Book Chapter: Verse
1 1Sa 14:50 | van zijn krijgsoverste was Abner, een zoon van Ner, Sauls
2 1Sa 17:55 | tegemoet, zeide hij tot Abner, den krijgsoverste: Wiens
3 1Sa 17:55 | zoon is deze jongeling, Abner? En Abner zeide: Zo waarachtig
4 1Sa 17:55 | deze jongeling, Abner? En Abner zeide: Zo waarachtig als
5 1Sa 17:57 | des Filistijns, zo nam hem Abner, en hij bracht hem voor
6 1Sa 20:25 | zo stond Jonathan op, en Abner zat aan Sauls zijde, en
7 1Sa 26:5 | plaats, waar Saul lag, met Abner, den zoon van Ner, zijn
8 1Sa 26:7 | aan zijn hoofdeinde, en Abner, en het volk lag rondom
9 1Sa 26:14 | riep tot het volk, en tot Abner, den zoon van Ner, zeggende:
10 1Sa 26:14 | Zult gij niet antwoorden, Abner? Toen antwoordde Abner en
11 1Sa 26:14 | Abner? Toen antwoordde Abner en zeide: Wie zijt gij,
12 1Sa 26:15 | 15 Toen zeide David tot Abner: Zijt gij niet een man,
13 2Sa 2:8 | 8 Abner nu, de zoon van Ner, de
14 2Sa 2:12 | 12 Toen toog Abner, de zoon van Ner, uit, met
15 2Sa 2:14 | 14 En Abner zeide tot Joab: Laat zich
16 2Sa 2:17 | zeer harde strijd. Doch Abner en de mannen van Israel
17 2Sa 2:19 | 19 En Asahel jaagde Abner achterna; en hij week niet,
18 2Sa 2:19 | week niet, om van achter Abner ter rechterhand of ter linkerhand
19 2Sa 2:20 | 20 Toen zag Abner achter zich om, en zeide:
20 2Sa 2:21 | 21 En Abner zeide tot hem: Wijk tot
21 2Sa 2:22 | 22 Toen voer Abner wijders voort, zeggende
22 2Sa 2:23 | te wijken. Zo sloeg hem Abner met het achterste van de
23 2Sa 2:24 | Maar Joab en Abisai jaagden Abner achterna; en de zon ging
24 2Sa 2:25 | verzamelden zich achter Abner, en werden tot een hoop;
25 2Sa 2:26 | 26 Toen riep Abner tot Joab, en zeide: Zal
26 2Sa 2:29 | 29 Abner dan en zijn mannen gingen
27 2Sa 2:30 | keerde ook weder van achter Abner, en verzamelde het ganse
28 2Sa 3:6 | zo geschiedde het, dat Abner zich sterkte in het huis
29 2Sa 3:7 | Aja; en Isboseth zeide tot Abner: Waarom zijt gij ingegaan
30 2Sa 3:8 | 8 Toen ontstak Abner zeer over Isboseths woorden,
31 2Sa 3:9 | 9 God doe Abner zo, en doe hem zo daartoe!
32 2Sa 3:11 | 11 En hij kon Abner verder niet een woord antwoorden,
33 2Sa 3:12 | 12 Toen zond Abner boden voor zich tot David,
34 2Sa 3:16 | Bahurim toe. Toen zeide Abner tot hem: Ga weg, keer weder.
35 2Sa 3:17 | 17 Abner nu had woorden met de oudsten
36 2Sa 3:19 | 19 En Abner sprak ook voor de oren van
37 2Sa 3:19 | van Benjamin. Voorts ging Abner ook heen, om te Hebron voor
38 2Sa 3:20 | 20 En Abner kwam tot David te Hebron,
39 2Sa 3:20 | met hem. En David maakte Abner, en den mannen, die met
40 2Sa 3:21 | 21 Toen zeide Abner tot David: Ik zal mij opmaken,
41 2Sa 3:21 | begeert. Alzo liet David Abner gaan, en hij ging in vrede. ~
42 2Sa 3:22 | met zich een groten roof. Abner nu was niet bij David te
43 2Sa 3:23 | Joab te kennen, zeggende: Abner, de zoon van Ner, is gekomen
44 2Sa 3:24 | Wat hebt gij gedaan? Zie, Abner is tot u gekomen; waarom
45 2Sa 3:25 | 25 Gij kent Abner, den zoon van Ner; dat hij
46 2Sa 3:26 | ging uit van David, en zond Abner boden na, die hem wederom
47 2Sa 3:27 | 27 Als nu Abner weder te Hebron kwam, zo
48 2Sa 3:28 | eeuwigheid, van het bloed van Abner, den zoon van Ner. ~
49 2Sa 3:30 | Joab en zijn broeder Abisai Abner doodgeslagen, omdat hij
50 2Sa 3:31 | zakken aan, en weeklaagt voor Abner henen; en de koning David
51 2Sa 3:32 | 32 Als zij nu Abner te Hebron begroeven, zo
52 2Sa 3:33 | koning maakte een klage over Abner, en zeide: Is dan Abner
53 2Sa 3:33 | Abner, en zeide: Is dan Abner gestorven, als een dwaas
54 2Sa 3:37 | koning niet was, dat men Abner, den zoon van Ner, gedood
55 2Sa 4:1 | nu Sauls zoon hoorde, dat Abner te Hebron gestorven was,
56 1Kon 2:5 | krijgsoversten van Israel, Abner, den zoon van Ner, en Amasa,
57 1Kon 2:32| mijn vader David niet wist, Abner, den zoon van Ner, den krijgsoverste
58 1Kro 27:28| Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon van Ner, en Joab,
59 1Kro 28:21| was Jaasiel, de zoon van Abner; ~
|