Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hulpe 5
hulzen 1
humta 1
hun 3731
hunkeren 1
hunkeringen 1
hunlieden 14
Frequency    [«  »]
4160 mij
4039 aan
3972 voor
3731 hun
3724 maar
3533 heeft
3518 zo

Bijbel

IntraText - Concordances

hun

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731

     Book Chapter: Verse
2501 Jer 21:7 | in de hand dergenen, die hun ziel zoeken; en hij zal 2502 Jer 22:27 | in het land, naar hetwelk hun ziel verlangt om daar weder 2503 Jer 23:3 | zal ze wederbrengen tot hun kooien, en zij zullen vruchtbaar 2504 Jer 23:8 | want zij zullen wonen in hun land. ~ 2505 Jer 23:10 | woestijn verdorren, omdat hun loop boos is, en hun macht 2506 Jer 23:10 | omdat hun loop boos is, en hun macht niet recht. ~ 2507 Jer 23:11 | zelfs in Mijn huis vind Ik hun boosheid, spreekt de HEERE. ~ 2508 Jer 23:12 | 12      Daarom zal hun weg hun zijn als zeer gladde 2509 Jer 23:12 | Daarom zal hun weg hun zijn als zeer gladde plaatsen 2510 Jer 23:22 | hen afgekeerd hebben van hun bozen weg, en van de boosheid      2511 Jer 23:27 | Naam te doen vergeten, door hun dromen, die zij, een ieder 2512 Jer 23:27 | naaste, vertellen; gelijk als hun vaders Mijn Naam vergeten 2513 Jer 23:31 | profeten, spreekt de HEERE, die hun tong nemen, en spreken: 2514 Jer 23:32 | verleiden Mijn volk met hun leugenen en met hun lichtvaardigheid; 2515 Jer 23:32 | met hun leugenen en met hun lichtvaardigheid; daar Ik 2516 Jer 23:32 | hen niet      gezonden, en hun niets bevolen heb, en zij 2517 Jer 24:7 | 7      En Ik zal hun een hart geven om Mij te 2518 Jer 24:7 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn; want zij 2519 Jer 24:7 | zullen zich tot Mij met hun ganse hart      bekeren. ~ 2520 Jer 24:10 | zijn uit het land, dat Ik hun en hun vaderen gegeven had. ~  ~ 2521 Jer 24:10 | het land, dat Ik hun en hun vaderen gegeven had. ~  ~ 2522 Jer 25:12 | volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid bezoeken, 2523 Jer 25:14 | koningen zijn; alzo zal Ik hun vergelden naar hun doen, 2524 Jer 25:14 | zal Ik hun vergelden naar hun doen, en naar het werk hunner 2525 Jer 25:36 | de kudde, omdat de HEERE hun weide verstoort. ~ 2526 Jer 26:3 | hebben over het kwaad, dat Ik hun denk te doen vanwege de 2527 Jer 27:4 | 4      En beveel hun aan hun heren te zeggen: 2528 Jer 27:4 | 4      En beveel hun aan hun heren te zeggen: Zo zegt 2529 Jer 29:23 | valselijk in Mijn Naam, dat Ik hun niet geboden had; en      2530 Jer 30:3 | wederbrengen in het land, dat Ik hun      vaderen gegeven heb, 2531 Jer 30:9 | zullen dienen den HEERE, hun God, en hun koning David, 2532 Jer 30:9 | dienen den HEERE, hun God, en hun koning David, dien Ik hun 2533 Jer 30:9 | hun koning David, dien Ik hun verwekken zal. ~ 2534 Jer 30:18 | Jakobs wenden, en Mij over hun woningen ontfermen; en de 2535 Jer 31:12 | schapen en runderen;      en hun ziel zal zijn als een gewaterde 2536 Jer 31:13 | hen      verblijden naar hun droefenis. ~ 2537 Jer 31:17 | kinderen zullen wederkomen tot hun landpale. ~ 2538 Jer 31:23 | en in zijn steden, als Ik hun gevangenis wenden zal: De 2539 Jer 31:32 | het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten 2540 Jer 31:32 | gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit 2541 Jer 31:33 | HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal 2542 Jer 31:33 | binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal      2543 Jer 31:33 | schrijven; en Ik zal      hun tot een God zijn, en zij 2544 Jer 31:34 | zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun      2545 Jer 31:34 | van hun kleinste af tot hun      grootste toe, spreekt 2546 Jer 31:34 | spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, 2547 Jer 32:13 | En ik beval Baruch voor hun ogen, zeggende: ~ 2548 Jer 32:22 | 22      En hebt hun dit land gegeven, dat Gij 2549 Jer 32:22 | dit land gegeven, dat Gij hun vaderen gezworen hadt hun 2550 Jer 32:22 | hun vaderen gezworen hadt hun te zullen geven, een land 2551 Jer 32:23 | van alles, wat Gij      hun geboden hadt te doen; dies 2552 Jer 32:23 | hadt te doen; dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen. ~ 2553 Jer 32:30 | kinderen van Juda hebben van hun jeugd aan alleenlijk gedaan, 2554 Jer 32:32 | Mij te vertoornen, zij, hun koningen, hun vorsten, hun 2555 Jer 32:32 | vertoornen, zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesteren, 2556 Jer 32:32 | hun koningen, hun vorsten, hun priesteren, en hun profeten,      2557 Jer 32:32 | vorsten, hun priesteren, en hun profeten,      en de mannen 2558 Jer 32:34 | 34      Maar zij