1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4039
Book Chapter: Verse
3001 Jer 50:3 | zal zijn; van de mensen aan tot de beesten toe zijn
3002 Jer 50:13 | verwoesting worden; al wie aan Babel voorbijgaat, zal zich
3003 Jer 50:15 | des HEEREN wraak, wreekt u aan haar, doet haar, gelijk
3004 Jer 50:26 | 26 Komt aan tegen haar van het uiterste,
3005 Jer 50:31 | 31 Ziet, Ik wil aan u, gij trotse! spreekt de
3006 Jer 51:9 | want haar oordeel reikt tot aan den hemel, en is verheven
3007 Jer 51:9 | en is verheven tot aan de bovenste wolken. ~
3008 Jer 51:13 | 13 Gij, die aan vele wateren woont, die
3009 Jer 51:24 | boosheid, die zij gedaan hebben aan Sion, voor ulieder ogen,
3010 Jer 51:25 | 25 Ziet, Ik wil aan u, gij verdervende berg!
3011 Jer 51:59 | de profeet Jeremia beval aan Seraja, den zoon van Nerija,
3012 Jer 52:7 | tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (
3013 Klaa 1:7 | ballingschap, indachtig aan al haar gewenste dingen,
3014 Klaa 1:7 | tegenpartijders zien haar aan, zij spotten met haar rustdagen. ~
3015 Klaa 1:9 | zij heeft niet gedacht aan haar uiterste, daarom is
3016 Klaa 1:9 | HEERE, zie mijn ellende aan, want de vijand maakt zich
3017 Klaa 1:10 | tegenpartijder heeft zijn hand aan al haar gewenste dingen
3018 Klaa 1:12 | Lamed. Gaat het ulieden niet aan, gij allen, die over weg
3019 Klaa 1:12 | over weg gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart
3020 Klaa 1:23 | nedergeworpen; en Hij heeft aan de voetbank Zijner
3021 Klaa 1:42 | HEERE, aanschouw toch, aan wien Gij alzo gedaan hebt;
3022 Klaa 1:44 | hoogtijds; en er is niemand aan den dag des toorns des HEEREN
3023 Klaa 1:63 | 19 Zain. Gedenk aan mijn ellende en aan mijn
3024 Klaa 1:63 | Gedenk aan mijn ellende en aan mijn ballingschap, aan den
3025 Klaa 1:63 | en aan mijn ballingschap, aan den alsem en galle. ~
3026 Klaa 1:64 | ziel gedenkt er wel terdege aan, en zij bukt zich neder
3027 Klaa 1:95 | oog doet mijn ziele moeite aan, vanwege al de dochteren
3028 Klaa 1:112| zijn zij nu gelijk gerekend aan de aarden flessen, het werk
3029 Klaa 1:114| van het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst;
3030 Klaa 1:118| straten; hun huid kleeft aan hun beenderen, zij is verdord,
3031 Klaa 1:124| men raakte hun klederen aan. ~
3032 Klaa 1:125| wijkt, wijkt, roert niet aan! Zekerlijk, zij zijn weggevlogen,
3033 Klaa 2:1 | het, en zie onzen smaad aan. ~
3034 Eze 1:8 | waren onder hun vleugelen, aan hun vier zijden; en die
3035 Eze 1:9 | waren samengevoegd, de een aan den ander; zij keerden zich
3036 Eze 1:10 | eens leeuws hadden zij vier aan de rechterzijde; en ter
3037 Eze 1:11 | had er twee samengevoegd aan de andere, en twee bedekten
3038 Eze 1:18 | velgen waren vol ogen rondom aan die vier raderen. ~
3039 Eze 1:23 | vleugelen rechtop, de een aan den ander; ieder had er
3040 Eze 1:27 | gedaante van vuur, en glans aan Hem rondom. ~
3041 Eze 3:15 | weggevoerden te Tel-Abib, die aan de rivier Chebar woonden,
3042 Eze 3:25 | zij zouden dikke touwen aan u leggen, en zij zouden
3043 Eze 3:26 | 26 En Ik zal uw tong aan uw gehemelte doen kleven,
3044 Eze 4:8 | ziet, Ik zal dikke touwen aan u leggen, dat gij u niet
3045 Eze 5:8 | HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan u, ja Ik, want Ik zal gerichten
3046 Eze 6:9 | en zij zullen een walging aan zichzelven hebben over de
3047 Eze 6:10 | gesproken, van hun dit kwaad aan te doen. ~
3048 Eze 8:5 | ziet, tegen het noorden aan de poort van het altaar
3049 Eze 8:10 | huis Israels, geheel rondom aan den wand gemaald. ~
3050 Eze 8:16 | huis des HEEREN; en ziet, aan de deur van den tempel des
3051 Eze 8:17 | zij steken de wijnranken aan hun neus. ~
3052 Eze 9:2 | schrijvers-inktkoker was aan zijn lenden; en zij kwamen
3053 Eze 9:3 | schrijvers-inktkoker aan zijn lenden had. ~
3054 Eze 9:6 | verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op denwelken het
3055 Eze 9:11 | met linnen bekleed was, aan wiens lenden de inktkoker
3056 Eze 10:8 | Want er werd gezien aan de cherubs de gelijkenis
3057 Eze 10:19 | tegenover hen; en elkeen stond aan de deur der Oostpoort
3058 Eze 11:1 | ziet oostwaarts; en ziet, aan de deur der poort waren
3059 Eze 13:8 | ziet; daarom, ziet, Ik wil aan u, spreekt de Heere HEERE. ~
3060 Eze 13:20 | Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan uw kussens, waarmede gij
3061 Eze 15:4 | 4 Ziet, het wordt aan het vuur overgegeven, opdat
3062 Eze 15:6 | hout des wouds, hetwelk Ik aan het vuur overgeef, opdat
