Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
aalmoes 9
aalmoezen 4
aambeeld 1
aan 4039
aanbad 18
aanbaden 20
aanbid 3
Frequency    [«  »]
4422 mijn
4250 want
4160 mij
4039 aan
3972 voor
3731 hun
3724 maar

Bijbel

IntraText - Concordances

aan

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4039

     Book Chapter: Verse
1 Gen 1:30 | 30 Maar aan al het gedierte der aarde, 2 Gen 1:30 | het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, 3 Gen 1:30 | gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte 4 Gen 3:8 | wandelende in den hof, aan de wind des daags. Toen 5 Gen 3:21 | van vellen, en toog ze hun aan. ~ 6 Gen 4:4 | zag Habel en zijn offer aan; ~ 7 Gen 4:5 | zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kain zeer, 8 Gen 4:7 | niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is 9 Gen 4:15 | de HEERE stelde een teken aan Kain; opdat hem niet versloeg 10 Gen 4:18 | 18 En aan Henoch werd Hirad geboren; 11 Gen 4:26 | men den naam des HEEREN aan te roepen. ~  ~ 12 Gen 6:6 | had, en het smartte Hem aan Zijn hart. ~ 13 Gen 6:16 | 16 Gij zult een venster aan de ark maken, en zult haar 14 Gen 7:23 | aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend 15 Gen 8:1 | 1 En God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, 16 Gen 8:1 | God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan 17 Gen 8:1 | aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem 18 Gen 8:17 | met u is, van alle vlees, aan gevogelte, en aan vee, en 19 Gen 8:17 | vlees, aan gevogelte, en aan vee, en aan al het kruipend 20 Gen 8:17 | gevogelte, en aan vee, en aan al het kruipend gedierte, 21 Gen 8:21 | hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet 22 Gen 9:15 | 15 Dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond, hetwelk is 23 Gen 9:16 | aanzien, om te gedenken aan het eeuwig verbond tussen 24 Gen 11:3 | ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons tichelen strijken, 25 Gen 11:4 | 4 En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad 26 Gen 11:7 | 7 Kom aan, laat Ons nedervaren, en 27 Gen 12:6 | doorgetogen in dat land, tot aan de plaats Sichem, tot aan 28 Gen 12:6 | aan de plaats Sichem, tot aan het eikenbos More; en de 29 Gen 12:7 | 7 Zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw 30 Gen 12:7 | HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land 31 Gen 12:8 | riep den naam des HEEREN aan. ~ 32 Gen 13:3 | zuiden tot Beth-El toe, tot aan de plaats, waar zijn tent 33 Gen 13:12 | vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe. ~ 34 Gen 13:15 | ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid. ~ 35 Gen 13:18 | tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre, 36 Gen 14:6 | op hun gebergte Seir, tot aan het effen veld van Paran, 37 Gen 14:6 | veld van Paran, hetwelk aan de woestijn is. ~ 38 Gen 14:13 | was, en boodschapte het aan Abram, den Hebreer, die 39 Gen 14:13 | Hebreer, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre, 40 Gen 14:23 | 23 Zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, 41 Gen 14:36 | geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een 42 Gen 14:42 | verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land 43 Gen 14:42 | rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier 44 Gen 15:3 | gewoond had, en zij gaf haar aan Abram, haar man, hem tot 45 Gen 15:7 | Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein in de woestijn, 46 Gen 15:7 | waterfontein in de woestijn, aan de fontein op den weg van 47 Gen 15:16 | jaren oud, toen Hagar Ismael aan Abram baarde. ~  ~ 48 Gen 16:1 | was, zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide tot hem: 49 Gen 17:1 | Daarna verscheen hem de HEERE aan de eikenbossen van Mamre, 50 Gen 17:3 | ogen, zo gaat toch niet aan Uw knecht voorbij. ~ 51 Gen 17:7 | en goed, en hij gaf het aan den knecht, die haastte, 52 Gen 17:10 | hebben! En Sara hoorde het aan de deur der tent, welke 53 Gen 17:28 | 28 Misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen 54 Gen 18:3 | En hij hield bij hen zeer aan, zodat zij tot hem inkeerden, 55 Gen 18:6 | Toen ging Lot uit tot hen aan de deur, en hij sloot de 56 Gen 18:9 | Toen zeiden zij: Kom verder aan! Voorts zeiden zij: Deze 57 Gen 18:11 | zij sloegen de mannen, die aan de deur van het huis waren, 58 Gen 18:11 | verblindheden, van den kleinste tot aan den grootste, zodat zij 59 Gen 18:15 | drongen de engelen Lot aan, zeggende: Maak u op, neem 60 Gen 18:19 | weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt, om