hebben hun verfoeiselen gesteld in 2559 Jer 32:35 | zoons van Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochteren den 2560 Jer 32:35 | Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochteren den Molech door 2561 Jer 32:35 | te laten gaan; hetwelk Ik hun      niet heb geboden, noch 2562 Jer 32:38 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~ 2563 Jer 32:39 | 39      En Ik zal hun enerlei hart en enerlei 2564 Jer 32:39 | Mij te vrezen al de dagen, hun ten goede, mitsgaders hun 2565 Jer 32:39 | hun ten goede, mitsgaders hun kinderen na hen. ~ 2566 Jer 32:40 | niet zal afkeren, opdat Ik hun weldoe; en Ik zal Mijn vreze 2567 Jer 32:40 | en Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet 2568 Jer 32:41 | over hen verblijden, dat Ik hun weldoe; en Ik zal hen getrouwelijk 2569 Jer 32:44 | het zuiden; want Ik zal hun gevangenis wenden, spreekt 2570 Jer 33:6 | henlieden genezen, en zal hun openbaren overvloed van 2571 Jer 33:8 | zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, met dewelke 2572 Jer 33:8 | hebben; en Ik zal vergeven al hun ongerechtigheden, met dewelke 2573 Jer 33:9 | goede zullen horen, dat Ik hun doe; en zij zullen vrezen 2574 Jer 33:9 | over al den vrede, dien Ik hun beschikke. ~ 2575 Jer 33:20 | dag en nacht niet zijn op hun tijd; ~ 2576 Jer 33:24 | geen volk      meer is voor hun aangezicht. ~ 2577 Jer 33:26 | Izak en Jakob; want Ik zal hun      gevangenis wenden en 2578 Jer 34:14 | niet naar Mij, en neigden hun oor niet. ~ 2579 Jer 34:16 | hadt laten vrijgaan naar hun lust;      en gij hebt hen 2580 Jer 34:20 | in de hand dergenen, die hun ziel zoeken; en hun dode 2581 Jer 34:20 | die hun ziel zoeken; en hun dode lichamen zullen het 2582 Jer 34:21 | in de hand dergenen, die hun ziel zoeken, te weten, in 2583 Jer 35:2 | een der kameren, en geef hun wijn te drinken. ~ 2584 Jer 35:16 | gebod huns vaders, dat hij hun geboden heeft, bevestigd 2585 Jer 36:3 | horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk te doen; opdat zij 2586 Jer 36:3 | van zijn bozen weg, en Ik hun ongerechtigheid en      2587 Jer 36:3 | ongerechtigheid en      hun zonde vergeve. ~ 2588 Jer 36:6 | oren van gans Juda, die uit hun steden komen. ~ 2589 Jer 36:13 | 13      En Michaja maakte hun bekend al de woorden, die 2590 Jer 36:15 | oren; en Baruch las voor hun oren. ~ 2591 Jer 36:24 | verschrikten niet, en scheurden hun klederen niet, de koning 2592 Jer 38:23 | uitvoeren; ook zult gij zelf van hun hand niet ontkomen; maar 2593 Jer 38:27 | vraagden, verklaarde hij hun, naar al deze woorden, die 2594 Jer 39:10 | land van Juda; en hij gaf hun te dien dage wijngaarden      2595 Jer 40:7 | in het veld waren, zij en hun mannen, hoorden, dat de 2596 Jer 40:8 | eens Maachathiets, zij en hun mannen. ~ 2597 Jer 40:9 | den zoon van Safan, zwoer hun en hun mannen, zeggende: 2598 Jer 40:9 | van Safan, zwoer hun en hun mannen, zeggende: Vreest 2599 Jer 41:5 | en wierook waren in hun hand, om ten huize des HEEREN 2600 Jer 41:6 | Nethanja, ging uit van Mizpa hun tegemoet, al gaande en wenende; 2601 Jer 42:17 | zullen al de mannen zijn, die hun aangezichten stellen, om 2602 Jer 43:1 | met dewelke hem de HEERE, hun God, tot hen gezonden      2603 Jer 44:3 | 3      Vanwege hun boosheid, die zij gedaan 2604 Jer 44:5 | hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, om zich van 2605 Jer 44:5 | oor geneigd, om zich van hun boosheid te bekeren, dat 2606 Jer 44:12 | overblijfsel van Juda wegnemen, die hun aangezichten gesteld hebben, 2607 Jer 44:14 | land van Juda, waarnaar hun ziel verlangt weder te keren, 2608 Jer 44:15 | mannen, die wisten, dat hun vrouwen anderen goden rookten, 2609 Jer 46:5 | achterwaarts gedreven zijn? Zelfs hun helden zijn verslagen, en 2610 Jer 46:10 | dronken worden van hun bloed; want de Heere, HEERE 2611 Jer 48:34 | tot Jahaz toe, hebben zij hun stem verheven, van Zoar 2612 Jer 49:9 | verdorven hebben zoveel hun      genoeg ware? ~ 2613 Jer 49:29 | 29      Zij zullen hun tenten en hun kudden nemen, 2614 Jer 49:29 | Zij zullen hun tenten en hun kudden nemen, hun gordijnen 2615 Jer 49:29 | tenten en hun kudden nemen, hun gordijnen en al hun gereedschap, 2616 Jer 49:29 | nemen, hun gordijnen en al hun gereedschap, en hun kemelen 2617 Jer 49:29 | en al hun gereedschap, en hun kemelen voor zich wegnemen; 2618 Jer 49:32 | 32      En hun kemelen zullen ten roof 2619 Jer 49:32 | zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn; en 2620 Jer 49:37 | aangezicht dergenen, die hun ziel zoeken, en zal een 2621 Jer 50:4 | henengaan, en      den HEERE, hun