Book Chapter: Verse
1 Gen 4:17 | stad naar den naam zijns zoons, Henoch. ~
2 Gen 11:31 | Lot, Harans zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter,
3 Gen 15:15 | Abram noemde den naam zijns zoons, die Hagar gebaard had,
4 Gen 20:3 | Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien
5 Gen 21:13 | ten brandoffer in zijns zoons plaats. ~
6 Gen 25:25 | van het wildbraad mijns zoons ete, opdat mijn ziel u zegene.
7 Gen 25:27 | zeide: Zie, de reuk mijns zoons is als de reuk des velds,
8 Gen 25:31 | van het wildbraad zijns zoons, opdat uw ziel mij zegene. ~
9 Gen 27:49 | Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim. ~
10 Gen 27:50 | hebt, dat gij ook mijns zoons Dudaim nemen zult? Toen
11 Gen 27:50 | hij dezen nacht voor uws zoons Dudaim bij u liggen. ~
12 Gen 27:51 | zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaim; en hij lag dien
13 Gen 31:8 | met hen, zeggende: Mijns zoons Sichems ziel is verliefd
14 Gen 34:32 | beken toch, of deze uws zoons rok zij, of niet. ~
15 Gen 34:33 | en zeide: Het is mijns zoons rok! een boos dier heeft
16 Exo 4:25 | besneed de voorhuid haars zoons, en wierp die voor zijn
17 Lev 18:10 | schaamte der dochter uws zoons, of der dochter uwer dochter,
18 Lev 18:15 | niet ontdekken; zij is uws zoons huisvrouw; gij zult haar
19 Lev 18:17 | ontdekken; de dochter haars zoons, noch de dochter van haar
20 Lev 20:12 | de man bij de vrouw zijns zoons zal gelegen hebben, zij
21 Ric 7:22 | zo gij als uw zoon en uws zoons zoon, dewijl gij ons van
22 Ric 11:14 | veertig zonen, en dertig zoons zonen, rijdende op zeventig
23 2Sa 14:11 | er een van de haren uws zoons op de aarde zal vallen! ~
24 2Sa 16:19 | voor het aangezicht zijns zoons? Gelijk als ik voor het
25 1Kon 11:12| Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het scheuren. ~
26 1Kon 11:35| 35 Maar uit de hand zijns zoons zal Ik het koninkrijk nemen;
27 1Kon 21:29| brengen; in de dagen zijns zoons zal Ik dat kwaad over zijn
28 1Kro 8:40| zij hadden vele zonen, en zoons zonen, honderd en vijftig.
29 2Kro 28:3 | rookte ook in het dal des zoons van Hinnom; en hij brandde
30 2Kro 33:6 | vuur gaan, in het dal des zoons van Hinnom, en pleegde guichelarij,
31 Spre 30:4 | en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet? ~
32 Jer 6:26 | maak u rouw eens enigen zoons, een zeer bitter misbaar;
33 Jer 7:31 | Tofeth, dat in het dal des zoons van Hinnom is, om hun zonen
34 Jer 7:32 | worden Tofeth, noch dal des zoons van Hinnom, maar moorddal;
35 Jer 19:2 | ga uit naar het dal des zoons van Hinnom, dat voor de
36 Jer 19:6 | worden het Tofeth, of dat des zoons van Hinnom, maar Moorddal. ~
37 Jer 27:7 | en zijn zoon, en zijns zoons zoon dienen, totdat ook
38 Jer 32:35 | gebouwd, die in het dal des zoons van Hinnom zijn, om hun
39 Eze 18:4 | vaders, alzo ook de ziel des zoons, zijn Mijne; de ziel, die
40 Eze 18:20 | dragen de ongerechtigheid des zoons; de gerechtigheid des
41 Eze 21:10 | zijn? het is de roede Mijns Zoons, die alle hout versmaadt. ~
42 Eze 22:11 | en een ander heeft zijns zoons vrouw met schandelijkheid
43 Dan 3:25 | des vierden is gelijk eens zoons der goden. ~
44 Matt 28:19| Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes;
45 Luk 6:22 | kwaad verwerpen, om des Zoons des mensen wil. ~
46 Joha 3:18| den Naam des eniggeboren Zoons van God. ~
47 Joha 5:25| zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord
48 Joha 6:53| Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn
49 Rom 1:9 | in het Evangelie Zijns Zoons, hoe ik zonder nalaten uwer
50 Rom 5:10 | zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij, verzoend
51 Rom 8:29 | verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat
52 Gal 2:20 | leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad
53 Gal 4:6 | heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten,
54 1Joh 5:13| gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet,
55 1Joh 5:13| gelooft in den Naam des Zoons van God. ~
|