Book Chapter: Verse
1 2Sa 8:10 | 10 Zo zond Thoi zijn zoon Joram tot den koning David, om
2 1Kon 22:51| vader David; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~
3 2Kon 1:17| dat Elia gesproken had; en Joram werd koning in zijn plaats,
4 2Kon 1:17| in het tweede jaar van Joram, den zoon van Josafat, den
5 2Kon 3:1 | 1 Joram nu, de zoon van Achab, werd
6 2Kon 3:6 | 6 Zo toog de koning Joram ter zelfder tijd uit Samaria,
7 2Kon 8:16| In het vijfde jaar nu van Joram, den zoon van Achab, den
8 2Kon 8:21| 21 Daarom toog Joram over naar Zair, en al de
9 2Kon 8:23| der geschiedenissen van Joram, en alles wat hij gedaan
10 2Kon 8:24| 24 En Joram ontsliep met zijn vaderen,
11 2Kon 8:25| In het twaalfde jaar van Joram, den zoon van Achab, den
12 2Kon 8:28| 28 En hij toog met Joram, den zoon van Achab, naar
13 2Kon 8:28| Syrie; en de Syriers sloegen Joram. ~
14 2Kon 8:29| 29 Toen keerde Joram, de koning wederom, opdat
15 2Kon 8:29| koning van Juda, kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te
16 2Kon 9:14| Nimsi, een verbintenis tegen Joram. (Joram nu had Ramoth in
17 2Kon 9:14| verbintenis tegen Joram. (Joram nu had Ramoth in Gilead
18 2Kon 9:15| 15 Maar de koning Joram was wedergekeerd, opdat
19 2Kon 9:16| toog naar Jizreel; want Joram lag aldaar; en Ahazia, de
20 2Kon 9:16| Juda, was afgekomen, om Joram te bezien. ~
21 2Kon 9:17| zie een hoop. Toen zeide Joram: Neem een ruiter, en zend
22 2Kon 9:21| 21 Toen zeide Joram: Span aan. En men spande
23 2Kon 9:21| zijn wagen aan. Zo toog Joram, de koning van Israel, uit,
24 2Kon 9:22| 22 Het geschiedde nu, als Joram Jehu zag, dat hij zeide:
25 2Kon 9:23| 23 Toen keerde Joram zijn hand, en vlood, en
26 2Kon 9:24| volle kracht, en schoot Joram tussen zijn armen, dat de
27 2Kon 9:29| In het elfde jaar nu van Joram, den zoon van Achab, was
28 2Kon 11:2 | de dochter van den koning Joram, de zuster van Ahazia, nam
29 2Kon 12:18| dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen,
30 2Kon 13:18| dingen, die Josafat, en Joram, en Ahazia, zijn vaderen,
31 1Kro 3:11| 11 Zijn zoon was Joram; zijn zoon was Ahazia; zijn
32 1Kro 27:25| en Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri zijn
33 2Kro 18:8 | de priesters Elisama en Joram. ~
34 2Kro 22:1 | stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~
35 2Kro 22:3 | maar het koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene
36 2Kro 22:4 | 4 Als Joram tot het koninkrijk zijns
37 2Kro 22:5 | Twee en dertig jaar was Joram oud, toen hij koning werd,
38 2Kro 22:9 | 9 Daarom toog Joram voort met zijn oversten,
39 2Kro 22:16| verwekte de HEERE tegen Joram den geest der Filistijnen
40 2Kro 22:21| stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats. ~
41 2Kro 22:23| maar het koninkrijk gaf hij Joram, omdat hij de eerstgeborene
42 2Kro 22:24| 4 Als Joram tot het koninkrijk zijns
43 2Kro 22:25| Twee en dertig jaar was Joram oud, toen hij koning werd,
44 2Kro 22:29| 9 Daarom toog Joram voort met zijn oversten,
45 2Kro 22:36| verwekte de HEERE tegen Joram den geest der Filistijnen
46 2Kro 23:1 | Ahazia dan, de zoon van Joram, de koning van Juda, regeerde. ~
47 2Kro 23:5 | raad, en toog henen met Joram, den zoon van Achab, den
48 2Kro 23:5 | Gilead; en de Syriers sloegen Joram. ~
49 2Kro 23:6 | en Azarja, de zoon van Joram, den koning van Juda, kwam
50 2Kro 23:6 | koning van Juda, kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te
51 2Kro 23:7 | was van God, dat hij tot Joram kwam; want als hij gekomen
52 2Kro 23:7 | gekomen was, toog hij met Joram uit tot Jehu, den zoon van
53 2Kro 23:11| de dochter van den koning Joram, de huisvrouw van den priester
54 Matt 1:8 | Josafat, en Josafat gewon Joram, en Joram gewon Ozias; ~
55 Matt 1:8 | Josafat gewon Joram, en Joram gewon Ozias; ~
|