God, zoeken. ~ 2622 Jer 50:5 | den weg herwaarts zullen hun aangezichten zijn; zij zullen 2623 Jer 50:6 | waren verloren schapen, hun herders hadden hen verleid, 2624 Jer 50:6 | tot heuvel, zij vergaten hun legering. ~ 2625 Jer 50:7 | vonden, aten hen op, en hun wederpartijders zeiden: 2626 Jer 50:9 | zij      ingenomen worden; hun pijlen zullen zijn als eens 2627 Jer 50:27 | slachting; wee over hen, want hun dag is gekomen, de tijd 2628 Jer 50:34 | 34      Maar hun Verlosser is sterk, HEERE 2629 Jer 50:34 | heirscharen is Zijn Naam; Hij zal hun twist zekerlijk twisten, 2630 Jer 50:42 | zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de 2631 Jer 51:24 | van Chaldea vergelden al hun boosheid, die zij gedaan 2632 Jer 51:30 | gebleven in de vestingen, hun macht is bezweken, zij zijn 2633 Jer 51:30 | wijven geworden; zij hebben hun woningen aangestoken, hun      2634 Jer 51:30 | hun woningen aangestoken, hun      grendels zijn verbroken. ~ 2635 Jer 51:39 | zij verhit zijn, zal Ik hun drank opzetten, en zal hen 2636 Jer 51:56 | God der vergelding, zal hun      zekerlijk betalen. ~ 2637 Klaa 1:11 | brood zoekende, zij hebben hun gewenste dingen voor spijs 2638 Klaa 1:14 | HEERE      heeft mij in hun handen gegeven, ik kan niet 2639 Klaa 1:19 | zochten, opdat zij      hun ziel mochten verkwikken. ~ 2640 Klaa 1:22 | 22      Thau. Laat al hun kwaad voor Uw aangezicht 2641 Klaa 1:22 | aangezicht komen, en doe hun, gelijk als Gij mij gedaan 2642 Klaa 1:32 | stil, zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken 2643 Klaa 1:34 | Lamed. Als zij tot hun moeders zeggen: Waar is 2644 Klaa 1:34 | de verslagenen; als zich hun ziel uitschudt in den schoot      2645 Klaa 1:37 | zij fluiten en schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, 2646 Klaa 1:38 | Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten 2647 Klaa 1:40 | 18      Tsade. Hun hart schreeuwde tot den 2648 Klaa 1:58 | tot belaching geworden, hun snarenspel den gansen dag. ~ 2649 Klaa 1:90 | Al onze vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. ~ 2650 Klaa 1:104| Resch. Gij hebt al hun wraak gezien, al hun gedachten 2651 Klaa 1:104| al hun wraak gezien, al hun gedachten tegen mij. ~ 2652 Klaa 1:105| Schin. HEERE! Gij hebt hun smaden gehoord, en al hun 2653 Klaa 1:105| hun smaden gehoord, en al hun gedachten tegen mij; ~ 2654 Klaa 1:106| die tegen mij opstaan, en hun dichten tegen mij den gansen 2655 Klaa 1:107| 63      Schin. Aanschouw hun zitten en opstaan; ik ben 2656 Klaa 1:107| zitten en opstaan; ik ben hun snarenspel. ~ 2657 Klaa 1:108| 64      Thau. HEERE! geef hun weder die vergelding, naar 2658 Klaa 1:109| 65      Thau. Geef hun een deksel des harten; Uw 2659 Klaa 1:113| borsten neder, zij zogen hun welpen; maar de dochter 2660 Klaa 1:114| er is niemand, die het hun mededeelt. ~ 2661 Klaa 1:118| 8      Cheth. Maar nu is hun gedaante verduisterd van 2662 Klaa 1:118| hen niet op de straten; hun huid kleeft aan hun beenderen, 2663 Klaa 1:118| straten; hun huid kleeft aan hun beenderen, zij is verdord, 2664 Klaa 1:124| kon zien, of men raakte hun klederen aan. ~ 2665 Klaa 1:130| des HEEREN, is gevangen in hun groeven; van welken wij 2666 Klaa 2:7 | niet meer, en wij dragen hun ongerechtigheden. ~ 2667 Klaa 2:8 | is niemand, die ons uit hun hand rukke. ~ 2668 Klaa 2:14 | poort, de jongelingen van hun snarenspel. ~ 2669 Eze 1:5 | vier dieren; en dit was hun gedaante: zij hadden de 2670 Eze 1:7 | 7      En hun voeten waren rechte voeten, 2671 Eze 1:7 | waren rechte voeten, en hun voetplanten waren gelijk 2672 Eze 1:8 | mensenhanden waren onder hun vleugelen, aan hun vier 2673 Eze 1:8 | onder hun vleugelen, aan hun vier zijden; en die vier 2674 Eze 1:8 | zijden; en die vier hadden hun aangezichten en hun vleugelen. ~ 2675 Eze 1:8 | hadden hun aangezichten en hun vleugelen. ~ 2676 Eze 1:9 | 9      Hun vleugelen waren samengevoegd, 2677 Eze 1:10 | De gelijkenis nu van hun aangezicht was het aangezicht 2678 Eze 1:11 | 11      Ook waren hun aangezichten en hun vleugelen 2679 Eze 1:11 | waren hun aangezichten en hun vleugelen opwaarts verdeeld; 2680 Eze 1:11 | andere, en twee bedekten hun lichamen. ~ 2681 Eze 1:13 | de gelijkenis der dieren, hun gedaante was als brandende 2682 Eze 1:16 | gelijkenis; daartoe was hun gedaante, en hun maaksel, 2683 Eze 1:16 | daartoe was hun gedaante, en hun maaksel, alsof het      2684 Eze 1:17 | zij gingen, zij gingen op hun vier zijden; zij keerden 2685 Eze 1:18 | 18      En hun velgen, die waren zo hoog, 2686 Eze 1:18 | zij vreselijk waren; en hun velgen waren vol ogen rondom 