Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hulpe 5
hulzen 1
humta 1
hun 3731
hunkeren 1
hunkeringen 1
hunlieden 14
Frequency    [«  »]
4160 mij
4039 aan
3972 voor
3731 hun
3724 maar
3533 heeft
3518 zo

Bijbel

IntraText - Concordances

hun

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731

     Book Chapter: Verse
2001 Psa 81:15 | 15 In kort zou Ik hun vijanden gedempt hebben, 2002 Psa 81:15 | hand gewend hebben tegen hun wederpartijders. ~ 2003 Psa 83:10 | 10 Doe hun als Midian, als Sisera, 2004 Psa 83:12 | 12 Maak hen en hun prinsen als Oreb en als 2005 Psa 83:12 | Oreb en als Zeeb, en al hun vorsten als Zebah en als 2006 Psa 83:17 | 17 Maak hun aangezicht vol schande, 2007 Psa 85:3 | weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela. ~ 2008 Psa 86:14 | zij stellen U niet voor hun ogen. ~ 2009 Psa 88:9 | mij gedaan, Gij hebt mij hun tot een groten gruwel gesteld; 2010 Psa 89:33 | 33 Zo zal Ik hun overtreding met de roede 2011 Psa 89:33 | met de roede bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen. ~ 2012 Psa 90:16 | en Uw heerlijkheid over hun kinderen. ~ 2013 Psa 94:23 | 23 En Hij zal hun ongerechtigheid op hen doen 2014 Psa 94:23 | wederkeren, en Hij zal hen in hun boosheid verdelgen; de HEERE, 2015 Psa 99:7 | de inzettingen, die Hij hun gegeven had. ~ 2016 Psa 99:8 | hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God, 2017 Psa 99:8 | hoewel wraak doende over hun daden. ~ 2018 Psa 102:29 | knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht 2019 Psa 104:11 | de woudezels breken er hun dorst mede. ~ 2020 Psa 104:21 | briesende om een roof, en om hun spijs van God te zoeken. ~ 2021 Psa 104:22 | weg, en liggen neder in hun holen. ~ 2022 Psa 104:27 | allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner 2023 Psa 104:27 | wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd. ~ 2024 Psa 104:28 | 28 Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet 2025 Psa 104:29 | worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en 2026 Psa 104:29 | en zij keren weder tot hun stof. ~ 2027 Psa 105:17 | 17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef 2028 Psa 105:25 | 25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk 2029 Psa 105:29 | 29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij 2030 Psa 105:29 | in bloed, en Hij doodde hun vissen. ~ 2031 Psa 105:30 | 30 Hun land bracht vorsen voort 2032 Psa 105:31 | van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale. ~ 2033 Psa 105:32 | 32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig 2034 Psa 105:32 | tot hagel, vlammig vuur in hun land. ~ 2035 Psa 105:33 | 33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, 2036 Psa 105:33 | Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het 2037 Psa 105:35 | 35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de 2038 Psa 105:36 | ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al 2039 Psa 105:37 | zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die 2040 Psa 105:38 | als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen 2041 Psa 105:44 | 44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, 2042 Psa 106:11 | En de wateren overdekten hun wederpartijders; niet een 2043 Psa 106:15 | 15 Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond 2044 Psa 106:15 | 15 Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond 2045 Psa 106:15 | begeerte; maar Hij zond aan hun zielen een magerheid. ~ 2046 Psa 106:18 | En een vuur brandde onder hun vergadering, een vlam stak 2047 Psa 106:20 | 20 En zij veranderden hun Eer in de gedaante van een 2048 Psa 106:21 | 21 Zij vergaten God, hun Heiland, Die grote dingen 2049 Psa 106:25 | Maar zij murmureerden in hun tenten; naar de stem des 2050 Psa 106:27 | 27 En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder 2051 Psa 106:29 | HEERE tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een 2052 Psa 106:34 | niet verdelgd, die de HEERE hun gezegd had; ~ 2053 Psa 106:36 | 36 En zij dienden hun afgoden, en zij werden hun 2054 Psa 106:36 | hun afgoden, en zij werden hun tot een strik. ~ 2055 Psa 106:37 | 37 Daarenboven hebben zij hun zonen en hun dochteren den 2056 Psa 106:37 | hebben zij hun zonen en hun dochteren den duivelen geofferd. ~ 2057 Psa 106:39 | zij ontreinigden zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd 2058 Psa 106:39 | zij hebben gehoereerd door hun daden. ~ 2059 Psa 106:41 | de hand der heidenen, en hun haters heersten over hen. ~ 2060 Psa 106:42 | 