzelfden nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde
258 Exo 12:9 | geenszins in water gezoden; maar aan het vuur gebraden, zijn
259 Exo 12:11 | opgeschort zijn, uw schoenen aan uw voeten, en uw staf in
260 Exo 12:12 | Ik zal gerichten oefenen aan alle goden der Egyptenaren,
261 Exo 12:13 | ulieden tot een teken zijn aan de huizen, waarin gij zijt;
262 Exo 12:15 | ongezuurde broden eten; maar aan den eersten dag zult gij
263 Exo 12:17 | ongezuurde broden, dewijl Ik even aan denzelfden dag ulieder heiren
264 Exo 12:18 | 18 In de eerste maand, aan den veertienden dag der
265 Exo 12:22 | bekken zal wezen; en strijkt aan den bovendorpel, en aan
266 Exo 12:22 | aan den bovendorpel, en aan de beide zijposten van dat
267 Exo 12:22 | deur van zijn huis, tot aan den morgen. ~
268 Exo 12:23 | wanneer Hij het bloed zien zal aan den bovendorpel en aan de
269 Exo 12:23 | zal aan den bovendorpel en aan de twee zijposten, zo zal
270 Exo 12:33 | Egyptenaars hielden sterk aan bij het volk, haastende,
271 Exo 13:3 | Mozes tot het volk: Gedenkt aan dezen zelfden dag, op welken
272 Exo 13:6 | ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag zal den
273 Exo 13:20 | legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn. ~
274 Exo 14:2 | tegenover zult gij u legeren aan de zee. ~
275 Exo 14:4 | hij hen najage; en Ik zal aan Farao en aan al zijn heir
276 Exo 14:4 | en Ik zal aan Farao en aan al zijn heir verheerlijkt
277 Exo 14:6 | En hij spande zijn wagen aan, en nam zijn volk met zich. ~
278 Exo 14:9 | zij zich gelegerd hadden aan de zee; al de paarden, de
279 Exo 14:13 | des HEEREN, dat Hij heden aan ulieden doen zal, want de
280 Exo 14:17 | zal verheerlijkt worden aan Farao en aan al zijn heir,
281 Exo 14:17 | verheerlijkt worden aan Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagenen
282 Exo 14:17 | Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagenen en aan zijn
283 Exo 14:17 | heir, aan zijn wagenen en aan zijn ruiteren. ~
284 Exo 14:18 | verheerlijkt zal worden aan Farao, aan zijn wagenen
285 Exo 14:18 | verheerlijkt zal worden aan Farao, aan zijn wagenen en aan zijn
286 Exo 14:18 | Farao, aan zijn wagenen en aan zijn ruiteren. ~
287 Exo 14:22 | wateren waren hun een muur, aan hun rechter hand en aan
288 Exo 14:22 | aan hun rechter hand en aan hun linkerhand. ~
289 Exo 14:29 | wateren waren hun een muur, aan hun rechter hand en aan
290 Exo 14:29 | aan hun rechter hand en aan hun linkerhand. ~
291 Exo 14:30 | verloste de HEERE Israel aan dien dag uit de hand der
292 Exo 14:30 | zag de Egyptenaren dood aan den oever der zee. ~
293 Exo 14:31 | grote hand, die de HEERE aan de Egyptenaren bewezen had;
294 Exo 14:31 | geloofde in den HEERE, en aan Mozes, Zijn knecht. ~ ~
295 Exo 15:27 | zij legerden zich aldaar aan de wateren. ~ ~
296 Exo 16:1 | tussen Elim en tussen Sinai, aan den vijftienden dag der
297 Exo 16:6 | al de kinderen Israels: Aan den avond, dan zult gij
298 Exo 16:8 | Mozes: Als de HEERE ulieden aan den avond vlees te eten
299 Exo 16:8 | vlees te eten zal geven, en aan den morgen brood tot verzadiging,
300 Exo 16:12 | zult gij vlees eten, en aan den morgen zult gij met
301 Exo 16:13 | 13 En het geschiedde aan den avond, dat er kwakkelen
302 Exo 16:13 | en het leger bedekten; en aan den morgen lag de dauw rondom
303 Exo 16:22 | kwamen en verkondigden het aan Mozes. ~
304 Exo 16:27 | 27 En het geschiedde aan den zevenden dag, dat sommigen
305 Exo 16:29 | heeft, daarom geeft Hij u aan den zesden dag voor twee