3063 Eze 16:11 | sieraad, en deed armringen aan uw handen, en een keten
3064 Eze 16:11 | uw handen, en een keten aan uw hals. ~
3065 Eze 16:12 | Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, en oorringen
3066 Eze 16:12 | aangezicht, en oorringen aan uw oren, en een kroon der
3067 Eze 16:15 | uw hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging;
3068 Eze 16:22 | hoererijen niet gedacht aan de dagen uwer jonkheid,
3069 Eze 16:25 | 25 Aan elk hoofd des wegs hebt
3070 Eze 16:31 | gij uw verwelfsel bouwt aan het hoofd van iederen weg,
3071 Eze 16:32 | van haar man de vreemden aan. ~
3072 Eze 16:33 | 33 Men geeft loon aan alle hoeren; maar gij geeft
3073 Eze 16:33 | maar gij geeft uw loon aan al uw boelen, en gij beschenkt
3074 Eze 16:38 | richten; en Ik zal u overgeven aan het bloed der grimmigheid
3075 Eze 16:43 | dat gij niet gedacht hebt aan de dagen uwer jonkheid,
3076 Eze 16:46 | dochteren, dewelke woont aan uw linkerhand; maar uw zuster,
3077 Eze 16:60 | Evenwel zal Ik gedachtig wezen aan Mijn verbond met u, in de
3078 Eze 17:9 | hij droog worde? Hij zal aan al de bladeren van zijn
3079 Eze 18:23 | Ik enigzins lust hebben aan den dood des goddelozen,
3080 Eze 18:32 | Want Ik heb geen lust aan den dood des stervenden,
3081 Eze 19:14 | vrucht verteerd heeft; zodat aan hem geen sterke roede is
3082 Eze 20:9 | welker midden zij waren; aan welke Ik Mij, voor derzelver
3083 Eze 20:31 | zijt gij verontreinigd aan al uw drekgoden tot op dezen
3084 Eze 20:35 | aldaar rechten, aangezicht aan aangezicht; ~
3085 Eze 20:40 | daar zal Ik welgevallen aan hen nemen, en daar
3086 Eze 20:41 | Ik zal een welgevallen aan ulieden nemen om den liefelijken
3087 Eze 20:43 | Daar zult gij dan gedenken aan uw wegen, en aan al uw handelingen
3088 Eze 20:43 | gedenken aan uw wegen, en aan al uw handelingen waarmede
3089 Eze 21:3 | zegt de HEERE: Ziet, Ik wil aan u, en Ik zal Mijn zwaard
3090 Eze 21:19 | kies een zijde, kies ze aan het hoofd van den weg
3091 Eze 21:21 | de koning van Babel zal aan de wegscheiding staan, aan
3092 Eze 21:21 | aan de wegscheiding staan, aan het hoofd van de twee wegen,
3093 Eze 21:22 | De waarzegging zal aan zijn rechterhand zijn op
3094 Eze 22:12 | hebt gierigheid gepleegd aan uw naaste door verdrukking;
3095 Eze 22:26 | priesters doen Mijn wet geweld aan, en zij ontheiligen Mijn
3096 Eze 23:14 | zij geschilderde mannen aan den wand zag, de beelden
3097 Eze 23:15 | Gegord met een gordel aan hun lenden, hebbende overvloedig
3098 Eze 23:19 | haar hoererijen, gedenkende aan de dagen van haar jeugd,
3099 Eze 23:27 | naar hen niet opheffen, en aan Egypte niet meer gedenken. ~
3100 Eze 23:42 | die deden armringen aan haar handen, en een sierlijke
3101 Eze 24:10 | houts toe, steek het vuur aan, verteer het vlees, en kruid
3102 Eze 24:17 | op u, en doe uw schoenen aan uw voeten; en de bovenste
3103 Eze 24:23 | hoofden zijn, en uw schoenen aan uw voeten; gij zult niet
3104 Eze 25:4 | Daarom, ziet, Ik zal u aan die van het oosten overgeven
3105 Eze 25:12 | gemaakt hebben, dat zij zich aan hen gewroken hebben: ~
3106 Eze 25:14 | En Ik zal Mijn wraak doen aan Edom, door de hand van Mijn
3107 Eze 25:17 | HEERE ben, als Ik Mijn wraak aan hen gedaan zal hebben. ~ ~ ~ ~ ~
3108 Eze 26:3 | Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan u, o Tyrus! en Ik zal vele
3109 Eze 26:17 | die hunlieder schrik gaven aan allen, die in haar woonden! ~
3110 Eze 27:3 | tot Tyrus, die daar woont aan de ingangen der zee, handelende
3111 Eze 27:11 | schilden hingen zij rondom aan uw muren; die maakten uw
3112 Eze 27:36 | onder de volken fluiten u aan; gij zijt een grote schrik
3113 Eze 28:22 | Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Sidon! en zal in het
3114 Eze 28:25 | in hun land wonen, dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob,
3115 Eze 28:25 | dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb. ~
3116 Eze 29:3 | Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Farao, koning van Egypte!
3117 Eze 29:4 | en den vis uwer rivieren aan uw schubben doen kleven;
3118 Eze 29:4 | de vis uwer rivieren zal aan uw schubben kleven. ~
3119 Eze 29:5 | verzameld noch vergaderd worden; aan het gedierte der aarde en
3120 Eze 29:5 | het gedierte der aarde en aan het gevogelte des hemels
3121 Eze 29:10 | Daarom, zie, Ik wil aan u en aan uw rivier; en Ik
3122 Eze 29:10 | Daarom, zie, Ik wil aan u en aan uw rivier; en Ik zal Egypteland