mijn 61 Gen 18:29 | vlakte verdierf, dat God aan Abraham gedacht, en Hij 62 Gen 19:6 | u niet toegelaten, haar aan te roeren. ~ 63 Gen 19:13 | die gij bij mij doen zult; aan alle plaatsen waar wij komen 64 Gen 19:14 | dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en hij gaf hem 65 Gen 20:1 | gezegd had; en de HEERE deed aan Sara gelijk als Hij gesproken 66 Gen 20:14 | een fles water, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar 67 Gen 20:27 | en runderen, en gaf die aan Abimelech; en die beiden 68 Gen 20:33 | HEEREN, des eeuwigen Gods, aan. ~ 69 Gen 21:4 | 4 Aan den derden dag, toen hief 70 Gen 21:12 | Strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe hem niets! 71 Gen 21:17 | hemels, en als het zand, dat aan den oever der zee is; en 72 Gen 21:23 | deze acht baarde Milka aan Nahor, den broeder van Abraham. ~ 73 Gen 22:18 | 18 Aan Abraham tot een bezitting, 74 Gen 22:20 | spelonk die daarin was, aan Abraham gevestigd tot een 75 Gen 23:7 | gezworen heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land 76 Gen 23:15 | kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, de 77 Gen 23:22 | sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht 78 Gen 23:30 | gezien had, en de armringen aan de handen zijner zuster; 79 Gen 23:42 | 42 En ik kwam heden aan de fontein; en ik zeide: 80 Gen 23:44 | vrouw zij, die de HEERE aan den zoon van mijn heer heeft 81 Gen 23:47 | aangezicht, en de armringen aan haar handen; ~ 82 Gen 23:49 | gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft 83 Gen 23:53 | klederen, en hij gaf die aan Rebekka; hij gaf ook aan 84 Gen 23:53 | aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder en haar moeder 85 Gen 23:66 | 66 En de knecht vertelde aan Izak al de zaken, die hij 86 Gen 23:72 | 5 Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had. ~ 87 Gen 23:73 | 6 Maar aan de zonen der bijwijven, 88 Gen 23:100 | zwoer hem; en hij verkocht aan Jakob zijn eerstgeboorte. ~ 89 Gen 23:101 | 34 En Jakob gaf aan Ezau brood, en het linzenkooksel; 90 Gen 24:3 | en zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik al deze 91 Gen 24:4 | sterren des hemels, en zal aan uw zaad al deze landen geven; 92 Gen 24:25 | riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar zijn 93 Gen 25:15 | Jakob, haar kleinsten zoon, aan. ~ 94 Gen 25:42 | 42 Toen aan Rebekka deze woorden van 95 Gen 25:46 | tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn leven vanwege de dochteren 96 Gen 26:4 | u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat 97 Gen 26:4 | vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft. ~ 98 Gen 26:12 | de aarde, welker opperste aan de hemel raakte; en ziet, 99 Gen 26:13 | gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. ~ 100 Gen 26:13 | zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. ~ 101 Gen 26:16 | Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het 102 Gen 26:20 | te eten, en klederen om aan te trekken; ~ 103 Gen 27:12 | liep zij heen, en gaf het aan haar vader te kennen. ~ 104 Gen 27:19 | Het is beter, dat ik haar aan u geve, dan dat ik haar 105 Gen 27:19 | u geve, dan dat ik haar aan een anderen man geve; blijf 106 Gen 27:24 | Zilpa, zijn dienstmaagd, aan Lea, zijn dochter, tot een 107 Gen 27:29 | 29 En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn 108 Gen 27:44 | dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw. ~ 109 Gen 27:53 | nadat ik mijn dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en 110 Gen 27:57 | 22 God dacht ook aan Rachel; en God verhoorde 111 Gen 27:70 | geplekte geiten, al waar wit aan was, en al het bruine onder 112 Gen 27:72 | ontblotende het wit, hetwelk aan die roeden was. ~ 113 Gen 28:2 | het aangezicht van Laban aan, en ziet, het was jegens 114 Gen 28:9 | vader het vee ontrukt, en aan mij gegeven. 