42 En hun vijanden hebben hen verdrukt, 2061 Psa 106:42 | vernederd geworden onder hun hand. ~ 2062 Psa 106:43 | zij verbitterden Hem door hun raad, en werden uitgeteerd 2063 Psa 106:43 | en werden uitgeteerd door hun ongerechtigheid. ~ 2064 Psa 106:44 | 44 Nochtans zag Hij hun benauwdheid aan, als Hij 2065 Psa 106:44 | benauwdheid aan, als Hij hun geschrei hoorde. ~ 2066 Psa 106:45 | 45 En Hij dacht tot hun beste aan Zijn verbond, 2067 Psa 106:46 | 46 Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor het 2068 Psa 107:5 | waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. ~ 2069 Psa 107:6 | heeft Hij hen gered uit hun angsten; ~ 2070 Psa 107:12 | 12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid 2071 Psa 107:13 | hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. ~ 2072 Psa 107:14 | schaduw des doods, en Hij brak hun banden. ~ 2073 Psa 107:17 | hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd; ~ 2074 Psa 107:18 | 18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, 2075 Psa 107:19 | hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. ~ 2076 Psa 107:20 | heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen. ~ 2077 Psa 107:26 | neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. ~ 2078 Psa 107:27 | als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden. ~ 2079 Psa 107:28 | hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten. ~ 2080 Psa 107:29 | de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. ~ 2081 Psa 107:38 | zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. ~ 2082 Psa 109:10 | bedelen, en de nooddruft uit hun verwoeste plaatsen zoeken. ~ 2083 Psa 109:13 | nakomelingen uitgeroeid worden; hun naam worde uitgedelgd in 2084 Psa 109:15 | HEERE zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van de aarde. ~ 2085 Psa 109:25 | 25 Nog ben ik hun een smaad; als zij mij zien, 2086 Psa 109:25 | mij zien, zo schudden zij hun hoofd. ~ 2087 Psa 109:29 | bekleed worden, en dat zij met hun beschaamdheid zich bedekken, 2088 Psa 111:6 | volke bekend gemaakt; Lamed. hun gevende de erve der heidenen. ~ 2089 Psa 115:2 | heidenen zeggen: Waar is nu hun God? ~ 2090 Psa 115:7 | 7 Hun handen hebben zij, maar 2091 Psa 115:7 | hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; 2092 Psa 115:7 | zij geven geen geluid door hun keel. ~ 2093 Psa 115:8 | 8 Dat die hen maken hun gelijk worden, en al wie 2094 Psa 115:9 | gij op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~ 2095 Psa 115:9 | HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~ 2096 Psa 115:10 | vertrouw op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~ 2097 Psa 115:10 | HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~ 2098 Psa 115:11 | vertrouwt op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~ 2099 Psa 115:11 | HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. ~ 2100 Psa 119:70 | 70  Hun hart is vet als smeer; maar 2101 Psa 119:118 | inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen. ~ 2102 Psa 124:3 | levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak. ~ 2103 Psa 124:6 | zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven 2104 Psa 125:3 | opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken 2105 Psa 125:4 | dengenen, die oprecht zijn in hun harten. ~ 2106 Psa 125:5 | 5Maar die zich neigen tot hun kromme wegen, die zal de 2107 Psa 129:3 | rug geploegd; zij hebben hun voren lang getogen. ~ 2108 Psa 132:12 | Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal; zo zullen ook 2109 Psa 132:12 | leren zal; zo zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid 2110 Psa 135:12 | 12 En Hij gaf hun land ten erve, ten erve 2111 Psa 135:17 | ook is er geen adem in hun mond. ~ 2112 Psa 135:18 | 18 Dat die ze maken, hun gelijk worden, en al wie 2113 Psa 136:10 | Egyptenaren geslagen heeft in hun eerstgeborenen; want Zijn 2114 Psa 136:21 | 21 En heeft hun land ten erve gegeven; want 2115 Psa 140:4 | 4 Zij scherpen hun tong, als een slang; heet 2116 Psa 140:4 | heet addervergift is onder hun lippen. Sela. ~ 2117 Psa 141:4 | en dat ik niet ete van hun lekkernijen. ~ 2118 Psa 141:5 | mijn gebed voor hen zijn in hun tegenspoeden. ~ 2119 Psa 141:6 | 6 Hun rechters zijn aan de zijde 2120 Psa 144:8 | mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand 2121 Psa 144:11 | mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand 2122 Psa 144:12 | welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochter als 2123 Psa 145:15 | wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd. ~ 2124 Psa 145:15 | wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd. ~ 2125 Psa 145:19 | Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen. ~ 2126 Psa 147:3 | en Hij verbindt hen in hun smarten. ~ 2127 Psa 148:6 | in eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, die geen 2128 Psa 149:2 | Sions zich verheugen over hun Koning. ~ 2129 Psa 149:5 | eer; dat zij juichen op hun legers. ~ 2130 Psa 149:6 | verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend 2131 Psa 149:6 | een tweesnijdend zwaard in hun hand; ~ 2132 Psa 149:8 | 8Om hun koningen te binden met ketenen, 2133 Psa 149:8 | te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien; ~ 2134 Spre 1:6 | de woorden der wijzen en hun raadselen. ~ 2135 Spre 1:15 | den weg; weer uw voet van hun pad. ~ 2136 Spre 1:16 | 16      Want hun voeten lopen ten boze; en 2137 Spre 1:18 | 18      En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken 2138 Spre 1:18 | en versteken zich tegen hun zielen. ~ 2139 Spre 1:31 | zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen 2140 Spre 1:31 | en zich verzadigen met hun raadslagen. ~ 2141 Spre 2:15 | verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen; ~ 2142 Spre 4:16 | kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, 2143 Spre 4:22 | vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees. ~ 2144 Spre 8:21 | bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen. ~ 2145 Spre 9:15 | den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende: ~ 2146 Spre 10:15 | armoede der geringen is hun verstoring. ~ 2147 Spre 11:6 | trouwelozen worden gevangen in hun verkeerdheid. ~ 2148 Spre 14:24 | Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der 2149 Spre 17:6 | der kinderen sieraad zijn hun vaderen. ~ 2150 Spre 20:29 | Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid 2151 Spre 22:23 | 23      Want de HEERE zal hun twistzaak twisten, en Hij 2152 Spre 23:11 | 11      Want hun Verlosser is sterk; Die 2153 Spre 23:11 | Verlosser is sterk; Die zal hun twistzaak tegen u twisten. ~ 2154 Spre 24:2 | 2      Want hun hart bedenkt verwoesting, 2155 Spre 24:2 | bedenkt verwoesting, en hun lippen spreken moeite. ~ 2156 Spre 24:22 | 22      Want hun verderf zal haastelijk ontstaan; 2157 Spre 24:22 | haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang? ~ 2158 Spre 29:13 | elkander; de HEERE verlicht hun beider ogen. ~ 2159 Spre 29:16 | de rechtvaardigen zullen hun val aanzien. ~ 2160 Spre 30:26 | volk; nochtans stellen zij hun huis in den rotssteen. ~ 2161 Pred 2:10 | begeerden, dat onttrok ik hun niet; ik wederhield mijn 2162 Pred 2:14 | ik ook, dat enerlei geval hun allen bejegent. ~ 2163 Pred 3:11 | ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat 2164 Pred 3:19 | beesten; en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, 2165 Pred 4:9 | hebben een goede beloning van hun arbeid; ~ 2166 Pred 5:12 | zijn bezitters bewaard tot hun eigen kwaad. ~ 2167 Pred 9:1 | rechtvaardigen, en de wijzen, en hun werken in de hand Gods zijn; 2168 Pred 9:2 | Alle ding wedervaart hun, gelijk aan alle anderen; 2169 Pred 9:3 | boosheid is, en dat er in hun leven      onzinnigheden 2170 Pred 9:3 | onzinnigheden zijn in hun hart; en daarna moeten zij 2171 Pred 9:5 | ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten. ~ 2172 Pred 9:6 | 6      Ook is alrede hun liefde, ook hun haat, ook 2173 Pred 9:6 | is alrede hun liefde, ook hun haat, ook hun nijdigheid 2174 Pred 9:6 | liefde, ook hun haat, ook hun nijdigheid vergaan; en zij 2175 Hoo 2:13 | wijnstokken geven reuk met hun jonge druifjes. Sta op, 2176 Jes 2:4 | vele volken; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, 2177 Jes 2:4 | zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het 2178 Jes 2:6 | der vreemden tonen zij hun behagen. ~ 2179 Jes 2:7 | 7      En hun land is vervuld met zilver 2180 Jes 2:7 | schatten is geen einde; hun land is ook vervuld met 2181 Jes 2:8 | 8      Ook is hun land vervuld met afgoden; 2182 Jes 2:8 | zich neder, voor hetgeen hun vingeren gemaakt hebben. ~ 2183 Jes 2:9 | zich; daarom zult Gij het hun niet vergeven. ~ 2184 Jes 3:4 | jongelingen stellen tot hun vorsten, en kinderen zullen 2185 Jes 3:8 | Juda is gevallen, dewijl hun tong en handelingen tegen 2186 Jes 3:9 | aangezichts getuigt tegen hen, en hun zonden spreken zij vrij 2187 Jes 5:12 | pijpen, en wijn zijn in hun maaltijden; maar zij aanschouwen 2188 Jes 5:13 | zullen honger