1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731
Book Chapter: Verse
2001 Psa 81:15 | 15 In kort zou Ik hun vijanden gedempt hebben,
2002 Psa 81:15 | hand gewend hebben tegen hun wederpartijders. ~
2003 Psa 83:10 | 10 Doe hun als Midian, als Sisera,
2004 Psa 83:12 | 12 Maak hen en hun prinsen als Oreb en als
2005 Psa 83:12 | Oreb en als Zeeb, en al hun vorsten als Zebah en als
2006 Psa 83:17 | 17 Maak hun aangezicht vol schande,
2007 Psa 85:3 | weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela. ~
2008 Psa 86:14 | zij stellen U niet voor hun ogen. ~
2009 Psa 88:9 | mij gedaan, Gij hebt mij hun tot een groten gruwel gesteld;
2010 Psa 89:33 | 33 Zo zal Ik hun overtreding met de roede
2011 Psa 89:33 | met de roede bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen. ~
2012 Psa 90:16 | en Uw heerlijkheid over hun kinderen. ~
2013 Psa 94:23 | 23 En Hij zal hun ongerechtigheid op hen doen
2014 Psa 94:23 | wederkeren, en Hij zal hen in hun boosheid verdelgen; de HEERE,
2015 Psa 99:7 | de inzettingen, die Hij hun gegeven had. ~
2016 Psa 99:8 | hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God,
2017 Psa 99:8 | hoewel wraak doende over hun daden. ~
2018 Psa 102:29 | knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht
2019 Psa 104:11 | de woudezels breken er hun dorst mede. ~
2020 Psa 104:21 | briesende om een roof, en om hun spijs van God te zoeken. ~
2021 Psa 104:22 | weg, en liggen neder in hun holen. ~
2022 Psa 104:27 | allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner
2023 Psa 104:27 | wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd. ~
2024 Psa 104:28 | 28 Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet
2025 Psa 104:29 | worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en
2026 Psa 104:29 | en zij keren weder tot hun stof. ~
2027 Psa 105:17 | 17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef
2028 Psa 105:25 | 25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk
2029 Psa 105:29 | 29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij
2030 Psa 105:29 | in bloed, en Hij doodde hun vissen. ~
2031 Psa 105:30 | 30 Hun land bracht vorsen voort
2032 Psa 105:31 | van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. ~
2033 Psa 105:32 | 32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig
2034 Psa 105:32 | tot hagel, vlammig vuur in hun land. ~
2035 Psa 105:33 | 33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom,
2036 Psa 105:33 | Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het
2037 Psa 105:35 | 35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de
2038 Psa 105:36 | ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al
2039 Psa 105:37 | zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die
2040 Psa 105:38 | als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen
2041 Psa 105:44 | 44 En Hij gaf hun de landen der heidenen,
2042 Psa 106:11 | En de wateren overdekten hun wederpartijders; niet een
2043 Psa 106:15 | 15 Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond
2044 Psa 106:15 | 15 Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond
2045 Psa 106:15 | begeerte; maar Hij zond aan hun zielen een magerheid. ~
2046 Psa 106:18 | En een vuur brandde onder hun vergadering, een vlam stak
2047 Psa 106:20 | 20 En zij veranderden hun Eer in de gedaante van een
2048 Psa 106:21 | 21 Zij vergaten God, hun Heiland, Die grote dingen
2049 Psa 106:25 | Maar zij murmureerden in hun tenten; naar de stem des
2050 Psa 106:27 | 27 En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder
2051 Psa 106:29 | HEERE tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een
2052 Psa 106:34 | niet verdelgd, die de HEERE hun gezegd had; ~
2053 Psa 106:36 | 36 En zij dienden hun afgoden, en zij werden hun
2054 Psa 106:36 | hun afgoden, en zij werden hun tot een strik. ~
2055 Psa 106:37 | 37 Daarenboven hebben zij hun zonen en hun dochteren den
2056 Psa 106:37 | hebben zij hun zonen en hun dochteren den duivelen geofferd. ~
2057 Psa 106:39 | zij ontreinigden zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd
2058 Psa 106:39 | zij hebben gehoereerd door hun daden. ~
2059 Psa 106:41 | de hand der heidenen, en hun haters heersten over hen. ~
2060 Psa 106:42 | 42 En hun vijanden hebben hen verdrukt,
2061 Psa 106:42 | vernederd geworden onder hun hand. ~
2062 Psa 106:43 | zij verbitterden Hem door hun raad, en werden uitgeteerd