2687 Eze 1:22 | kristal, van boven af over hun hoofden uitgespreid. ~ 2688 Eze 1:23 | onder dat uitspansel waren hun vleugelen rechtop, de een 2689 Eze 1:23 | had er twee, die herwaarts hun lichamen bedekten, en ieder 2690 Eze 1:24 | zij stonden, zo lieten zij hun vleugelen neder. ~ 2691 Eze 1:25 | uitspansel, hetwelk boven hun hoofden was, als zij stonden, 2692 Eze 1:25 | was, als zij stonden, en hun vleugelen nedergelaten hadden. ~ 2693 Eze 1:26 | uitspansel, hetwelk was boven hun hoofden, was de gelijkenis 2694 Eze 2:3 | gerebelleerd hebben; zij en hun vaderen hebben overtreden 2695 Eze 2:6 | hen, en vrees niet voor hun woorden, hoewel wederwilligen 2696 Eze 2:6 | schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet,      en ontzet 2697 Eze 2:6 | en ontzet u niet voor hun aangezicht, want zij zijn 2698 Eze 3:8 | aangezicht stijf gemaakt tegen hun aangezichten, en uw voorhoofd 2699 Eze 3:8 | uw voorhoofd stijf tegen hun voorhoofd. ~ 2700 Eze 3:9 | niet, en ontzet u niet voor hun aangezichten, omdat zij 2701 Eze 3:26 | stom worden zult, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden 2702 Eze 4:4 | daarop zult liggen, zult gij hun ongerechtigheid      dragen. ~ 2703 Eze 4:12 | mensen afgang bakken voor hun ogen. ~ 2704 Eze 4:13 | zullen de kinderen Israels hun brood onrein eten onder 2705 Eze 4:17 | ander verbaasd worden, en in hun ongerechtigheid uitteren. ~  ~ 2706 Eze 5:10 | u, en de kinderen zullen hun vaderen eten; en Ik zal 2707 Eze 6:9 | omdat Ik verbroken ben door hun hoerachtig hart, dat van 2708 Eze 6:9 | afgeweken is, en door hun ogen, die hun drekgoden 2709 Eze 6:9 | is, en door hun ogen, die hun drekgoden nahoereren; en 2710 Eze 6:9 | boosheden, die zij in al hun gruwelen gedaan hebben. ~ 2711 Eze 6:10 | tevergeefs gesproken, van hun dit kwaad aan te doen. ~ 2712 Eze 6:13 | dat Ik de HEERE ben, als hun verslagenen in het midden 2713 Eze 6:13 | hunner drekgoden rondom hun altaren wezen zullen op 2714 Eze 6:13 | de plaats, alwaar zij al hun drekgoden liefelijken reuk 2715 Eze 6:14 | naar Diblath henen, in al hun woningen; en zij zullen 2716 Eze 7:11 | zal overblijven, noch van hun menigte, noch van hun gedruis, 2717 Eze 7:11 | van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal 2718 Eze 7:13 | niet wederkeren, ofschoon hun leven nog onder de levenden 2719 Eze 7:16 | 16      En hun ontkomenden zullen wel ontkomen, 2720 Eze 7:18 | schaamte wezen, en op al hun hoofden kaalheid. ~ 2721 Eze 7:19 | 19      Zij zullen hun zilver op de straten werpen, 2722 Eze 7:19 | op de straten werpen, en hun goud zal tot onreinigheid 2723 Eze 7:19 | zal tot onreinigheid zijn; hun zilver en hun goud zal hen 2724 Eze 7:19 | onreinigheid zijn; hun zilver en hun goud zal hen niet kunnen 2725 Eze 7:19 | verbolgenheid des HEEREN;      hun ziel zullen zij niet verzadigen, 2726 Eze 7:19 | zij niet verzadigen, en hun ingewanden zullen zij niet 2727 Eze 7:20 | gemaakt; daarom heb Ik dat hun      tot onreinigheid gesteld. ~ 2728 Eze 7:24 | heidenen doen komen, die hun huizen erfelijk bezitten 2729 Eze 7:27 | zullen beroerd zijn; Ik zal hun doen naar hun weg, en met      2730 Eze 7:27 | zijn; Ik zal hun doen naar hun weg, en met      hun rechten 2731 Eze 7:27 | naar hun weg, en met      hun rechten zal Ik ze richten; 2732 Eze 8:11 | midden van hen, stonden voor hun aangezichten; en een ieder 2733 Eze 8:16 | vijf en twintig mannen; hun achterste leden waren naar 2734 Eze 8:16 | den tempel des HEEREN, en hun aangezichten naar het oosten, 2735 Eze 8:17 | steken de wijnranken aan hun neus. ~ 2736 Eze 9:10 | zal niet sparen; Ik zal hun weg op hun hoofd geven. ~ 2737 Eze 9:10 | sparen; Ik zal hun weg op hun hoofd geven. ~ 2738 Eze 10:8 | van eens mensen hand onder hun vleugelen. ~ 2739 Eze 10:10 | 10      En aangaande hun gedaanten, die vier hadden 2740 Eze 10:11 | gingen, zo gingen deze op hun vier zijden; zij keerden 2741 Eze 10:12 | 12      Hun ganse lichaam nu, en hun 2742 Eze 10:12 | Hun ganse lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en 2743 Eze 10:12 | lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en hun vleugelen, 2744 Eze 10:12 | ruggen, en hun handen, en hun vleugelen, mitsgaders de 2745 Eze 10:12 | rondom; die vier hadden hun raderen. ~ 2746 Eze 10:16 | dezelven; en als de cherubs hun vleugelen ophieven, om zich 2747 Eze 10:19 | En de cherubs hieven hun vleugelen op, en verhieven 2748 Eze 10:21 | van mensenhanden was onder hun vleugelen. ~ 2749 Eze 10:22 | aangaande de gelijkenis van hun aangezichten, het waren 2750 Eze 10:22 | had bij de rivier Chebar, hun gedaanten