1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731
Book Chapter: Verse
3501 Hand 22:27 | zij zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan;
3502 Rom 1:19 | openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. ~
3503 Rom 1:21 | zijn verijdeld geworden in hun overleggingen en hun onverstandig
3504 Rom 1:21 | in hun overleggingen en hun onverstandig hart is verduisterd
3505 Rom 1:24 | harten tot onreinigheid, om hun lichamen onder elkander
3506 Rom 1:26 | oneerlijke bewegingen; want ook hun vrouwen hebben het natuurlijk
3507 Rom 1:27 | zijn verhit geworden in hun lust tegen elkander, mannen
3508 Rom 1:27 | bedrijvende, en de vergelding van hun dwaling, die daartoe behoorde,
3509 Rom 1:28 | 28 En gelijk het hun niet goed gedacht heeft
3510 Rom 2:15 | werk der wet geschreven in hun harten, hun geweten medegetuigende,
3511 Rom 2:15 | geschreven in hun harten, hun geweten medegetuigende,
3512 Rom 3:2 | dit is wel het eerste, dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd. ~
3513 Rom 3:3 | sommigen ongelovig geweest? Zal hun ongelovigheid het geloof
3514 Rom 3:13 | 13 Hun keel is een geopend graf;
3515 Rom 3:13 | is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog;
3516 Rom 3:13 | slangenvenijn is onder hun lippen. ~
3517 Rom 3:15 | 15 Hun voeten zijn snel om bloed
3518 Rom 3:16 | Vernieling en ellendigheid is in hun wegen; ~
3519 Rom 3:18 | is geen vreze Gods voor hun ogen. ~
3520 Rom 4:11 | voorhuid zijnde, ten einde ook hun de rechtvaardigheid toegerekend
3521 Rom 10:1 | voor Israel doe, is tot hun zaligheid. ~
3522 Rom 10:2 | 2 Want ik geef hun getuigenis, dat zij een
3523 Rom 10:3 | rechtvaardigheid Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken
3524 Rom 10:14 | zullen zij horen, zonder die hun predikt? ~
3525 Rom 10:18 | het niet gehoord? Ja toch, hun geluid is over de gehele
3526 Rom 10:18 | gehele aarde uitgegaan, en hun woorden tot de einden der
3527 Rom 11:8 | geschreven is: God heeft hun gegeven een geest des diepen
3528 Rom 11:9 | 9 En David zegt: Hun tafel worde tot een strik,
3529 Rom 11:10 | 10 Dat hun ogen verduisterd worden,
3530 Rom 11:10 | niet te zien; en verkrom hun rug allen tijd. ~
3531 Rom 11:11 | Dat zij verre; maar door hun val is de zaligheid den
3532 Rom 11:12 | 12 En indien hun val de rijkdom is der wereld,
3533 Rom 11:12 | rijkdom is der wereld, en hun vermindering de rijkdom
3534 Rom 11:12 | heidenen, hoeveel te meer hun volheid! ~
3535 Rom 11:15 | 15 Want indien hun verwerping de verzoening
3536 Rom 11:24 | natuurlijke takken zijn, in hun eigen olijfboom geent worden? ~
3537 Rom 11:27 | 27 En dit is hun een verbond van Mij, als
3538 Rom 11:27 | verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen. ~
3539 Rom 11:32 | ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. ~
3540 Rom 15:27 | 27 Want het heeft hun zo goed gedacht; ook zijn
3541 Rom 15:27 | goed gedacht; ook zijn zij hun schuldenaars; want indien
3542 Rom 15:28 | ik dan dit volbracht, en hun deze vrucht verzegeld zal
3543 Rom 16:4 | 4 Die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken
3544 Rom 16:5 | Groet ook de Gemeente in hun huis. Groet Epenetus, mijn
3545 Rom 16:18 | Jezus Christus niet, maar hun buik; en verleiden door
3546 1Kor 1:2 | aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen Heere; ~
3547 1Kor 1:24 | 24 Maar hun, die geroepen zijn, beiden
3548 1Kor 3:19 | geschreven: Hij vat de wijzen in hun arglistigheid; ~
3549 1Kor 7:8 | en den weduwen: Het is hun goed, indien zij blijven,
3550 1Kor 8:7 | afgoden geofferd is; en hun geweten, zwak zijnde, wordt
3551 1Kor 8:12 | broeders zondigende, en hun zwak geweten kwetsende,
3552 1Kor 14:7 | zij geen onderscheid met hun klank geven, hoe zal bekend
3553 2Kor 3:14 | 14 Maar hun zinnen zijn verhard geworden;
3554 2Kor 3:15 | wordt, ligt een deksel op hun hart. ~
3555 2Kor 5:19 | Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende;
3556 2Kor 5:19 | verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft
3557 2Kor 6:16 | hen wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen
3558 2Kor 8:2 | overvloed hunner blijdschap, en hun zeer diepe armoede overvloedig
3559 2Kor 8:14 | tijd, uw overvloed zij om hun gebrek te vervullen; opdat
3560 2Kor 8:14 | te vervullen; opdat ook hun overvloed zij om uw gebrek
3561 2Kor 9:14 | 14 En door hun gebed voor u, welke naar
3562 2Kor 11:15 | het einde zal zijn naar hun werken. ~
3563 Gal 2:2 | een openbaring, en stelde hun het Evangelie voor, dat
3564 Gal 2:13 | mede afgetrokken werd door hun veinzing. ~
3565 Efez 5:7 | 7 Zo zijt dan hun medegenoten niet. ~
3566 Efez 5:28 | zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben,
3567 Efez 5:28 | vrouwen lief te hebben, gelijk hun eigen lichamen. Die zijn
3568 Fili 1:28 | die tegenstaan; hetwelk hun wel een bewijs is des verderfs,
3569 Fili 3:19 | welker heerlijkheid is in hun schande, dewelken aardse
3570 Kol 2:2 | 2 Opdat hun harten vertroost mogen worden,
3571 1The 2:15 | hebben den Heere Jezus, en hun eigen profeten; en ons hebben
3572 1The 2:16 | opdat zij te allen tijd hun zonden vervullen zouden.