2063 Psa 106:43 | en werden uitgeteerd door hun ongerechtigheid. ~
2064 Psa 106:44 | 44 Nochtans zag Hij hun benauwdheid aan, als Hij
2065 Psa 106:44 | benauwdheid aan, als Hij hun geschrei hoorde. ~
2066 Psa 106:45 | 45 En Hij dacht tot hun beste aan Zijn verbond,
2067 Psa 106:46 | 46 Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor het
2068 Psa 107:5 | waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. ~
2069 Psa 107:6 | heeft Hij hen gered uit hun angsten; ~
2070 Psa 107:12 | 12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid
2071 Psa 107:13 | hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. ~
2072 Psa 107:14 | schaduw des doods, en Hij brak hun banden. ~
2073 Psa 107:17 | hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; ~
2074 Psa 107:18 | 18 Hun ziel gruwelde van alle spijze,
2075 Psa 107:19 | hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. ~
2076 Psa 107:20 | heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. ~
2077 Psa 107:26 | neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. ~
2078 Psa 107:27 | als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. ~
2079 Psa 107:28 | hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. ~
2080 Psa 107:29 | de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. ~
2081 Psa 107:38 | zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. ~
2082 Psa 109:10 | bedelen, en de nooddruft uit hun verwoeste plaatsen zoeken. ~
2083 Psa 109:13 | nakomelingen uitgeroeid worden; hun naam worde uitgedelgd in
2084 Psa 109:15 | HEERE zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van de aarde. ~
2085 Psa 109:25 | 25 Nog ben ik hun een smaad; als zij mij zien,
2086 Psa 109:25 | mij zien, zo schudden zij hun hoofd. ~
2087 Psa 109:29 | bekleed worden, en dat zij met hun beschaamdheid zich bedekken,
2088 Psa 111:6 | volke bekend gemaakt; Lamed. hun gevende de erve der heidenen. ~
2089 Psa 115:2 | heidenen zeggen: Waar is nu hun God? ~
2090 Psa 115:7 | 7 Hun handen hebben zij, maar
2091 Psa 115:7 | hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet;
2092 Psa 115:7 | zij geven geen geluid door hun keel. ~
2093 Psa 115:8 | 8 Dat die hen maken hun gelijk worden, en al wie
2094 Psa 115:9 | gij op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~
2095 Psa 115:9 | HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~
2096 Psa 115:10 | vertrouw op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~
2097 Psa 115:10 | HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~
2098 Psa 115:11 | vertrouwt op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~
2099 Psa 115:11 | HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~
2100 Psa 119:70 | 70 Hun hart is vet als smeer; maar
2101 Psa 119:118 | inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen. ~
2102 Psa 124:3 | levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak. ~
2103 Psa 124:6 | zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven
2104 Psa 125:3 | opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken
2105 Psa 125:4 | dengenen, die oprecht zijn in hun harten. ~
2106 Psa 125:5 | 5Maar die zich neigen tot hun kromme wegen, die zal de
2107 Psa 129:3 | rug geploegd; zij hebben hun voren lang getogen. ~
2108 Psa 132:12 | Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal; zo zullen ook
2109 Psa 132:12 | leren zal; zo zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid
2110 Psa 135:12 | 12 En Hij gaf hun land ten erve, ten erve
2111 Psa 135:17 | ook is er geen adem in hun mond. ~
2112 Psa 135:18 | 18 Dat die ze maken, hun gelijk worden, en al wie
2113 Psa 136:10 | Egyptenaren geslagen heeft in hun eerstgeborenen; want Zijn
2114 Psa 136:21 | 21 En heeft hun land ten erve gegeven; want
2115 Psa 140:4 | 4 Zij scherpen hun tong, als een slang; heet
2116 Psa 140:4 | heet addervergift is onder hun lippen. Sela. ~
2117 Psa 141:4 | en dat ik niet ete van hun lekkernijen. ~
2118 Psa 141:5 | mijn gebed voor hen zijn in hun tegenspoeden. ~
2119 Psa 141:6 | 6 Hun rechters zijn aan de zijde
2120 Psa 144:8 | mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand
2121 Psa 144:11 | mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand
2122 Psa 144:12 | welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochter als
2123 Psa 145:15 | wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd. ~
2124 Psa 145:15 | wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd. ~