lijden, en hun menigte zal verdorren van 2189 Jes 5:17 | lammeren zullen weiden naar hun wijze, en de vreemdelingen 2190 Jes 5:21 | Wee dengenen, die in hun ogen wijs, en bij zichzelven 2191 Jes 5:24 | verdaan wordt, alzo zal hun wortel als een uittering 2192 Jes 5:24 | een uittering wezen; en hun bloem zal als stof opvaren;      2193 Jes 5:25 | bergen hebben gebeefd, en hun      dode lichamen zijn 2194 Jes 5:28 | scherp zullen zijn, en al hun bogen gespannen; hunner 2195 Jes 5:28 | een rots geacht zijn, en hun raderen als een wervelwind. ~ 2196 Jes 5:29 | 29      Hun gebrul zal zijn als van 2197 Jes 5:30 | verduisterd worden in hun verwoestingen. ~  ~ 2198 Jes 6:10 | dezes volks vet, en maak hun oren zwaar, en sluit hun 2199 Jes 6:10 | hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie 2200 Jes 8:12 | verbintenis; en vreest gijlieden hun vreze niet, en verschrikt 2201 Jes 9:3 | 3      Want het juk van hun last, en den stok hunner 2202 Jes 9:16 | Heere niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen 2203 Jes 10:2 | roven, opdat de weduwen hun buit worden, en opdat zij 2204 Jes 10:5 | grimmigheid is een stok in hun hand! ~ 2205 Jes 10:10 | koninkrijken der afgoden, ofschoon hun gesneden beelden beter zijn, 2206 Jes 10:13 | weggenomen, en heb      hun voorraad geroofd, en heb 2207 Jes 10:25 | gramschap, en Mijn toorn tot hun vernieling. ~ 2208 Jes 10:29 | doorgang, te Geba houden zij hun vernachting; Rama beeft, 2209 Jes 11:14 | Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en      de 2210 Jes 11:14 | de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn. 2211 Jes 13:8 | zijn naaste verbaasd zijn; hun      aangezichten zullen 2212 Jes 13:11 | bezoeken, en over de goddelozen hun ongerechtigheid; en Ik zal 2213 Jes 13:16 | 16      Ook zullen hun kinderkens voor hun ogen 2214 Jes 13:16 | zullen hun kinderkens voor hun ogen verpletterd worden; 2215 Jes 13:16 | ogen verpletterd worden; hun huizen zullen geplunderd, 2216 Jes 13:16 | huizen zullen geplunderd, en hun vrouwen geschonden worden. ~ 2217 Jes 13:18 | 18      Maar hun bogen zullen de jongelingen 2218 Jes 13:18 | over de vrucht des buiks; hun oog zal de kinderen niet 2219 Jes 13:21 | dieren der woestijnen, en hun huizen zullen vervuld worden 2220 Jes 13:22 | de wellustige paleizen; hun tijd toch is nabij om te 2221 Jes 13:22 | is nabij om te komen, en hun      dagen zullen niet vertogen 2222 Jes 14:1 | verkiezen, en Hij zal hen in hun land zetten; en de vreemdeling 2223 Jes 14:2 | zullen hen aannemen, en in hun plaats brengen; en het huis 2224 Jes 14:2 | zij zullen heersen over hun drijvers. ~ 2225 Jes 14:9 | koningen der      heidenen van hun tronen opstaan. ~ 2226 Jes 14:25 | afwijke, en zijn last van hun schouder wijke. ~ 2227 Jes 15:2 | Medeba zal Moab huilen; op al hun hoofden is kaalheid, aller 2228 Jes 15:3 | 3   Op hun wijken hebben zij zakken 2229 Jes 15:3 | zij zakken aangegord; op hun daken en op hun straten 2230 Jes 15:3 | aangegord; op hun daken en op hun straten huilen zij altemaal, 2231 Jes 15:4 | Hesbon als Eleale schreeuwt, hun stem wordt gehoord tot Jahaz 2232 Jes 16:4 | verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor het 2233 Jes 16:8 | dwalen door      de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid, 2234 Jes 19:3 | het binnenste van hen, en hun raad zal Ik verslinden; 2235 Jes 19:3 | verslinden; dan zullen zij hun afgoden vragen, en den bezweerders, 2236 Jes 19:10 | 10      En zij zullen met hun fondamenten verbrijzeld 2237 Jes 19:20 | verdrukkers, en Hij zal hun een      Heiland en Meester 2238 Jes 20:5 | en van de Egyptenaars, hun roem. ~ 2239 Jes 23:13 | wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten op, en bouwden 2240 Jes 23:13 | sterkten op, en bouwden hun paleizen,      maar Hij 2241 Jes 24:14 | 14      Die zullen hun stem opheffen, zij zullen 2242 Jes 25:11 | om te zwemmen, en Hij zal hun hoogmoed vernederen met 2243 Jes 26:14 | verdelgd, en Gij hebt al hun gedachtenis doen vergaan. ~ 2244 Jes 26:16 | zij U bezocht; zij hebben hun stil gebed uitgestort, als 2245 Jes 28:13 | 13      Zo zal hun het woord des HEEREN zijn; 2246 Jes 29:13 | zijn mond, en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart 2247 Jes 29:13 | met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; 2248 Jes 29:13 | hart verre van Mij doen; en hun vreze, waarmede zij Mij      2249 Jes 29:13 | mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn; ~ 2250 Jes 29:15 | versteken willen voor den HEERE, hun