1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731
Book Chapter: Verse
2501 Jer 21:7 | in de hand dergenen, die hun ziel zoeken; en hij zal
2502 Jer 22:27 | in het land, naar hetwelk hun ziel verlangt om daar weder
2503 Jer 23:3 | zal ze wederbrengen tot hun kooien, en zij zullen vruchtbaar
2504 Jer 23:8 | want zij zullen wonen in hun land. ~
2505 Jer 23:10 | woestijn verdorren, omdat hun loop boos is, en hun macht
2506 Jer 23:10 | omdat hun loop boos is, en hun macht niet recht. ~
2507 Jer 23:11 | zelfs in Mijn huis vind Ik hun boosheid, spreekt de HEERE. ~
2508 Jer 23:12 | 12 Daarom zal hun weg hun zijn als zeer gladde
2509 Jer 23:12 | Daarom zal hun weg hun zijn als zeer gladde plaatsen
2510 Jer 23:22 | hen afgekeerd hebben van hun bozen weg, en van de boosheid
2511 Jer 23:27 | Naam te doen vergeten, door hun dromen, die zij, een ieder
2512 Jer 23:27 | naaste, vertellen; gelijk als hun vaders Mijn Naam vergeten
2513 Jer 23:31 | profeten, spreekt de HEERE, die hun tong nemen, en spreken:
2514 Jer 23:32 | verleiden Mijn volk met hun leugenen en met hun lichtvaardigheid;
2515 Jer 23:32 | met hun leugenen en met hun lichtvaardigheid; daar Ik
2516 Jer 23:32 | hen niet gezonden, en hun niets bevolen heb, en zij
2517 Jer 24:7 | 7 En Ik zal hun een hart geven om Mij te
2518 Jer 24:7 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn; want zij
2519 Jer 24:7 | zullen zich tot Mij met hun ganse hart bekeren. ~
2520 Jer 24:10 | zijn uit het land, dat Ik hun en hun vaderen gegeven had. ~ ~
2521 Jer 24:10 | het land, dat Ik hun en hun vaderen gegeven had. ~ ~
2522 Jer 25:12 | volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid bezoeken,
2523 Jer 25:14 | koningen zijn; alzo zal Ik hun vergelden naar hun doen,
2524 Jer 25:14 | zal Ik hun vergelden naar hun doen, en naar het werk hunner
2525 Jer 25:36 | de kudde, omdat de HEERE hun weide verstoort. ~
2526 Jer 26:3 | hebben over het kwaad, dat Ik hun denk te doen vanwege de
2527 Jer 27:4 | 4 En beveel hun aan hun heren te zeggen:
2528 Jer 27:4 | 4 En beveel hun aan hun heren te zeggen: Zo zegt
2529 Jer 29:23 | valselijk in Mijn Naam, dat Ik hun niet geboden had; en
2530 Jer 30:3 | wederbrengen in het land, dat Ik hun vaderen gegeven heb,
2531 Jer 30:9 | zullen dienen den HEERE, hun God, en hun koning David,
2532 Jer 30:9 | dienen den HEERE, hun God, en hun koning David, dien Ik hun
2533 Jer 30:9 | hun koning David, dien Ik hun verwekken zal. ~
2534 Jer 30:18 | Jakobs wenden, en Mij over hun woningen ontfermen; en de
2535 Jer 31:12 | schapen en runderen; en hun ziel zal zijn als een gewaterde
2536 Jer 31:13 | hen verblijden naar hun droefenis. ~
2537 Jer 31:17 | kinderen zullen wederkomen tot hun landpale. ~
2538 Jer 31:23 | en in zijn steden, als Ik hun gevangenis wenden zal: De
2539 Jer 31:32 | het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten
2540 Jer 31:32 | gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit
2541 Jer 31:33 | HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal
2542 Jer 31:33 | binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal
2543 Jer 31:33 | schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij
2544 Jer 31:34 | zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun
2545 Jer 31:34 | van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt
2546 Jer 31:34 | spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven,
2547 Jer 32:13 | En ik beval Baruch voor hun ogen, zeggende: ~
2548 Jer 32:22 | 22 En hebt hun dit land gegeven, dat Gij
2549 Jer 32:22 | dit land gegeven, dat Gij hun vaderen gezworen hadt hun
2550 Jer 32:22 | hun vaderen gezworen hadt hun te zullen geven, een land
2551 Jer 32:23 | van alles, wat Gij hun geboden hadt te doen; dies
2552 Jer 32:23 | hadt te doen; dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen. ~
2553 Jer 32:30 | kinderen van Juda hebben van hun jeugd aan alleenlijk gedaan,
2554 Jer 32:32 | Mij te vertoornen, zij, hun koningen, hun vorsten, hun
2555 Jer 32:32 | vertoornen, zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesteren,
2556 Jer 32:32 | hun koningen, hun vorsten, hun priesteren, en hun profeten,
2557 Jer 32:32 | vorsten, hun priesteren, en hun profeten, en de mannen
2558 Jer 32:34 | 34 Maar zij hebben hun verfoeiselen gesteld in
2559 Jer 32:35 | zoons van Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochteren den
2560 Jer 32:35 | Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochteren den Molech door