115 Gen 28:20 | 20 En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, den 116 Gen 28:22 | En ten derden dage werd aan Laban geboodschapt, dat 117 Gen 28:26 | hebt gij gedaan, dat gij u aan mijn hart ontstolen hebt, 118 Gen 28:27 | heimelijk gevloden, en hebt u aan mij ontstolen? en hebt het 119 Gen 28:29 | in de macht mijner hand aan ulieden kwaad te doen; maar 120 Gen 28:43 | is mijn; en wat zoude ik aan deze mijn dochteren heden 121 Gen 28:43 | dochteren heden doen? of aan haar zonen, die zij gebaard 122 Gen 29:5 | heb gezonden om mijn heer aan te zeggen, opdat ik genade 123 Gen 29:10 | dan al deze trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt; want 124 Gen 29:25 | het gewricht zijner heup aan, zodat het gewricht van 125 Gen 29:31 | was; en hij was hinkende aan zijn heup. ~ 126 Gen 29:32 | Jakobs heup aangeroerd had, aan de verrukte zenuw. ~  ~ 127 Gen 30:4 | in den arm, en viel hem aan den hals, en kuste hem; 128 Gen 30:5 | zeide: De kinderen, die God aan uw knecht genadiglijk verleend 129 Gen 30:10 | gezien, en gij welgevallen aan mij genomen hebt. ~ 130 Gen 30:11 | heb; en hij hield bij hem aan, zodat hij het nam. ~ 131 Gen 31:3 | 3 En zijn ziel kleefde aan Dina, Jakobs dochter; en 132 Gen 31:13 | antwoordden Jakobs zonen aan Sichem en Hemor, zijn vader, 133 Gen 31:14 | doen, dat wij onze zuster aan een man geven zouden, die 134 Gen 31:21 | wij zullen onze dochteren aan hen geven. ~ 135 Gen 32:4 | en de oorsierselen, die aan hun oren waren, en Jakob 136 Gen 32:8 | zij werd begraven onder aan Beth-El; onder dien eik, 137 Gen 32:12 | 12 En dit land, dat Ik aan Abraham en Izak gegeven 138 Gen 32:12 | dat zal Ik u geven; en aan uw zaad na u zal Ik dit 139 Gen 32:19 | Rachel; en zij werd begraven aan den weg naar Efrath, hetwelk 140 Gen 33:4 | 4 Ada nu baarde aan Ezau Elifaz, en Basmath 141 Gen 33:12 | van Ezau, en zij baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn 142 Gen 33:14 | huisvrouw; en zij baarde aan Ezau Jehus, en Jaelam, en 143 Gen 33:37 | stierf, en Saul van Rehoboth, aan de rivier, regeerde in zijn 144 Gen 34:5 | Jozef een droom, dien hij aan zijn broederen vertelde; 145 Gen 34:9 | droom, en verhaalde dien aan zijn broederen; en hij zeide: 146 Gen 34:10 | 10 En als hij het aan zijn vader en aan zijn broederen 147 Gen 34:10 | hij het aan zijn vader en aan zijn broederen verhaalde, 148 Gen 34:19 | komt die meester-dromer aan! ~ 149 Gen 34:21 | zeide: Laat ons hem niet aan het leven slaan. ~ 150 Gen 34:22 | is, en legt de hand niet aan hem; opdat hij hem uit hun 151 Gen 34:27 | 27 Komt, en laat ons hem aan deze Ismaelieten verkopen, 152 Gen 34:27 | verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij is onze broeder, 153 Gen 34:28 | kuil, en verkochten Jozef aan deze Ismaelieten voor twintig 154 Gen 34:36 | verkochten hem in Egypte, aan Potifar, een hoveling van 155 Gen 35:14 | bewond zich, en zette zich aan den ingang der twee fonteinen, 156 Gen 35:19 | van zich af, en zij trok aan de klederen van haar weduwschap. ~ 157 Gen 35:21 | bij deze twee fonteinen aan den weg was? En zij zeiden: 158 Gen 35:26 | ik, daarom, omdat ik haar aan mijn zoon Sela niet gegeven 159 Gen 36:29 | tot hen, en hij zag hen aan, en ziet, zij waren ontsteld. ~ 160 Gen 36:33 | 10 En aan den wijnstok waren drie 161 Gen 36:37 | en doe toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding 162 Gen 36:42 | van boven u, en hij zal u aan een hout hangen, en het 163 Gen 36:46 | overste der schenkers gedacht aan Jozef niet, maar vergat 164 Gen 37:1 | droomde, en ziet, hij stond aan de rivier. ~ 165 Gen 37:3 | stonden bij de andere koeien aan den oever der rivier. ~ 166 Gen 37:8 | maar er was niemand, die ze aan Farao uitlegde. ~ 167 Gen 37:9 | zeggende: Ik gedenk heden aan mijn zonden. ~ 168 Gen 37:17 | in mijn droom stond ik aan den oever der rivier; ~ 169 Gen 37:32 | aangaande, dat die droom aan Farao ten tweeden maal is 170 Gen 37:42 | zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem 171 Gen 37:42 | legde hem een gouden keten aan zijn hals; ~ 172 Gen 37:54 | jaren des hongers begonnen aan te komen, gelijk als Jozef 173 Gen 37:56 | waarin iets was, en verkocht aan de Egyptenaren; want de 174 Gen 38:6 | over dat land; hij verkocht aan al het volk des lands; en 175 Gen 38:9 | 9 Toen gedacht Jozef aan de dromen, die hij van hen 176 Gen 38:21 | Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid 177 Gen 38:22 | toen ik zeide: Zondigt niet aan dezen jongeling! maar gij 178 Gen 39:6 | Waarom hebt gij zo kwalijk aan mij gedaan, dat gij dien 179 Gen 39:19 | en zij spraken tot hem aan de deur van het huis. ~ 180 Gen 39:24 | hun voeten; hij gaf ook aan hun ezelen voeder. ~ 181 Gen 39:32 | En zij richtten voor hem aan in het bijzonder, en voor 182 Gen 40:30 | bij ons (alzo zijn ziel aan de ziel van deze gebonden 183 Gen 41:1 | bij hem, als Jozef zich aan zijn broederen bekend maakte. ~ 184 Gen 41:14 | 14 En hij viel aan den hals van Benjamin, zijn 185 Gen 41:14 | weende; en Benjamin weende aan zijn hals. ~ 186 Gen 42:1 | en hij offerde offeranden aan den God van zijn vader Izak. ~ 187 Gen 42:18 | zonen van Zilpa, die Laban aan zijn dochter Lea gegeven 188 Gen 42:25 | zonen