1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3972
Book Chapter: Verse
1001 Deu 25:2 | tegenwoordigheid, naar dat het voor zijn onrechtvaardigheid
1002 Deu 25:3 | doen slaan, uw broeder dan voor uw ogen verachtelijk gehouden
1003 Deu 25:9 | zal zijns broeders vrouw voor de ogen der oudsten tot
1004 Deu 26:3 | zeggen: Ik verklaar heden voor den HEERE, uw God, dat ik
1005 Deu 26:4 | hand nemen, en hij zal dien voor het altaar des HEEREN, uws
1006 Deu 26:5 | 5 Dan zult gij voor het aangezicht des HEEREN,
1007 Deu 26:10 | zult gij ze nederzetten voor het aangezicht des HEEREN,
1008 Deu 26:10 | uws Gods, en zult u buigen voor het aangezicht des HEEREN,
1009 Deu 26:13 | 13 En gij zult voor het aangezicht des HEEREN,
1010 Deu 27:7 | aldaar eten, en vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN,
1011 Deu 28:7 | tegen u opstaan, geslagen voor uw aangezicht; door een
1012 Deu 28:7 | door zeven wegen zullen zij voor uw aangezicht vlieden. ~
1013 Deu 28:10 | genoemd is, en zij zullen voor u vrezen. ~
1014 Deu 28:25 | HEERE zal u geslagen geven voor het aangezicht uwer vijanden;
1015 Deu 28:25 | door zeven wegen zult gij voor zijn aangezicht vlieden;
1016 Deu 28:31 | 31 Uw os zal voor uw ogen geslacht worden,
1017 Deu 28:31 | niet eten; uw ezel zal van voor uw aangezicht geroofd worden,
1018 Deu 28:31 | vijanden gegeven worden, en voor u zal geen verlosser zijn. ~
1019 Deu 28:41 | gewinnen, maar zij zullen voor u niet zijn; want zij zullen
1020 Deu 28:55 | hij eten zal, omdat hij voor zich niets heeft overgehouden;
1021 Deu 28:60 | alle kwalen van Egypte, voor dewelke gij gevreesd hebt,
1022 Deu 29:2 | wat de HEERE in Egypteland voor uw ogen gedaan heeft, aan
1023 Deu 29:10 | 10 Gij staat heden allen voor het aangezicht des HEEREN,
1024 Deu 29:15 | die heden hier bij ons voor het aangezicht des HEEREN,
1025 Deu 29:26 | andere goden gediend en zich voor die gebogen hebben; goden,
1026 Deu 29:29 | De verborgene dingen zijn voor den HEERE, onzen God; maar
1027 Deu 29:29 | maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen,
1028 Deu 29:29 | geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid,
1029 Deu 30:12 | hemel, om te zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat
1030 Deu 30:12 | hemel varen, dat hij het voor ons hale, en ons hetzelve
1031 Deu 30:13 | zee, om te zeggen: Wie zal voor ons overvaren aan gene zijde
1032 Deu 30:13 | zijde der zee, dat hij het voor ons hale, en ons hetzelve
1033 Deu 30:17 | gedreven zult worden, dat gij u voor andere goden buigt, en dezelve
1034 Deu 31:3 | De HEERE, uw God, Die zal voor uw aangezicht overgaan;
1035 Deu 31:3 | Die zal deze volken van voor uw aangezicht verdelgen,
1036 Deu 31:3 | erfelijk bezit. Jozua zal voor uw aangezicht overgaan,
1037 Deu 31:5 | Wanneer hen nu de HEERE voor uw aangezicht zal gegeven
1038 Deu 31:6 | niet, en verschrikt niet voor hun aangezicht; want het
1039 Deu 31:7 | Jozua, en zeide tot hem voor de ogen van gans Israel:
1040 Deu 31:8 | HEERE nu is Degene, Die voor uw aangezicht gaat; Die
1041 Deu 31:11 | komen, om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN,
1042 Deu 31:11 | hebben, zult gij deze wet voor gans Israel uitroepen, voor
1043 Deu 31:11 | voor gans Israel uitroepen, voor hun oren; ~
1044 Deu 31:21 | treffen, dan zal dit lied voor zijn aangezicht antwoorden
1045 Deu 31:28 | en uw ambtlieden; dat ik voor hun oren deze woorden spreke,
1046 Deu 31:30 | 30 Toen sprak Mozes, voor de oren der ganse gemeente
1047 Deu 32:17 | van nabij gekomen waren, voor dewelke uw vaders niet geschrikt
1048 Deu 32:38 | helpen, dat er verberging voor u zij. ~
1049 Deu 32:44 | al de woorden dezes lieds voor de oren des volks, hij en
1050 Deu 32:47 | dat is geen vergeefs woord voor ulieden; maar het is uw
1051 Deu 33:1 | Israels gezegend heeft, voor zijn dood. ~
1052 Deu 33:10 | wet; zij zullen reukwerk voor Uw neus leggen, en dat gans
1053 Deu 33:27 | Hij verdrijve den vijand voor uw aangezicht, en zegge:
1054 Deu 34:12 | die Mozes gedaan heeft voor de ogen van gans Israel. ~ ~ ~
1055 Joz 1:5 | 5 Niemand zal voor uw aangezicht bestaan al
1056 Joz 1:11 | zeggende: Bereidt teerkost voor ulieden; want binnen nog
1057 Joz 1:14 | gijlieden zult gewapend trekken, voor het aangezicht uwer broederen,
1058 Joz 2:9 | de inwoners dezes lands voor ulieder aangezicht gesmolten
1059 Joz 2:10 | Schelfzee uitgedroogd heeft voor ulieder aangezicht, toen