2561 Jer 32:35 | te laten gaan; hetwelk Ik hun niet heb geboden, noch
2562 Jer 32:38 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~
2563 Jer 32:39 | 39 En Ik zal hun enerlei hart en enerlei
2564 Jer 32:39 | Mij te vrezen al de dagen, hun ten goede, mitsgaders hun
2565 Jer 32:39 | hun ten goede, mitsgaders hun kinderen na hen. ~
2566 Jer 32:40 | niet zal afkeren, opdat Ik hun weldoe; en Ik zal Mijn vreze
2567 Jer 32:40 | en Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet
2568 Jer 32:41 | over hen verblijden, dat Ik hun weldoe; en Ik zal hen getrouwelijk
2569 Jer 32:44 | het zuiden; want Ik zal hun gevangenis wenden, spreekt
2570 Jer 33:6 | henlieden genezen, en zal hun openbaren overvloed van
2571 Jer 33:8 | zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, met dewelke
2572 Jer 33:8 | hebben; en Ik zal vergeven al hun ongerechtigheden, met dewelke
2573 Jer 33:9 | goede zullen horen, dat Ik hun doe; en zij zullen vrezen
2574 Jer 33:9 | over al den vrede, dien Ik hun beschikke. ~
2575 Jer 33:20 | dag en nacht niet zijn op hun tijd; ~
2576 Jer 33:24 | geen volk meer is voor hun aangezicht. ~
2577 Jer 33:26 | Izak en Jakob; want Ik zal hun gevangenis wenden en
2578 Jer 34:14 | niet naar Mij, en neigden hun oor niet. ~
2579 Jer 34:16 | hadt laten vrijgaan naar hun lust; en gij hebt hen
2580 Jer 34:20 | in de hand dergenen, die hun ziel zoeken; en hun dode
2581 Jer 34:20 | die hun ziel zoeken; en hun dode lichamen zullen het
2582 Jer 34:21 | in de hand dergenen, die hun ziel zoeken, te weten, in
2583 Jer 35:2 | een der kameren, en geef hun wijn te drinken. ~
2584 Jer 35:16 | gebod huns vaders, dat hij hun geboden heeft, bevestigd
2585 Jer 36:3 | horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk te doen; opdat zij
2586 Jer 36:3 | van zijn bozen weg, en Ik hun ongerechtigheid en
2587 Jer 36:3 | ongerechtigheid en hun zonde vergeve. ~
2588 Jer 36:6 | oren van gans Juda, die uit hun steden komen. ~
2589 Jer 36:13 | 13 En Michaja maakte hun bekend al de woorden, die
2590 Jer 36:15 | oren; en Baruch las voor hun oren. ~
2591 Jer 36:24 | verschrikten niet, en scheurden hun klederen niet, de koning
2592 Jer 38:23 | uitvoeren; ook zult gij zelf van hun hand niet ontkomen; maar
2593 Jer 38:27 | vraagden, verklaarde hij hun, naar al deze woorden, die
2594 Jer 39:10 | land van Juda; en hij gaf hun te dien dage wijngaarden
2595 Jer 40:7 | in het veld waren, zij en hun mannen, hoorden, dat de
2596 Jer 40:8 | eens Maachathiets, zij en hun mannen. ~
2597 Jer 40:9 | den zoon van Safan, zwoer hun en hun mannen, zeggende:
2598 Jer 40:9 | van Safan, zwoer hun en hun mannen, zeggende: Vreest
2599 Jer 41:5 | en wierook waren in hun hand, om ten huize des HEEREN
2600 Jer 41:6 | Nethanja, ging uit van Mizpa hun tegemoet, al gaande en wenende;
2601 Jer 42:17 | zullen al de mannen zijn, die hun aangezichten stellen, om
2602 Jer 43:1 | met dewelke hem de HEERE, hun God, tot hen gezonden
2603 Jer 44:3 | 3 Vanwege hun boosheid, die zij gedaan
2604 Jer 44:5 | hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, om zich van
2605 Jer 44:5 | oor geneigd, om zich van hun boosheid te bekeren, dat
2606 Jer 44:12 | overblijfsel van Juda wegnemen, die hun aangezichten gesteld hebben,
2607 Jer 44:14 | land van Juda, waarnaar hun ziel verlangt weder te keren,
2608 Jer 44:15 | mannen, die wisten, dat hun vrouwen anderen goden rookten,
2609 Jer 46:5 | achterwaarts gedreven zijn? Zelfs hun helden zijn verslagen, en
2610 Jer 46:10 | dronken worden van hun bloed; want de Heere, HEERE
2611 Jer 48:34 | tot Jahaz toe, hebben zij hun stem verheven, van Zoar
2612 Jer 49:9 | verdorven hebben zoveel hun genoeg ware? ~
2613 Jer 49:29 | 29 Zij zullen hun tenten en hun kudden nemen,
2614 Jer 49:29 | Zij zullen hun tenten en hun kudden nemen, hun gordijnen
2615 Jer 49:29 | tenten en hun kudden nemen, hun gordijnen en al hun gereedschap,
2616 Jer 49:29 | nemen, hun gordijnen en al hun gereedschap, en hun kemelen
2617 Jer 49:29 | en al hun gereedschap, en hun kemelen voor zich wegnemen;
2618 Jer 49:32 | 32 En hun kemelen zullen ten roof
2619 Jer 49:32 | zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn; en
2620 Jer 49:37 | aangezicht dergenen, die hun ziel zoeken, en zal een
2621 Jer 50:4 | henengaan, en den HEERE, hun God, zoeken. ~
2622 Jer 50:5 | den weg herwaarts zullen hun aangezichten zijn; zij zullen
2623 Jer 50:6 | waren verloren schapen, hun herders hadden hen verleid,
2624 Jer 50:6 | tot heuvel, zij vergaten hun legering. ~