2125 Psa 145:19 | Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen. ~
2126 Psa 147:3 | en Hij verbindt hen in hun smarten. ~
2127 Psa 148:6 | in eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, die geen
2128 Psa 149:2 | Sions zich verheugen over hun Koning. ~
2129 Psa 149:5 | eer; dat zij juichen op hun legers. ~
2130 Psa 149:6 | verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend
2131 Psa 149:6 | een tweesnijdend zwaard in hun hand; ~
2132 Psa 149:8 | 8Om hun koningen te binden met ketenen,
2133 Psa 149:8 | te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien; ~
2134 Spre 1:6 | de woorden der wijzen en hun raadselen. ~
2135 Spre 1:15 | den weg; weer uw voet van hun pad. ~
2136 Spre 1:16 | 16 Want hun voeten lopen ten boze; en
2137 Spre 1:18 | 18 En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken
2138 Spre 1:18 | en versteken zich tegen hun zielen. ~
2139 Spre 1:31 | zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen
2140 Spre 1:31 | en zich verzadigen met hun raadslagen. ~
2141 Spre 2:15 | verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen; ~
2142 Spre 4:16 | kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen,
2143 Spre 4:22 | vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees. ~
2144 Spre 8:21 | bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen. ~
2145 Spre 9:15 | den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende: ~
2146 Spre 10:15 | armoede der geringen is hun verstoring. ~
2147 Spre 11:6 | trouwelozen worden gevangen in hun verkeerdheid. ~
2148 Spre 14:24 | Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der
2149 Spre 17:6 | der kinderen sieraad zijn hun vaderen. ~
2150 Spre 20:29 | Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid
2151 Spre 22:23 | 23 Want de HEERE zal hun twistzaak twisten, en Hij
2152 Spre 23:11 | 11 Want hun Verlosser is sterk; Die
2153 Spre 23:11 | Verlosser is sterk; Die zal hun twistzaak tegen u twisten. ~
2154 Spre 24:2 | 2 Want hun hart bedenkt verwoesting,
2155 Spre 24:2 | bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite. ~
2156 Spre 24:22 | 22 Want hun verderf zal haastelijk ontstaan;
2157 Spre 24:22 | haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang? ~
2158 Spre 29:13 | elkander; de HEERE verlicht hun beider ogen. ~
2159 Spre 29:16 | de rechtvaardigen zullen hun val aanzien. ~
2160 Spre 30:26 | volk; nochtans stellen zij hun huis in den rotssteen. ~
2161 Pred 2:10 | begeerden, dat onttrok ik hun niet; ik wederhield mijn
2162 Pred 2:14 | ik ook, dat enerlei geval hun allen bejegent. ~
2163 Pred 3:11 | ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat
2164 Pred 3:19 | beesten; en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft,
2165 Pred 4:9 | hebben een goede beloning van hun arbeid; ~
2166 Pred 5:12 | zijn bezitters bewaard tot hun eigen kwaad. ~
2167 Pred 9:1 | rechtvaardigen, en de wijzen, en hun werken in de hand Gods zijn;
2168 Pred 9:2 | Alle ding wedervaart hun, gelijk aan alle anderen;
2169 Pred 9:3 | boosheid is, en dat er in hun leven onzinnigheden
2170 Pred 9:3 | onzinnigheden zijn in hun hart; en daarna moeten zij
2171 Pred 9:5 | ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten. ~
2172 Pred 9:6 | 6 Ook is alrede hun liefde, ook hun haat, ook
2173 Pred 9:6 | is alrede hun liefde, ook hun haat, ook hun nijdigheid
2174 Pred 9:6 | liefde, ook hun haat, ook hun nijdigheid vergaan; en zij
2175 Hoo 2:13 | wijnstokken geven reuk met hun jonge druifjes. Sta op,
2176 Jes 2:4 | vele volken; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden,
2177 Jes 2:4 | zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het
2178 Jes 2:6 | der vreemden tonen zij hun behagen. ~
2179 Jes 2:7 | 7 En hun land is vervuld met zilver
2180 Jes 2:7 | schatten is geen einde; hun land is ook vervuld met
2181 Jes 2:8 | 8 Ook is hun land vervuld met afgoden;
2182 Jes 2:8 | zich neder, voor hetgeen hun vingeren gemaakt hebben. ~
2183 Jes 2:9 | zich; daarom zult Gij het hun niet vergeven. ~
2184 Jes 3:4 | jongelingen stellen tot hun vorsten, en kinderen zullen
2185 Jes 3:8 | Juda is gevallen, dewijl hun tong en handelingen tegen
2186 Jes 3:9 | aangezichts getuigt tegen hen, en hun zonden spreken zij vrij
2187 Jes 5:12 | pijpen, en wijn zijn in hun maaltijden; maar zij aanschouwen
2188 Jes 5:13 | zullen honger lijden, en hun menigte zal verdorren van