van Bilha, die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven 189 Gen 42:29 | spande Jozef zijn wagen aan, en toog op, zijn vader 190 Gen 42:29 | naar Gosen; en als hij zich aan hem vertoonde, zo viel hij 191 Gen 42:29 | vertoonde, zo viel hij hem aan zijn hals, en weende lang 192 Gen 42:29 | zijn hals, en weende lang aan zijn hals. ~ 193 Gen 43:18 | bezitting der beesten gekomen aan mijn heer, zo is er niets 194 Gen 43:21 | der palen van Egypte, tot aan het andere uiterste deszelven. ~ 195 Gen 43:24 | het geschieden, dat gij aan Farao het vijfde deel zult 196 Gen 43:29 | doe weldadigheid en trouw aan mij, en begraaf mij toch 197 Gen 44:4 | volken stellen; en Ik zal aan uw zaad na u dit land tot 198 Gen 44:7 | en ik begroef haar aldaar aan den weg van Efrath, welke 199 Gen 45:11 | Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen 200 Gen 45:11 | het veulen zijner ezelin aan den edelste wijnstok; hij 201 Gen 45:13 | 13 Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen, 202 Gen 45:13 | zeeen wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen; 203 Gen 45:17 | 17 Dan zal een slang zijn aan den weg, een adderslang 204 Gen 45:22 | tak, een vruchtbare tak aan een fontein; elk der takken 205 Gen 45:26 | mijner voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige 206 Gen 45:33 | 33 Als Jakob voleind had aan zijn zonen bevelen te geven, 207 Gen 46:3 | En veertig dagen werden aan hem vervuld; want alzo werden 208 Gen 46:10 | 10 Toen zij nu aan het plein van het doornbos 209 Gen 46:10 | het doornbos kwamen, dat aan gene zijde van de Jordaan 210 Gen 46:11 | haar naam Abel-Mizraim, die aan het veer van de Jordaan 211 Gen 46:16 | 16 Daarom ontboden zij aan Jozef, zeggende: Uw vader 212 Gen 46:24 | in het land, hetwelk hij aan Abraham, Izak en Jakob gezworen 213 Exo 1:10 | 10 Komt aan, laat ons wijselijk tegen 214 Exo 1:20 | 20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en 215 Exo 1:22 | 22 Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende: 216 Exo 2:3 | legde het in de biezen, aan den oever der rivier. ~ 217 Exo 2:5 | haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen 218 Exo 2:24 | hun gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond met Abraham, 219 Exo 2:25 | zag de kinderen Israels aan, en God kende hen. ~  ~ 220 Exo 3:1 | de woestijn, en hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb. ~ 221 Exo 3:1 | kwam aan den berg Gods, aan Horeb. ~ 222 Exo 3:6 | aangezicht, want hij vreesde God aan te zien. ~ 223 Exo 4:27 | hij ging, en ontmoette hem aan den berg Gods, en hij kuste 224 Exo 5:6 | Farao, ten zelfden dage, aan de aandrijvers onder het 225 Exo 5:7 | 7 Gij zult voortaan aan deze lieden geen stro meer 226 Exo 5:9 | hebben, en zich niet vergapen aan leugenachtige woorden. ~ 227 Exo 5:13 | En de aandrijvers drongen aan, zeggende: Voleindigt uw 228 Exo 5:16 | 16 Aan uw knechten wordt geen stro 229 Exo 5:24 | Nu zult gij zien, wat Ik aan Farao doen zal; want door 230 Exo 6:2 | 2 En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob 231 Exo 6:4 | dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. ~ 232 Exo 6:7 | opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob 233 Exo 6:12 | Aaron, en gaf hun bevel aan de kinderen Israels, en 234 Exo 6:12 | de kinderen Israels, en aan Farao, den koning van Egypte, 235 Exo 7:4 | horen, en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen, en voeren 236 Exo 7:15 | zo stel u tegen hem over aan den oever der rivier, en 237 Exo 8:17 | en er werden vele luizen aan de mensen, en aan het vee; 238 Exo 8:17 | luizen aan de mensen, en aan het vee; al het stof der 239 Exo 8:18 | niet; zo waren de luizen aan de mensen, en aan het vee. ~ 240 Exo 8:18 | luizen aan de mensen, en aan het vee. ~ 241 Exo 8:20 | aangezicht; zie, hij zal aan het water uitgaan, en zeg 242 Exo 9:9 | ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen, en aan het vee 243 Exo 9:9 | zij zal aan de mensen, en aan het vee worden tot zweren, 244 Exo 9:10 | uitbrekende met blaren, aan de mensen en aan het vee; ~ 245 Exo 9:10 | blaren, aan de mensen en aan het vee; ~ 246 Exo 9:11 | vanwege de zweren; want aan de tovenaars waren zweren, 247 Exo 9:11 | tovenaars waren zweren, en aan al de Egyptenaren. ~ 248 Exo 9:16 | verwekt, opdat Ik Mijn kracht aan u betoonde, en opdat men 249 Exo 10:14 | Egypteland, en lieten zich neder aan al de palen der Egyptenaren, 250 Exo 10:15 | en er bleef niets groens aan de bomen, noch aan de kruiden 251 Exo 10:15 | groens aan