2625 Jer 50:7 | vonden, aten hen op, en hun wederpartijders zeiden:
2626 Jer 50:9 | zij ingenomen worden; hun pijlen zullen zijn als eens
2627 Jer 50:27 | slachting; wee over hen, want hun dag is gekomen, de tijd
2628 Jer 50:34 | 34 Maar hun Verlosser is sterk, HEERE
2629 Jer 50:34 | heirscharen is Zijn Naam; Hij zal hun twist zekerlijk twisten,
2630 Jer 50:42 | zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de
2631 Jer 51:24 | van Chaldea vergelden al hun boosheid, die zij gedaan
2632 Jer 51:30 | gebleven in de vestingen, hun macht is bezweken, zij zijn
2633 Jer 51:30 | wijven geworden; zij hebben hun woningen aangestoken, hun
2634 Jer 51:30 | hun woningen aangestoken, hun grendels zijn verbroken. ~
2635 Jer 51:39 | zij verhit zijn, zal Ik hun drank opzetten, en zal hen
2636 Jer 51:56 | God der vergelding, zal hun zekerlijk betalen. ~
2637 Klaa 1:11 | brood zoekende, zij hebben hun gewenste dingen voor spijs
2638 Klaa 1:14 | HEERE heeft mij in hun handen gegeven, ik kan niet
2639 Klaa 1:19 | zochten, opdat zij hun ziel mochten verkwikken. ~
2640 Klaa 1:22 | 22 Thau. Laat al hun kwaad voor Uw aangezicht
2641 Klaa 1:22 | aangezicht komen, en doe hun, gelijk als Gij mij gedaan
2642 Klaa 1:32 | stil, zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken
2643 Klaa 1:34 | Lamed. Als zij tot hun moeders zeggen: Waar is
2644 Klaa 1:34 | de verslagenen; als zich hun ziel uitschudt in den schoot
2645 Klaa 1:37 | zij fluiten en schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems,
2646 Klaa 1:38 | Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten
2647 Klaa 1:40 | 18 Tsade. Hun hart schreeuwde tot den
2648 Klaa 1:58 | tot belaching geworden, hun snarenspel den gansen dag. ~
2649 Klaa 1:90 | Al onze vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. ~
2650 Klaa 1:104| Resch. Gij hebt al hun wraak gezien, al hun gedachten
2651 Klaa 1:104| al hun wraak gezien, al hun gedachten tegen mij. ~
2652 Klaa 1:105| Schin. HEERE! Gij hebt hun smaden gehoord, en al hun
2653 Klaa 1:105| hun smaden gehoord, en al hun gedachten tegen mij; ~
2654 Klaa 1:106| die tegen mij opstaan, en hun dichten tegen mij den gansen
2655 Klaa 1:107| 63 Schin. Aanschouw hun zitten en opstaan; ik ben
2656 Klaa 1:107| zitten en opstaan; ik ben hun snarenspel. ~
2657 Klaa 1:108| 64 Thau. HEERE! geef hun weder die vergelding, naar
2658 Klaa 1:109| 65 Thau. Geef hun een deksel des harten; Uw
2659 Klaa 1:113| borsten neder, zij zogen hun welpen; maar de dochter
2660 Klaa 1:114| er is niemand, die het hun mededeelt. ~
2661 Klaa 1:118| 8 Cheth. Maar nu is hun gedaante verduisterd van
2662 Klaa 1:118| hen niet op de straten; hun huid kleeft aan hun beenderen,
2663 Klaa 1:118| straten; hun huid kleeft aan hun beenderen, zij is verdord,
2664 Klaa 1:124| kon zien, of men raakte hun klederen aan. ~
2665 Klaa 1:130| des HEEREN, is gevangen in hun groeven; van welken wij
2666 Klaa 2:7 | niet meer, en wij dragen hun ongerechtigheden. ~
2667 Klaa 2:8 | is niemand, die ons uit hun hand rukke. ~
2668 Klaa 2:14 | poort, de jongelingen van hun snarenspel. ~
2669 Eze 1:5 | vier dieren; en dit was hun gedaante: zij hadden de
2670 Eze 1:7 | 7 En hun voeten waren rechte voeten,
2671 Eze 1:7 | waren rechte voeten, en hun voetplanten waren gelijk
2672 Eze 1:8 | mensenhanden waren onder hun vleugelen, aan hun vier
2673 Eze 1:8 | onder hun vleugelen, aan hun vier zijden; en die vier
2674 Eze 1:8 | zijden; en die vier hadden hun aangezichten en hun vleugelen. ~
2675 Eze 1:8 | hadden hun aangezichten en hun vleugelen. ~
2676 Eze 1:9 | 9 Hun vleugelen waren samengevoegd,
2677 Eze 1:10 | De gelijkenis nu van hun aangezicht was het aangezicht
2678 Eze 1:11 | 11 Ook waren hun aangezichten en hun vleugelen
2679 Eze 1:11 | waren hun aangezichten en hun vleugelen opwaarts verdeeld;
2680 Eze 1:11 | andere, en twee bedekten hun lichamen. ~
2681 Eze 1:13 | de gelijkenis der dieren, hun gedaante was als brandende
2682 Eze 1:16 | gelijkenis; daartoe was hun gedaante, en hun maaksel,
2683 Eze 1:16 | daartoe was hun gedaante, en hun maaksel, alsof het
2684 Eze 1:17 | zij gingen, zij gingen op hun vier zijden; zij keerden
2685 Eze 1:18 | 18 En hun velgen, die waren zo hoog,
2686 Eze 1:18 | zij vreselijk waren; en hun velgen waren vol ogen rondom
2687 Eze 1:22 | kristal, van boven af over hun hoofden uitgespreid. ~
2688 Eze 1:23 | onder dat uitspansel waren hun vleugelen rechtop, de een