en zij zelven; 2751 Eze 11:16 | verstrooid heb, nochtans zal Ik hun een weinig      tijds tot 2752 Eze 11:19 | 19      En Ik zal hun enerlei hart geven, en zal 2753 Eze 11:19 | zal het stenen hart uit hun vlees wegnemen, en zal hun 2754 Eze 11:19 | hun vlees wegnemen, en zal hun een vlesen hart geven; ~ 2755 Eze 11:20 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~ 2756 Eze 11:21 | derzelver weg zal Ik op hun hoofd geven, spreekt de 2757 Eze 11:22 | Toen hieven de cherubs hun vleugelen op, en de raderen 2758 Eze 12:3 | en vertrek bij dag voor hun ogen; en gij zult vertrekken 2759 Eze 12:3 | tot een andere plaats voor hun ogen;      misschien zullen 2760 Eze 12:4 | gereedschap bij dag voor hun ogen uitbrengen, als het 2761 Eze 12:4 | in den avond uitgaan voor hun ogen, gelijk zij      uitgaan, 2762 Eze 12:5 | Doorgraaf u den wand voor hun ogen, en breng daardoor 2763 Eze 12:6 | 6      Voor hun ogen zult gij het op de 2764 Eze 12:7 | het op den schouder voor hun ogen. ~ 2765 Eze 12:11 | ik gedaan heb, alzo zal hun gedaan worden; zij zullen 2766 Eze 12:16 | pestilentie; opdat zij al hun gruwelen vertellen onder 2767 Eze 12:19 | land Israels: Zij zullen hun brood met kommer eten, en 2768 Eze 12:19 | brood met kommer eten, en hun water      zullen zij met 2769 Eze 12:19 | verbaasdheid drinken, omdat hun land woest zal worden van 2770 Eze 13:2 | zeg tot degenen, die uit hun hart profeteren: Hoort des 2771 Eze 13:3 | die dwaze profeten, die hun geest nawandelen, en hetgeen 2772 Eze 14:3 | Mensenkind, deze mannen hebben hun drekgoden in hun hart opgezet, 2773 Eze 14:3 | hebben hun drekgoden in hun hart opgezet, en hebben 2774 Eze 14:3 | ongerechtigheid recht voor hun aangezichten gesteld; word 2775 Eze 14:5 | Opdat Ik het huis Israels in hun hart grijpe, dewijl zij 2776 Eze 14:5 | grijpe, dewijl zij allen door hun drekgoden van Mij vervreemd 2777 Eze 14:10 | 10      En zij zullen hun ongerechtigheid dragen; 2778 Eze 14:11 | meer verontreinigen met al hun overtredingen; alsdan zullen 2779 Eze 14:11 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een      God zijn, spreekt 2780 Eze 14:14 | deszelven waren, zij zouden door hun gerechtigheid alleen hun 2781 Eze 14:14 | hun gerechtigheid alleen hun ziel bevrijden, spreekt 2782 Eze 14:20 | zij      zouden alleen hun ziel door hun gerechtigheid 2783 Eze 14:20 | zouden alleen hun ziel door hun gerechtigheid bevrijden. ~ 2784 Eze 14:22 | ulieden uitkomen, en gij zult hun weg zien, en hun      handelingen; 2785 Eze 14:22 | gij zult hun weg zien, en hun      handelingen; en gij 2786 Eze 14:23 | zij u vertroosten, als gij hun weg en hun handelingen zien 2787 Eze 14:23 | vertroosten, als gij hun weg en hun handelingen zien zult; en 2788 Eze 16:18 | olie en Mijn reukwerk voor hun aangezichten gesteld. ~ 2789 Eze 16:19 | spijsde, dat hebt gij ook voor hun aangezichten gesteld tot 2790 Eze 16:36 | uwer kinderen, dat gij hun gegeven hebt; ~ 2791 Eze 16:39 | 39      En Ik zal u in hun hand overgeven, en zij zullen 2792 Eze 16:40 | stenen stenigen, en u met hun zwaarden doorsteken. ~ 2793 Eze 19:4 | hem, hij werd gegrepen in hun groeve; en zij brachten 2794 Eze 19:7 | weduwen, en hij verwoestte hun steden; zodat het land en 2795 Eze 19:8 | landschappen, en zij spreidden hun net over hem uit; in hun 2796 Eze 19:8 | hun net over hem uit; in hun groeve werd hij gegrepen. ~ 2797 Eze 20:4 | 4      Zoudt gij hun recht geven, zoudt gij hun 2798 Eze 20:4 | hun recht geven, zoudt gij hun recht geven, o mensenkind? 2799 Eze 20:4 | geven, o mensenkind? Maak hun de gruwelen hunner vaderen 2800 Eze 20:5 | Jakobs, en maakte Mijzelven hun in Egypteland      bekend; 2801 Eze 20:11 | 11      Daar gaf Ik hun Mijn inzettingen, en maakte 2802 Eze 20:11 | Mijn inzettingen, en maakte hun Mijn rechten bekend, dewelke, 2803 Eze 20:12 | Daartoe ook gaf Ik hun Mijn sabbatten, om een teken 2804 Eze 20:15 | brengen in het land, dat Ik hun gegeven had, vloeiende van 2805 Eze 20:16 | sabbatten ontheiligden; want hun hart wandelde hun drekgoden 2806 Eze 20:16 | want hun hart wandelde hun drekgoden na. ~ 2807 Eze 20:18 | 18      Maar Ik zeide tot hun kinderen in de woestijn: 2808 Eze 20:18 | uwer vaderen, en onderhoudt hun rechten niet, en verontreinigt 2809 Eze 20:18 | verontreinigt u niet met hun drekgoden. ~ 2810 Eze 20:24 | sabbatten ontheiligd hadden, en hun ogen achter de drekgoden 2811 Eze 20:25 | 25      Daarom gaf Ik hun ook besluitingen, die niet 2812 Eze 20:26 | Ik verontreinigde hen in hun giften, omdat zij door het 2813 Eze 20:28 | opgeheven had, om hetzelve hun te