3123 Eze 29:10 | toren van Syrene af, tot aan de landpale van Morenland. ~
3124 Eze 30:9 | Egypte; want ziet, het komt aan! ~
3125 Eze 30:21 | leggen, met een windeldoek aan te doen, om dien te
3126 Eze 30:22 | HEERE alzo: Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte,
3127 Eze 31:7 | takken, omdat zijn wortel aan grote wateren was. ~
3128 Eze 32:6 | van uw bloed drenken tot aan de bergen; en de stromen
3129 Eze 32:8 | Alle lichtende lichten aan den hemel, die zal Ik om
3130 Eze 32:20 | zullen zij vallen; zij is aan het zwaard overgegeven;
3131 Eze 34:10 | Heere HEERE: Ziet, Ik wil aan de herders, en zal Mijn
3132 Eze 35:3 | Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir! en Ik
3133 Eze 35:15 | verwoest is, alzo zal Ik aan u doen; het gebergte van
3134 Eze 36:23 | spreekt de Heere HEERE, als Ik aan u voor hun ogen zal geheiligd
3135 Eze 36:31 | Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen en uw handelingen,
3136 Eze 37:9 | Heere HEERE: Gij geest! kom aan van de vier winden, en blaas
3137 Eze 38:3 | Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, gij hoofdvorst
3138 Eze 38:6 | en het huis van Togarma, aan de zijden van het noorden,
3139 Eze 38:16 | heidenen Mij kennen, als Ik aan u, o Gog! voor hun ogen
3140 Eze 39:1 | Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, hoofdvorst van
3141 Eze 39:4 | die met u zijn; Ik heb u aan de roofvogelen, aan het
3142 Eze 39:4 | heb u aan de roofvogelen, aan het gevogelte van allen
3143 Eze 39:4 | gevogelte van allen vleugel, en aan het gedierte des velds
3144 Eze 39:11 | dage geschieden, dat Ik aan Gog aldaar een grafstede
3145 Eze 39:17 | velds: Vergadert u, en komt aan, verzamelt u van rondom,
3146 Eze 39:20 | gij zult verzadigd worden aan Mijn tafel van rij paarden
3147 Eze 39:21 | heb, en Mijn hand, die Ik aan hen gelegd heb. ~
3148 Eze 39:27 | landen hunner vijanden, en Ik aan hen geheiligd zal zijn voor
3149 Eze 40:2 | een zeer hogen berg; en aan denzelven was als een gebouw
3150 Eze 40:5 | er was een muur buiten aan het huis, rondom henen,
3151 Eze 40:12 | En er was een ruim voor aan de kamertjes, van een el
3152 Eze 40:13 | het ene kamertje af tot aan het dak van een ander; de
3153 Eze 40:15 | der poort des ingangs, tot aan het voorste deel van het
3154 Eze 40:16 | waren gesloten vensters aan de kamertjes, en aan hun
3155 Eze 40:16 | vensters aan de kamertjes, en aan hun posten inwaarts in de
3156 Eze 40:16 | poort rondom henen; alzo ook aan de voorhuizen; de vensters
3157 Eze 40:16 | henen inwaarts, en aan de posten waren palmbomen.
3158 Eze 40:18 | Het plaveisel nu was aan de zijde van de poorten,
3159 Eze 40:19 | benedenste poort af, voor aan het binnenste voorhof, van
3160 Eze 40:20 | weg naar het noorden zag, aan het buitenste voorhof, hij
3161 Eze 40:22 | voorhuizen waren voor aan dezelve. ~
3162 Eze 40:25 | En zij had vensteren, ook aan haar voorhuizen, rondom
3163 Eze 40:26 | haar voorhuizen waren voor aan dezelve; en zij had palmbomen,
3164 Eze 40:26 | deze, en een van gene zijde aan haar posten. ~
3165 Eze 40:31 | En haar voorhuizen waren aan het buitenste voorhof, ook
3166 Eze 40:31 | ook waren er palmbomen aan haar posten, en haar opgangen
3167 Eze 40:33 | en zij had vensteren ook aan haar voorhuizen, rondom
3168 Eze 40:34 | En haar voorhuizen waren aan het buitenste voorhof; ook
3169 Eze 40:34 | ook waren er palmbomen aan haar posten, van deze en
3170 Eze 40:37 | En haar posten waren aan het buitenste voorhof; ook
3171 Eze 40:37 | ook waren er palmbomen aan haar posten, van deze en
3172 Eze 40:40 | 40 Ook waren er aan de zijde van buiten des
3173 Eze 40:40 | van buiten des opgangs, aan de deur der noorderpoort,
3174 Eze 40:40 | noorderpoort, twee tafelen; en aan de andere zijde, die aan
3175 Eze 40:40 | aan de andere zijde, die aan het voorhuis der poort was,
3176 Eze 40:41 | tafelen van gene zijde, aan de zijde der poort, acht
3177 Eze 40:44 | het binnenste voorhof, dat aan de zijde van de noorderpoort
3178 Eze 40:44 | naar het zuiden; een was er aan de zijde van de oostpoort,
3179 Eze 40:47 | en het altaar was voor aan het huis. ~
3180 Eze 40:49 | opging; ook waren er pilaren aan de posten, een van deze,
3181 Eze 41:4 | breedte twintig ellen voor aan den tempel; en hij zeide
3182 Eze 41:6 | kwamen in den wand, die aan het huis was, tot die zijkamers
3183 Eze 41:9 | plaats der zijkameren, die aan het huis waren. ~
3184 Eze 41:12 | van het gebouw, dat voor aan de afgesneden plaats was