2189 Jes 5:17 | lammeren zullen weiden naar hun wijze, en de vreemdelingen
2190 Jes 5:21 | Wee dengenen, die in hun ogen wijs, en bij zichzelven
2191 Jes 5:24 | verdaan wordt, alzo zal hun wortel als een uittering
2192 Jes 5:24 | een uittering wezen; en hun bloem zal als stof opvaren;
2193 Jes 5:25 | bergen hebben gebeefd, en hun dode lichamen zijn
2194 Jes 5:28 | scherp zullen zijn, en al hun bogen gespannen; hunner
2195 Jes 5:28 | een rots geacht zijn, en hun raderen als een wervelwind. ~
2196 Jes 5:29 | 29 Hun gebrul zal zijn als van
2197 Jes 5:30 | verduisterd worden in hun verwoestingen. ~ ~
2198 Jes 6:10 | dezes volks vet, en maak hun oren zwaar, en sluit hun
2199 Jes 6:10 | hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie
2200 Jes 8:12 | verbintenis; en vreest gijlieden hun vreze niet, en verschrikt
2201 Jes 9:3 | 3 Want het juk van hun last, en den stok hunner
2202 Jes 9:16 | Heere niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen
2203 Jes 10:2 | roven, opdat de weduwen hun buit worden, en opdat zij
2204 Jes 10:5 | grimmigheid is een stok in hun hand! ~
2205 Jes 10:10 | koninkrijken der afgoden, ofschoon hun gesneden beelden beter zijn,
2206 Jes 10:13 | weggenomen, en heb hun voorraad geroofd, en heb
2207 Jes 10:25 | gramschap, en Mijn toorn tot hun vernieling. ~
2208 Jes 10:29 | doorgang, te Geba houden zij hun vernachting; Rama beeft,
2209 Jes 11:14 | Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de
2210 Jes 11:14 | de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn.
2211 Jes 13:8 | zijn naaste verbaasd zijn; hun aangezichten zullen
2212 Jes 13:11 | bezoeken, en over de goddelozen hun ongerechtigheid; en Ik zal
2213 Jes 13:16 | 16 Ook zullen hun kinderkens voor hun ogen
2214 Jes 13:16 | zullen hun kinderkens voor hun ogen verpletterd worden;
2215 Jes 13:16 | ogen verpletterd worden; hun huizen zullen geplunderd,
2216 Jes 13:16 | huizen zullen geplunderd, en hun vrouwen geschonden worden. ~
2217 Jes 13:18 | 18 Maar hun bogen zullen de jongelingen
2218 Jes 13:18 | over de vrucht des buiks; hun oog zal de kinderen niet
2219 Jes 13:21 | dieren der woestijnen, en hun huizen zullen vervuld worden
2220 Jes 13:22 | de wellustige paleizen; hun tijd toch is nabij om te
2221 Jes 13:22 | is nabij om te komen, en hun dagen zullen niet vertogen
2222 Jes 14:1 | verkiezen, en Hij zal hen in hun land zetten; en de vreemdeling
2223 Jes 14:2 | zullen hen aannemen, en in hun plaats brengen; en het huis
2224 Jes 14:2 | zij zullen heersen over hun drijvers. ~
2225 Jes 14:9 | koningen der heidenen van hun tronen opstaan. ~
2226 Jes 14:25 | afwijke, en zijn last van hun schouder wijke. ~
2227 Jes 15:2 | Medeba zal Moab huilen; op al hun hoofden is kaalheid, aller
2228 Jes 15:3 | 3 Op hun wijken hebben zij zakken
2229 Jes 15:3 | zij zakken aangegord; op hun daken en op hun straten
2230 Jes 15:3 | aangegord; op hun daken en op hun straten huilen zij altemaal,
2231 Jes 15:4 | Hesbon als Eleale schreeuwt, hun stem wordt gehoord tot Jahaz
2232 Jes 16:4 | verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor het
2233 Jes 16:8 | dwalen door de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid,
2234 Jes 19:3 | het binnenste van hen, en hun raad zal Ik verslinden;
2235 Jes 19:3 | verslinden; dan zullen zij hun afgoden vragen, en den bezweerders,
2236 Jes 19:10 | 10 En zij zullen met hun fondamenten verbrijzeld
2237 Jes 19:20 | verdrukkers, en Hij zal hun een Heiland en Meester
2238 Jes 20:5 | en van de Egyptenaars, hun roem. ~
2239 Jes 23:13 | wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten op, en bouwden
2240 Jes 23:13 | sterkten op, en bouwden hun paleizen, maar Hij
2241 Jes 24:14 | 14 Die zullen hun stem opheffen, zij zullen
2242 Jes 25:11 | om te zwemmen, en Hij zal hun hoogmoed vernederen met
2243 Jes 26:14 | verdelgd, en Gij hebt al hun gedachtenis doen vergaan. ~
2244 Jes 26:16 | zij U bezocht; zij hebben hun stil gebed uitgestort, als
2245 Jes 28:13 | 13 Zo zal hun het woord des HEEREN zijn;
2246 Jes 29:13 | zijn mond, en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart
2247 Jes 29:13 | met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen;
2248 Jes 29:13 | hart verre van Mij doen; en hun vreze, waarmede zij Mij
2249 Jes 29:13 | mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn; ~
2250 Jes 29:15 | versteken willen voor den HEERE, hun raad verbergende; en welker
2251 Jes 30:2 | de macht van Farao, en om hun toevlucht te nemen onder