de bomen, noch aan de kruiden des velds, in 252 Exo 12:3 | vergadering van Israel, zeggende: Aan den tienden dezer maand 253 Exo 12:4 | en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal 254 Exo 12:7 | bloed nemen, en strijken het aan beide zijposten, en aan 255 Exo 12:7 | aan beide zijposten, en aan den bovendorpel, aan de 256 Exo 12:7 | en aan den bovendorpel, aan de huizen, in welke zij 257 Exo 12:8 | eten in denzelfden nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde 258 Exo 12:9 | geenszins in water gezoden; maar aan het vuur gebraden, zijn 259 Exo 12:11 | opgeschort zijn, uw schoenen aan uw voeten, en uw staf in 260 Exo 12:12 | Ik zal gerichten oefenen aan alle goden der Egyptenaren, 261 Exo 12:13 | ulieden tot een teken zijn aan de huizen, waarin gij zijt; 262 Exo 12:15 | ongezuurde broden eten; maar aan den eersten dag zult gij 263 Exo 12:17 | ongezuurde broden, dewijl Ik even aan denzelfden dag ulieder heiren 264 Exo 12:18 | 18 In de eerste maand, aan den veertienden dag der 265 Exo 12:22 | bekken zal wezen; en strijkt aan den bovendorpel, en aan 266 Exo 12:22 | aan den bovendorpel, en aan de beide zijposten van dat 267 Exo 12:22 | deur van zijn huis, tot aan den morgen. ~ 268 Exo 12:23 | wanneer Hij het bloed zien zal aan den bovendorpel en aan de 269 Exo 12:23 | zal aan den bovendorpel en aan de twee zijposten, zo zal 270 Exo 12:33 | Egyptenaars hielden sterk aan bij het volk, haastende, 271 Exo 13:3 | Mozes tot het volk: Gedenkt aan dezen zelfden dag, op welken 272 Exo 13:6 | ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag zal den 273 Exo 13:20 | legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn. ~ 274 Exo 14:2 | tegenover zult gij u legeren aan de zee. ~ 275 Exo 14:4 | hij hen najage; en Ik zal aan Farao en aan al zijn heir 276 Exo 14:4 | en Ik zal aan Farao en aan al zijn heir verheerlijkt 277 Exo 14:6 | En hij spande zijn wagen aan, en nam zijn volk met zich. ~ 278 Exo 14:9 | zij zich gelegerd hadden aan de zee; al de paarden, de 279 Exo 14:13 | des HEEREN, dat Hij heden aan ulieden doen zal, want de 280 Exo 14:17 | zal verheerlijkt worden aan Farao en aan al zijn heir, 281 Exo 14:17 | verheerlijkt worden aan Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagenen 282 Exo 14:17 | Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagenen en aan zijn 283 Exo 14:17 | heir, aan zijn wagenen en aan zijn ruiteren. ~ 284 Exo 14:18 | verheerlijkt zal worden aan Farao, aan zijn wagenen 285 Exo 14:18 | verheerlijkt zal worden aan Farao, aan zijn wagenen en aan zijn 286 Exo 14:18 | Farao, aan zijn wagenen en aan zijn ruiteren. ~ 287 Exo 14:22 | wateren waren hun een muur, aan hun rechter hand en aan 288 Exo 14:22 | aan hun rechter hand en aan hun linkerhand. ~ 289 Exo 14:29 | wateren waren hun een muur, aan hun rechter hand en aan 290 Exo 14:29 | aan hun rechter hand en aan hun linkerhand. ~ 291 Exo 14:30 | verloste de HEERE Israel aan dien dag uit de hand der 292 Exo 14:30 | zag de Egyptenaren dood aan den oever der zee. ~ 293 Exo 14:31 | grote hand, die de HEERE aan de Egyptenaren bewezen had; 294 Exo 14:31 | geloofde in den HEERE, en aan Mozes, Zijn knecht. ~  ~ 295 Exo 15:27 | zij legerden zich aldaar aan de wateren. ~  ~ 296 Exo 16:1 | tussen Elim en tussen Sinai, aan den vijftienden dag der 297 Exo 16:6 | al de kinderen Israels: Aan den avond, dan zult gij 298 Exo 16:8 | Mozes: Als de HEERE ulieden aan den avond vlees te eten 299 Exo 16:8 | vlees te eten zal geven, en aan den morgen brood tot verzadiging, 300 Exo 16:12 | zult gij vlees eten, en aan den morgen zult gij met 301 Exo 16:13 | 13 En het geschiedde aan den avond, dat er kwakkelen 302 Exo 16:13 | en het leger bedekten; en aan den morgen lag de dauw rondom 303 Exo 16:22 | kwamen en verkondigden het aan Mozes. ~ 304 Exo 16:27 | 27 En het geschiedde aan den zevenden dag, dat sommigen 305 Exo 16:29 | heeft, daarom geeft Hij u aan den zesden dag voor twee 306 Exo 16:34 | 34 Gelijk als de HEERE aan Mozes geboden had, alzo 307 Exo 16:35 | aten Man, totdat zij kwamen aan de pale van het land Kanaan. ~ 308 Exo 17:4 | doen? Er feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen. ~ 309 Exo 18:1 | Mozes, hoorde al wat God aan Mozes, en aan Israel, Zijn 310 Exo 18:1 | al wat God aan Mozes, en aan Israel, Zijn volk, gedaan 311 Exo 18:5 | Mozes kwam, in de woestijn, aan den berg Gods, waar hij 312 Exo 18:8 | schoonvader alles, wat de HEERE aan Farao en aan de Egyptenaren 313 Exo 18:8 | wat de HEERE aan Farao en aan de Egyptenaren