2689 Eze 1:23 | had er twee, die herwaarts hun lichamen bedekten, en ieder
2690 Eze 1:24 | zij stonden, zo lieten zij hun vleugelen neder. ~
2691 Eze 1:25 | uitspansel, hetwelk boven hun hoofden was, als zij stonden,
2692 Eze 1:25 | was, als zij stonden, en hun vleugelen nedergelaten hadden. ~
2693 Eze 1:26 | uitspansel, hetwelk was boven hun hoofden, was de gelijkenis
2694 Eze 2:3 | gerebelleerd hebben; zij en hun vaderen hebben overtreden
2695 Eze 2:6 | hen, en vrees niet voor hun woorden, hoewel wederwilligen
2696 Eze 2:6 | schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet, en ontzet
2697 Eze 2:6 | en ontzet u niet voor hun aangezicht, want zij zijn
2698 Eze 3:8 | aangezicht stijf gemaakt tegen hun aangezichten, en uw voorhoofd
2699 Eze 3:8 | uw voorhoofd stijf tegen hun voorhoofd. ~
2700 Eze 3:9 | niet, en ontzet u niet voor hun aangezichten, omdat zij
2701 Eze 3:26 | stom worden zult, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden
2702 Eze 4:4 | daarop zult liggen, zult gij hun ongerechtigheid dragen. ~
2703 Eze 4:12 | mensen afgang bakken voor hun ogen. ~
2704 Eze 4:13 | zullen de kinderen Israels hun brood onrein eten onder
2705 Eze 4:17 | ander verbaasd worden, en in hun ongerechtigheid uitteren. ~ ~
2706 Eze 5:10 | u, en de kinderen zullen hun vaderen eten; en Ik zal
2707 Eze 6:9 | omdat Ik verbroken ben door hun hoerachtig hart, dat van
2708 Eze 6:9 | afgeweken is, en door hun ogen, die hun drekgoden
2709 Eze 6:9 | is, en door hun ogen, die hun drekgoden nahoereren; en
2710 Eze 6:9 | boosheden, die zij in al hun gruwelen gedaan hebben. ~
2711 Eze 6:10 | tevergeefs gesproken, van hun dit kwaad aan te doen. ~
2712 Eze 6:13 | dat Ik de HEERE ben, als hun verslagenen in het midden
2713 Eze 6:13 | hunner drekgoden rondom hun altaren wezen zullen op
2714 Eze 6:13 | de plaats, alwaar zij al hun drekgoden liefelijken reuk
2715 Eze 6:14 | naar Diblath henen, in al hun woningen; en zij zullen
2716 Eze 7:11 | zal overblijven, noch van hun menigte, noch van hun gedruis,
2717 Eze 7:11 | van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal
2718 Eze 7:13 | niet wederkeren, ofschoon hun leven nog onder de levenden
2719 Eze 7:16 | 16 En hun ontkomenden zullen wel ontkomen,
2720 Eze 7:18 | schaamte wezen, en op al hun hoofden kaalheid. ~
2721 Eze 7:19 | 19 Zij zullen hun zilver op de straten werpen,
2722 Eze 7:19 | op de straten werpen, en hun goud zal tot onreinigheid
2723 Eze 7:19 | zal tot onreinigheid zijn; hun zilver en hun goud zal hen
2724 Eze 7:19 | onreinigheid zijn; hun zilver en hun goud zal hen niet kunnen
2725 Eze 7:19 | verbolgenheid des HEEREN; hun ziel zullen zij niet verzadigen,
2726 Eze 7:19 | zij niet verzadigen, en hun ingewanden zullen zij niet
2727 Eze 7:20 | gemaakt; daarom heb Ik dat hun tot onreinigheid gesteld. ~
2728 Eze 7:24 | heidenen doen komen, die hun huizen erfelijk bezitten
2729 Eze 7:27 | zullen beroerd zijn; Ik zal hun doen naar hun weg, en met
2730 Eze 7:27 | zijn; Ik zal hun doen naar hun weg, en met hun rechten
2731 Eze 7:27 | naar hun weg, en met hun rechten zal Ik ze richten;
2732 Eze 8:11 | midden van hen, stonden voor hun aangezichten; en een ieder
2733 Eze 8:16 | vijf en twintig mannen; hun achterste leden waren naar
2734 Eze 8:16 | den tempel des HEEREN, en hun aangezichten naar het oosten,
2735 Eze 8:17 | steken de wijnranken aan hun neus. ~
2736 Eze 9:10 | zal niet sparen; Ik zal hun weg op hun hoofd geven. ~
2737 Eze 9:10 | sparen; Ik zal hun weg op hun hoofd geven. ~
2738 Eze 10:8 | van eens mensen hand onder hun vleugelen. ~
2739 Eze 10:10 | 10 En aangaande hun gedaanten, die vier hadden
2740 Eze 10:11 | gingen, zo gingen deze op hun vier zijden; zij keerden
2741 Eze 10:12 | 12 Hun ganse lichaam nu, en hun
2742 Eze 10:12 | Hun ganse lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en
2743 Eze 10:12 | lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en hun vleugelen,
2744 Eze 10:12 | ruggen, en hun handen, en hun vleugelen, mitsgaders de
2745 Eze 10:12 | rondom; die vier hadden hun raderen. ~
2746 Eze 10:16 | dezelven; en als de cherubs hun vleugelen ophieven, om zich
2747 Eze 10:19 | En de cherubs hieven hun vleugelen op, en verhieven
2748 Eze 10:21 | van mensenhanden was onder hun vleugelen. ~
2749 Eze 10:22 | aangaande de gelijkenis van hun aangezichten, het waren
2750 Eze 10:22 | had bij de rivier Chebar, hun gedaanten en zij zelven;
2751 Eze 11:16 | verstrooid heb, nochtans zal Ik hun een weinig tijds tot