1060 Joz 2:14 | tot haar: Onze ziel zij voor ulieden om te sterven, indien
1061 Joz 2:24 | al de inwoners des lands voor onze aangezichten gesmolten. ~ ~ ~ ~
1062 Joz 3:6 | verbonds op, en gaat door voor het aangezicht van dit volk.
1063 Joz 3:6 | verbonds op, en zij gingen voor het aangezicht des volks. ~
1064 Joz 3:7 | beginnen u groot te maken voor de ogen van gans Israel,
1065 Joz 3:10 | is, en dat Hij ganselijk voor uw aangezicht uitdrijven
1066 Joz 3:11 | der ganse aarde gaat door voor ulieder aangezicht in de
1067 Joz 3:14 | priesters de ark des verbonds voor het aangezicht des volks. ~
1068 Joz 4:3 | gebiedt hun, zeggende: Neemt voor ulieden op, van hier uit
1069 Joz 4:5 | zeide tot hen: Gaat over voor de ark des HEEREN, uws Gods,
1070 Joz 4:7 | zijn afgesneden geweest voor de ark des verbonds des
1071 Joz 4:11 | HEEREN over, en de priesters voor het aangezicht des volks. ~
1072 Joz 4:12 | Manasse, trokken gewapend voor het aangezicht der kinderen
1073 Joz 4:13 | krijgsmannen trokken er voor het aangezicht des HEEREN
1074 Joz 4:14 | maakte de HEERE Jozua groot voor de ogen van het ganse Israel;
1075 Joz 4:23 | de wateren van de Jordaan voor uw aangezichten doen uitdrogen,
1076 Joz 4:23 | Schelfzee gedaan heeft, die Hij voor ons aangezicht heeft doen
1077 Joz 5:1 | Jordaan had uitgedroogd, voor het aangezicht der kinderen
1078 Joz 5:1 | was geen moed meer in hen, voor het aangezicht der kinderen
1079 Joz 6:1 | poorten toe, en was gesloten, voor het aangezicht van de kinderen
1080 Joz 6:4 | zeven ramsbazuinen dragen, voor de ark; en gijlieden zult
1081 Joz 6:6 | zeven ramsbazuinen dragen, voor de ark des HEEREN. ~
1082 Joz 6:7 | toegerust is, die ga door voor de ark des HEEREN. ~
1083 Joz 6:8 | dragende zeven ramsbazuinen, voor het aangezicht des HEEREN;
1084 Joz 6:9 | wie toegerust was, ging voor het aangezicht der priesteren,
1085 Joz 6:13 | dragende de zeven ramsbazuinen voor de ark des HEEREN, gingen
1086 Joz 6:13 | en de toegerusten gingen voor hun aangezichten, en de
1087 Joz 6:26 | zeggende: Vervloekt zij die man voor het aangezicht des HEEREN,
1088 Joz 7:4 | duizend man; dewelke vloden voor het aangezicht der mannen
1089 Joz 7:5 | man, en vervolgden hen van voor de poort tot Schebarim toe,
1090 Joz 7:6 | zijn aangezicht ter aarde, voor de ark des HEEREN, tot den
1091 Joz 7:8 | zeggen, nademaal dat Israel voor het aangezicht zijner vijanden
1092 Joz 7:12 | Israels niet kunnen bestaan voor het aangezicht hunner vijanden;
1093 Joz 7:12 | vijanden; zij zullen den nek voor het aangezicht hunner vijanden
1094 Joz 7:13 | zult niet kunnen bestaan voor het aangezicht uwer vijanden,
1095 Joz 7:14 | hebben, dat zal aankomen man voor man. ~
1096 Joz 7:17 | Zarchi deed aankomen, man voor man, zo werd Zabdi geraakt; ~
1097 Joz 7:18 | als hij deed aankomen, man voor man, zo werd Achan geraakt,
1098 Joz 7:19 | van Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef
1099 Joz 7:19 | gedaan hebt, verberg het voor mij niet. ~
1100 Joz 7:23 | en zij stortten ze uit voor het aangezicht des HEEREN. ~
1101 Joz 8:2 | gij haar roof en haar vee voor ulieden roven zult; stel
1102 Joz 8:5 | het eerst, zo zullen wij voor hun aangezicht vlieden. ~
1103 Joz 8:6 | zullen zeggen: Zij vlieden voor onze aangezichten, gelijk
1104 Joz 8:6 | eerst; zo zullen wij vlieden voor hun aangezichten. ~
1105 Joz 8:10 | en de oudsten van Israel, voor het aangezicht des volks,
1106 Joz 8:14 | volk, ter bestemder tijd, voor het vlakke veld; want hij
1107 Joz 8:15 | gans Israel, werd geslagen voor hun aangezichten; en zij
1108 Joz 8:27 | Alleenlijk roofden de Israelieten voor zichzelven het vee en den
1109 Joz 8:32 | hetwelk hij geschreven heeft voor het aangezicht der kinderen
1110 Joz 8:33 | aan gene zijde der ark, voor de Levietische priesteren,
1111 Joz 8:35 | Jozua niet overluid las voor de gehele gemeente van Israel,
1112 Joz 9:24 | al de inwoners des lands voor ulieder aangezicht verdelgen
1113 Joz 9:24 | vreesden wij onzes levens zeer voor ulieder aangezichten; daarom
1114 Joz 10:8 | Jozua gezegd: Vrees u niet voor hen, want Ik heb ze in uw
1115 Joz 10:8 | gegeven; niemand van hen zal voor uw aangezicht bestaan. ~
1116 Joz 10:10 | de HEERE verschrikte hen voor het aangezicht van Israel;
1117 Joz 10:11 | geschiedde nu, toen zij voor het aangezicht van Israel
1118 Joz 10:12 | als de HEERE de Amorieten voor het aangezicht de kinderen
1119 Joz 10:12 | Israels overgaf, en zeide voor de ogen der Israelieten:
1120 Joz 10:14 | geen dag aan dezen gelijk, voor hem noch na hem, dat de
1121 Joz 10:14 | verhoorde; want de HEERE streed voor Israel. ~
1122 Joz 10:18 | Jozua: Wentelt grote stenen voor den mond der spelonk, en
1123 Joz 10:27 | zij legden grote stenen voor den mond der spelonk, die
1124 Joz 10:42 | de God Israels, streed voor Israel. ~
1125 Joz 11:6 | zeide tot Jozua: Vrees niet voor hun aangezichten; want morgen
1126 Joz 11:6 | altegader verslagen geven voor het aangezicht van Israel;
1127 Joz 11:14 | roofden de kinderen Israels voor zich; alleenlijk sloegen
1128 Joz 13:3 | 3 Van de Sichor, die voor aan Egypte is, tot aan de
1129 Joz 13:25 | Ammons, tot Aroer toe, die voor aan Rabba is; ~
1130 Joz 14:4 | en derzelver voorsteden voor hun vee en voor hun bezitting. ~
1131 Joz 14:4 | voorsteden voor hun vee en voor hun bezitting. ~
1132 Joz 15:1 | 1 En het lot voor den stam der kinderen van
1133 Joz 15:8 | spits van den berg, die voor aan het dal van Hinnom is,
1134 Joz 16:9 | steden, die afgezonderd waren voor de kinderen van Efraim,
1135 Joz 17:4 | 4 Dezen dan traden toe voor het aangezicht van Eleazar,
1136 Joz 17:4 | Eleazar, den priester, en voor het aangezicht van Jozua,
1137 Joz 17:4 | Jozua, den zoon van Nun, en voor het aangezicht der oversten,
1138 Joz 17:7 | Aser af tot Michmetath, die voor aan Sichem is; en deze landpale
1139 Joz 17:14 | toch een groot volk ben, voor zoveel de HEERE mij dus
1140 Joz 17:15 | naar het woud, en houw daar voor u af in het land der Ferezieten
1141 Joz 18:1 | samenkomst, nadat het land voor hen onderworpen was. ~
1142 Joz 18:4 | 4 Geeft voor ulieden drie mannen van
1143 Joz 18:6 | herwaarts brengen, dat ik voor ulieden het lot hier werpe
1144 Joz 18:6 | ulieden het lot hier werpe voor het aangezicht des HEEREN,
1145 Joz 18:8 | ulieden hier het lot werpen, voor het aangezicht des HEEREN,
1146 Joz 18:10 | Toen wierp Jozua het lot voor hen te Silo, voor het aangezicht
1147 Joz 18:10 | het lot voor hen te Silo, voor het aangezicht des HEEREN.
1148 Joz 19:1 | ging het tweede lot uit voor Simeon, voor den stam der
1149 Joz 19:1 | tweede lot uit voor Simeon, voor den stam der kinderen van
1150 Joz 19:9 | kinderen van Juda was te groot voor hen; daarom erfden de kinderen
1151 Joz 19:10 | Daarna kwam het derde lot op voor de kinderen van Zebulon,
1152 Joz 19:11 | reikt tot aan de beek, die voor aan Jokneam is. ~
1153 Joz 19:17 | Het vierde lot ging uit voor Issaschar, voor de kinderen
1154 Joz 19:17 | ging uit voor Issaschar, voor de kinderen van Issaschar,
1155 Joz 19:24 | Toen ging het vijfde lot voor den stam der kinderen van
1156 Joz 19:32 | 32 Het zesde lot ging uit voor de kinderen van Nafthali,
1157 Joz 19:32 | de kinderen van Nafthali, voor de kinderen van Nafthali,
1158 Joz 19:40 | Het zevende lot ging uit voor den stam der kinderen van
1159 Joz 19:51 | erfelijk uitdeelden te Silo, voor het aangezicht des HEEREN,
1160 Joz 20:2 | Israels, zeggende: Geeft voor ulieden de vrijsteden, waarvan
1161 Joz 20:3 | ulieden zijn tot een toevlucht voor den bloedwreker. ~
1162 Joz 20:4 | zal zijn woorden spreken voor de oren van de oudsten derzelver
1163 Joz 20:6 | stad wonen, totdat hij sta voor het aangezicht der vergadering
1164 Joz 20:6 | aangezicht der vergadering voor het gericht, totdat de hogepriester
1165 Joz 20:9 | steden, die bestemd waren voor al de kinderen Israels,
1166 Joz 20:9 | de kinderen Israels, en voor den vreemdeling, die in
1167 Joz 20:9 | bloedwrekers, totdat hij voor het aangezicht der vergadering
1168 Joz 21:2 | zou, en haar voorsteden voor onze beesten. ~
1169 Joz 21:4 | 4 Toen ging het lot uit voor de huisgezinnen der Kahathieten;
1170 Joz 21:4 | huisgezinnen der Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den
1171 Joz 21:26 | 26 Al de steden voor de huisgezinnen van de overige
1172 Joz 22:17 | man van al hun vijanden voor hun aangezicht; al hun vijanden
1173 Joz 23:16 | mits dat gij een altaar voor u gebouwd hebt, om heden
1174 Joz 23:19 | wederspannig tegen ons, een altaar voor u bouwende, behalve het
1175 Joz 23:26 | zeiden wij: Laat ons toch voor ons maken, bouwende een
1176 Joz 23:27 | wij den dienst des HEEREN voor Zijn aangezicht dienen mochten
1177 Joz 23:29 | den HEERE, onzen God, dat voor Zijn tabernakel is. ~
1178 Joz 24:3 | heeft aan al deze volken voor uw aangezicht; want de HEERE,
1179 Joz 24:3 | uw God, Zelf, is het, Die voor u gestreden heeft. ~