geven, zo zagen zij naar 2814 Eze 20:28 | geboomte, en      offerden daar hun offeren, en gaven daar hun 2815 Eze 20:28 | hun offeren, en gaven daar hun tergende offeranden, en 2816 Eze 20:28 | offeranden, en daar zetten zij hun liefelijken reuk, en daar 2817 Eze 20:28 | reuk, en daar offerden zij hun drankofferen. ~ 2818 Eze 20:30 | en hoereert gij achter hun verfoeiselen? ~ 2819 Eze 21:6 | mensenkind, zucht; zucht voor hun ogen met verbreking der 2820 Eze 21:15 | des zwaards gezet tegen al hun poorten, opdat het hart 2821 Eze 21:23 | 23      Dit zal hun in hun ogen als een ijdel 2822 Eze 21:23 | 23      Dit zal hun in hun ogen als een ijdel waarzeggen 2823 Eze 21:28 | kinderen Ammons, en van hun smading; zo zeg: Het zwaard, 2824 Eze 22:26 | kennen; daartoe verbergen zij hun ogen van Mijn sabbatten; 2825 Eze 22:28 | kalk; ziende ijdelheid en hun leugen voorzeggende, zeggende: 2826 Eze 22:31 | verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd 2827 Eze 22:31 | verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd gegeven, spreekt de 2828 Eze 23:8 | maagdoms betast, en zij hadden hun      hoererij over haar 2829 Eze 23:15 | Gegord met een gordel aan hun lenden, hebbende overvloedig 2830 Eze 23:15 | overvloedig geverfde hoeden op hun hoofden, die allen in het 2831 Eze 23:17 | verontreinigden haar met hun hoererij; ook verontreinigde 2832 Eze 23:24 | zetten; en Ik zal      voor hun aangezicht het gericht stellen, 2833 Eze 23:24 | zij zullen u richten naar hun rechten. ~ 2834 Eze 23:30 | hebt, en omdat gij u met hun drekgoden verontreinigd 2835 Eze 23:39 | 39      Want als zij hun kinderen hun drekgoden geslacht 2836 Eze 23:39 | Want als zij hun kinderen hun drekgoden geslacht hadden, 2837 Eze 23:47 | stenigen, en dezelve met hun zwaarden nederhouwen; haar 2838 Eze 24:25 | Ik van hen zal wegnemen hun sterkte, de vreugde huns 2839 Eze 24:25 | verlangen hunner zielen, hun      zonen en hun dochteren; ~ 2840 Eze 24:25 | zielen, hun      zonen en hun dochteren; ~ 2841 Eze 24:27 | stom zijn; alzo zult gij hun tot een wonderteken zijn, 2842 Eze 25:4 | tot een bezitting, dat zij hun burgen in u zetten, en hun 2843 Eze 25:4 | hun burgen in u zetten, en hun woningen in u stellen, die 2844 Eze 26:16 | der zee zullen afdalen van hun tronen, en hun mantels van 2845 Eze 26:16 | afdalen van hun tronen, en hun mantels van zich doen, en 2846 Eze 26:16 | mantels van zich doen, en hun gestikte klederen uittrekken; 2847 Eze 27:11 | Gammadieten waren op uw torens; hun schilden hingen zij rondom 2848 Eze 27:29 | schippers van de zee, zullen uit hun schepen nederklimmen; op 2849 Eze 27:30 | 30      En zij zullen hun stem over u laten horen, 2850 Eze 27:30 | schreeuwen; en zij zullen stof op hun hoofden werpen, zij zullen 2851 Eze 27:32 | 32      En zij zullen in hun gekerm een klaaglied over 2852 Eze 27:35 | eilanden zijn over u ontzet, en hun koningen staan de haren 2853 Eze 28:7 | der heidenen; die zullen hun zwaarden uittrekken over 2854 Eze 28:25 | zijn, dan zullen zij in hun land wonen, dat Ik aan Mijn 2855 Eze 29:7 | gij gebroken, en spleet hun alle zijden; en als zij 2856 Eze 30:11 | verderven; en zij zullen hun zwaarden tegen Egypte uittrekken, 2857 Eze 31:14 | waterrijke bomen verheffen over hun stam, en hun top niet opsteken 2858 Eze 31:14 | verheffen over hun stam, en hun top niet opsteken boven 2859 Eze 31:14 | zichzelven      staan vanwege hun hoogte; want zij zijn allen 2860 Eze 32:10 | volken over u ontzetten, en hun koningen zullen de haren 2861 Eze 32:10 | zwaard zal zwaaien voor hun aangezichten; en zij zullen      2862 Eze 32:24 | plaatsen der      aarde, die hun schrik hadden gegeven in 2863 Eze 32:24 | levenden; nu dragen zij hun schande met degenen, die 2864 Eze 32:25 | levenden; nu dragen zij hun schande met degenen, die 2865 Eze 32:26 | van het zwaard, omdat zij hun schrik gegeven hebben      2866 Eze 32:27 | helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker 2867 Eze 32:27 | gelegd heeft      onder hun hoofden; welker ongerechtigheid 2868 Eze 32:27 | ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der 2869 Eze 32:30 | beschaamd zijnde vanwege hun schrik, die uit hun macht      2870 Eze 32:30 | vanwege hun schrik, die uit hun macht      voortkwam, en 2871 Eze 32:30 | van het zwaard, en dragen hun schande met degenen, die 2872 Eze 33:2 | volk des lands een man uit hun einden nemen, en dien voor      2873 Eze 33:17 | is niet recht; daar toch hun eigen weg niet recht is. ~ 2874 Eze 33:29 | zal gesteld hebben, om al hun gruwelen, die zij gedaan 2875 Eze 33:31 | zij