2752 Eze 11:19 | 19 En Ik zal hun enerlei hart geven, en zal
2753 Eze 11:19 | zal het stenen hart uit hun vlees wegnemen, en zal hun
2754 Eze 11:19 | hun vlees wegnemen, en zal hun een vlesen hart geven; ~
2755 Eze 11:20 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~
2756 Eze 11:21 | derzelver weg zal Ik op hun hoofd geven, spreekt de
2757 Eze 11:22 | Toen hieven de cherubs hun vleugelen op, en de raderen
2758 Eze 12:3 | en vertrek bij dag voor hun ogen; en gij zult vertrekken
2759 Eze 12:3 | tot een andere plaats voor hun ogen; misschien zullen
2760 Eze 12:4 | gereedschap bij dag voor hun ogen uitbrengen, als het
2761 Eze 12:4 | in den avond uitgaan voor hun ogen, gelijk zij uitgaan,
2762 Eze 12:5 | Doorgraaf u den wand voor hun ogen, en breng daardoor
2763 Eze 12:6 | 6 Voor hun ogen zult gij het op de
2764 Eze 12:7 | het op den schouder voor hun ogen. ~
2765 Eze 12:11 | ik gedaan heb, alzo zal hun gedaan worden; zij zullen
2766 Eze 12:16 | pestilentie; opdat zij al hun gruwelen vertellen onder
2767 Eze 12:19 | land Israels: Zij zullen hun brood met kommer eten, en
2768 Eze 12:19 | brood met kommer eten, en hun water zullen zij met
2769 Eze 12:19 | verbaasdheid drinken, omdat hun land woest zal worden van
2770 Eze 13:2 | zeg tot degenen, die uit hun hart profeteren: Hoort des
2771 Eze 13:3 | die dwaze profeten, die hun geest nawandelen, en hetgeen
2772 Eze 14:3 | Mensenkind, deze mannen hebben hun drekgoden in hun hart opgezet,
2773 Eze 14:3 | hebben hun drekgoden in hun hart opgezet, en hebben
2774 Eze 14:3 | ongerechtigheid recht voor hun aangezichten gesteld; word
2775 Eze 14:5 | Opdat Ik het huis Israels in hun hart grijpe, dewijl zij
2776 Eze 14:5 | grijpe, dewijl zij allen door hun drekgoden van Mij vervreemd
2777 Eze 14:10 | 10 En zij zullen hun ongerechtigheid dragen;
2778 Eze 14:11 | meer verontreinigen met al hun overtredingen; alsdan zullen
2779 Eze 14:11 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, spreekt
2780 Eze 14:14 | deszelven waren, zij zouden door hun gerechtigheid alleen hun
2781 Eze 14:14 | hun gerechtigheid alleen hun ziel bevrijden, spreekt
2782 Eze 14:20 | zij zouden alleen hun ziel door hun gerechtigheid
2783 Eze 14:20 | zouden alleen hun ziel door hun gerechtigheid bevrijden. ~
2784 Eze 14:22 | ulieden uitkomen, en gij zult hun weg zien, en hun handelingen;
2785 Eze 14:22 | gij zult hun weg zien, en hun handelingen; en gij
2786 Eze 14:23 | zij u vertroosten, als gij hun weg en hun handelingen zien
2787 Eze 14:23 | vertroosten, als gij hun weg en hun handelingen zien zult; en
2788 Eze 16:18 | olie en Mijn reukwerk voor hun aangezichten gesteld. ~
2789 Eze 16:19 | spijsde, dat hebt gij ook voor hun aangezichten gesteld tot
2790 Eze 16:36 | uwer kinderen, dat gij hun gegeven hebt; ~
2791 Eze 16:39 | 39 En Ik zal u in hun hand overgeven, en zij zullen
2792 Eze 16:40 | stenen stenigen, en u met hun zwaarden doorsteken. ~
2793 Eze 19:4 | hem, hij werd gegrepen in hun groeve; en zij brachten
2794 Eze 19:7 | weduwen, en hij verwoestte hun steden; zodat het land en
2795 Eze 19:8 | landschappen, en zij spreidden hun net over hem uit; in hun
2796 Eze 19:8 | hun net over hem uit; in hun groeve werd hij gegrepen. ~
2797 Eze 20:4 | 4 Zoudt gij hun recht geven, zoudt gij hun
2798 Eze 20:4 | hun recht geven, zoudt gij hun recht geven, o mensenkind?
2799 Eze 20:4 | geven, o mensenkind? Maak hun de gruwelen hunner vaderen
2800 Eze 20:5 | Jakobs, en maakte Mijzelven hun in Egypteland bekend;
2801 Eze 20:11 | 11 Daar gaf Ik hun Mijn inzettingen, en maakte
2802 Eze 20:11 | Mijn inzettingen, en maakte hun Mijn rechten bekend, dewelke,
2803 Eze 20:12 | Daartoe ook gaf Ik hun Mijn sabbatten, om een teken
2804 Eze 20:15 | brengen in het land, dat Ik hun gegeven had, vloeiende van
2805 Eze 20:16 | sabbatten ontheiligden; want hun hart wandelde hun drekgoden
2806 Eze 20:16 | want hun hart wandelde hun drekgoden na. ~
2807 Eze 20:18 | 18 Maar Ik zeide tot hun kinderen in de woestijn:
2808 Eze 20:18 | uwer vaderen, en onderhoudt hun rechten niet, en verontreinigt
2809 Eze 20:18 | verontreinigt u niet met hun drekgoden. ~
2810 Eze 20:24 | sabbatten ontheiligd hadden, en hun ogen achter de drekgoden
2811 Eze 20:25 | 25 Daarom gaf Ik hun ook besluitingen, die niet
2812 Eze 20:26 | Ik verontreinigde hen in hun giften, omdat zij door het
2813 Eze 20:28 | opgeheven had, om hetzelve hun te geven, zo zagen zij naar
2814 Eze 20:28 | geboomte, en offerden daar hun offeren, en gaven daar hun