1180 Joz 24:4 | doen toevallen, ten erfdeel voor uw stammen, van de Jordaan
1181 Joz 24:5 | Zelf zal hen uitstoten voor ulieder aangezicht, en Hij
1182 Joz 24:5 | aangezicht, en Hij zal hen van voor ulieder aangezicht verdrijven;
1183 Joz 24:7 | dient hen niet, en buigt u voor die niet; ~
1184 Joz 24:9 | aangaande, niemand heeft voor uw aangezicht bestaan, tot
1185 Joz 24:10 | HEERE, uw God, Zelf, Die voor u strijdt, gelijk al Hij
1186 Joz 24:13 | voortvaren zal deze volken van voor uw aangezicht te verdrijven;
1187 Joz 24:16 | dient andere goden, en u voor dezelve nederbuigt, zo zal
1188 Joz 25:1 | ambtlieden; en zij stelden zich voor het aangezicht van God. ~
1189 Joz 25:8 | erfelijk, en Ik verdelgde hen voor ulieder aangezicht. ~
1190 Joz 25:12 | 12 En Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg
1191 Joz 25:17 | en Die deze grote tekenen voor onze ogen gedaan heeft,
1192 Joz 25:18 | 18 En de HEERE heeft voor ons aangezicht uitgestoten
1193 Joz 25:32 | Hemor, den vader van Sichem, voor honderd stukken gelds, want
1194 Ric 2:3 | Ik ook gezegd: Ik zal hen voor uw aangezicht niet uitdrijven;
1195 Ric 2:12 | hen waren, en bogen zich voor die, en zij verwekten den
1196 Ric 2:14 | konden niet meer bestaan voor het aangezicht hunner vijanden. ~
1197 Ric 2:17 | goden na, en bogen zich voor die; haast weken zij af
1198 Ric 2:19 | dezelve dienende, en zich voor die buigende; zij lieten
1199 Ric 2:21 | zal Ik ook niet voortvaren voor hun aangezicht iemand uit
1200 Ric 3:20 | koele opperzaal, die hij voor zich alleen had; zo zeide
1201 Ric 3:23 | de deuren der opperzaal voor zich toe, en deed ze in
1202 Ric 3:27 | het gebergte, en hij zelf voor hun aangezicht heen. ~
1203 Ric 4:14 | heeft; is de HEERE niet voor uw aangezicht henen uitgetogen?
1204 Ric 4:15 | de scherpte de zwaards, voor het aangezicht van Barak;
1205 Ric 4:23 | Kanaan, ten ondergebracht, voor het aangezicht der kinderen
1206 Ric 4:54 | liefje, of twee liefjes, voor iegelijken man? Voor Sisera,
1207 Ric 4:54 | liefjes, voor iegelijken man? Voor Sisera, een buit van verscheidene
1208 Ric 4:54 | aan beide zijden gestikt, voor de buithalzen? ~
1209 Ric 5:9 | u drukten; en Ik heb hen voor uw aangezicht uitgedreven,
1210 Ric 5:11 | pers, om die te vluchten voor het aangezicht der Midianieten. ~
1211 Ric 5:31 | bij hem stonden: Zult gij voor den Baal twisten; zult gij
1212 Ric 5:31 | zult gij hem verlossen? Die voor hem zal twisten, zal nog
1213 Ric 5:31 | een hij god is, hij twiste voor zichzelven, omdat men zijn
1214 Ric 6:3 | 3 Nu dan, roep nu uit voor de oren des volks, zeggende:
1215 Ric 6:18 | leger, en gij zult zeggen: Voor den HEERE en voor Gideon! ~
1216 Ric 6:18 | zeggen: Voor den HEERE en voor Gideon! ~
1217 Ric 7:13 | van den strijd wederkwam, voor den opgang der zon, ~
1218 Ric 7:18 | Tsalmuna: Wat waren het voor mannen, die gij te Thabor
1219 Ric 7:28 | Midianieten ten onder gebracht voor het aangezicht der kinderen
1220 Ric 8:2 | 2 Spreekt toch voor de oren van alle burgers
1221 Ric 8:3 | broeders zijner moeder van hem, voor de oren van alle burgers
1222 Ric 8:17 | 17 (Want mijn vader heeft voor ulieden gestreden, en hij
1223 Ric 8:36 | ziet de schaduw der bergen voor mensen aan. ~
1224 Ric 8:39 | 39 En Gaal trok uit voor het aangezicht der burgeren
1225 Ric 8:40 | jaagde hem na, want hij vlood voor zijn aangezicht; en er vielen
1226 Ric 8:51 | burgers van de stad, en sloten voor zich toe; en zij klommen
1227 Ric 10:3 | 3 Toen vlood Jeftha voor het aangezicht zijner broederen,
1228 Ric 10:9 | Ammons, en de HEERE hen voor mijn aangezicht geven zal,
1229 Ric 10:11 | Jeftha sprak al zijn woorden voor het aangezicht des HEEREN
1230 Ric 10:23 | God Israels, de Amorieten voor het aangezicht van zijn
1231 Ric 10:24 | erven, dien uw god Kamos voor u uit de bezitting verdreef?
1232 Ric 10:24 | dien de HEERE, onze God, voor ons aangezicht uit de bezitting
1233 Ric 10:33 | Ammons ten ondergebracht voor het aangezicht der kinderen
1234 Ric 11:9 | dochteren van buiten in voor zijn zonen; en hij richtte
1235 Ric 12:15 | ophouden, en een geitenbokje voor Uw aangezicht bereiden. ~
1236 Ric 13:16 | Simsons huisvrouw weende voor hem en zeide: Gij haat mij
1237 Ric 13:17 | 17 En zij weende voor hem, op den zevenden der
1238 Ric 15:25 | zeiden: Roept Simson, dat hij voor ons spele. En zij riepen
1239 Ric 15:25 | gevangenhuis; en hij speelde voor hun aangezichten, en zij
1240 Ric 15:28 | dat ik mij met een wrake voor mijn twee ogen aan de Filistijnen