3185 Eze 41:15 | lengte des gebouws voor aan de afgesneden plaats dat
3186 Eze 41:16 | henen, en van de aarde tot aan de vensteren; de vensteren
3187 Eze 41:17 | en buitenste huis toe, en aan den gansen wand rondom henen
3188 Eze 41:20 | de palmbomen gemaakt, ook aan den wand des tempels. ~
3189 Eze 41:24 | En er waren twee bladen aan de deuren; te weten twee
3190 Eze 41:24 | men omdraaien kon; twee aan de ene deur, en twee bladen
3191 Eze 41:24 | ene deur, en twee bladen aan de andere. ~
3192 Eze 41:25 | 25 En aan dezelve, namelijk aan de
3193 Eze 41:25 | En aan dezelve, namelijk aan de deuren des tempels, waren
3194 Eze 41:25 | palmbomen gemaakt, gelijk als er aan de wanden gemaakt waren;
3195 Eze 41:25 | gemaakt waren; en het hout aan het voorste deel van
3196 Eze 41:26 | 26 En aan de gesloten vensteren waren
3197 Eze 41:26 | deze en van gene zijde, aan de zijden van het voorhuis;
3198 Eze 41:26 | zijden van het voorhuis; en aan de zijkameren van het huis,
3199 Eze 41:26 | zijkameren van het huis, en aan de dikke planken. ~ ~
3200 Eze 42:2 | 2 Voor aan de lengte van de honderd
3201 Eze 42:7 | buitenste voorhof, voor aan de kameren, de lengte van
3202 Eze 42:8 | vijftig ellen; en ziet, voor aan den tempel waren honderd
3203 Eze 42:10 | 10 Aan de breedte van den muur
3204 Eze 42:10 | weg naar het oosten, voor aan de afgesneden plaats, en
3205 Eze 42:10 | afgesneden plaats, en voor aan het gebouw, waren kameren. ~
3206 Eze 42:12 | van den weg, den weg voor aan den rechten muur, den weg
3207 Eze 42:13 | van het zuiden, die voor aan de afgesneden plaats zijn,
3208 Eze 42:20 | 20 Hij mat het aan de vier zijden; het had
3209 Eze 43:3 | dat ik gezien had aan de rivier Chebar; en ik
3210 Eze 43:8 | Als zij hun dorpel stelden aan Mijn dorpel, en hun post
3211 Eze 43:13 | de breedte; en zijn einde aan zijn rand rondom een span;
3212 Eze 43:14 | boezem nu op de aarde tot aan het onderste afzetsel, twee
3213 Eze 43:14 | het kleinste afzetsel tot aan het grootste afzetsel, vier
3214 Eze 43:16 | ellen breedte, vierkant aan zijn vier zijden. ~
3215 Eze 43:17 | veertien ellen breedte, aan zijn vier zijden, en de
3216 Eze 43:19 | 19 En gij zult aan de Levietische priesteren,
3217 Eze 43:20 | bloed nemen, en doen het aan zijn vier hoornen, en aan
3218 Eze 43:20 | aan zijn vier hoornen, en aan de vier hoeken der afzetsels,
3219 Eze 43:20 | hoeken der afzetsels, en aan den rand rondom; alzo zult
3220 Eze 43:27 | en Ik zal een welgevallen aan ulieden hebben, spreekt
3221 Eze 44:4 | weg der noorderpoort, voor aan het huis; en ik zag, en
3222 Eze 44:11 | bedienaars zijn, in de ambten aan de poorten van het huis,
3223 Eze 44:14 | van de wacht des huizes, aan al zijn dienst, en aan alles,
3224 Eze 44:14 | aan al zijn dienst, en aan alles, wat daarin zal gedaan
3225 Eze 45:7 | bezitting der stad, voor aan het heilig hefoffer, en
3226 Eze 45:7 | heilig hefoffer, en voor aan de bezitting der stad; van
3227 Eze 45:19 | zondoffers nemen, en doen het aan de posten des huizes, en
3228 Eze 45:19 | de posten des huizes, en aan de vier hoeken van het afzetsel
3229 Eze 45:19 | afzetsel des altaars, en aan de posten der poorten
3230 Eze 46:2 | van buiten, en zal staan aan den post van de poort; en
3231 Eze 46:2 | bereiden, en hij zal aanbidden aan den dorpel der poort, en
3232 Eze 46:16 | HEERE: Wanneer de vorst aan iemand van zijn zonen een
3233 Eze 46:17 | erfenis een geschenk zal geven aan een van zijn knechten, die
3234 Eze 46:19 | mij door den ingang, die aan de zijde der poort was,
3235 Eze 46:19 | aldaar was een plaats aan beide zijden, naar het westen. ~
3236 Eze 46:23 | keukens gemaakt beneden aan de ringmuren rondom. ~
3237 Eze 47:3 | en de wateren raakten tot aan de enkelen. ~
3238 Eze 47:4 | en de wateren raakten tot aan de knieen; en hij mat nog
3239 Eze 47:4 | wateren raakten tot aan de lenden. ~
3240 Eze 47:6 | en bracht mij weder tot aan den oever der beek. ~
3241 Eze 47:7 | wederkeerde, ziet, zo was er aan den oever der beek zeer
3242 Eze 47:10 | geschieden, dat er vissers aan dezelve zullen staan, van
3243 Eze 47:10 | zullen staan, van En-gedi aan tot En-eglaim toe; daar
3244 Eze 47:12 | 12 Aan de beek nu, aan haar oever,
3245 Eze 47:12 | 12 Aan de beek nu, aan haar oever, zal van deze
3246 Eze 47:15 | landpale des lands zijn: aan den noorderhoek, van de
3247 Eze 47:16 | is; Hazar Hattichon, dat aan de landpale van Havran is. ~
3248 Eze 47:18 | tussen het land Israels aan den Jordaan, van de landpale