2815 Eze 20:28 | hun offeren, en gaven daar hun tergende offeranden, en
2816 Eze 20:28 | offeranden, en daar zetten zij hun liefelijken reuk, en daar
2817 Eze 20:28 | reuk, en daar offerden zij hun drankofferen. ~
2818 Eze 20:30 | en hoereert gij achter hun verfoeiselen? ~
2819 Eze 21:6 | mensenkind, zucht; zucht voor hun ogen met verbreking der
2820 Eze 21:15 | des zwaards gezet tegen al hun poorten, opdat het hart
2821 Eze 21:23 | 23 Dit zal hun in hun ogen als een ijdel
2822 Eze 21:23 | 23 Dit zal hun in hun ogen als een ijdel waarzeggen
2823 Eze 21:28 | kinderen Ammons, en van hun smading; zo zeg: Het zwaard,
2824 Eze 22:26 | kennen; daartoe verbergen zij hun ogen van Mijn sabbatten;
2825 Eze 22:28 | kalk; ziende ijdelheid en hun leugen voorzeggende, zeggende:
2826 Eze 22:31 | verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd
2827 Eze 22:31 | verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd gegeven, spreekt de
2828 Eze 23:8 | maagdoms betast, en zij hadden hun hoererij over haar
2829 Eze 23:15 | Gegord met een gordel aan hun lenden, hebbende overvloedig
2830 Eze 23:15 | overvloedig geverfde hoeden op hun hoofden, die allen in het
2831 Eze 23:17 | verontreinigden haar met hun hoererij; ook verontreinigde
2832 Eze 23:24 | zetten; en Ik zal voor hun aangezicht het gericht stellen,
2833 Eze 23:24 | zij zullen u richten naar hun rechten. ~
2834 Eze 23:30 | hebt, en omdat gij u met hun drekgoden verontreinigd
2835 Eze 23:39 | 39 Want als zij hun kinderen hun drekgoden geslacht
2836 Eze 23:39 | Want als zij hun kinderen hun drekgoden geslacht hadden,
2837 Eze 23:47 | stenigen, en dezelve met hun zwaarden nederhouwen; haar
2838 Eze 24:25 | Ik van hen zal wegnemen hun sterkte, de vreugde huns
2839 Eze 24:25 | verlangen hunner zielen, hun zonen en hun dochteren; ~
2840 Eze 24:25 | zielen, hun zonen en hun dochteren; ~
2841 Eze 24:27 | stom zijn; alzo zult gij hun tot een wonderteken zijn,
2842 Eze 25:4 | tot een bezitting, dat zij hun burgen in u zetten, en hun
2843 Eze 25:4 | hun burgen in u zetten, en hun woningen in u stellen, die
2844 Eze 26:16 | der zee zullen afdalen van hun tronen, en hun mantels van
2845 Eze 26:16 | afdalen van hun tronen, en hun mantels van zich doen, en
2846 Eze 26:16 | mantels van zich doen, en hun gestikte klederen uittrekken;
2847 Eze 27:11 | Gammadieten waren op uw torens; hun schilden hingen zij rondom
2848 Eze 27:29 | schippers van de zee, zullen uit hun schepen nederklimmen; op
2849 Eze 27:30 | 30 En zij zullen hun stem over u laten horen,
2850 Eze 27:30 | schreeuwen; en zij zullen stof op hun hoofden werpen, zij zullen
2851 Eze 27:32 | 32 En zij zullen in hun gekerm een klaaglied over
2852 Eze 27:35 | eilanden zijn over u ontzet, en hun koningen staan de haren
2853 Eze 28:7 | der heidenen; die zullen hun zwaarden uittrekken over
2854 Eze 28:25 | zijn, dan zullen zij in hun land wonen, dat Ik aan Mijn
2855 Eze 29:7 | gij gebroken, en spleet hun alle zijden; en als zij
2856 Eze 30:11 | verderven; en zij zullen hun zwaarden tegen Egypte uittrekken,
2857 Eze 31:14 | waterrijke bomen verheffen over hun stam, en hun top niet opsteken
2858 Eze 31:14 | verheffen over hun stam, en hun top niet opsteken boven
2859 Eze 31:14 | zichzelven staan vanwege hun hoogte; want zij zijn allen
2860 Eze 32:10 | volken over u ontzetten, en hun koningen zullen de haren
2861 Eze 32:10 | zwaard zal zwaaien voor hun aangezichten; en zij zullen
2862 Eze 32:24 | plaatsen der aarde, die hun schrik hadden gegeven in
2863 Eze 32:24 | levenden; nu dragen zij hun schande met degenen, die
2864 Eze 32:25 | levenden; nu dragen zij hun schande met degenen, die
2865 Eze 32:26 | van het zwaard, omdat zij hun schrik gegeven hebben
2866 Eze 32:27 | helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker
2867 Eze 32:27 | gelegd heeft onder hun hoofden; welker ongerechtigheid
2868 Eze 32:27 | ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der
2869 Eze 32:30 | beschaamd zijnde vanwege hun schrik, die uit hun macht
2870 Eze 32:30 | vanwege hun schrik, die uit hun macht voortkwam, en
2871 Eze 32:30 | van het zwaard, en dragen hun schande met degenen, die
2872 Eze 33:2 | volk des lands een man uit hun einden nemen, en dien voor
2873 Eze 33:17 | is niet recht; daar toch hun eigen weg niet recht is. ~
2874 Eze 33:29 | zal gesteld hebben, om al hun gruwelen, die zij gedaan
2875 Eze 33:31 | zij maken liefkozingen met hun mond, maar hun hart