2252 Jes 30:5 | maken door een volk, dat hun geen nut kan doen, noch
2253 Jes 30:6 | vurige vliegende draak; hun goederen zullen zij voeren
2254 Jes 30:6 | den rug der veulens, en hun schatten op de bulten der
2255 Jes 30:6 | kemelen, tot het volk, dat hun geen nut doen zal. ~
2256 Jes 30:7 | geroepen; Stilzitten zal hun sterkte zijn. ~
2257 Jes 31:3 | mensen, en geen God, en hun paarden zijn vlees, en geen
2258 Jes 31:4 | hem, verschrikt hij voor hun stem niet, en vernedert
2259 Jes 31:4 | vernedert zich niet vanwege hun veelheid; alzo zal de HEERE
2260 Jes 33:2 | hebben op U gewacht; wees hun arm allen morgen, daartoe
2261 Jes 33:7 | 7 Ziet, hun allersterksten roepen daar
2262 Jes 33:23 | slap geworden, zij zullen hun mastboom niet kunnen recht
2263 Jes 34:2 | en grimmigheid over al hun heir; Hij heeft hen verbannen,
2264 Jes 34:3 | 3 En hun verslagenen zullen weggeworpen
2265 Jes 34:3 | weggeworpen worden, en van hun dode lichamen zal hun stank
2266 Jes 34:3 | van hun dode lichamen zal hun stank opgaan; en de bergen
2267 Jes 34:3 | bergen zullen smelten van hun bloed. ~
2268 Jes 34:4 | gelijk een boek, en al hun heir zal afvallen, gelijk
2269 Jes 34:7 | varren met de stieren; en hun land zal doordronken zijn
2270 Jes 34:7 | doordronken zijn van het bloed, en hun stof zal van het smeer vet
2271 Jes 34:9 | 9 En hun beken zullen in pek verkeerd
2272 Jes 34:9 | pek verkeerd worden, en hun stof in zwavel; ja, hun
2273 Jes 34:9 | hun stof in zwavel; ja, hun aarde zal tot brandend pek
2274 Jes 34:12 | 12 Hun edelen (doch zij zijn er
2275 Jes 34:12 | koninkrijk roepen, maar al hun vorsten zullen niets zijn. ~
2276 Jes 34:13 | 13 En in hun paleizen zullen doornen
2277 Jes 34:13 | netelen en distelen in hun vestingen; en het zal een
2278 Jes 34:17 | en Zijn hand heeft het hun uitgedeeld met het richtsnoer;
2279 Jes 35:10 | eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid
2280 Jes 36:12 | zitten, dat zij met ulieden hun drek eten, en hun water
2281 Jes 36:12 | ulieden hun drek eten, en hun water drinken zullen? ~
2282 Jes 36:20 | goden dezer landen, die hun land uit mijn hand gered
2283 Jes 37:19 | 19 En hebben hun goden in het vuur geworpen;
2284 Jes 37:30 | wijngaarden, en eet hun vruchten. ~
2285 Jes 39:2 | over hen, en hij toonde hun zijn schathuis, het zilver,
2286 Jes 39:2 | heerschappij, dat Hizkia hun niet toonde. ~
2287 Jes 39:4 | in mijn schatten, dat ik hun niet getoond heb. ~
2288 Jes 40:24 | worden niet gezaaid, ja, hun afgehouwen stam wortelt
2289 Jes 40:26 | geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze
2290 Jes 41:17 | water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst;
2291 Jes 41:29 | zijn altemaal ijdelheid, hun werken zijn een nietig ding,
2292 Jes 41:29 | werken zijn een nietig ding, hun gegoten beelden zijn wind,
2293 Jes 42:10 | daarin is, gij eilanden en hun inwoners. ~
2294 Jes 42:15 | heuvelen woest maken, en al hun gras zal Ik doen verdorren;
2295 Jes 42:16 | Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht
2296 Jes 42:16 | recht; deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet
2297 Jes 43:9 | vorige dingen, laat hen hun getuigen voortbrengen, opdat
2298 Jes 44:7 | en die komen zullen, hun verkondigen. ~
2299 Jes 44:9 | al te zamen ijdelheid, en hun gewenste dingen doen geen
2300 Jes 44:9 | nut; ja, zij zelven zijn hun getuigen; zij zien niet,
2301 Jes 44:11 | 11 Ziet, al hun medegenoten zullen beschaamd
2302 Jes 44:18 | verstaan niet, want het heeft hun ogen bestreken, dat zij
2303 Jes 44:18 | bestreken, dat zij niet zien, en hun harten, dat zij niet verstaan. ~
2304 Jes 44:25 | achterwaarts doet keren, en Die hun wetenschap verdwaast; ~
2305 Jes 45:12 | uitgebreid, en Ik heb al hun heir bevel gegeven. ~
2306 Jes 45:20 | zijt! Zij weten niets, die hun houten gesneden beelden
2307 Jes 46:1 | Nebo wordt nedergebogen, hun afgoden zijn geworden voor
2308 Jes 47:6 | uw hand; doch gij beweest hun geen barmhartigheden, ja,
2309 Jes 48:21 | woeste plaatsen; Hij deed hun water uit den rotssteen
2310 Jes 49:9 | op alle hoge plaatsen zal hun weide wezen. ~
2311 Jes 49:10 | zal hen niet steken; want hun Ontfermer zal ze leiden,
2312 Jes 49:23 | zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen;
2313 Jes 49:26 | verdrukkers spijzen met hun eigen vlees, en van hun
2314 Jes 49:26 | hun eigen vlees, en van hun eigen bloed zullen zij dronken