3249 Eze 47:19 | zuidwaarts van Thamar af, tot aan het twistwater van Kades,
3250 Eze 47:19 | naar de beek henen, tot aan de grote zee; en dat zal
3251 Eze 48:1 | Van het einde noordwaarts, aan de zijde des wegs van Hethlon,
3252 Eze 48:1 | Damaskus, noordwaarts aan de zijde van Hamath (ook
3253 Eze 48:2 | 2 En aan de landpale van Dan, van
3254 Eze 48:3 | 3 En aan de landpale van Aser, van
3255 Eze 48:4 | 4 En aan de landpale van Nafthali,
3256 Eze 48:5 | 5 En aan de landpale van Manasse,
3257 Eze 48:6 | 6 En aan de landpale van Efraim,
3258 Eze 48:7 | 7 En aan de landpale van Ruben, van
3259 Eze 48:8 | 8 Aan de landpale nu van Juda,
3260 Eze 48:12 | heiligheid der heiligheden zijn, aan de landpale der Levieten. ~
3261 Eze 48:15 | overgelaten is in de breedte, voor aan de vijf en twintig duizend,
3262 Eze 48:21 | bezitting der stad, voor aan de vijf en twintig duizend
3263 Eze 48:21 | des hefoffers, tot aan de oosterlandpale en westerlandpale,
3264 Eze 48:21 | en westerlandpale, voor aan de vijf en twintig duizend
3265 Eze 48:21 | vijf en twintig duizend aan de westerlandpale, tegenover
3266 Eze 48:24 | 24 En aan de landpale van Benjamin,
3267 Eze 48:25 | 25 En aan de landpale van Simeon,
3268 Eze 48:26 | 26 En aan de landpale van Issaschar,
3269 Eze 48:26 | van den oosterhoek tot aan den westerhoek toe, Zebulon
3270 Eze 48:27 | 27 En aan de landpale van Zebulon,
3271 Eze 48:28 | 28 Aan de landpale nu van Gad,
3272 Eze 48:28 | de landpale nu van Gad, aan den zuiderhoek zuidwaarts,
3273 Eze 48:28 | naar de beek henen, tot aan de grote zee. ~
3274 Eze 48:32 | 32 En aan den oosterhoek, vier duizend
3275 Dan 1:4 | 4 Jongelingen, aan dewelke geen gebrek ware,
3276 Dan 1:17 | 17 Aan deze vier jongelingen nu
3277 Dan 2:14 | een raad en oordeel in, aan Arioch, den overste der
3278 Dan 2:15 | worden? Toen gaf Arioch aan Daniel de zaak te kennen. ~
3279 Dan 2:19 | 19 Toen werd aan Daniel in een nachtgezicht
3280 Dan 2:34 | handen, die sloeg dat beeld aan zijn voeten van ijzer en
3281 Dan 2:43 | maar zij zullen de een aan den ander niet hechten,
3282 Dan 2:44 | worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten
3283 Dan 2:49 | Babel; maar Daniel bleef aan de poort des konings. ~ ~
3284 Dan 3:4 | riep met kracht: Men zegt u aan, gij volken, gij natien,
3285 Dan 3:12 | bidden het gouden beeld niet aan, hetwelk gij opgericht hebt. ~
3286 Dan 3:25 | vuurs, en er is geen verderf aan hen; en de gedaante des
3287 Dan 4:1 | De koning Nebukadnezar aan alle volken, natien en tongen,
3288 Dan 4:2 | die de allerhoogste God aan mij gedaan heeft. ~
3289 Dan 4:11 | sterk; en zijn hoogte reikte aan den hemel, en hij werd gezien
3290 Dan 4:11 | en hij werd gezien tot aan het einde der ganse aarde; ~
3291 Dan 4:12 | vruchten vele, en er was spijze aan denzelve voor allen; onder
3292 Dan 4:17 | der mensen, en geeft ze aan wien Hij wil, ja, zet daarover
3293 Dan 4:20 | was, en wiens hoogte tot aan den hemel reikte, en die
3294 Dan 4:21 | vele waren, en waar spijze aan was voor allen, onder wien
3295 Dan 4:22 | gewassen, dat zij reikt aan den hemel, en uw heerschappij
3296 Dan 4:22 | hemel, en uw heerschappij aan het einde des aardrijks. ~
3297 Dan 4:27 | door genade te bewijzen aan de ellendigen, of er verlenging
3298 Dan 4:32 | heeft, en dat Hij ze geeft, aan wien Hij wil. ~
3299 Dan 5:6 | knieen stieten tegen elkander aan. ~
3300 Dan 5:9 | zeer, en zijn glans werd aan hem veranderd, en zijn geweldigen
3301 Dan 5:17 | uzelven, en geef uw vereringen aan een ander; ik zal nochtans
3302 Dan 6:11 | vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde drie tijden '
3303 Dan 6:24 | zo werd er geen schade aan hem gevonden, dewijl
3304 Dan 6:26 | schreef de koning Darius aan alle volken, natien en tongen,
3305 Dan 7:4 | gesteld, als een mens, en aan hetzelve werd eens mensen
3306 Dan 7:5 | een beer, en stelde zich aan de ene zijde, en het had
3307 Dan 7:6 | hetzelve dier vier hoofden, en aan hetzelve werd de heerschappij
3308 Dan 7:22 | het gericht gegeven werd aan de heiligen der hoge plaatsen,
3309 Dan 7:28 | en mijn glans veranderde aan mij; doch ik bewaarde dat
3310 Dan 8:2 | dan in een gezicht, dat ik aan den vloed Ulai was. ~
3311 Dan 8:5 | en roerde de aarde niet aan; en die bok had een aanzienlijken
3312 Dan 8:6 | vloed; en hij liep op hem aan in de grimmigheid zijner
3313 Dan 8:7 | En ik zag hem, nakende aan den ram, en hij verbitterde
3314 Dan 8:8 | grote hoorn, en er kwamen op aan deszelfs plaats vier aanzienlijke,