1241 Ric 16:2 | gij gevloekt hebt, en ook voor mijn oren gesproken hebt,
1242 Ric 16:3 | geheiligd van mijn hand, voor mijn zoon, om een gesneden
1243 Ric 17:1 | zocht de stam der Danieten voor zich een erfenis om te wonen;
1244 Ric 17:6 | gij zult heentrekken, is voor den HEERE. ~
1245 Ric 17:19 | dat gij een priester zijt voor het huis van een man, of
1246 Ric 17:19 | dat gij een priester zijt voor een stam, en een geslacht
1247 Ric 17:21 | en het vee, en de bagage voor zich. ~
1248 Ric 17:30 | kinderen van Dan richtten voor zich dat gesneden beeld
1249 Ric 17:30 | zijn zonen waren priesters voor den stam der Danieten, tot
1250 Ric 18:19 | en ook brood en wijn is voor mij, en voor uw dienstmaagd,
1251 Ric 18:19 | en wijn is voor mij, en voor uw dienstmaagd, en voor
1252 Ric 18:19 | voor uw dienstmaagd, en voor de jongen, die bij uw knechten
1253 Ric 18:26 | morgenstond, en viel neder voor de deur van het huis des
1254 Ric 19:7 | kinderen Israels, geeft hier voor ulieden woord en raad! ~
1255 Ric 19:10 | tienduizend, om teerkost te nemen voor het volk, opdat zij, komende
1256 Ric 19:12 | Benjamin, zeggende: Wat voor een kwaad is dit, dat onder
1257 Ric 19:23 | Israels togen op, en weenden voor het aangezicht des HEEREN
1258 Ric 19:26 | weenden, en bleven aldaar voor het aangezicht des HEEREN,
1259 Ric 19:26 | brandofferen en dankofferen voor het aangezicht des HEEREN. ~
1260 Ric 19:28 | den zoon van Aaron, stond voor Zijn aangezicht, in die
1261 Ric 19:32 | kinderen van Benjamin: Zij zijn voor ons aangezicht geslagen,
1262 Ric 19:35 | sloeg de HEERE Benjamin voor Israels aangezicht; dat
1263 Ric 19:39 | Immers is hij zekerlijk voor ons aangezicht geslagen,
1264 Ric 19:42 | 42 Zo wendden zij zich voor het aangezicht der mannen
1265 Ric 19:43 | vertraden hem gemakkelijk, tot voor Gibea, tegen den opgang
1266 Ric 20:2 | bleven daar tot op den avond, voor Gods aangezicht; en zij
1267 Ric 20:14 | waren er nog niet genoeg voor hen. ~
1268 Ric 20:22 | broeders zullen komen, om voor ons te rechten, dat wij
1269 Ric 20:22 | omdat wij geen huisvrouw voor een ieder van hen in deze
1270 Rut 2:3 | en haar viel bij geval voor, een deel van het veld van
1271 Rut 2:16 | allengskens van de handvollen voor haar wat vallen, en laat
1272 Rut 4:4 | ik heb gezegd: Ik zal het voor uw oor openbaren, zeggende:
1273 Rut 4:6 | zeide die losser: Ik zal het voor mij niet kunnen lossen,
1274 Rut 4:6 | verderve; los gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen
1275 Rut 4:8 | tot Boaz: Aanvaard gij het voor u; en hij trok zijn schoen
1276 1Sa 1:12 | evenzeer bleef biddende voor het aangezicht des HEEREN,
1277 1Sa 1:13 | gehoord; daarom hield Eli haar voor dronken. ~
1278 1Sa 1:15 | heb mijn ziel uitgegoten voor het aangezicht des HEEREN. ~
1279 1Sa 1:16 | toch uw dienstmaagd niet voor een dochter Belials; want
1280 1Sa 1:19 | vroeg op, en zij aanbaden voor het aangezicht des HEEREN,
1281 1Sa 1:22 | ik hem brengen, dat hij voor het aangezicht des HEEREN
1282 1Sa 2:11 | jongeling was den HEERE dienende voor het aangezicht van den priester
1283 1Sa 2:14 | optrok, dat nam de priester voor zich. Alzo deden zij aan
1284 1Sa 2:15 | Geef dat vlees om te braden voor den priester; want hij zal
1285 1Sa 2:16 | ganselijk aansteken, zo neem dan voor u, gelijk als het uw ziel
1286 1Sa 2:17 | dezer jongelingen zeer groot voor het aangezicht des HEEREN;
1287 1Sa 2:18 | 18 Doch Samuel diende voor het aangezicht des HEEREN,
1288 1Sa 2:20 | geve u zaad uit deze vrouw voor de bede, die zij den HEERE
1289 1Sa 2:25 | den HEERE zondigt, wie zal voor hem bidden? Doch zij hoorden
1290 1Sa 2:28 | aan te steken, om den efod voor Mijn aangezicht te dragen;
1291 1Sa 2:30 | en uws vaders huis zouden voor Mijn aangezicht wandelen
1292 1Sa 2:35 | bouwen, en hij zal altijd voor het aangezicht Mijns Gezalfden
1293 1Sa 2:36 | zijn, zal komen, om zich voor hem neder te buigen voor
1294 1Sa 2:36 | voor hem neder te buigen voor een stukje gelds, en een
1295 1Sa 3:1 | Samuel diende den HEERE voor het aangezicht van Eli;
1296 1Sa 3:17 | heeft? Verberg het toch niet voor mij; God doe u zo, en zo
1297 1Sa 3:17 | daartoe, indien gij een woord voor mij verbergt van al de woorden,
1298 1Sa 3:18 | die woorden, en verborg ze voor hem niet. En hij zeide:
1299 1Sa 4:2 | uitspreidde, zo werd Israel voor der Filistijnen aangezicht
1300 1Sa 4:3 | de HEERE heden geslagen voor het aangezicht der Filistijnen?