raad verbergende; en welker 2251 Jes 30:2 | de macht van Farao, en om hun toevlucht te nemen onder 2252 Jes 30:5 | maken door een volk, dat hun geen nut kan doen, noch 2253 Jes 30:6 | vurige vliegende draak;      hun goederen zullen zij voeren 2254 Jes 30:6 | den rug der veulens, en hun schatten op de bulten der 2255 Jes 30:6 | kemelen, tot het volk, dat hun geen nut doen zal. ~ 2256 Jes 30:7 | geroepen; Stilzitten zal hun sterkte zijn. ~ 2257 Jes 31:3 | mensen, en geen God, en hun paarden zijn vlees, en geen 2258 Jes 31:4 | hem, verschrikt hij voor hun stem niet, en vernedert 2259 Jes 31:4 | vernedert zich niet vanwege hun veelheid; alzo zal de HEERE 2260 Jes 33:2 | hebben op U gewacht; wees hun arm allen morgen, daartoe 2261 Jes 33:7 | 7      Ziet, hun allersterksten roepen daar 2262 Jes 33:23 | slap geworden, zij zullen hun mastboom niet kunnen recht 2263 Jes 34:2 | en grimmigheid over al hun heir; Hij heeft hen verbannen, 2264 Jes 34:3 | 3      En hun verslagenen zullen weggeworpen 2265 Jes 34:3 | weggeworpen worden, en van hun dode lichamen zal hun stank 2266 Jes 34:3 | van hun dode lichamen zal hun stank opgaan; en de bergen 2267 Jes 34:3 | bergen zullen smelten van hun bloed. ~ 2268 Jes 34:4 | gelijk een boek, en al hun heir zal afvallen, gelijk 2269 Jes 34:7 | varren met de stieren; en hun land zal doordronken zijn 2270 Jes 34:7 | doordronken zijn van het bloed, en hun stof zal van het smeer vet 2271 Jes 34:9 | 9      En hun beken zullen in pek verkeerd 2272 Jes 34:9 | pek verkeerd worden, en hun stof in zwavel; ja, hun 2273 Jes 34:9 | hun stof in zwavel; ja, hun aarde zal tot brandend pek 2274 Jes 34:12 | 12      Hun edelen (doch zij zijn er 2275 Jes 34:12 | koninkrijk roepen, maar al hun vorsten zullen niets zijn. ~ 2276 Jes 34:13 | 13      En in hun paleizen zullen doornen 2277 Jes 34:13 | netelen en distelen in hun vestingen; en het zal een 2278 Jes 34:17 | en Zijn hand heeft het hun uitgedeeld met het richtsnoer; 2279 Jes 35:10 | eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid 2280 Jes 36:12 | zitten, dat zij met ulieden hun      drek eten, en hun water 2281 Jes 36:12 | ulieden hun      drek eten, en hun water drinken zullen? ~ 2282 Jes 36:20 | goden dezer landen, die hun land uit mijn hand gered 2283 Jes 37:19 | 19      En hebben hun goden in het vuur geworpen; 2284 Jes 37:30 | wijngaarden, en eet hun vruchten. ~ 2285 Jes 39:2 | over hen, en hij toonde hun zijn schathuis, het zilver, 2286 Jes 39:2 | heerschappij, dat Hizkia hun niet toonde. ~ 2287 Jes 39:4 | in mijn schatten, dat ik hun niet getoond heb. ~ 2288 Jes 40:24 | worden niet gezaaid, ja, hun afgehouwen stam wortelt 2289 Jes 40:26 | geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze 2290 Jes 41:17 | water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; 2291 Jes 41:29 | zijn altemaal ijdelheid, hun werken zijn een nietig ding, 2292 Jes 41:29 | werken zijn een nietig ding, hun gegoten beelden zijn wind, 2293 Jes 42:10 | daarin is, gij eilanden en hun inwoners. ~ 2294 Jes 42:15 | heuvelen woest maken, en al hun gras zal Ik doen verdorren; 2295 Jes 42:16 | Ik zal de duisternis voor hun aangezicht      ten licht 2296 Jes 42:16 | recht; deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet 2297 Jes 43:9 | vorige dingen, laat hen      hun getuigen voortbrengen, opdat 2298 Jes 44:7 | en die komen      zullen, hun verkondigen. ~ 2299 Jes 44:9 | al te zamen ijdelheid, en hun gewenste dingen doen geen 2300 Jes 44:9 | nut; ja, zij zelven zijn hun getuigen; zij zien niet, 2301 Jes 44:11 | 11      Ziet, al hun medegenoten zullen beschaamd 2302 Jes 44:18 | verstaan niet, want het heeft hun ogen bestreken, dat zij 2303 Jes 44:18 | bestreken, dat zij niet zien, en hun harten, dat zij niet verstaan. ~ 2304 Jes 44:25 | achterwaarts doet keren, en Die hun wetenschap verdwaast; ~ 2305 Jes 45:12 | uitgebreid, en Ik heb al hun heir bevel gegeven. ~ 2306 Jes 45:20 | zijt! Zij weten niets, die hun houten gesneden beelden 2307 Jes 46:1 | Nebo wordt nedergebogen, hun afgoden zijn geworden voor 2308 Jes 47:6 | uw hand; doch gij beweest hun geen barmhartigheden, ja, 2309 Jes 48:21 | woeste plaatsen; Hij deed hun water uit den rotssteen 2310 Jes 49:9 | op alle hoge plaatsen zal hun weide wezen. ~ 2311 Jes 49:10 | zal hen niet steken; want hun Ontfermer zal ze leiden, 2312 Jes 49:23 | zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; 2313 Jes 49:26 | verdrukkers spijzen met hun eigen vlees, en van hun 2314 Jes 49:26 | hun eigen vlees, en