gedaan had, 314 Exo 18:22 | dat zij alle grote zaken aan u brengen, maar dat zij 315 Exo 18:23 | ook al dit volk in vrede aan zijn plaats komen. ~ 316 Exo 19:9 | en dat zij ook eeuwiglijk aan u geloven. Want Mozes had 317 Exo 19:12 | klimmen, en deszelfs einde aan te roeren; al wie den berg 318 Exo 19:17 | tegemoet; en zij stonden aan het onderste des bergs. ~ 319 Exo 19:25 | het volk, en zeide het hun aan. ~ 320 Exo 20:5 | misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, 321 Exo 20:5 | bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde 322 Exo 20:5 | kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, 323 Exo 20:6 | 6 En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die 324 Exo 20:24 | schapen, en uw runderen; aan alle plaats, waar Ik Mijns 325 Exo 21:6 | brengen, daarna zal hij hem aan de deur, of aan den post 326 Exo 21:6 | hij hem aan de deur, of aan den post brengen; en zijn 327 Exo 21:8 | zal hij haar doen lossen; aan een vreemd volk haar te 328 Exo 21:9 | 9 Maar indien hij haar aan zijn zoon ondertrouwt, zo 329 Exo 21:10 | andere neemt, zo zal hij aan deze haar spijs, haar deksel, 330 Exo 21:34 | zal het vergelden; hij zal aan deszelfs heer het geld wederkeren; 331 Exo 22:8 | worden, of hij niet zijn hand aan zijns naasten have gelegd 332 Exo 22:9 | goden verwijzen, die zal het aan zijn naaste dubbel wedergeven. ~ 333 Exo 22:10 | 10 Wanneer iemand aan zijn naaste een ezel, of 334 Exo 22:11 | zijn, of hij niet zijn hand aan zijns naasten have geslagen 335 Exo 22:17 | vader ganselijk weigert haar aan hem te geven, zo zal hij 336 Exo 23:31 | zetten van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, 337 Exo 23:31 | en van de woestijn tot aan de rivier; want Ik zal de 338 Exo 24:3 | Mozes kwam en verhaalde aan het volk al de woorden des 339 Exo 24:4 | bouwde een altaar onder aan den berg, en twaalf kolommen, 340 Exo 25:12 | gouden ringen, en zet die aan haar vier hoeken, alzo dat 341 Exo 25:14 | handbomen in de ringen, die aan de zijde der ark zijn, dat 342 Exo 25:19 | cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den andere 343 Exo 25:19 | cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel 344 Exo 25:22 | alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israels. ~ 345 Exo 25:26 | gij zult de ringen zetten aan de vier hoeken, die aan 346 Exo 25:26 | aan de vier hoeken, die aan derzelver vier voeten zijn 347 Exo 25:34 | 34 Maar aan den kandelaar zelven zullen 348 Exo 25:37 | aansteken, en doen lichten aan zijn zijden. ~ 349 Exo 26:3 | samengevoegd zijn, de een aan de andere; wederom zullen 350 Exo 26:3 | samengevoegd zijn, de een aan de andere. ~ 351 Exo 26:4 | hemelsblauwe striklisjes maken aan den kant van de ene gordijn, 352 Exo 26:4 | kant van de ene gordijn, aan het uiterste, in de samenvoeging; 353 Exo 26:4 | alzo zult gij ook doen aan den uitersten kant der gordijn, 354 Exo 26:4 | uitersten kant der gordijn, aan de tweede samenvoegende. ~ 355 Exo 26:5 | Vijftig striklisjes zult gij aan de ene gordijn maken, en 356 Exo 26:5 | striklisjes zult gij maken aan het uiterste der gordijn, 357 Exo 26:5 | uiterste der gordijn, dat aan de tweede samenvoegende 358 Exo 26:5 | striklisjes zullen het ene aan het andere samenvatten. 359 Exo 26:6 | gordijnen samenvoegen, de ene aan de andere, met deze haakjes, 360 Exo 26:9 | zult vijf dezer gordijnen aan elkander bijzonder voegen, 361 Exo 26:10 | vijftig striklisjes maken aan den kant van de ene gordijn, 362 Exo 26:10 | en vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn, 363 Exo 26:12 | overige nu, dat overschiet aan de gordijnen der tent, de 364 Exo 26:12 | overschiet, zal overhangen, aan de achterste delen des tabernakels. ~ 365 Exo 26:13 | hetgeen, dat overig zijn zal aan de lengte van de gordijnen 366 Exo 26:13 | der tent, zal overhangen aan de zijden des tabernakels, 367 Exo 26:13 | zijden des tabernakels, aan deze en aan gene zijde, 368 Exo 26:13 | tabernakels, aan deze en aan gene zijde, om dien te bedekken. ~ 369 Exo 26:19 | twee voeten onder een berd, aan zijn twee houvasten, en 370 Exo 26:19 | voeten onder een ander berd, aan zijn twee houvasten. ~ 371 Exo 26:20 | ook twintig berderen zijn aan de andere zijde des tabernakels, 372 Exo 26:20 | andere zijde des tabernakels, aan den noorderhoek, ~ 373 Exo 26:22 | 22 Doch aan de zijde des tabernakels 374 Exo 26:23 | hoekberderen des tabernakels, aan de beide zijden. ~ 375 Exo 26:24 | zullen ook als tweelingen aan het oppereinde deszelven 376 Exo 26:26 | maken van