2315 Jes 51:7 | smaadheid van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet. ~
2316 Jes 51:11 | eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en
2317 Jes 52:15 | ja, de koningen zullen hun mond over Hem toehouden;
2318 Jes 53:11 | rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. ~
2319 Jes 54:17 | knechten des HEEREN, en hun gerechtigheid is uit
2320 Jes 57:7 | verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers
2321 Jes 57:7 | bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam
2322 Jes 57:10 | 10 Hun wachters zijn allen blind,
2323 Jes 57:11 | zij allen keren zich naar hun weg, elkeen naar zijn gewin,
2324 Jes 58:2 | vrede; zij zullen rusten op hun slaapsteden, een iegelijk,
2325 Jes 58:6 | drankoffer uit, gij offert hun spijsoffer; zou Ik Mij over
2326 Jes 58:8 | uit dezelve, gij hebt hun leger lief in elke plaats,
2327 Jes 58:18 | 18 Ik zie hun wegen, en Ik zal hen genezen;
2328 Jes 58:18 | Ik zal hen geleiden, en hun vertroostingen wedergeven,
2329 Jes 58:18 | wedergeven, namelijk aan hun treurigen. ~
2330 Jes 59:1 | en verkondig Mijn volk hun overtreding, en het huis
2331 Jes 59:1 | overtreding, en het huis Jakobs hun zonden. ~
2332 Jes 60:5 | weven spinnewebben; die van hun eieren eet, moet sterven,
2333 Jes 60:6 | 6 Hun webben deugen niet tot klederen,
2334 Jes 60:6 | zichzelven niet kunnen dekken met hun werken; hun werken zijn
2335 Jes 60:6 | kunnen dekken met hun werken; hun werken zijn werken der ongerechtigheid,
2336 Jes 60:6 | maaksel des wrevels is in hun handen. ~
2337 Jes 60:7 | 7 Hun voeten lopen tot het kwade,
2338 Jes 60:7 | onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn gedachten
2339 Jes 60:7 | verstoring en verbreking is op hun banen. ~
2340 Jes 60:8 | en er is geen recht in hun gangen; hun paden maken
2341 Jes 60:8 | geen recht in hun gangen; hun paden maken zij verkeerd
2342 Jes 61:9 | kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen,
2343 Jes 61:9 | te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den Naam
2344 Jes 61:10 | zullen uw muren bouwen, en hun koningen zullen u dienen;
2345 Jes 61:11 | het heir der heidenen, en hun koningen tot u geleid
2346 Jes 62:3 | Sions te beschikken dat hun gegeven worde sieraad voor
2347 Jes 62:6 | der heidenen eten, en in hun heerlijkheid zult gij u
2348 Jes 62:7 | zullen zij juichen over hun deel; daarom zullen zij
2349 Jes 62:7 | deel; daarom zullen zij in hun land erfelijk het dubbele
2350 Jes 62:8 | brandoffer, en Ik zal geven, dat hun werk in der waarheid zal
2351 Jes 62:9 | 9 En hun zaad zal onder de heidenen
2352 Jes 62:9 | heidenen bekend worden, en hun nakomelingen in het midden
2353 Jes 64:3 | in Mijn grimmigheid; en hun kracht is gesprengd
2354 Jes 64:6 | Mijn grimmigheid; en Ik heb hun kracht ter aarde doen nederdalen. ~
2355 Jes 64:7 | van Israel, die Hij hun bewezen heeft, naar Zijn
2356 Jes 64:8 | liegen zullen? Alzo is Hij hun geworden tot een Heiland. ~
2357 Jes 64:9 | 9 In al hun benauwdheid was Hij benauwd,
2358 Jes 64:10 | aangedaan; daarom is Hij hun in een vijand verkeerd,
2359 Jes 64:14 | afgaat in de valleien, heeft hun de Geest des HEEREN rust
2360 Jes 66:2 | die niet goed is, naar hun eigen gedachten. ~
2361 Jes 66:4 | van gruwelijke dingen in hun vaten. ~
2362 Jes 66:6 | Ik zal vergelden, ja, in hun boezem zal Ik vergelden; ~
2363 Jes 66:7 | heuvelen; daarom zal Ik hun vorig werkloon in hun boezem
2364 Jes 66:7 | Ik hun vorig werkloon in hun boezem weder toemeten. ~
2365 Jes 66:23 | gezegenden des HEEREN, en hun nakomelingen met hen. ~
2366 Jes 67:3 | zegent. Dezen verkiezen ook hun wegen, en hun ziel heeft
2367 Jes 67:3 | verkiezen ook hun wegen, en hun ziel heeft lust aan hun
2368 Jes 67:3 | hun ziel heeft lust aan hun verfoeiselen. ~
2369 Jes 67:4 | loon hunner handelingen, en hun vreze zal Ik over hen doen
2370 Jes 67:18 | 18 Hun werken en hun gedachten!
2371 Jes 67:18 | 18 Hun werken en hun gedachten! Het komt, dat
2372 Jes 67:24 | overtreden hebben; want hun worm zal niet sterven, en
2373 Jes 67:24 | worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust
2374 Jer 1:8 | 8 Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben
2375 Jer 1:16 | tegen hen uitspreken over al hun boosheid; dat zij Mij verlaten
2376 Jer 1:17 | wees niet verslagen voor hun aangezicht, opdat Ik u voor
2377 Jer 1:17 | aangezicht, opdat Ik u voor hun aangezicht niet versla. ~