306 Exo 16:34 | 34 Gelijk als de HEERE aan Mozes geboden had, alzo
307 Exo 16:35 | aten Man, totdat zij kwamen aan de pale van het land Kanaan. ~
308 Exo 17:4 | doen? Er feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen. ~
309 Exo 18:1 | Mozes, hoorde al wat God aan Mozes, en aan Israel, Zijn
310 Exo 18:1 | al wat God aan Mozes, en aan Israel, Zijn volk, gedaan
311 Exo 18:5 | Mozes kwam, in de woestijn, aan den berg Gods, waar hij
312 Exo 18:8 | schoonvader alles, wat de HEERE aan Farao en aan de Egyptenaren
313 Exo 18:8 | wat de HEERE aan Farao en aan de Egyptenaren gedaan had,
314 Exo 18:22 | dat zij alle grote zaken aan u brengen, maar dat zij
315 Exo 18:23 | ook al dit volk in vrede aan zijn plaats komen. ~
316 Exo 19:9 | en dat zij ook eeuwiglijk aan u geloven. Want Mozes had
317 Exo 19:12 | klimmen, en deszelfs einde aan te roeren; al wie den berg
318 Exo 19:17 | tegemoet; en zij stonden aan het onderste des bergs. ~
319 Exo 19:25 | het volk, en zeide het hun aan. ~
320 Exo 20:5 | misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde,
321 Exo 20:5 | bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde
322 Exo 20:5 | kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen,
323 Exo 20:6 | 6 En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die
324 Exo 20:24 | schapen, en uw runderen; aan alle plaats, waar Ik Mijns
325 Exo 21:6 | brengen, daarna zal hij hem aan de deur, of aan den post
326 Exo 21:6 | hij hem aan de deur, of aan den post brengen; en zijn
327 Exo 21:8 | zal hij haar doen lossen; aan een vreemd volk haar te
328 Exo 21:9 | 9 Maar indien hij haar aan zijn zoon ondertrouwt, zo
329 Exo 21:10 | andere neemt, zo zal hij aan deze haar spijs, haar deksel,
330 Exo 21:34 | zal het vergelden; hij zal aan deszelfs heer het geld wederkeren;
331 Exo 22:8 | worden, of hij niet zijn hand aan zijns naasten have gelegd
332 Exo 22:9 | goden verwijzen, die zal het aan zijn naaste dubbel wedergeven. ~
333 Exo 22:10 | 10 Wanneer iemand aan zijn naaste een ezel, of
334 Exo 22:11 | zijn, of hij niet zijn hand aan zijns naasten have geslagen
335 Exo 22:17 | vader ganselijk weigert haar aan hem te geven, zo zal hij
336 Exo 23:31 | zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen,
337 Exo 23:31 | en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de
338 Exo 24:3 | Mozes kwam en verhaalde aan het volk al de woorden des
339 Exo 24:4 | bouwde een altaar onder aan den berg, en twaalf kolommen,
340 Exo 25:12 | gouden ringen, en zet die aan haar vier hoeken, alzo dat
341 Exo 25:14 | handbomen in de ringen, die aan de zijde der ark zijn, dat
342 Exo 25:19 | cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den andere
343 Exo 25:19 | cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel
344 Exo 25:22 | alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israels. ~
345 Exo 25:26 | gij zult de ringen zetten aan de vier hoeken, die aan
346 Exo 25:26 | aan de vier hoeken, die aan derzelver vier voeten zijn
347 Exo 25:34 | 34 Maar aan den kandelaar zelven zullen
348 Exo 25:37 | aansteken, en doen lichten aan zijn zijden. ~
349 Exo 26:3 | samengevoegd zijn, de een aan de andere; wederom zullen
350 Exo 26:3 | samengevoegd zijn, de een aan de andere. ~
351 Exo 26:4 | hemelsblauwe striklisjes maken aan den kant van de ene gordijn,
352 Exo 26:4 | kant van de ene gordijn, aan het uiterste, in de samenvoeging;
353 Exo 26:4 | alzo zult gij ook doen aan den uitersten kant der gordijn,
354 Exo 26:4 | uitersten kant der gordijn, aan de tweede samenvoegende. ~
