Book Chapter: Verse
1 Gen 25:19 | als gij tot mij gesproken hadt; sta toch op, zit, en eet
2 Gen 39:6 | of gij nog een broeder hadt? ~
3 Deu 9:16 | ik zag toe, en ziet, gij hadt tegen den HEERE, uw God,
4 Deu 9:16 | uw God, gezondigd; gij hadt u een gegoten kalf gemaakt;
5 Deu 9:18 | om al uw zonde, die gij hadt gezondigd, doende dat kwaad
6 Deu 9:21 | zonde, het kalf, dat gij hadt gemaakt, nam ik, en verbrandde
7 Ric 7:19 | HEERE leeft, zo gij hen hadt laten leven, ik zou ulieden
8 Ric 13:18 | Zo gij met mijn kalf niet hadt geploegd, gij zoudt mijn
9 1Sa 20:19 | plaats, waar gij u verborgen hadt ten dage dezer handeling;
10 1Sa 25:34 | ten ware dat gij u gehaast hadt, en mij tegemoet gekomen
11 2Sa 2:27 | ten ware dat gij gesproken hadt, zekerlijk het volk zou
12 1Kon 8:24| wat Gij tot hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij
13 2Kon 6:22| en met uw boog gevangen hadt? Zet hun brood en water
14 2Kro 7:15| wat Gij tot hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij
15 Ezra 9:11| 11 Die Gij geboden hadt door den dienst Uwer knechten,
16 Neh 9:17 | die Gij bij hen gedaan hadt, en hebben hun nek verhard,
17 Neh 9:23 | waarvan Gij tot hun vaderen hadt gezegd, dat zij zouden ingaan
18 Neh 9:35 | voor hun aangezicht gegeven hadt; en zij hebben zich niet
19 Job 32:11 | totdat gij redenen uitgezocht hadt. ~
20 Psa 30:8 | 8 Want, HEERE! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid
21 Psa 44:4 | Gij een welbehagen in hen hadt. ~
22 Psa 60:3 | 3 O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt
23 Psa 60:3 | hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt
24 Psa 60:12 | o God! Die ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God!
25 Psa 66:11 | 11 Gij hadt ons in het net gebracht;
26 Psa 66:11 | in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden
27 Psa 66:12 | 12 Gij hadt den mens op ons hoofd doen
28 Psa 90:2 | de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot
29 Psa 104:6 | 6 Gij hadt ze met den afgrond als een
30 Psa 104:8 | die Gij voor hen gegrond hadt. ~
31 Psa 108:12 | o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o
32 Psa 118:13 | 13 Gij hadt mij zeer hard gestoten,
33 Spre 22:27| 27 Zo gij niet hadt om te betalen, waarom zou
34 Jes 26:15 | 15 Gij, o HEERE! hadt dit volk vermeerderd, Gij
35 Jes 26:15 | dit volk vermeerderd, Gij hadt dit volk vermeerderd; Gij
36 Jes 48:18 | Mijn geboden geluisterd hadt! zo zou uw vrede geweest
37 Jer 32:22 | Gij hun vaderen gezworen hadt hun te zullen geven, een
38 Jer 32:23 | wat Gij hun geboden hadt te doen; dies hebt Gij hun
39 Jer 34:15 | waart heden wedergekeerd, en hadt gedaan, dat recht is in
40 Jer 34:15 | voor zijn naaste; en gij hadt een verbond gemaakt voor
41 Jer 34:16 | iegelijk zijn maagd, die gij hadt laten vrijgaan naar hun
42 Klaa 1:10| waarvan Gij geboden hadt, dat zij in Uw gemeente
43 Eze 9:11 | gelijk als Gij mij geboden hadt. ~ ~
44 Eze 16:20 | dochteren, die gij Mij gebaard hadt, genomen, en hebt ze denzelven
45 Eze 23:41 | reukwerk en Mijn olie gezet hadt. ~
46 Amos 5:26| uws gods, dien gij uzelf hadt gemaakt. ~
47 Jona 2:3 | 3 Want Gij hadt mij geworpen in de diepte,
48 Matt 12:7 | 7 Doch zo gij geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid
49 Matt 17:20| Ik u: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij
50 Matt 21:21| Ik u: Indien gij geloof hadt, en niet twijfeldet, gij
51 Mark 9:33| vraagde Hij hun: Waarvan hadt gij woorden onder elkander
52 Luk 17:6 | zeide: Zo gij een geloof hadt als een mostaardzaad, gij
53 Joha 14:7 | Indien gijlieden Mij gekend hadt, zo zoudt gij ook Mijn Vader
54 Rom 6:21 | 21 Wat vrucht dan hadt gij toen van die dingen,
55 1Kor 4:7 | alsof gij het niet ontvangen hadt? ~
56 1Kor 4:15| 15 Want al hadt gij tien duizend leermeesters
57 Fili 2:26| beangst was, omdat gij gehoord hadt, dat hij krank was. ~
|