2378 Jer 2:3 | schuldig gehouden; kwaad kwam hun over, spreekt de HEERE. ~
2379 Jer 2:15 | hem gebruld, zij hebben hun stem verheven; en zij hebben
2380 Jer 2:26 | Israels beschaamd; zij, hun koningen, hun vorsten, en
2381 Jer 2:26 | beschaamd; zij, hun koningen, hun vorsten, en hun priesters,
2382 Jer 2:26 | koningen, hun vorsten, en hun priesters, en hun profeten; ~
2383 Jer 2:26 | vorsten, en hun priesters, en hun profeten; ~
2384 Jer 3:17 | naar het goeddunken van hun boos hart. ~
2385 Jer 3:21 | kinderen Israels, omdat zij hun weg verkeerd, en den HEERE,
2386 Jer 3:21 | verkeerd, en den HEERE, hun God, vergeten hebben. ~
2387 Jer 3:24 | opgegeten, van onze jeugd aan; hun schapen en hun runderen,
2388 Jer 3:24 | jeugd aan; hun schapen en hun runderen, hun zonen en hun
2389 Jer 3:24 | schapen en hun runderen, hun zonen en hun dochteren. ~
2390 Jer 3:24 | hun runderen, hun zonen en hun dochteren. ~
2391 Jer 4:12 | Mij een wind komen, die hun te sterk zal zijn. Nu zal
2392 Jer 4:16 | lande; en zij verheffen hun stem tegen de steden van
2393 Jer 5:3 | te nemen; zij hebben hun aangezichten harder gemaakt
2394 Jer 5:4 | weg des HEEREN, het recht hun Gods niet weten. ~
2395 Jer 5:6 | een luipaard waakt tegen hun steden; al wie uit dezelve
2396 Jer 5:6 | verscheurd worden; want hun overtredingen zijn vermenigvuldigd,
2397 Jer 5:6 | overtredingen zijn vermenigvuldigd, hun afkeringen zijn machtig
2398 Jer 5:13 | het woord is niet bij hen; hun zelven zal zo geschieden. ~
2399 Jer 5:24 | En zij zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE,
2400 Jer 5:27 | van gevogelte, alzo zijn hun huizen vol van bedrog; daarom
2401 Jer 5:31 | de priesters heersen door hun handen; en Mijn volk heeft
2402 Jer 6:3 | herders tot haar komen met hun kudden; zij zullen tenten
2403 Jer 6:10 | dat zij het horen? Ziet, hun oor is onbesneden, dat zij
2404 Jer 6:10 | het woord des HEEREN is hun tot een smaad, zij hebben
2405 Jer 6:12 | 12 En hun huizen zullen omgewend worden
2406 Jer 6:13 | 13 Want van hun kleinste aan tot hun grootste
2407 Jer 6:13 | van hun kleinste aan tot hun grootste toe pleegt een
2408 Jer 6:23 | zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de
2409 Jer 6:27 | tot een vesting; opdat gij hun weg zoudt weten en proeven. ~
2410 Jer 7:22 | uitvoerde, niet gesproken, noch hun geboden van zaken des brandoffers
2411 Jer 7:23 | Maar deze zaak heb Ik hun geboden, zeggende: Hoort
2412 Jer 7:24 | hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar gewandeld
2413 Jer 7:24 | raadslagen, in het goeddunken van hun boos hart; en zij zijn achterwaarts
2414 Jer 7:26 | naar Mij niet gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben
2415 Jer 7:26 | geneigd; maar zij hebben hun nek verhard, zij hebben
2416 Jer 7:26 | hebben het erger gemaakt dan hun vaders. ~
2417 Jer 7:28 | ondergegaan, en uitgeroeid van hun mond. ~
2418 Jer 7:30 | spreekt de HEERE; zij hebben hun verfoeiselen gesteld in
2419 Jer 7:31 | zoons van Hinnom is, om hun zonen en hun dochteren met
2420 Jer 7:31 | Hinnom is, om hun zonen en hun dochteren met vuur te verbranden;
2421 Jer 8:1 | inwoners van Jeruzalem, uit hun graven uithalen. ~
2422 Jer 8:10 | 10 Daarom zal Ik hun vrouwen aan anderen geven,
2423 Jer 8:10 | vrouwen aan anderen geven, hun akkers aan andere bezitters;
2424 Jer 8:13 | afgevallen; en de geboden, die Ik hun gegeven heb, die overtreden
2425 Jer 8:19 | zij Mij vertoornd met hun gesneden beelden, met ijdelheden
2426 Jer 9:3 | 3 En zij spannen hun tong als hun boog tot leugen;
2427 Jer 9:3 | zij spannen hun tong als hun boog tot leugen; zij worden
2428 Jer 9:5 | waarheid niet; zij leren hun tong leugen spreken, zij
2429 Jer 9:8 | 8 Hun tong is een moordpijl, zij
2430 Jer 9:13 | zij Mijn wet, die Ik voor hun aangezicht gegeven had,
2431 Jer 9:14 | en naar de Baals, hetwelk hun vaders hun geleerd hadden.
2432 Jer 9:14 | Baals, hetwelk hun vaders hun geleerd hadden.
2433 Jer 9:16 | gekend hebben, zij noch hun vaders; en Ik zal het zwaard
2434 Jer 10:7 | wijzen der heidenen, en in hun ganse koninkrijk, niemand
2435 Jer 10:9 | hemelsblauw en purper is hun kleding, een werk der
2436 Jer 10:21 | verstandiglijk gehandeld, en hun ganse weide is verstrooid. ~
2437 Jer 11:5 | uw vaderen gezworen heb, hun te geven een land, vloeiende
2438 Jer 11:8 | hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar hebben
2439 Jer 11:10 | verbond gebroken, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb. ~