1301 1Sa 4:17 | zeide: Israel is gevloden voor het aangezicht der Filistijnen,
1302 1Sa 5:3 | aangezicht ter aarde gevallen voor de ark des HEEREN. En zij
1303 1Sa 5:4 | aangezicht ter aarde gevallen voor de ark des HEEREN; maar
1304 1Sa 6:17 | schuldoffer vergolden hebben: Voor Asdod een voor Gaza een,
1305 1Sa 6:17 | vergolden hebben: Voor Asdod een voor Gaza een, voor Askelot een,
1306 1Sa 6:17 | Asdod een voor Gaza een, voor Askelot een, voor Gath een,
1307 1Sa 6:17 | Gaza een, voor Askelot een, voor Gath een, voor Ekron een. ~
1308 1Sa 6:17 | Askelot een, voor Gath een, voor Ekron een. ~
1309 1Sa 6:20 | Wie zou kunnen bestaan voor het aangezicht van de HEERE,
1310 1Sa 7:5 | Mizpa, en ik zal den HEERE voor u bidden. ~
1311 1Sa 7:6 | water, en goten het uit voor het aangezicht des HEEREN;
1312 1Sa 7:7 | hoorden, zo vreesden zij voor het aangezicht der Filistijnen. ~
1313 1Sa 7:9 | Samuel riep tot den HEERE voor Israel; en de HEERE verhoorde
1314 1Sa 7:10 | zodat zij verslagen werden voor het aangezicht van Israel. ~
1315 1Sa 8:11 | tot zijn ruiteren, dat zij voor zijn wagen henen lopen; ~
1316 1Sa 8:20 | ons richten, en hij zal voor onze aangezichten uitgaan,
1317 1Sa 8:21 | had, zo sprak hij dezelve voor de oren des HEEREN. ~
1318 1Sa 9:5 | de ezelinnen aflate, en voor ons bekommerd zij. ~
1319 1Sa 9:12 | en zeiden: Ziet, hij is voor uw aangezicht; haast u nu,
1320 1Sa 9:15 | 15 Want de HEERE had het voor Samuels oor geopenbaard,
1321 1Sa 9:19 | Ik ben de ziener; ga op voor mijn aangezicht op de hoogte,
1322 1Sa 9:24 | daaraan was, en zette het voor Saul; en hij zeide: Zie,
1323 1Sa 9:24 | het overgeblevene; zet het voor u, eet, want het is ter
1324 1Sa 9:24 | het is ter bestemder tijd voor u bewaard, als ik zeide:
1325 1Sa 9:27 | Zeg den jongen, dat hij voor onze aangezichten heenga;
1326 1Sa 10:2 | verlaten, en hij is bekommerd voor ulieden, zeggende: Wat zal
1327 1Sa 10:5 | de hoogte afkomende, en voor hun aangezichten luiten,
1328 1Sa 10:8 | 8 Gij nu zult voor mijn aangezicht afgaan naar
1329 1Sa 10:19 | over ons; nu dan, stelt u voor het aangezicht des HEEREN,
1330 1Sa 10:25 | in een boek, en legde het voor het aangezicht des HEEREN.
1331 1Sa 11:4 | spraken zij deze woorden voor de oren van het volk. Toen
1332 1Sa 11:15 | maakte Saul aldaar koning voor het aangezicht des HEEREN
1333 1Sa 11:15 | offerden aldaar dankofferen voor het aangezicht des HEEREN;
1334 1Sa 12:2 | ziet, daar trekt de koning voor uw aangezicht heen, en ik
1335 1Sa 12:2 | zijn bij ulieden; en ik heb voor uw aangezichten gewandeld
1336 1Sa 12:3 | ben ik, betuigt tegen mij, voor den HEERE, en voor Zijn
1337 1Sa 12:3 | mij, voor den HEERE, en voor Zijn gezalfde, wiens os
1338 1Sa 12:7 | dat ik met ulieden rechte, voor het aangezicht des HEEREN,
1339 1Sa 12:16 | grote zaak, die de HEERE voor uw ogen doen zal. ~
1340 1Sa 12:17 | kwaad groot is, dat gij voor de ogen des HEEREN gedaan
1341 1Sa 12:17 | hebt, dat gij een koning voor u begeerd hebt. ~
1342 1Sa 12:19 | volk zeide tot Samuel: Bid voor uw knechten den HEERE, uw
1343 1Sa 12:19 | daartoe gedaan, dat wij voor ons een kong begeerd hebben. ~
1344 1Sa 12:23 | zondigen, dat ik zou aflaten voor ulieden te bidden; maar
1345 1Sa 14:6 | misschien zal de HEERE voor ons werken; want bij den
1346 1Sa 14:13 | wapendrager hem na; en zij vielen voor Jonathans aangezicht, en
1347 1Sa 15:7 | daar gij komt te Sur, dat voor aan Egypte is. ~
1348 1Sa 15:14 | zeide Samuel: Wat is dan dit voor een stem der schapen in
1349 1Sa 15:30 | gezondigd; eer mij toch nu voor de oudsten mijns volks,
1350 1Sa 15:30 | oudsten mijns volks, en voor Israel; en keer wederom
1351 1Sa 15:33 | Samuel Agag in stukken, voor het aangezicht des HEEREN
1352 1Sa 16:6 | dacht: Zekerlijk, is deze voor den HEERE, Zijn gezalfde. ~
1353 1Sa 16:7 | want de mens ziet aan, wat voor ogen is, maar de HEERE ziet
1354 1Sa 16:16 | toch tot uw knechten, die voor uw aangezicht staan, dat
1355 1Sa 16:21 | David tot Saul, en hij stond voor zijn aangezicht; en hij
1356 1Sa 16:22 | zeggen: Laat toch David voor mijn aangezicht staan, want
1357 1Sa 16:23 | speelde met zijn hand; dat was voor Saul een verademing, en
1358 1Sa 17:7 | en de schilddrager ging voor zijn aangezicht. ~
1359 1Sa 17:17 | zijn zoon David: Neem toch voor uw broeders een efa van
1360 1Sa 17:24 | zagen, zo vluchtten zij voor zijn aangezicht, en zij
1361 1Sa 17:41 | en zijn schilddrager ging voor zijn aangezicht. ~
1362 1Sa 17:57 | Abner, en hij bracht hem voor het aangezicht van Saul,
1363 1Sa 18:8 | voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn. ~
1364 1Sa 18:12 | 12 En Saul vreesde voor David, want de HEERE was
1365 1Sa 18:13 | ging uit en hij ging in voor het aangezicht des volks. ~
1366 1Sa 18:15 | voorzichtiglijk gedroeg, vreesde hij voor zijn aangezicht. ~
1367 1Sa 18:16 | ging uit en hij ging in voor hun aangezicht. ~
1368 1Sa 18:23 | Saul spraken deze woorden voor de oren van David. Toen