maken liefkozingen met hun      mond, maar hun hart 2876 Eze 33:31 | met hun      mond, maar hun hart wandelt hun gierigheid 2877 Eze 33:31 | mond, maar hun hart wandelt hun gierigheid na. ~ 2878 Eze 33:32 | 32      En ziet, gij zijt hun als een lied der minnen, 2879 Eze 34:10 | en zal Mijn schapen van hun hand eisen, en zal ze van 2880 Eze 34:10 | Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat zij hun 2881 Eze 34:10 | hun mond rukken, zodat zij hun niet meer tot spijze zullen 2882 Eze 34:13 | landen, en brengen ze in hun land; en Ik zal ze weiden 2883 Eze 34:14 | hoge bergen Israels zal hun kooi zijn; aldaar zullen 2884 Eze 34:23 | zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn. ~ 2885 Eze 34:24 | En Ik, de HEERE, zal hun tot een God zijn; en Mijn 2886 Eze 34:27 | zij zullen zeker zijn in hun land; en zullen weten, dat 2887 Eze 34:29 | 29      En Ik zal hun een plant van naam verwekken; 2888 Eze 34:30 | weten, dat Ik, de HEERE, hun God, met hen ben, en dat 2889 Eze 36:7 | die rondom u zijn, zelf hun schande zullen dragen! ~ 2890 Eze 36:12 | erfelijk bezitten, en gij zult hun ter erfenis zijn, en gij 2891 Eze 36:17 | huis Israels, als zij in hun land woonden, toen verontreinigden 2892 Eze 36:17 | verontreinigden zij datzelve met hun weg en met hun handelingen; 2893 Eze 36:17 | datzelve met hun weg en met hun handelingen; hun weg was 2894 Eze 36:17 | en met hun handelingen; hun weg was voor Mijn aangezicht 2895 Eze 36:18 | land vergoten hadden, en om hun drekgoden, waarmede zij 2896 Eze 36:19 | landen; Ik oordeelde ze naar hun weg en naar hun handelingen. ~ 2897 Eze 36:19 | ze naar hun weg en naar hun handelingen. ~ 2898 Eze 36:23 | HEERE, als Ik aan u voor hun ogen zal geheiligd zijn. ~ 2899 Eze 36:37 | verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen 2900 Eze 36:38 | schapen van Jeruzalem op hun gezette hoogtijden, alzo 2901 Eze 37:10 | werden levend en stonden op hun voeten, een gans zeer groot 2902 Eze 37:21 | en brengen hen in hun land; ~ 2903 Eze 37:23 | meer verontreinigen met hun drekgoden, en met hun verfoeiselen, 2904 Eze 37:23 | met hun drekgoden, en met hun verfoeiselen, en met al 2905 Eze 37:23 | verfoeiselen, en met al hun overtredingen; en Ik zal 2906 Eze 37:23 | zal ze verlossen uit al hun woonplaatsen, in dewelke      2907 Eze 37:23 | een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~ 2908 Eze 37:25 | zullen zij wonen, zij en hun kinderen, en hun kindskinderen      2909 Eze 37:25 | zij en hun kinderen, en hun kindskinderen      tot in 2910 Eze 37:27 | bij hen zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, en zij 2911 Eze 38:7 | vergaderd zijn; en wees gij hun tot een wacht. ~ 2912 Eze 38:13 | kooplieden van Tarsis, en alle hun jonge leeuwen zullen tot 2913 Eze 38:16 | als Ik aan u, o Gog! voor hun ogen zal geheiligd worden. ~ 2914 Eze 39:13 | zal begraven, en het zal hun tot een naam zijn, ten dage 2915 Eze 39:23 | gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, omdat zij 2916 Eze 39:24 | 24      Naar hun onreinigheid en naar hun 2917 Eze 39:24 | hun onreinigheid en naar hun overtredingen heb Ik met 2918 Eze 39:26 | 26      Als zij hun schande zullen gedragen 2919 Eze 39:26 | zullen gedragen hebben, en al hun overtreding, met dewelke 2920 Eze 39:26 | overtreden, toen zij in hun land zeker woonden, en er 2921 Eze 39:28 | heb ze weder verzameld in hun land, en heb      aldaar 2922 Eze 40:16 | aan de kamertjes, en aan hun posten inwaarts in de poort 2923 Eze 42:14 | buitenste voorhof, maar aldaar hun klederen henenleggen, in 2924 Eze 43:7 | verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij 2925 Eze 43:7 | zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode 2926 Eze 43:7 | lichamen hunner koningen, op hun hoogten; ~ 2927 Eze 43:8 | 8      Als zij hun dorpel stelden aan Mijn 2928 Eze 43:8 | stelden aan Mijn dorpel, en hun post nevens Mijn post, dat 2929 Eze 43:8 | verontreinigden Mijn heiligen Naam met hun      gruwelen, die zij deden; 2930 Eze 43:9 | 9      Nu zullen zij hun hoererij en de dode lichamen 2931 Eze 43:10 | schaamrood worden vanwege hun ongerechtigheden, en laat 2932 Eze 43:11 | zij gedaan hebben, zo maak hun bekend den vorm van het 2933 Eze 43:11 | wetten; en schrijf het voor hun ogen, opdat zij zijn gansen 2934 Eze 44:10 | van Mij zijn afgedwaald, hun drekgoden achterna, zullen 2935 Eze 44:10 | drekgoden achterna, zullen wel hun ongerechtigheid dragen; ~ 2936 Eze 44:11 | slachten, en zullen voor hun aangezicht staan, om hen 2937 Eze 44:12 | de Heere HEERE, dat zij hun ongerechtigheid zullen