2440 Jer 11:14 | ten tijde als zij over hun kwaad tot Mij zullen roepen. ~
2441 Jer 11:18 | wete; toen hebt Gij mij hun handelingen doen zien. ~
2442 Jer 11:22 | door het zwaard sterven, hun zonen en hun dochteren zullen
2443 Jer 11:22 | zwaard sterven, hun zonen en hun dochteren zullen van honger
2444 Jer 12:2 | vrucht; Gij zijt wel nabij in hun mond, maar verre van hun
2445 Jer 12:2 | hun mond, maar verre van hun nieren. ~
2446 Jer 12:14 | heb; ziet, Ik zal hen uit hun land uitrukken, maar
2447 Jer 14:3 | 3 En hun voortreffelijken zenden
2448 Jer 14:3 | voortreffelijken zenden hun kleinen naar water; zij
2449 Jer 14:3 | geen water, zij komen met hun vaten ledig weder; zij zijn
2450 Jer 14:3 | schaamrood, en bedekken hun hoofd. ~
2451 Jer 14:4 | beschaamd, zij bedekken hun hoofd. ~
2452 Jer 14:6 | den wind gelijk de draken; hun ogen versmachten, omdat
2453 Jer 14:10 | liefgehad te zwerven, zij hebben hun voeten niet bedwongen; daarom
2454 Jer 14:10 | ongerechtigheden gedenken, en hun zonden bezoeken. ~
2455 Jer 14:12 | zij vasten, Ik zal naar hun geschrei niet horen, en
2456 Jer 14:13 | zie, die profeten zeggen hun: Gij zult geen zwaard zien,
2457 Jer 14:14 | hen niet gezonden, noch hun bevel gegeven, noch tot
2458 Jer 14:16 | die hen begrave, hen, hun vrouwen, en hun zonen, en
2459 Jer 14:16 | hen, hun vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren;
2460 Jer 14:16 | vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren; alzo zal Ik hun
2461 Jer 14:16 | hun dochteren; alzo zal Ik hun boosheid over hen uitstorten. ~
2462 Jer 15:7 | en verdaan; zij zijn van hun wegen niet wedergekeerd. ~
2463 Jer 15:8 | 8 Hun weduwen zijn Mij meerder
2464 Jer 15:8 | dan zand der zeeen; Ik heb hun over de moeder doen komen
2465 Jer 15:10 | den gansen lande! Ik heb hun niet op woeker gegeven,
2466 Jer 16:3 | geboren worden; daartoe van hun moeders, die ze baren, en
2467 Jer 16:3 | moeders, die ze baren, en van hun vaders, die ze gewinnen
2468 Jer 16:4 | verteerd worden, en hun dode lichamen zullen het
2469 Jer 16:7 | 7 Ook zal men hun niets uitdelen over den
2470 Jer 16:7 | troosten over een dode; noch hun te drinken geven uit den
2471 Jer 16:15 | hen wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen
2472 Jer 16:15 | wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb. ~
2473 Jer 16:17 | Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn
2474 Jer 16:17 | aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen
2475 Jer 16:18 | 18 Dies zal Ik eerst hun ongerechtigheid en hun zonde
2476 Jer 16:18 | eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden,
2477 Jer 16:21 | Daarom, ziet, Ik zal hun bekend maken op ditmaal;
2478 Jer 16:21 | maken op ditmaal; Ik zal hun bekend maken Mijn hand en
2479 Jer 17:2 | 2 Gelijk hun kinderen hunner altaren
2480 Jer 17:23 | hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben
2481 Jer 17:23 | geneigd; maar zij hebben hun nek verhard, om niet te
2482 Jer 17:25 | wagenen en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda
2483 Jer 18:15 | hebben hen doen aanstoten op hun wegen, op de oude paden,
2484 Jer 18:16 | 16 Om hun land te stellen tot een
2485 Jer 18:17 | aangezicht des vijands; Ik zal hun den nek en niet het aangezicht
2486 Jer 18:21 | 21 Daarom, geef hun zonen den honger over, en
2487 Jer 18:21 | geweld des zwaards, en laat hun vrouwen van kinderen beroofd
2488 Jer 18:21 | weduwen worden, en laat hun mannen door den dood
2489 Jer 18:21 | den dood omgebracht, en hun jongelingen met het zwaard
2490 Jer 18:22 | Laat er een geschrei uit hun huizen gehoord worden, wanneer
2491 Jer 18:23 | Doch Gij, HEERE! weet al hun raad tegen mij ten dode;
2492 Jer 18:23 | maak geen verzoening over hun ongerechtigheid, en delg
2493 Jer 18:23 | ongerechtigheid, en delg hun zonde niet uit van voor
2494 Jer 19:4 | gekend hebben, zij, noch hun vaderen, noch de koningen
2495 Jer 19:5 | hoogten van Baal gebouwd, om hun zonen met vuur te verbranden,
2496 Jer 19:7 | hand dergenen, die hun ziel zoeken; en Ik zal hun
2497 Jer 19:7 | hun ziel zoeken; en Ik zal hun dode lichamen het gevogelte
2498 Jer 19:9 | benauwing, waarmede hen hun vijanden, en die hun ziel
2499 Jer 19:9 | hen hun vijanden, en die hun ziel zoeken, benauwen zullen. ~
2500 Jer 19:15 | gesproken heb; omdat zij hun nek verhard hebben,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731 |