sittimhout; vijf aan de berderen van de ene zijde 377 Exo 26:27 | 27 En vijf richelen aan de berderen van de andere 378 Exo 26:27 | tabernakels; alsook vijf richelen aan de berderen van de zijde 379 Exo 26:27 | de zijde des tabernakels, aan de beide zijden westwaarts. ~ 380 Exo 26:28 | middelste richel zal midden aan de berderen zijn, doorschietende 381 Exo 26:32 | 32 En gij zult hem hangen aan vier pilaren van sittim 382 Exo 26:35 | kandelaar tegen de tafel over, aan de ene zijde des tabernakels, 383 Exo 26:35 | de tafel zult gij zetten aan de noordzijde. ~ 384 Exo 26:36 | 36 Gij zult ook aan de deur der tent een deksel 385 Exo 27:4 | koperen netwerk; en gij zult aan dat net vier koperen ringen 386 Exo 27:4 | vier koperen ringen maken aan zijn vier einden. ~ 387 Exo 27:7 | alzo dat de handbomen zijn aan beide zijden des altaars, 388 Exo 27:9 | voorhof des tabernakels maken; aan den zuidhoek zuidwaarts, 389 Exo 27:9 | zuidhoek zuidwaarts, zullen aan den voorhof behangselen 390 Exo 27:11 | 11 Alzo zullen ook aan den noorderhoek, in de lengte, 391 Exo 27:12 | de breedte des voorhofs, aan den westerhoek, zullen behangselen 392 Exo 27:13 | de breedte des voorhofs, aan den oosterhoek oostwaarts, 393 Exo 27:15 | vijftien ellen der behangselen aan de andere zijde; hun pilaren 394 Exo 28:7 | samenvoegende schouderbanden hebben aan zijn beide einden, waarmede 395 Exo 28:12 | gij zult de twee stenen aan de schouderbanden des efods 396 Exo 28:14 | gedraaide ketentjes zult gij aan de kastjes hechten. ~ 397 Exo 28:22 | 22 Gij zult ook aan den borstlap gelijkeindigende 398 Exo 28:23 | 23 Gij zult ook aan den borstlap twee gouden 399 Exo 28:23 | gij zult de twee ringen aan de twee einden van de borstlap 400 Exo 28:24 | in de twee ringen doen, aan de einden van den borstlap. ~ 401 Exo 28:25 | gedraaide ketentjes zult gij aan die twee kastjes doen; en 402 Exo 28:25 | doen; en gij zult ze zetten aan de schouderbanden van den 403 Exo 28:26 | ringen maken, en zult ze aan de twee einden des borstlaps 404 Exo 28:26 | borstlaps zetten; inwendig aan zijn rand, die aan de zijde 405 Exo 28:26 | inwendig aan zijn rand, die aan de zijde van de efod zijn 406 Exo 28:27 | maken, die gij zetten zult aan de twee schouderbanden van 407 Exo 28:27 | schouderbanden van den efod, beneden aan de voorste zijde, tegenover 408 Exo 28:28 | borstlap met zijn ringen aan de ringen van den efod opwaarts 409 Exo 28:29 | zonen van Israel dragen aan den borstlap des gerichts, 410 Exo 28:33 | 33 En aan deszelfs zomen zult gij 411 Exo 28:33 | purper, en van scharlaken, aan zijn zomen rondom, en gouden 412 Exo 28:34 | schelletje, en een granaatappel, aan de zomen des mantels rondom. ~ 413 Exo 28:37 | hemelsblauw snoer, alzo dat zij aan den hoed zij; aan de voorste 414 Exo 28:37 | dat zij aan den hoed zij; aan de voorste zijde des hoeds 415 Exo 28:38 | en zij zal geduriglijk aan zijn voorhoofd zijn, om 416 Exo 29:4 | zijn zonen doen naderen aan de deur van de tent der 417 Exo 29:6 | der heiligheid zult gij aan den hoed zetten. ~ 418 Exo 29:12 | bloed zult gij uitgieten aan den bodem des altaars. ~ 419 Exo 29:13 | beide nieren en het vet, dat aan dezelve is, en gij zult 420 Exo 29:22 | nieren, met het vet, dat aan dezelve is, en den rechterschouder; 421 Exo 29:25 | van hun hand, en steek ze aan op het altaar, op het brandoffer, 422 Exo 29:34 | vulofferen, of van dit brood, tot aan den morgen, zo zult gij 423 Exo 29:35 | 35 Gij zult dan aan Aaron en aan zijn zonen 424 Exo 29:35 | Gij zult dan aan Aaron en aan zijn zonen alzo doen, naar 425 Exo 29:42 | zijn bij uw geslachten, aan de deur van de tent der 426 Exo 30:4 | maken, onder zijn krans; aan zijn twee zijden zult gij 427 Exo 30:4 | zult gij dezelve maken, aan zijn beide zijden; en zij 428 Exo 31:18 | 18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op 429 Exo 32:13 | 13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan 430 Exo 32:13 | 13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, 431 Exo 32:13 | aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, aan 432 Exo 32:13 | aan Israel, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen 433 Exo 32:13 | waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat 434 Exo 32:19 | het geschiedde, als hij aan het leger naderde, en het 435 Exo 32:19 | wierp, en dezelve beneden aan den berg verbrak. ~ 436 Exo 32:27 | Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en 437 Exo 32:33 | uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt. ~ 438 Exo 33:13 | 