1369 1Sa 18:29 | vreesde zich Saul nog meer voor David; en Saul was David
1370 1Sa 19:4 | heeft, en omdat zijn daden voor u zeer goed zijn. ~
1371 1Sa 19:7 | David tot Saul, en hij was voor zijn aangezicht als gisteren
1372 1Sa 19:8 | groten slag, en zij vloden voor zijn aangezicht. ~
1373 1Sa 19:24 | hij profeteerde zelf ook, voor het aangezicht van Samuel;
1374 1Sa 20:1 | Rama, en hij kwam, en zeide voor het aangezicht van Jonathan:
1375 1Sa 20:1 | misdaad, en wat is mijn zonde voor het aangezicht uws vaders,
1376 1Sa 20:2 | geen kleine zaak, die hij voor mijn oor niet openbaart;
1377 1Sa 20:6 | aldaar is een jaarlijks offer voor het ganse geslacht. ~
1378 1Sa 20:12 | overmorgen, en zie, het is goed voor David, en ik dan tot u niet
1379 1Sa 20:12 | dan tot u niet zende, en voor uw oor openbare; ~
1380 1Sa 20:13 | u behaagt, zo zal ik het voor uw oor ontdekken, en ik
1381 1Sa 20:21 | kom gij, want er is vrede voor u, en er is geen ding, zo
1382 1Sa 21:6 | dan de toonbroden, die van voor het aangezicht des HEEREN
1383 1Sa 21:7 | dienzelven dage opgehouden voor het aangezicht des HEEREN,
1384 1Sa 21:12 | en hij was zeer bevreesd voor het aangezicht van Achis,
1385 1Sa 21:13 | veranderde hij zijn gelaat voor hun ogen, en hij maakte
1386 1Sa 21:15 | dezen gebracht hebt, om voor mij te razen? Zal deze in
1387 1Sa 22:4 | 4 En hij bracht hen voor het aangezicht van den koning
1388 1Sa 22:8 | verbonden hebt, en niemand voor mijn oor openbaart, dat
1389 1Sa 22:8 | mijnentwege, en die het voor mijn oor openbaart; want
1390 1Sa 22:10 | 10 Die den HEERE voor hem vraagde, en gaf hem
1391 1Sa 22:13 | brood en het zwaard, en God voor hem gevraagd, dat hij zou
1392 1Sa 22:15 | Heb ik heden begonnen God voor hem te vragen? Dat zij verre
1393 1Sa 22:17 | vluchtte, en hebben het voor mijn oren niet geopenbaard.
1394 1Sa 23:18 | beiden maakten een verbond voor het aangezicht des HEEREN;
1395 1Sa 23:24 | en zij gingen naar Zif voor het aangezicht van Saul.
1396 1Sa 24:20 | nu vergelde u het goede, voor dezen dag, dien gij mij
1397 1Sa 25:11 | geslacht vlees nemen, dat ik voor mijn scheerders geslacht
1398 1Sa 25:19 | jongelingen: Trekt heen voor mijn aangezicht; ziet, ik
1399 1Sa 25:21 | en hij heeft mij kwaad voor goed vergolden. ~
1400 1Sa 25:23 | den ezel af, en zij viel voor het aangezicht van David
1401 1Sa 25:24 | laat toch uw dienstmaagd voor uw oren spreken, en hoor
1402 1Sa 26:1 | den heuvel van Hachila, voor aan de wildernis? ~
1403 1Sa 26:3 | heuvel van Hachila, die voor aan de wildernis is aan
1404 1Sa 26:19 | zijn, zo zijn zij vervloekt voor het aangezicht des HEEREN,
1405 1Sa 26:20 | valle niet op de aarde van voor het aangezicht des HEEREN;
1406 1Sa 26:21 | u geen kwaad meer doen, voor dat mijn ziel dezen dag
1407 1Sa 28:17 | 17 Want de HEERE heeft voor Zich gedaan, gelijk als
1408 1Sa 28:22 | laat mij een bete broods voor u zetten, en eet; zo zal
1409 1Sa 28:25 | 25 En zij bracht ze voor Saul en voor zijn knechten,
1410 1Sa 28:25 | zij bracht ze voor Saul en voor zijn knechten, en zij aten;
1411 1Sa 29:8 | van dien dag af, dat ik voor uw aangezicht geweest ben,
1412 1Sa 30:13 | heeft mij verlaten, omdat ik voor drie dagen krank geworden
1413 1Sa 30:20 | runderen; zij dreven ze voor datzelve vee heen, en zeiden:
1414 1Sa 30:26 | Ziet, daar is een zegen voor ulieden, van den buit der
1415 1Sa 31:1 | de mannen Israels vloden voor het aangezicht der Filistijnen,
1416 1Sa 31:3 | aan, en hij vreesde zeer voor de schutters. ~
1417 2Sa 2:14 | nu de jongens opmaken, en voor ons aangezicht spelen. En
1418 2Sa 2:15 | twaalf van Benjamin, te weten voor Isboseth, Sauls zoon, en
1419 2Sa 2:17 | mannen van Israel werden voor het aangezicht der knechten
1420 2Sa 2:21 | van die jongens, en neem voor u hun gewaad; maar Asahel
1421 2Sa 2:22 | mijn aangezicht opheffen voor uw broeder Joab? ~
1422 2Sa 2:24 | heuvel van Amma, dewelke is voor Giach, op den weg der woestijn
1423 2Sa 3:12 | 12 Toen zond Abner boden voor zich tot David, zeggende:
1424 2Sa 3:19 | 19 En Abner sprak ook voor de oren van Benjamin. Voorts
1425 2Sa 3:19 | Abner ook heen, om te Hebron voor Davids oren te spreken alles,
1426 2Sa 3:31 | zakken aan, en weeklaagt voor Abner henen; en de koning
1427 2Sa 3:34 | gevallen, gelijk men valt voor het aangezicht van kinderen
1428 2Sa 3:35 | doe er zo toe, indien ik voor het ondergaan der zon brood
1429 2Sa 5:3 | verbond met hen te Hebron, voor het aangezicht des HEEREN;
1430 2Sa 5:20 | HEERE heeft mijn vijanden voor mijn aangezicht gescheurd,
1431 2Sa 5:24 | want alsdan is de HEERE voor uw aangezicht uitgegaan,
1432 2Sa 6:4 | wegvoerden, zo ging Ahio voor de ark henen. ~
1433 2Sa 6:5 | ganse huis Israels speelden voor het aangezicht des HEEREN,
1434 2Sa 6:14 | huppelde met alle macht voor het aangezicht des HEEREN;
1435 2Sa 6:16 | springende en huppelende voor het aangezicht des HEEREN,