355 Exo 26:5 | Vijftig striklisjes zult gij aan de ene gordijn maken, en
356 Exo 26:5 | striklisjes zult gij maken aan het uiterste der gordijn,
357 Exo 26:5 | uiterste der gordijn, dat aan de tweede samenvoegende
358 Exo 26:5 | striklisjes zullen het ene aan het andere samenvatten.
359 Exo 26:6 | gordijnen samenvoegen, de ene aan de andere, met deze haakjes,
360 Exo 26:9 | zult vijf dezer gordijnen aan elkander bijzonder voegen,
361 Exo 26:10 | vijftig striklisjes maken aan den kant van de ene gordijn,
362 Exo 26:10 | en vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn,
363 Exo 26:12 | overige nu, dat overschiet aan de gordijnen der tent, de
364 Exo 26:12 | overschiet, zal overhangen, aan de achterste delen des tabernakels. ~
365 Exo 26:13 | hetgeen, dat overig zijn zal aan de lengte van de gordijnen
366 Exo 26:13 | der tent, zal overhangen aan de zijden des tabernakels,
367 Exo 26:13 | zijden des tabernakels, aan deze en aan gene zijde,
368 Exo 26:13 | tabernakels, aan deze en aan gene zijde, om dien te bedekken. ~
369 Exo 26:19 | twee voeten onder een berd, aan zijn twee houvasten, en
370 Exo 26:19 | voeten onder een ander berd, aan zijn twee houvasten. ~
371 Exo 26:20 | ook twintig berderen zijn aan de andere zijde des tabernakels,
372 Exo 26:20 | andere zijde des tabernakels, aan den noorderhoek, ~
373 Exo 26:22 | 22 Doch aan de zijde des tabernakels
374 Exo 26:23 | hoekberderen des tabernakels, aan de beide zijden. ~
375 Exo 26:24 | zullen ook als tweelingen aan het oppereinde deszelven
376 Exo 26:26 | maken van sittimhout; vijf aan de berderen van de ene zijde
377 Exo 26:27 | 27 En vijf richelen aan de berderen van de andere
378 Exo 26:27 | tabernakels; alsook vijf richelen aan de berderen van de zijde
379 Exo 26:27 | de zijde des tabernakels, aan de beide zijden westwaarts. ~
380 Exo 26:28 | middelste richel zal midden aan de berderen zijn, doorschietende
381 Exo 26:32 | 32 En gij zult hem hangen aan vier pilaren van sittim
382 Exo 26:35 | kandelaar tegen de tafel over, aan de ene zijde des tabernakels,
383 Exo 26:35 | de tafel zult gij zetten aan de noordzijde. ~
384 Exo 26:36 | 36 Gij zult ook aan de deur der tent een deksel
385 Exo 27:4 | koperen netwerk; en gij zult aan dat net vier koperen ringen
386 Exo 27:4 | vier koperen ringen maken aan zijn vier einden. ~
387 Exo 27:7 | alzo dat de handbomen zijn aan beide zijden des altaars,
388 Exo 27:9 | voorhof des tabernakels maken; aan den zuidhoek zuidwaarts,
389 Exo 27:9 | zuidhoek zuidwaarts, zullen aan den voorhof behangselen
390 Exo 27:11 | 11 Alzo zullen ook aan den noorderhoek, in de lengte,
391 Exo 27:12 | de breedte des voorhofs, aan den westerhoek, zullen behangselen
392 Exo 27:13 | de breedte des voorhofs, aan den oosterhoek oostwaarts,
393 Exo 27:15 | vijftien ellen der behangselen aan de andere zijde; hun pilaren
394 Exo 28:7 | samenvoegende schouderbanden hebben aan zijn beide einden, waarmede
395 Exo 28:12 | gij zult de twee stenen aan de schouderbanden des efods
396 Exo 28:14 | gedraaide ketentjes zult gij aan de kastjes hechten. ~
397 Exo 28:22 | 22 Gij zult ook aan den borstlap gelijkeindigende
398 Exo 28:23 | 23 Gij zult ook aan den borstlap twee gouden
399 Exo 28:23 | gij zult de twee ringen aan de twee einden van de borstlap
400 Exo 28:24 | in de twee ringen doen, aan de einden van den borstlap. ~
401 Exo 28:25 | gedraaide ketentjes zult gij aan die twee kastjes doen; en
402 Exo 28:25 | doen; en gij zult ze zetten aan de schouderbanden van den