13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan 439 Exo 33:13 | 13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, 440 Exo 33:13 | aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, aan 441 Exo 33:13 | aan Israel, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen 442 Exo 33:13 | waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat 443 Exo 33:19 | het geschiedde, als hij aan het leger naderde, en het 444 Exo 33:19 | wierp, en dezelve beneden aan den berg verbrak. ~ 445 Exo 33:27 | Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en 446 Exo 33:33 | uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt. ~ 447 Exo 34:1 | gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven; ~ 448 Exo 34:4 | hen deed zijn versiersel aan zich. ~ 449 Exo 34:13 | vinde in Uw ogen; en zie aan, dat deze natie Uw volk 450 Exo 34:30 | de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, 451 Exo 34:30 | ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, 452 Exo 34:30 | vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het 453 Exo 34:32 | onze zonde, en neem ons aan tot een erfdeel! ~ 454 Exo 35:15 | en het deksel der deur aan de deur des tabernakels; ~ 455 Exo 36:10 | voegde vijf gordijnen, de ene aan de andere; en hij voegde 456 Exo 36:10 | andere vijf gordijnen, de ene aan de andere. ~ 457 Exo 36:11 | striklisjes van hemelsblauw aan den kant ener gordijn, aan 458 Exo 36:11 | aan den kant ener gordijn, aan het uiterste in de samenvoeging; 459 Exo 36:11 | samenvoeging; hij deed het ook aan den uitersten kant der tweede 460 Exo 36:12 | Vijftig striklisjes maakte hij aan de ene gordijn, en vijftig 461 Exo 36:12 | vijftig striklisjes maakte hij aan het uiterste der gordijn; 462 Exo 36:12 | uiterste der gordijn; dat aan de tweede samenvoegende 463 Exo 36:12 | striklisjes vatten de ene aan de andere. ~ 464 Exo 36:13 | gordijnen samen, de ene aan de andere, met deze haakjes, 465 Exo 36:17 | maakte vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn, 466 Exo 36:17 | ook vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn 467 Exo 36:20 | 20 Hij maakte ook aan den tabernakel berderen 468 Exo 36:24 | twee voeten onder een berd, aan zijn twee houvasten, en 469 Exo 36:24 | voeten onder een ander berd, aan zijn twee houvasten. ~ 470 Exo 36:25 | maakte ook twintig berderen aan de andere zijde des tabernakels, 471 Exo 36:25 | andere zijde des tabernakels, aan den noorderhoek. ~ 472 Exo 36:27 | 27 Doch aan de zijde des tabernakels 473 Exo 36:28 | hoekberderen des tabernakels, aan de beide zijden. ~ 474 Exo 36:29 | waren ook als tweelingen aan deszelfs oppereinde samengevoegd 475 Exo 36:29 | deed hij met die beide, aan de twee hoeken. ~ 476 Exo 36:31 | richelen van sittimhout; vijf aan de berderen der ene zijde 477 Exo 36:32 | 32 En vijf richelen aan de berderen van de andere 478 Exo 36:32 | tabernakels; alsook vijf richelen aan de berderen des tabernakels, 479 Exo 36:32 | berderen des tabernakels, aan de beide zijden westwaarts. ~ 480 Exo 36:37 | 37 Hij maakte ook aan de deur der tent een deksel 481 Exo 37:3 | dezelve vier gouden ringen, aan haar vier hoeken, alzo dat 482 Exo 37:5 | handbomen in de ringen, aan de zijden der ark, om de 483 Exo 37:8 | cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen 484 Exo 37:8 | cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel 485 Exo 37:13 | en hij zette de ringen aan de vier hoeken, die aan 486 Exo 37:13 | aan de vier hoeken, die aan derzelver vier voeten waren. ~ 487 Exo 37:20 | 20 Maar aan den kandelaar zelven waren 488 Exo 37:27 | daaraan, onder zijn krans, aan zijn twee hoeken, aan zijn 489 Exo 37:27 | krans, aan zijn twee hoeken, aan zijn beide zijden, tot plaatsen 490 Exo 38:4 | 4 Ook maakte hij aan het altaar een rooster van 491 Exo 38:5 | En hij goot vier ringen aan de vier einden des koperen 492 Exo 38:7 | handbomen in de ringen, aan de zijden des altaars, dat 493 Exo 38:9 | maakte ook den voorhof, aan den zuidhoek zuidwaarts; 494 Exo 38:11 | 11 En aan den noorderhoek honderd 495 Exo 38:12 | 12 En aan den westerhoek waren behangselen 496 Exo 38:13 | 13 En aan den oosterhoek tegen den 497 Exo 38:14 | 14 De behangselen aan deze zijde waren vijftien 498 Exo 38:15 | 15 En aan de andere zijde van de deur 499 Exo 38:22 | maakte al, dat de HEERE aan Mozes geboden had. ~ 500 Exo 38:28 | sikkelen maakte hij de haken aan de pilaren, en hij overtrok


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4039

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License