van hun eigen bloed zullen zij dronken 2315 Jes 51:7 | smaadheid van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet. ~ 2316 Jes 51:11 | eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en 2317 Jes 52:15 | ja, de koningen zullen hun mond over Hem toehouden; 2318 Jes 53:11 | rechtvaardig maken, want Hij zal hun      ongerechtigheden dragen. ~ 2319 Jes 54:17 | knechten des HEEREN, en hun      gerechtigheid is uit 2320 Jes 57:7 | verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers 2321 Jes 57:7 | bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam 2322 Jes 57:10 | 10      Hun wachters zijn allen blind, 2323 Jes 57:11 | zij allen keren zich naar hun weg, elkeen naar zijn gewin,      2324 Jes 58:2 | vrede; zij zullen rusten op hun slaapsteden, een iegelijk, 2325 Jes 58:6 | drankoffer uit, gij offert hun spijsoffer; zou Ik Mij over 2326 Jes 58:8 | uit dezelve, gij      hebt hun leger lief in elke plaats, 2327 Jes 58:18 | 18      Ik zie hun wegen, en Ik zal hen genezen; 2328 Jes 58:18 | Ik zal hen geleiden, en hun vertroostingen wedergeven, 2329 Jes 58:18 | wedergeven, namelijk aan hun treurigen. ~ 2330 Jes 59:1 | en verkondig Mijn volk hun overtreding, en het huis 2331 Jes 59:1 | overtreding, en het huis Jakobs hun zonden. ~ 2332 Jes 60:5 | weven spinnewebben; die van hun eieren eet, moet sterven, 2333 Jes 60:6 | 6      Hun webben deugen niet tot klederen, 2334 Jes 60:6 | zichzelven niet kunnen dekken met hun werken; hun werken zijn 2335 Jes 60:6 | kunnen dekken met hun werken; hun werken zijn werken der ongerechtigheid, 2336 Jes 60:6 | maaksel des wrevels is      in hun handen. ~ 2337 Jes 60:7 | 7      Hun voeten lopen tot het kwade, 2338 Jes 60:7 | onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn gedachten 2339 Jes 60:7 | verstoring en verbreking is op hun banen. ~ 2340 Jes 60:8 | en er is geen recht in hun gangen; hun paden maken 2341 Jes 60:8 | geen recht in hun gangen; hun paden maken zij verkeerd 2342 Jes 61:9 | kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, 2343 Jes 61:9 | te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den Naam 2344 Jes 61:10 | zullen uw muren bouwen, en hun koningen zullen u dienen; 2345 Jes 61:11 | het heir der heidenen, en hun koningen tot u geleid      2346 Jes 62:3 | Sions te beschikken dat hun gegeven worde sieraad voor 2347 Jes 62:6 | der heidenen eten, en in hun heerlijkheid zult gij u 2348 Jes 62:7 | zullen zij juichen over hun deel; daarom zullen zij 2349 Jes 62:7 | deel; daarom zullen zij in hun land erfelijk het dubbele 2350 Jes 62:8 | brandoffer, en Ik zal geven, dat hun werk in der waarheid zal 2351 Jes 62:9 | 9      En hun zaad zal onder de heidenen 2352 Jes 62:9 | heidenen bekend worden, en hun nakomelingen in het midden 2353 Jes 64:3 | in Mijn grimmigheid; en hun kracht is      gesprengd 2354 Jes 64:6 | Mijn grimmigheid; en Ik heb hun kracht ter aarde doen nederdalen. ~ 2355 Jes 64:7 | van Israel, die Hij hun bewezen heeft, naar Zijn 2356 Jes 64:8 | liegen zullen? Alzo is Hij hun geworden tot een Heiland. ~ 2357 Jes 64:9 | 9      In al hun benauwdheid was Hij benauwd, 2358 Jes 64:10 | aangedaan; daarom is Hij hun in een vijand verkeerd, 2359 Jes 64:14 | afgaat in de valleien, heeft hun de Geest des HEEREN rust 2360 Jes 66:2 | die niet goed is, naar hun eigen gedachten. ~ 2361 Jes 66:4 | van gruwelijke dingen in hun vaten. ~ 2362 Jes 66:6 | Ik zal vergelden, ja, in hun boezem zal Ik vergelden; ~ 2363 Jes 66:7 | heuvelen;      daarom zal Ik hun vorig werkloon in hun boezem 2364 Jes 66:7 | Ik hun vorig werkloon in hun boezem weder toemeten. ~ 2365 Jes 66:23 | gezegenden des HEEREN, en hun nakomelingen met hen. ~ 2366 Jes 67:3 | zegent. Dezen verkiezen ook hun wegen, en hun ziel heeft 2367 Jes 67:3 | verkiezen ook hun wegen, en hun ziel heeft lust aan hun 2368 Jes 67:3 | hun ziel heeft lust aan hun verfoeiselen. ~ 2369 Jes 67:4 | loon hunner handelingen, en hun vreze zal Ik over hen doen 2370 Jes 67:18 | 18      Hun werken en hun gedachten! 