3315 Dan 8:10 | En hij werd groot tot aan het heir des hemels; en
3316 Dan 8:11 | hij maakte zich groot tot aan den Vorst diens heirs, en
3317 Dan 8:18 | aarde; toen roerde hij mij aan, en hij stelde mij op mijn
3318 Dan 8:22 | 22 Dat er nu vier aan zijn plaats stonden, toen
3319 Dan 9:12 | den gansen hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied is. ~
3320 Dan 9:24 | een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht,
3321 Dan 10:1 | koning van Perzie, werd aan Daniel, wiens naam genoemd
3322 Dan 10:4 | eerste maand, zo was ik aan den oever der grote rivier,
3323 Dan 10:8 | en mijn sierlijkheid werd aan mij veranderd in een verderving,
3324 Dan 10:10 | ziet, een hand roerde mij aan, en maakte, dat ik mij bewoog
3325 Dan 10:12 | want van den eersten dag aan, dat gij uw hart begaaft,
3326 Dan 10:16 | gelijk, raakte mijn lippen aan, toen deed ik mijn mond
3327 Dan 10:18 | Toen raakte mij wederom aan Een, als in de gedaante
3328 Dan 11:4 | verdeeld worden, maar niet aan zijn nakomelingen, ook niet
3329 Dan 11:10 | in den strijd mengen, tot aan zijn sterke plaats toe. ~
3330 Dan 11:13 | eerste was, oprichten; en aan het einde van de tijden
3331 Dan 11:27 | wezen om kwaad te doen, en aan een tafel zullen zij leugen
3332 Dan 11:42 | En hij zal zijn hand aan de landen leggen, ook zal
3333 Dan 11:45 | planten tussen de zeeen aan den berg des heiligen sieraads;
3334 Dan 12:5 | stonden twee anderen, de een aan deze zijde van den oever
3335 Dan 12:5 | der rivier, en de ander aan gene zijde van den oever
3336 Hos 4:2 | en bloedschulden raken aan bloedschulden. ~
3337 Hos 5:1 | ulieden gaat dit oordeel aan, omdat gij een strik zijt
3338 Hos 5:4 | stellen hun handelingen niet aan, om zich tot hun God te
3339 Hos 6:5 | oordelen zullen voortkomen aan het licht. ~
3340 Hos 7:6 | Want zij voeren hun hart aan, als een bakoven, tot hun
3341 Hos 7:11 | hart; zij roepen Egypte aan, zij gaan henen tot Assur. ~
3342 Hos 8:1 | 1 De bazuin aan uw mond; hij komt als een
3343 Hos 8:13 | het, maar de HEERE heeft aan hen geen welgevallen. Nu
3344 Hos 9:10 | vaderen als de eerste vrucht aan den vijgeboom in haar beginsel;
3345 Hos 11:7 | Mijn volk blijft hangen aan de afkering van Mij; zij
3346 Hos 13:1 | hij is schuldig geworden aan den Baal en is gestorven. ~
3347 Joe 1:3 | vertellen, en derzelver kinderen aan een ander geslacht. ~
3348 Joe 3:6 | kinderen van Jeruzalem verkocht aan de kinderen der Grieken,
3349 Joe 3:8 | die ze verkopen zullen aan die van Scheba, aan een
3350 Joe 3:8 | zullen aan die van Scheba, aan een vergelegen volk; want
3351 Joe 3:11 | Rot te hoop, en komt aan, alle gij volken van rondom,
3352 Joe 3:13 | 13 Slaat de sikkel aan, want de oogst is rijp geworden;
3353 Joe 3:13 | oogst is rijp geworden; komt aan, daalt henen af, want de
3354 Joe 3:19 | wildernis, om het geweld, gedaan aan de kinderen van Juda, in
3355 Amos 1:6 | volkomen wegvoering, om aan Edom over te leveren. ~
3356 Amos 1:9 | wegvoering hebben overgeleverd aan Edom, en niet gedacht
3357 Amos 1:9 | Edom, en niet gedacht aan het verbond der broederen. ~
3358 Amos 2:12 | Maar gijlieden hebt aan de Nazireen wijn te drinken
3359 Amos 3:7 | tenzij Hij Zijn verborgenheid aan Zijn knechten, de profeten,
3360 Amos 4:1 | hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken. ~
3361 Amos 5:15 | de God der heirscharen, aan Jozefs overblijfsel genadig
3362 Amos 5:19 | en leunde met zijn hand aan den wand, en hem beet een
3363 Amos 5:20 | donkerheid, zodat er geen glans aan zij? ~
3364 Amos 5:22 | er toch geen welgevallen aan; en het dankoffer van uw
3365 Amos 6:14 | men komt te Hamath, tot aan de beek der wildernis. ~ ~
3366 Amos 9:11 | reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken, weder
3367 Oba 1:7 | bondgenoten hebben u tot aan de landpale uitgeleid; uw
3368 Oba 1:10 | Om het geweld, begaan aan uw broeder Jakob, zal schaamte
3369 Oba 1:13 | handen uitgestrekt hebben aan zijn heir, ten dage
3370 Jona 1:3 | gaan naar Tarsis, van het aan gezicht des HEEREN. ~
3371 Jona 1:5 | Jona was nedergegaan aan de zijden van het schip,
3372 Jona 1:6 | God, misschien zal die God aan ons gedenken, dat wij niet
3373 Jona 1:13 | het schip weder te brengen aan het droge, doch zij konden
3374 Jona 2:5 | omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden. ~
3375 Jona 2:7 | overstelpt was, dacht ik aan den HEERE, en mijn gebed
3376 Jona 3:5 | lieden van Nineve geloofden aan God; en zij riepen een vasten