403 Exo 28:26 | ringen maken, en zult ze aan de twee einden des borstlaps
404 Exo 28:26 | borstlaps zetten; inwendig aan zijn rand, die aan de zijde
405 Exo 28:26 | inwendig aan zijn rand, die aan de zijde van de efod zijn
406 Exo 28:27 | maken, die gij zetten zult aan de twee schouderbanden van
407 Exo 28:27 | schouderbanden van den efod, beneden aan de voorste zijde, tegenover
408 Exo 28:28 | borstlap met zijn ringen aan de ringen van den efod opwaarts
409 Exo 28:29 | zonen van Israel dragen aan den borstlap des gerichts,
410 Exo 28:33 | 33 En aan deszelfs zomen zult gij
411 Exo 28:33 | purper, en van scharlaken, aan zijn zomen rondom, en gouden
412 Exo 28:34 | schelletje, en een granaatappel, aan de zomen des mantels rondom. ~
413 Exo 28:37 | hemelsblauw snoer, alzo dat zij aan den hoed zij; aan de voorste
414 Exo 28:37 | dat zij aan den hoed zij; aan de voorste zijde des hoeds
415 Exo 28:38 | en zij zal geduriglijk aan zijn voorhoofd zijn, om
416 Exo 29:4 | zijn zonen doen naderen aan de deur van de tent der
417 Exo 29:6 | der heiligheid zult gij aan den hoed zetten. ~
418 Exo 29:12 | bloed zult gij uitgieten aan den bodem des altaars. ~
419 Exo 29:13 | beide nieren en het vet, dat aan dezelve is, en gij zult
420 Exo 29:22 | nieren, met het vet, dat aan dezelve is, en den rechterschouder;
421 Exo 29:25 | van hun hand, en steek ze aan op het altaar, op het brandoffer,
422 Exo 29:34 | vulofferen, of van dit brood, tot aan den morgen, zo zult gij
423 Exo 29:35 | 35 Gij zult dan aan Aaron en aan zijn zonen
424 Exo 29:35 | Gij zult dan aan Aaron en aan zijn zonen alzo doen, naar
425 Exo 29:42 | zijn bij uw geslachten, aan de deur van de tent der
426 Exo 30:4 | maken, onder zijn krans; aan zijn twee zijden zult gij
427 Exo 30:4 | zult gij dezelve maken, aan zijn beide zijden; en zij
428 Exo 31:18 | 18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op
429 Exo 32:13 | 13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan
430 Exo 32:13 | 13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten,
431 Exo 32:13 | aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, aan
432 Exo 32:13 | aan Israel, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen
433 Exo 32:13 | waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat
434 Exo 32:19 | het geschiedde, als hij aan het leger naderde, en het
435 Exo 32:19 | wierp, en dezelve beneden aan den berg verbrak. ~
436 Exo 32:27 | Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en
437 Exo 32:33 | uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt. ~
438 Exo 33:13 | 13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan
439 Exo 33:13 | 13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten,
440 Exo 33:13 | aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, aan
441 Exo 33:13 | aan Israel, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen
442 Exo 33:13 | waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat
443 Exo 33:19 | het geschiedde, als hij aan het leger naderde, en het
444 Exo 33:19 | wierp, en dezelve beneden aan den berg verbrak. ~
445 Exo 33:27 | Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en
446 Exo 33:33 | uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt. ~
447 Exo 34:1 | gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven; ~
448 Exo 34:4 | hen deed zijn versiersel aan zich. ~
449 Exo 34:13 | vinde in Uw ogen; en zie aan, dat deze natie Uw volk
450 Exo 34:30 | de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid,