1436 2Sa 6:17 | midden der tent, die David voor haar gespannen had; en David
1437 2Sa 6:17 | David offerde brandofferen voor des HEEREN aangezicht, en
1438 2Sa 6:20 | verheerlijkt, die zich heden voor de ogen van de dienstmaagden
1439 2Sa 6:21 | David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEEREN,
1440 2Sa 6:21 | Die mij verkoren heeft voor uw vader en voor zijn ganse
1441 2Sa 6:21 | verkoren heeft voor uw vader en voor zijn ganse huis, mij instellende
1442 2Sa 6:21 | Israel; ja, ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN. ~
1443 2Sa 7:9 | zijt, en heb al uw vijanden voor uw aangezicht uitgeroeid;
1444 2Sa 7:10 | 10 En Ik heb voor Mijn volk, voor Israel,
1445 2Sa 7:10 | En Ik heb voor Mijn volk, voor Israel, een plaats besteld,
1446 2Sa 7:15 | heb van Saul, dien Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen. ~
1447 2Sa 7:16 | koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel
1448 2Sa 7:18 | koning David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN,
1449 2Sa 7:23 | een Naam te zetten, en om voor ulieden deze grote en verschrikkelijke
1450 2Sa 7:23 | dingen te doen aan Uw land, voor het aangezicht Uws volks,
1451 2Sa 7:26 | David zal bestendig zijn voor Uw aangezicht. ~
1452 2Sa 7:27 | Gij, God Israels! Gij hebt voor het oor Uws knechts geopenbaard,
1453 2Sa 7:29 | knecht, dat het in eeuwigheid voor uw aangezicht zij; want
1454 2Sa 9:10 | 10 Daarom zult gij voor hem het land bearbeiden,
1455 2Sa 10:8 | en stelden de slagorde voor de deur der poort; maar
1456 2Sa 10:12 | en laat ons sterk zijn voor ons volk, en voor de steden
1457 2Sa 10:12 | sterk zijn voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; de
1458 2Sa 10:13 | de Syriers; en zij vloden voor zijn aangezicht. ~
1459 2Sa 10:14 | Syriers vloden, vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai,
1460 2Sa 10:15 | de Syriers zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen
1461 2Sa 10:16 | Hadad-ezers krijgsoverste, toog voor hun aangezicht heen. ~
1462 2Sa 10:18 | 18 Maar de Syriers vloden voor Israels aangezicht, en David
1463 2Sa 10:19 | knechten waren, zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen
1464 2Sa 11:9 | Maar Uria legde zich neder voor de deur van des konings
1465 2Sa 11:13 | David nodigde hem, zodat hij voor zijn aangezicht at en dronk,
1466 2Sa 12:4 | en van zijn runderen, om voor den reizenden man, die tot
1467 2Sa 12:4 | ooilam, en bereidde dat voor den man, die tot hem gekomen
1468 2Sa 12:11 | en zal uw vrouwen nemen voor uw ogen, en zal haar aan
1469 2Sa 12:11 | zal bij uw vrouwen liggen, voor de ogen dezer zon. ~
1470 2Sa 12:12 | maar Ik zal deze zaak doen voor gans Israel, en voor de
1471 2Sa 12:12 | doen voor gans Israel, en voor de zon. ~
1472 2Sa 12:16 | 16 En David zocht God voor dat jongsken; en David vastte
1473 2Sa 12:20 | en zij zetten hem brood voor, en hij at.
1474 2Sa 12:21 | knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij gedaan
1475 2Sa 13:5 | brood spijzige, en de spijze voor mijn ogen toemake, opdat
1476 2Sa 13:6 | kome, dat zij twee koekjes voor mijn ogen toemake, en ik
1477 2Sa 13:8 | het, en maakte koekjes toe voor zijn ogen, en bakte de koekjes. ~
1478 2Sa 13:9 | een pan, en goot ze uit voor zijn aangezicht; maar hij
1479 2Sa 14:7 | geslagen heeft, dat wij hem voor de ziel zijns broeders,
1480 2Sa 14:8 | naar uw huis, en ik zal voor u gebieden. ~
1481 2Sa 14:18 | de vrouw: Verberg nu niet voor mij de zaak, die ik u vragen
1482 2Sa 14:33 | koning in, en boog zich voor hem op zijn aangezicht ter
1483 2Sa 14:33 | zijn aangezicht ter aarde, voor des konings aangezicht;
1484 2Sa 15:1 | vijftig mannen, lopende voor zijn aangezicht henen. ~
1485 2Sa 15:5 | iemand naderde, om zich voor hem te buigen, zo reikte
1486 2Sa 15:14 | ons vlieden, want er zou voor ons geen ontkomen zijn voor
1487 2Sa 15:14 | voor ons geen ontkomen zijn voor Absaloms aangezicht; haast
1488 2Sa 15:18 | voet gekomen waren, gingen voor des konings aangezicht heen. ~
1489 2Sa 16:2 | Ziba zeide: De ezels zijn voor het huis des konings, om
1490 2Sa 16:2 | zomervruchten, om te eten voor de jongens; en de wijn,
1491 2Sa 16:12 | HEERE zal mij goed vergelden voor zijn vloek, te dezen dage. ~
1492 2Sa 16:19 | dienen? Zou het niet zijn voor het aangezicht zijns zoons?
1493 2Sa 16:19 | zijns zoons? Gelijk als ik voor het aangezicht uws vaders
1494 2Sa 16:19 | gediend heb, alzo zal ik voor uw aangezicht zijn. ~
1495 2Sa 16:22 | bijwijven zijns vaders, voor de ogen van het ganse Israel. ~
1496 2Sa 18:7 | volk van Israel werd aldaar voor het aangezicht van Davids
1497 2Sa 18:9 | 9 Absalom nu ontmoette voor het aangezicht der knechten
1498 2Sa 18:12 | u, en Abisai, en Ithai, voor onze oren geboden, zeggende:
1499 2Sa 18:13 | handelde, zo zou toch geen ding voor den koning verborgen worden;
1500 2Sa 18:18 | genomen, en in zijn leven voor zich opgericht een pilaar,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3972 |