2371 Jes 67:18 | 18      Hun werken en hun gedachten! Het komt, dat 2372 Jes 67:24 | overtreden hebben; want hun worm zal niet sterven, en 2373 Jes 67:24 | worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust      2374 Jer 1:8 | 8      Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben 2375 Jer 1:16 | tegen hen uitspreken over al hun boosheid; dat zij Mij verlaten 2376 Jer 1:17 | wees niet verslagen voor hun aangezicht, opdat Ik u voor 2377 Jer 1:17 | aangezicht, opdat Ik u voor hun aangezicht niet versla. ~ 2378 Jer 2:3 | schuldig gehouden; kwaad kwam hun over, spreekt de HEERE. ~ 2379 Jer 2:15 | hem gebruld, zij hebben hun stem verheven; en zij hebben 2380 Jer 2:26 | Israels beschaamd; zij, hun koningen, hun vorsten, en 2381 Jer 2:26 | beschaamd; zij, hun koningen, hun vorsten, en hun priesters, 2382 Jer 2:26 | koningen, hun vorsten, en hun priesters, en hun profeten; ~ 2383 Jer 2:26 | vorsten, en hun priesters, en hun profeten; ~ 2384 Jer 3:17 | naar het goeddunken van hun boos hart. ~ 2385 Jer 3:21 | kinderen Israels, omdat zij hun weg verkeerd, en den HEERE, 2386 Jer 3:21 | verkeerd, en den HEERE, hun God, vergeten hebben. ~ 2387 Jer 3:24 | opgegeten, van onze jeugd aan; hun schapen en hun runderen, 2388 Jer 3:24 | jeugd aan; hun schapen en hun runderen, hun zonen en hun 2389 Jer 3:24 | schapen en hun runderen, hun zonen en hun dochteren. ~ 2390 Jer 3:24 | hun runderen, hun zonen en hun dochteren. ~ 2391 Jer 4:12 | Mij een wind komen, die hun te sterk zal zijn. Nu zal 2392 Jer 4:16 | lande; en zij verheffen hun stem tegen de steden van 2393 Jer 5:3 | te      nemen; zij hebben hun aangezichten harder gemaakt 2394 Jer 5:4 | weg des HEEREN, het recht hun Gods niet weten. ~ 2395 Jer 5:6 | een luipaard waakt tegen hun steden; al wie uit dezelve 2396 Jer 5:6 | verscheurd worden; want hun overtredingen zijn vermenigvuldigd, 2397 Jer 5:6 | overtredingen zijn vermenigvuldigd, hun afkeringen zijn machtig 2398 Jer 5:13 | het woord is niet bij hen; hun zelven zal zo geschieden. ~ 2399 Jer 5:24 | En zij zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE, 2400 Jer 5:27 | van gevogelte, alzo zijn hun huizen vol van bedrog; daarom 2401 Jer 5:31 | de priesters heersen door hun handen; en Mijn volk heeft 2402 Jer 6:3 | herders tot haar komen met hun kudden; zij zullen tenten 2403 Jer 6:10 | dat zij het horen? Ziet, hun oor is onbesneden, dat zij 2404 Jer 6:10 | het woord des HEEREN is hun tot een smaad, zij hebben      2405 Jer 6:12 | 12      En hun huizen zullen omgewend worden 2406 Jer 6:13 | 13      Want van hun kleinste aan tot hun grootste 2407 Jer 6:13 | van hun kleinste aan tot hun grootste toe pleegt een 2408 Jer 6:23 | zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de 2409 Jer 6:27 | tot een vesting; opdat gij hun weg zoudt weten en proeven. ~ 2410 Jer 7:22 | uitvoerde, niet gesproken, noch hun geboden van zaken des brandoffers 2411 Jer 7:23 | Maar deze zaak heb Ik hun geboden, zeggende: Hoort 2412 Jer 7:24 | hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar gewandeld 2413 Jer 7:24 | raadslagen, in het goeddunken van hun boos hart; en zij zijn achterwaarts 2414 Jer 7:26 | naar Mij niet gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben 2415 Jer 7:26 | geneigd; maar zij hebben hun nek verhard, zij hebben 2416 Jer 7:26 | hebben het erger gemaakt dan hun vaders. ~ 2417 Jer 7:28 | ondergegaan, en uitgeroeid van hun mond. ~ 2418 Jer 7:30 | spreekt de HEERE; zij hebben hun verfoeiselen gesteld in 2419 Jer 7:31 | zoons van Hinnom is, om hun zonen en hun dochteren met 2420 Jer 7:31 | Hinnom is, om hun zonen en hun dochteren met vuur te verbranden; 2421 Jer 8:1 | inwoners van Jeruzalem, uit hun graven uithalen. ~ 2422 Jer 8:10 | 10      Daarom zal Ik hun vrouwen aan anderen geven, 2423 Jer 8:10 | vrouwen aan anderen geven, hun akkers aan andere bezitters; 2424 Jer 8:13 | afgevallen; en de geboden, die Ik hun      gegeven heb, die overtreden 2425 Jer 8:19 | zij Mij vertoornd met      hun gesneden beelden, met ijdelheden 2426 Jer 9:3 | 3      En zij spannen hun tong als hun boog tot leugen; 2427 Jer 9:3 | zij spannen hun tong als hun boog tot leugen; zij worden 2428 Jer 9:5 | waarheid niet; zij leren hun tong leugen spreken, zij 2429 Jer 9:8 | 8      Hun tong is een moordpijl, zij 2430 Jer 9:13 | zij Mijn wet, die Ik voor hun aangezicht gegeven had, 2431 Jer 9:14 | en naar de Baals, hetwelk hun vaders hun geleerd hadden. 2432 Jer 9:14 | Baals, hetwelk hun vaders hun geleerd hadden. 