3377 Jona 4:10 | verschoont den wonderboom, aan welken gij niet hebt gearbeid,
3378 Mic 1:9 | want zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot
3379 Mic 1:9 | Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot
3380 Mic 1:9 | de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem. ~
3381 Mic 1:12 | den HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem. ~
3382 Mic 1:13 | Span de snelle dieren aan den wagen, gij inwoners
3383 Mic 1:14 | Daarom geef geschenken aan Morescheth-Gaths; de huizen
3384 Mic 1:15 | Maresa! Hij zal komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid
3385 Mic 1:15 | komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid Israels. ~
3386 Mic 2:2 | weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja,
3387 Mic 2:2 | den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis. ~
3388 Mic 4:7 | berg Sions, van nu aan tot in eeuwigheid. ~
3389 Mic 4:11 | en laat ons oog schouwen aan Sion. ~
3390 Mic 5:3 | nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde. ~
3391 Mic 5:14 | in grimmigheid wrake doen aan de heidenen, die niet horen. ~ ~
3392 Mic 6:7 | HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan
3393 Mic 6:7 | aan duizenden van rammen, aan tien duizenden van oliebeken?
3394 Mic 6:14 | zult wegbrengen, zal Ik aan het zwaard overgeven. ~
3395 Mic 7:9 | uitvoere; Hij zal mij brengen aan het licht; ik zal mijn lust
3396 Mic 7:9 | zal mijn lust zien aan Zijn gerechtigheid. ~
3397 Mic 7:10 | uw God? Mijn ogen zullen aan haar zien; nu zal zij worden
3398 Mic 7:12 | en van de vestingen tot aan de rivier, en van zee tot
3399 Mic 7:18 | want Hij heeft lust aan goedertierenheid. ~
3400 Nah 1:2 | een wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, en
3401 Nah 2:5 | 5 Hij zal aan zijn voortreffelijken gedenken,
3402 Nah 2:13 | 13 Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der
3403 Nah 3:5 | 5 Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der
3404 Nah 3:16 | handelaars, dan er sterren aan den hemel zijn; de kevers
3405 Zep 3:2 | zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt niet op den
3406 Zep 3:3 | beenderen niet breken tot aan den morgen. ~
3407 Zep 3:4 | zij doen der wet geweld aan. ~
3408 Zac 2:4 | spreek dezen jongeling aan, zeggende: Jeruzalem zal
3409 Zac 2:8 | raakt Zijn oogappel aan. ~
3410 Zac 3:1 | HEEREN; en de satan stond aan zijn rechterhand, om hem
3411 Zac 3:5 | en zij togen hem klederen aan; en de Engel des HEEREN
3412 Zac 4:11 | rechterzijde des kandelaars, en aan zijn linkerzijde? ~
3413 Zac 6:2 | 2 Aan den eersten wagen waren
3414 Zac 6:2 | wagen waren rode paarden; en aan den tweeden wagen waren
3415 Zac 6:3 | 3 En aan den derden wagen witte paarden;
3416 Zac 6:3 | wagen witte paarden; en aan den vierden wagen hagelvlekkige
3417 Zac 6:6 | 6 Aan welken wagen de zwarte paarden
3418 Zac 7:9 | barmhartigheden, de een aan den ander; ~
3419 Zac 8:11 | 11 Maar nu zal Ik aan het overblijfsel dezes volks
3420 Zac 8:15 | deze dagen goed te doen aan Jeruzalem, en aan het huis
3421 Zac 8:15 | te doen aan Jeruzalem, en aan het huis van Juda; vreest
3422 Zac 9:10 | zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot
3423 Zac 9:10 | zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde. ~
3424 Zac 13:5 | geworven van mijn jeugd aan. ~
3425 Zac 14:8 | die naar de achterste zee aan; zij zullen des zomers
3426 Zac 14:10 | poort van Benjamin af, tot aan de plaats van de eerste
3427 Zac 14:10 | van de eerste poort, tot aan de Hoekpoort toe; en van
3428 Zac 14:10 | toren van Hananeel, tot aan des konings wijnbakken toe. ~
3429 Zac 14:16 | jaar tot jaar optrekken om aan te bidden den Koning,
3430 Mal 1:8 | hij een welgevallen aan u hebben? of zal hij uw
3431 Mal 1:10 | gij steekt het vuur niet aan op Mijn altaar om niet.
3432 Mal 1:10 | om niet. Ik heb geen lust aan u, zegt de HEERE der heirscharen,
3433 Mal 1:11 | zijn onder de heidenen; en aan alle plaats zal Mijn Naam
3434 Mal 2:17 | en Hij heeft lust aan zodanigen; of, waar is de
3435 Mal 3:1 | Engel des verbonds, aan Denwelken gij lust hebt;
3436 Mal 3:16 | vrezen, en voor degenen, die aan Zijn Naam gedenken. ~
3437 Mal 4:4 | hen bevolen heb op Horeb aan gans Israel, der inzettingen
3438 Matt 2:33 | En ook is alrede de bijl aan den wortel der bomen gelegd;
3439 Matt 4:6 | niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot. ~
3440 Matt 4:13 | wonen te Kapernaum, gelegen aan de zee, in de landpale van