2876 Eze 33:31 | met hun mond, maar hun hart wandelt hun gierigheid
2877 Eze 33:31 | mond, maar hun hart wandelt hun gierigheid na. ~
2878 Eze 33:32 | 32 En ziet, gij zijt hun als een lied der minnen,
2879 Eze 34:10 | en zal Mijn schapen van hun hand eisen, en zal ze van
2880 Eze 34:10 | Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat zij hun
2881 Eze 34:10 | hun mond rukken, zodat zij hun niet meer tot spijze zullen
2882 Eze 34:13 | landen, en brengen ze in hun land; en Ik zal ze weiden
2883 Eze 34:14 | hoge bergen Israels zal hun kooi zijn; aldaar zullen
2884 Eze 34:23 | zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn. ~
2885 Eze 34:24 | En Ik, de HEERE, zal hun tot een God zijn; en Mijn
2886 Eze 34:27 | zij zullen zeker zijn in hun land; en zullen weten, dat
2887 Eze 34:29 | 29 En Ik zal hun een plant van naam verwekken;
2888 Eze 34:30 | weten, dat Ik, de HEERE, hun God, met hen ben, en dat
2889 Eze 36:7 | die rondom u zijn, zelf hun schande zullen dragen! ~
2890 Eze 36:12 | erfelijk bezitten, en gij zult hun ter erfenis zijn, en gij
2891 Eze 36:17 | huis Israels, als zij in hun land woonden, toen verontreinigden
2892 Eze 36:17 | verontreinigden zij datzelve met hun weg en met hun handelingen;
2893 Eze 36:17 | datzelve met hun weg en met hun handelingen; hun weg was
2894 Eze 36:17 | en met hun handelingen; hun weg was voor Mijn aangezicht
2895 Eze 36:18 | land vergoten hadden, en om hun drekgoden, waarmede zij
2896 Eze 36:19 | landen; Ik oordeelde ze naar hun weg en naar hun handelingen. ~
2897 Eze 36:19 | ze naar hun weg en naar hun handelingen. ~
2898 Eze 36:23 | HEERE, als Ik aan u voor hun ogen zal geheiligd zijn. ~
2899 Eze 36:37 | verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen
2900 Eze 36:38 | schapen van Jeruzalem op hun gezette hoogtijden, alzo
2901 Eze 37:10 | werden levend en stonden op hun voeten, een gans zeer groot
2902 Eze 37:21 | en brengen hen in hun land; ~
2903 Eze 37:23 | meer verontreinigen met hun drekgoden, en met hun verfoeiselen,
2904 Eze 37:23 | met hun drekgoden, en met hun verfoeiselen, en met al
2905 Eze 37:23 | verfoeiselen, en met al hun overtredingen; en Ik zal
2906 Eze 37:23 | zal ze verlossen uit al hun woonplaatsen, in dewelke
2907 Eze 37:23 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~
2908 Eze 37:25 | zullen zij wonen, zij en hun kinderen, en hun kindskinderen
2909 Eze 37:25 | zij en hun kinderen, en hun kindskinderen tot in
2910 Eze 37:27 | bij hen zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, en zij
2911 Eze 38:7 | vergaderd zijn; en wees gij hun tot een wacht. ~
2912 Eze 38:13 | kooplieden van Tarsis, en alle hun jonge leeuwen zullen tot
2913 Eze 38:16 | als Ik aan u, o Gog! voor hun ogen zal geheiligd worden. ~
2914 Eze 39:13 | zal begraven, en het zal hun tot een naam zijn, ten dage
2915 Eze 39:23 | gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, omdat zij
2916 Eze 39:24 | 24 Naar hun onreinigheid en naar hun
2917 Eze 39:24 | hun onreinigheid en naar hun overtredingen heb Ik met
2918 Eze 39:26 | 26 Als zij hun schande zullen gedragen
2919 Eze 39:26 | zullen gedragen hebben, en al hun overtreding, met dewelke
2920 Eze 39:26 | overtreden, toen zij in hun land zeker woonden, en er
2921 Eze 39:28 | heb ze weder verzameld in hun land, en heb aldaar
2922 Eze 40:16 | aan de kamertjes, en aan hun posten inwaarts in de poort
2923 Eze 42:14 | buitenste voorhof, maar aldaar hun klederen henenleggen, in
2924 Eze 43:7 | verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij
2925 Eze 43:7 | zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode
2926 Eze 43:7 | lichamen hunner koningen, op hun hoogten; ~
2927 Eze 43:8 | 8 Als zij hun dorpel stelden aan Mijn
2928 Eze 43:8 | stelden aan Mijn dorpel, en hun post nevens Mijn post, dat
2929 Eze 43:8 | verontreinigden Mijn heiligen Naam met hun gruwelen, die zij deden;
2930 Eze 43:9 | 9 Nu zullen zij hun hoererij en de dode lichamen
2931 Eze 43:10 | schaamrood worden vanwege hun ongerechtigheden, en laat
2932 Eze 43:11 | zij gedaan hebben, zo maak hun bekend den vorm van het
2933 Eze 43:11 | wetten; en schrijf het voor hun ogen, opdat zij zijn gansen
2934 Eze 44:10 | van Mij zijn afgedwaald, hun drekgoden achterna, zullen
2935 Eze 44:10 | drekgoden achterna, zullen wel hun ongerechtigheid dragen; ~
2936 Eze 44:11 | slachten, en zullen voor hun aangezicht staan, om hen
2937 Eze 44:12 | de Heere HEERE, dat zij hun ongerechtigheid zullen dragen. ~