dragen. ~ 2938 Eze 44:13 | allerheiligste dingen; maar zullen hun schande dragen,      en 2939 Eze 44:13 | schande dragen,      en hun gruwelen, die zij gedaan 2940 Eze 44:18 | Linnen huiven zullen op hun hoofd zijn, en linnen onderbroeken 2941 Eze 44:18 | linnen onderbroeken zullen op hun lenden zijn; zij zullen 2942 Eze 44:19 | tot het volk, zullen zij hun klederen, in dewelke zij 2943 Eze 44:19 | het volk niet heiligen met hun klederen. ~ 2944 Eze 44:20 | 20      En zij zullen hun hoofd niet glad afscheren, 2945 Eze 44:20 | wassen; behoorlijk zullen zij hun hoofden bescheren. ~ 2946 Eze 44:23 | heilige en onheilige, en hun bekend maken het onderscheid 2947 Eze 44:28 | 28      Dit nu zal hun tot een erfenis zijn: Ik 2948 Eze 44:28 | een erfenis zijn: Ik ben hun Erfenis; daarom zult gij 2949 Eze 44:28 | geven in Israel; Ik ben hun Bezitting. ~ 2950 Eze 45:4 | HEERE te dienen; en het zal hun een plaats zijn tot      2951 Eze 45:8 | Israels het land laten, naar hun stammen. ~ 2952 Eze 46:16 | zijn zonen hebben; het zal hun bezitting zijn in      erfenis. ~ 2953 Eze 46:18 | erfenis des volks, om hen van hun bezitting te beroven; van 2954 Eze 48:29 | stammen Israels, en dit zullen hun delen zijn, spreekt de Heere 2955 Dan 1:5 | En de koning verordende hun, wat men ze dag bij dag 2956 Dan 1:7 | overste der kamerlingen gaf hun andere namen, en Daniel 2957 Dan 1:15 | tien dagen, zag men dat hun gedaanten schoner waren, 2958 Dan 1:16 | huns dranks, en hij gaf hun van het gezaaide. ~ 2959 Dan 1:20 | wijsheid, die de koning hun afvroeg, zo vond hij hen 2960 Dan 3:21 | werden die mannen gebonden in hun mantels, hun broeken, en 2961 Dan 3:21 | gebonden in hun mantels, hun broeken, en hun hoeden, 2962 Dan 3:21 | mantels, hun broeken, en hun hoeden, en hun andere klederen, 2963 Dan 3:21 | broeken, en hun hoeden, en hun andere klederen, en zij 2964 Dan 3:27 | beziende, omdat het vuur over hun lichamen niet geheerst      2965 Dan 3:27 | hoofds niet verbrand was, en hun mantels niet veranderd waren, 2966 Dan 3:28 | konings woord veranderd, en hun lichamen overgegeven hebben, 2967 Dan 3:28 | eerden noch aanbaden, dan hun God. ~ 2968 Dan 6:25 | den kuil der leeuwen hen, hun kinderen, en hun vrouwen; 2969 Dan 6:25 | leeuwen hen, hun kinderen, en hun vrouwen; en      zij kwamen 2970 Dan 6:25 | zij vermorzelden ook al hun beenderen. ~ 2971 Dan 7:12 | overige dieren, men nam hun heerschappij weg, want verlenging 2972 Dan 7:12 | verlenging van het leven was hun gegeven tot tijd en stonde 2973 Dan 11:8 | 8      Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, 2974 Dan 11:8 | Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste 2975 Dan 11:8 | goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten van zilver 2976 Dan 11:32 | vleierijen; maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen, 2977 Hos 1:7 | verlossen door den HEERE, hun God, en Ik zal ze niet verlossen 2978 Hos 2:16 | zij zullen niet meer bij hun namen gedacht worden. ~ 2979 Hos 3:5 | bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun koning; 2980 Hos 3:5 | HEERE, hun God, en David, hun koning; en zij zullen vrezende 2981 Hos 4:8 | ieder met zijn ziel, naar hun ongerechtigheid. ~ 2982 Hos 4:12 | verleidt hen, dat zij van onder hun God weghoereren. ~ 2983 Hos 4:18 | doen niet dan hoereren; hun schilden (het is een schande!) 2984 Hos 4:19 | beschaamd worden vanwege hun offeranden. ~  ~ 2985 Hos 5:2 | te slachten; maar Ik zal hun allen een tuchtmeester zijn. ~ 2986 Hos 5:4 | 4      Zij stellen hun handelingen niet aan, om 2987 Hos 5:4 | handelingen niet aan, om zich tot hun God te bekeren; want de 2988 Hos 5:5 | Efraim zullen vallen door hun ongerechtigheid; ook zal 2989 Hos 5:6 | 6      Met hun schapen, en met hun runderen 2990 Hos 5:6 | Met hun schapen, en met hun runderen zullen zij dan 2991 Hos 5:7 | nieuwe maand verteren met hun delen. ~ 2992 Hos 5:15 | Mijn aangezicht zoeken; als hun bange zal zijn, zullen zij 2993 Hos 7:2 | En zij zeggen niet in hun hart, dat Ik al hunner boosheid 2994 Hos 7:2 | gedachtig ben; nu omsingelen hen hun handelingen, zij zijn voor 2995 Hos 7:3 | verblijden den koning met hun boosheid, en de vorsten 2996 Hos 7:3 | boosheid, en de vorsten met hun leugenen. ~ 2997 Hos 7:6 | 6      Want zij voeren hun hart aan, als een bakoven, 2998 Hos 7:6 | aan, als een bakoven, tot hun lagen; hunlieder bakker 2999 Hos 7:7 | bakoven, en zij verteren hun rechters; al hun koningen 3000 Hos 7:7 | verteren hun rechters; al hun koningen vallen; er is niemand


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License