2433 Jer 9:16 | gekend hebben, zij noch hun vaders; en Ik zal het zwaard 2434 Jer 10:7 | wijzen der heidenen, en in hun ganse koninkrijk, niemand 2435 Jer 10:9 | hemelsblauw en purper is hun kleding, een werk      der 2436 Jer 10:21 | verstandiglijk gehandeld, en hun ganse weide is verstrooid. ~ 2437 Jer 11:5 | uw vaderen gezworen heb, hun te geven een land, vloeiende 2438 Jer 11:8 | hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar hebben 2439 Jer 11:10 | verbond gebroken, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb. ~ 2440 Jer 11:14 | ten tijde als zij over hun kwaad tot Mij zullen roepen. ~ 2441 Jer 11:18 | wete; toen hebt Gij mij hun handelingen doen zien. ~ 2442 Jer 11:22 | door het zwaard sterven, hun zonen en hun dochteren zullen 2443 Jer 11:22 | zwaard sterven, hun zonen en hun dochteren zullen van honger      2444 Jer 12:2 | vrucht; Gij zijt wel nabij in hun mond, maar verre van hun 2445 Jer 12:2 | hun mond, maar verre van hun nieren. ~ 2446 Jer 12:14 | heb; ziet, Ik zal hen uit hun land uitrukken, maar      2447 Jer 14:3 | 3      En hun voortreffelijken zenden 2448 Jer 14:3 | voortreffelijken zenden hun kleinen naar water; zij 2449 Jer 14:3 | geen water, zij komen met hun vaten ledig weder; zij zijn 2450 Jer 14:3 | schaamrood, en bedekken hun hoofd. ~ 2451 Jer 14:4 | beschaamd, zij bedekken hun hoofd. ~ 2452 Jer 14:6 | den wind gelijk de draken; hun ogen versmachten, omdat 2453 Jer 14:10 | liefgehad te zwerven, zij hebben hun voeten niet bedwongen; daarom 2454 Jer 14:10 | ongerechtigheden gedenken, en hun zonden bezoeken. ~ 2455 Jer 14:12 | zij vasten, Ik zal naar hun geschrei niet horen, en 2456 Jer 14:13 | zie, die profeten zeggen hun: Gij zult geen zwaard zien, 2457 Jer 14:14 | hen niet gezonden, noch hun bevel gegeven, noch tot 2458 Jer 14:16 | die hen begrave, hen,      hun vrouwen, en hun zonen, en 2459 Jer 14:16 | hen,      hun vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren; 2460 Jer 14:16 | vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren; alzo zal Ik hun 2461 Jer 14:16 | hun dochteren; alzo zal Ik hun boosheid over hen uitstorten. ~ 2462 Jer 15:7 | en verdaan; zij zijn van hun wegen niet wedergekeerd. ~ 2463 Jer 15:8 | 8      Hun weduwen zijn Mij meerder 2464 Jer 15:8 | dan zand der zeeen; Ik heb hun over de moeder doen komen 2465 Jer 15:10 | den gansen lande! Ik heb hun niet op woeker gegeven, 2466 Jer 16:3 | geboren worden; daartoe van hun moeders, die ze baren, en 2467 Jer 16:3 | moeders, die ze baren, en van hun vaders, die ze gewinnen 2468 Jer 16:4 | verteerd worden, en hun dode lichamen zullen het 2469 Jer 16:7 | 7      Ook zal men hun niets uitdelen over den 2470 Jer 16:7 | troosten over een dode; noch hun te drinken geven uit den 2471 Jer 16:15 | hen wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen 2472 Jer 16:15 | wederbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb. ~ 2473 Jer 16:17 | Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn 2474 Jer 16:17 | aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen 2475 Jer 16:18 | 18      Dies zal Ik eerst hun ongerechtigheid en hun zonde 2476 Jer 16:18 | eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, 2477 Jer 16:21 | Daarom, ziet, Ik zal hun bekend maken op ditmaal; 2478 Jer 16:21 | maken op ditmaal; Ik zal hun bekend maken Mijn hand en 2479 Jer 17:2 | 2      Gelijk hun kinderen hunner altaren 2480 Jer 17:23 | hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben 2481 Jer 17:23 | geneigd; maar zij hebben hun nek verhard, om niet te 2482 Jer 17:25 | wagenen en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda      2483 Jer 18:15 | hebben hen doen aanstoten op hun wegen, op de oude paden, 2484 Jer 18:16 | 16      Om hun land te stellen tot een 2485 Jer 18:17 | aangezicht des vijands; Ik zal hun den nek en niet het aangezicht 2486 Jer 18:21 | 21      Daarom, geef hun zonen den honger over, en 2487 Jer 18:21 | geweld des zwaards, en laat hun vrouwen van kinderen beroofd 2488 Jer 18:21 | weduwen worden, en laat hun      mannen door den dood 2489 Jer 18:21 | den dood omgebracht, en hun jongelingen met het zwaard 2490 Jer 18:22 | Laat er een geschrei uit hun huizen gehoord worden, wanneer 2491 Jer 18:23 | Doch Gij, HEERE! weet al hun raad tegen mij ten dode; 2492 Jer 18:23 | maak geen verzoening over hun ongerechtigheid, en delg 2493 Jer 18:23 | ongerechtigheid, en delg hun zonde niet uit van voor 2494 Jer 19:4 | gekend hebben, zij, noch hun vaderen, noch de koningen 2495 Jer 19:5 | hoogten van Baal gebouwd, om hun zonen met vuur te verbranden, 2496 Jer 19:7 | hand dergenen,      die hun ziel zoeken; en Ik zal hun 2497 Jer 19:7 | hun ziel zoeken; en Ik zal hun dode lichamen het gevogelte 2498 Jer 19:9 | benauwing,      waarmede hen hun vijanden, en die hun ziel 2499 Jer 19:9 | hen hun vijanden, en die hun ziel zoeken, benauwen zullen. ~ 2500 Jer 19:15 | gesproken heb; omdat zij hun nek      verhard hebben,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License