451 Exo 34:30 | ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen,
452 Exo 34:30 | vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het
453 Exo 34:32 | onze zonde, en neem ons aan tot een erfdeel! ~
454 Exo 35:15 | en het deksel der deur aan de deur des tabernakels; ~
455 Exo 36:10 | voegde vijf gordijnen, de ene aan de andere; en hij voegde
456 Exo 36:10 | andere vijf gordijnen, de ene aan de andere. ~
457 Exo 36:11 | striklisjes van hemelsblauw aan den kant ener gordijn, aan
458 Exo 36:11 | aan den kant ener gordijn, aan het uiterste in de samenvoeging;
459 Exo 36:11 | samenvoeging; hij deed het ook aan den uitersten kant der tweede
460 Exo 36:12 | Vijftig striklisjes maakte hij aan de ene gordijn, en vijftig
461 Exo 36:12 | vijftig striklisjes maakte hij aan het uiterste der gordijn;
462 Exo 36:12 | uiterste der gordijn; dat aan de tweede samenvoegende
463 Exo 36:12 | striklisjes vatten de ene aan de andere. ~
464 Exo 36:13 | gordijnen samen, de ene aan de andere, met deze haakjes,
465 Exo 36:17 | maakte vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn,
466 Exo 36:17 | ook vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn
467 Exo 36:20 | 20 Hij maakte ook aan den tabernakel berderen
468 Exo 36:24 | twee voeten onder een berd, aan zijn twee houvasten, en
469 Exo 36:24 | voeten onder een ander berd, aan zijn twee houvasten. ~
470 Exo 36:25 | maakte ook twintig berderen aan de andere zijde des tabernakels,
471 Exo 36:25 | andere zijde des tabernakels, aan den noorderhoek. ~
472 Exo 36:27 | 27 Doch aan de zijde des tabernakels
473 Exo 36:28 | hoekberderen des tabernakels, aan de beide zijden. ~
474 Exo 36:29 | waren ook als tweelingen aan deszelfs oppereinde samengevoegd
475 Exo 36:29 | deed hij met die beide, aan de twee hoeken. ~
476 Exo 36:31 | richelen van sittimhout; vijf aan de berderen der ene zijde
477 Exo 36:32 | 32 En vijf richelen aan de berderen van de andere
478 Exo 36:32 | tabernakels; alsook vijf richelen aan de berderen des tabernakels,
479 Exo 36:32 | berderen des tabernakels, aan de beide zijden westwaarts. ~
480 Exo 36:37 | 37 Hij maakte ook aan de deur der tent een deksel
481 Exo 37:3 | dezelve vier gouden ringen, aan haar vier hoeken, alzo dat
482 Exo 37:5 | handbomen in de ringen, aan de zijden der ark, om de
483 Exo 37:8 | cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen
484 Exo 37:8 | cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel
485 Exo 37:13 | en hij zette de ringen aan de vier hoeken, die aan
486 Exo 37:13 | aan de vier hoeken, die aan derzelver vier voeten waren. ~
487 Exo 37:20 | 20 Maar aan den kandelaar zelven waren
488 Exo 37:27 | daaraan, onder zijn krans, aan zijn twee hoeken, aan zijn
489 Exo 37:27 | krans, aan zijn twee hoeken, aan zijn beide zijden, tot plaatsen
490 Exo 38:4 | 4 Ook maakte hij aan het altaar een rooster van
491 Exo 38:5 | En hij goot vier ringen aan de vier einden des koperen
492 Exo 38:7 | handbomen in de ringen, aan de zijden des altaars, dat
493 Exo 38:9 | maakte ook den voorhof, aan den zuidhoek zuidwaarts;
494 Exo 38:11 | 11 En aan den noorderhoek honderd
495 Exo 38:12 | 12 En aan den westerhoek waren behangselen
496 Exo 38:13 | 13 En aan den oosterhoek tegen den
497 Exo 38:14 | 14 De behangselen aan deze zijde waren vijftien
498 Exo 38:15 | 15 En aan de andere zijde van de deur
499 Exo 38:22 | maakte al, dat de HEERE aan Mozes geboden had. ~
500 Exo 38:28 | sikkelen maakte hij de haken aan de pilaren, en hij overtrok
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4039 |