3441 Matt 4:15 | Zebulon en het land Nafthali aan den weg der zee over de
3442 Matt 4:17 | 17 Van toen aan heeft Jezus begonnen te
3443 Matt 4:18 | 18 En Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag
3444 Matt 5:15 | Noch steekt men een kaars aan, en zet die onder een koornmaat,
3445 Matt 5:28 | u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren,
3446 Matt 6:34 | zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad. ~ ~
3447 Matt 7:16 | 16 Aan hun vruchten zult gij hen
3448 Matt 7:20 | Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen. ~
3449 Matt 8:15 | En Hij raakte haar hand aan, en de koorts verliet haar;
3450 Matt 8:18 | ziende rondom Zich, beval aan de andere zijde over te
3451 Matt 8:28 | 28 En als Hij over aan de andere zijde was gekomen
3452 Matt 9:10 | zondaars kwamen en zaten mede aan, met Jezus en Zijn discipelen. ~
3453 Matt 9:20 | raakte den zoom Zijns kleeds aan; ~
3454 Matt 9:29 | Toen raakte Hij hun ogen aan, zeggende: U geschiede naar
3455 Matt 11:6 | 6 En zalig is hij, die aan Mij niet zal geergerd worden. ~
3456 Matt 11:16 | vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op de
3457 Matt 13:24 | Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad
3458 Matt 13:31 | Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad, hetwelk
3459 Matt 13:33 | Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welken een
3460 Matt 13:44 | Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker
3461 Matt 13:45 | Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone
3462 Matt 13:47 | Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in de
3463 Matt 13:48 | geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en
3464 Matt 13:52 | hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes, die
3465 Matt 13:57 | 57 En zij werden aan Hem geergerd. Maar Jezus
3466 Matt 14:6 | van hen, en zij behaagde aan Herodes. ~
3467 Matt 14:19 | discipelen, en de discipelen aan de scharen. ~
3468 Matt 14:27 | terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Zijt goedsmoeds,
3469 Matt 14:31 | hand uitstekende, greep hem aan, en zeide tot hem: Gij kleingelovige!
3470 Matt 15:29 | daar vertrekkende, kwam aan de zee van Galilea, en klom
3471 Matt 15:36 | en de discipelen gaven ze aan de schare. ~
3472 Matt 16:9 | niet? en gedenkt gij niet aan de vijf broden der vijf
3473 Matt 16:10 | 10 Noch aan de zeven broden der vier
3474 Matt 16:21 | 21 Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen
3475 Matt 17:7 | hen komende, raakte hen aan, en zeide: Staat op en vreest
3476 Matt 17:12 | gekend; doch zij hebben aan hem gedaan, al wat zij hebben
3477 Matt 17:27 | vinden; neem die, en geef hem aan hen voor Mij en u. ~ ~
3478 Matt 18:6 | nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat
3479 Matt 18:29 | mededienstknecht dan, nedervallende aan zijn voeten, bad hem, zeggende:
3480 Matt 20:30 | twee blinden, zittende aan den weg, als zij hoorden,
3481 Matt 20:34 | barmhartigheid, raakte hun ogen aan; en terstond werden hun
3482 Matt 21:1 | gekomen waren te Beth-fage, aan de Olijfberg, toen zond
3483 Matt 21:19 | En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem
3484 Matt 21:19 | naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk
3485 Matt 21:38 | hem doden, en zijn erfenis aan ons behouden. ~
3486 Matt 21:41 | aandoen, en zal den wijngaard aan andere landlieden verhuren,
3487 Matt 22:6 | dienstknechten, deden hun smaadheid aan, en doodden hen. ~
3488 Matt 22:12 | ingekomen, geen bruiloftskleed aan hebbende? En hij verstomde. ~
3489 Matt 22:16 | persoon der mensen niet aan; ~
3490 Matt 22:39 | 39 En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult
3491 Matt 22:40 | 40 Aan deze twee geboden hangt
3492 Matt 22:44 | gezegd tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechter hand, totdat
3493 Matt 22:46 | durfde Hem van dien dag aan iets meer vragen. ~ ~ ~
3494 Matt 23:30 | gemeenschap gehad hebben aan het bloed der profeten. ~
3495 Matt 23:39 | zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen
3496 Matt 25:1 | der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke haar
3497 Matt 26:7 | op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat. ~
3498 Matt 26:10 | doet gij deze vrouw moeite aan? want zij heeft een goed
3499 Matt 26:10 | zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht. ~
3500 Matt 26:20 | avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven.
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4039 |