3573 1The 5:3 | zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood
3574 2The 2:11 | 11 En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling,
3575 2The 3:12 | zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten. ~
3576 1Tim 3:12 | vrouwe mannen zijn, die hun kinderen en hun eigen huizen
3577 1Tim 3:12 | zijn, die hun kinderen en hun eigen huizen wel regeren. ~
3578 1Tim 4:2 | leugensprekers, hebbende hun eigen geweten als met een
3579 1Tim 5:4 | dat die leren eerst aan hun eigen huis godzaligheid
3580 1Tim 5:24 | openbaar, en gaan voor tot hun veroordeling; en in sommigen
3581 1Tim 6:1 | onder het juk zijn, zullen hun heren alle eer waardig achten,
3582 1Tim 6:17 | niet hoogmoedig zijn, noch hun hoop stellen op de ongestadigheid
3583 2Tim 2:17 | 17 En hun woord zal voorteten, gelijk
3584 2Tim 2:25 | degenen, die tegenstaan; of hun God te eniger tijd bekering
3585 2Tim 3:9 | niet meerder toenemen; want hun uitzinnigheid zal allen
3586 2Tim 4:3 | leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; ~
3587 2Tim 4:4 | 4 En zullen hun gehoor van de waarheid afwenden,
3588 2Tim 4:16 | allen verlaten. Het worde hun niet toegerekend. ~
3589 2Tim 5:12 | 12 Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd:
3590 2Tim 5:15 | geen ding rein, maar beide hun verstand en geweten zijn
3591 Tit 1:12 | 12 Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd:
3592 Tit 1:15 | geen ding rein, maar beide hun verstand en geweten zijn
3593 Tit 2:9 | dienstknechten, dat zij hun eigen heren onderdanig zijn,
3594 Tit 3:1 | onderdanig zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn, dat zij
3595 Tit 3:13 | Apollos zorgvuldiglijk, opdat hun niets ontbreke. ~
3596 Heb 2:15 | vreze des doods, door al hun leven, der dienstbaarheid
3597 Heb 3:19 | hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof. ~ ~
3598 Heb 4:2 | Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking
3599 Heb 4:2 | woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met
3600 Heb 7:5 | naar de wet, dat is, van hun broederen, hoewel die uit
3601 Heb 8:9 | het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten
3602 Heb 8:10 | Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun
3603 Heb 8:10 | hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven;
3604 Heb 8:10 | die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij
3605 Heb 8:12 | 12 Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig
3606 Heb 8:12 | ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen
3607 Heb 8:12 | genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins
3608 Heb 10:16 | zal Mijn wetten geven in hun harten, en Ik zal die inschrijven
3609 Heb 10:16 | Ik zal die inschrijven in hun verstanden; ~
3610 Heb 10:17 | 17 En hun zonden en hun ongerechtigheden
3611 Heb 10:17 | 17 En hun zonden en hun ongerechtigheden zal Ik
3612 Heb 11:16 | Zich God hunner niet, om hun God genaamd te worden; want
3613 Heb 11:16 | te worden; want Hij had hun een stad bereid. ~
3614 Heb 12:10 | korten tijd, naar dat het hun goed dacht, gekastijd; maar
3615 Heb 13:7 | gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende
3616 Heb 13:17 | voorgangeren gehoorzaam, en zijt hun onderdanig; want zij waken
3617 Jako 1:27 | wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, en zichzelven
3618 Jako 2:16 | verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden
3619 Jako 3:3 | en wij leiden daarmede hun gehele lichaam om; ~
3620 Jako 5:3 | en zilver is verroest; en hun roest zal u zijn tot een
3621 1Pet 3:12 | rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun gebed; maar het aangezicht
3622 1Pet 4:19 | den wil van God, dat zij hun zielen Hem, als den getrouwen
3623 2Pet 2:2 | 2 En velen zullen hun verderfenissen navolgen,
3624 2Pet 2:3 | over lang niet ledig is, en hun verderf sluimert niet. ~
3625 2Pet 2:8 | door het zien en horen van hun ongerechtige werken); ~