2938 Eze 44:13 | allerheiligste dingen; maar zullen hun schande dragen, en
2939 Eze 44:13 | schande dragen, en hun gruwelen, die zij gedaan
2940 Eze 44:18 | Linnen huiven zullen op hun hoofd zijn, en linnen onderbroeken
2941 Eze 44:18 | linnen onderbroeken zullen op hun lenden zijn; zij zullen
2942 Eze 44:19 | tot het volk, zullen zij hun klederen, in dewelke zij
2943 Eze 44:19 | het volk niet heiligen met hun klederen. ~
2944 Eze 44:20 | 20 En zij zullen hun hoofd niet glad afscheren,
2945 Eze 44:20 | wassen; behoorlijk zullen zij hun hoofden bescheren. ~
2946 Eze 44:23 | heilige en onheilige, en hun bekend maken het onderscheid
2947 Eze 44:28 | 28 Dit nu zal hun tot een erfenis zijn: Ik
2948 Eze 44:28 | een erfenis zijn: Ik ben hun Erfenis; daarom zult gij
2949 Eze 44:28 | geven in Israel; Ik ben hun Bezitting. ~
2950 Eze 45:4 | HEERE te dienen; en het zal hun een plaats zijn tot
2951 Eze 45:8 | Israels het land laten, naar hun stammen. ~
2952 Eze 46:16 | zijn zonen hebben; het zal hun bezitting zijn in erfenis. ~
2953 Eze 46:18 | erfenis des volks, om hen van hun bezitting te beroven; van
2954 Eze 48:29 | stammen Israels, en dit zullen hun delen zijn, spreekt de Heere
2955 Dan 1:5 | En de koning verordende hun, wat men ze dag bij dag
2956 Dan 1:7 | overste der kamerlingen gaf hun andere namen, en Daniel
2957 Dan 1:15 | tien dagen, zag men dat hun gedaanten schoner waren,
2958 Dan 1:16 | huns dranks, en hij gaf hun van het gezaaide. ~
2959 Dan 1:20 | wijsheid, die de koning hun afvroeg, zo vond hij hen
2960 Dan 3:21 | werden die mannen gebonden in hun mantels, hun broeken, en
2961 Dan 3:21 | gebonden in hun mantels, hun broeken, en hun hoeden,
2962 Dan 3:21 | mantels, hun broeken, en hun hoeden, en hun andere klederen,
2963 Dan 3:21 | broeken, en hun hoeden, en hun andere klederen, en zij
2964 Dan 3:27 | beziende, omdat het vuur over hun lichamen niet geheerst
2965 Dan 3:27 | hoofds niet verbrand was, en hun mantels niet veranderd waren,
2966 Dan 3:28 | konings woord veranderd, en hun lichamen overgegeven hebben,
2967 Dan 3:28 | eerden noch aanbaden, dan hun God. ~
2968 Dan 6:25 | den kuil der leeuwen hen, hun kinderen, en hun vrouwen;
2969 Dan 6:25 | leeuwen hen, hun kinderen, en hun vrouwen; en zij kwamen
2970 Dan 6:25 | zij vermorzelden ook al hun beenderen. ~
2971 Dan 7:12 | overige dieren, men nam hun heerschappij weg, want verlenging
2972 Dan 7:12 | verlenging van het leven was hun gegeven tot tijd en stonde
2973 Dan 11:8 | 8 Ook zal hij hun goden, met hun vorsten,
2974 Dan 11:8 | Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste
2975 Dan 11:8 | goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten van zilver
2976 Dan 11:32 | vleierijen; maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen,
2977 Hos 1:7 | verlossen door den HEERE, hun God, en Ik zal ze niet verlossen
2978 Hos 2:16 | zij zullen niet meer bij hun namen gedacht worden. ~
2979 Hos 3:5 | bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun koning;
2980 Hos 3:5 | HEERE, hun God, en David, hun koning; en zij zullen vrezende
2981 Hos 4:8 | ieder met zijn ziel, naar hun ongerechtigheid. ~
2982 Hos 4:12 | verleidt hen, dat zij van onder hun God weghoereren. ~
2983 Hos 4:18 | doen niet dan hoereren; hun schilden (het is een schande!)
2984 Hos 4:19 | beschaamd worden vanwege hun offeranden. ~ ~
2985 Hos 5:2 | te slachten; maar Ik zal hun allen een tuchtmeester zijn. ~
2986 Hos 5:4 | 4 Zij stellen hun handelingen niet aan, om
2987 Hos 5:4 | handelingen niet aan, om zich tot hun God te bekeren; want de
2988 Hos 5:5 | Efraim zullen vallen door hun ongerechtigheid; ook zal
2989 Hos 5:6 | 6 Met hun schapen, en met hun runderen
2990 Hos 5:6 | Met hun schapen, en met hun runderen zullen zij dan
2991 Hos 5:7 | nieuwe maand verteren met hun delen. ~
2992 Hos 5:15 | Mijn aangezicht zoeken; als hun bange zal zijn, zullen zij
2993 Hos 7:2 | En zij zeggen niet in hun hart, dat Ik al hunner boosheid
2994 Hos 7:2 | gedachtig ben; nu omsingelen hen hun handelingen, zij zijn voor
2995 Hos 7:3 | verblijden den koning met hun boosheid, en de vorsten
2996 Hos 7:3 | boosheid, en de vorsten met hun leugenen. ~
2997 Hos 7:6 | 6 Want zij voeren hun hart aan, als een bakoven,
2998 Hos 7:6 | aan, als een bakoven, tot hun lagen; hunlieder bakker
2999 Hos 7:7 | bakoven, en zij verteren hun rechters; al hun koningen
3000 Hos 7:7 | verteren hun rechters; al hun koningen vallen; er is niemand
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731 |