3626 2Pet 2:12 | niet verstaan, zullen in hun verdorvenheid verdorven
3627 2Pet 2:13 | die de dagelijkse weelde hun vermaak achten, zijnde vlekken
3628 2Pet 2:13 | smetten, en zijn weelderig in hun bedriegerijen, als zij in
3629 2Pet 2:19 | 19 Belovende hun vrijheid, daar zijzelven
3630 2Pet 2:20 | overwonnen worden, zo is hun het laatste erger geworden
3631 2Pet 2:21 | 21 Want het ware hun beter, dat zij den weg der
3632 2Pet 2:21 | van het heilige gebod, dat hun overgegeven was. ~
3633 2Pet 2:22 | 22 Maar hun is overkomen, hetgeen met
3634 2Pet 3:3 | spotters komen zullen, die naar hun eigen begeerlijkheden zullen
3635 2Pet 3:5 | 5 Want willens is dit hun onbekend, dat door het woord
3636 2Pet 3:16 | de andere Schriften, tot hun eigen verderf. ~
3637 Jud 1:6 | 6 En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben,
3638 Jud 1:6 | niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten
3639 Jud 1:11 | 11 Wee hun, want zij zijn de weg van
3640 Jud 1:13 | 13 Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende;
3641 Jud 1:15 | goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij
3642 Jud 1:16 | murmureerders, klagers over hun staat, wandelende naar hun
3643 Jud 1:16 | hun staat, wandelende naar hun begeerlijkheden; en hun
3644 Jud 1:16 | hun begeerlijkheden; en hun mond spreekt zeer opgeblazen
3645 Jud 1:18 | spotters zullen zijn, die naar hun goddeloze begeerlijkheden
3646 Open 2:22 | zij zich niet bekeren van hun werken. ~
3647 Open 3:4 | namen ook te Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben,
3648 Open 4:4 | hadden gouden kronen op hun hoofden. ~
3649 Open 4:10 | alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: ~
3650 Open 5:11 | dieren, en de ouderlingen; en hun getal was tien duizendmaal
3651 Open 6:8 | de hel volgde hem na. En hun werd macht gegeven om te
3652 Open 6:11 | witte klederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog
3653 Open 6:11 | rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun
3654 Open 6:11 | hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld
3655 Open 6:14 | eilanden zijn bewogen uit hun plaatsen. ~
3656 Open 7:3 | zullen verzegeld hebben aan hun voorhoofden. ~
3657 Open 7:9 | en palm takken waren in hun handen. ~
3658 Open 7:11 | voor den troon neder op hun aangezicht, en aanbaden
3659 Open 7:14 | verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen,
3660 Open 7:14 | klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt
3661 Open 7:17 | zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende
3662 Open 7:17 | God zal alle tranen van hun ogen afwissen. ~ ~ ~
3663 Open 8:2 | die voor God stonden; en hun werden zeven bazuinen gegeven. ~
3664 Open 9:3 | sprinkhanen op de aarde, en hun werd macht gegeven, gelijk
3665 Open 9:4 | 4 En hun werd gezegd, dat zij het
3666 Open 9:4 | die het zegel Gods aan hun voorhoofden niet hebben. ~
3667 Open 9:5 | 5 En hun werd macht gegeven, niet
3668 Open 9:5 | worden vijf maanden; en hun pijniging was als de pijniging
3669 Open 9:7 | oorlog bereid zijn; en op hun hoofden waren als kronen,
3670 Open 9:7 | kronen, het goud gelijk, en hun aangezichten als aangezichten
3671 Open 9:8 | als haar der vrouwen, en hun tanden waren als tanden
3672 Open 9:10 | gelijk, en er waren angels in hun staarten; en hun macht was
3673 Open 9:10 | angels in hun staarten; en hun macht was de mensen te beschadigen
3674 Open 9:16 | duizenden; en ik hoorde hun getal. ~
3675 Open 9:17 | hoofden van leeuwen, en uit hun monden ging vuur, en rook,
3676 Open 9:18 | door het sulfer, dat uit hun monden uitging. ~
3677 Open 9:19 | 19 Want hun macht is in hun mond, en
3678 Open 9:19 | 19 Want hun macht is in hun mond, en in hun staarten;
3679 Open 9:19 | macht is in hun mond, en in hun staarten; want hun staarten
3680 Open 9:19 | en in hun staarten; want hun staarten zijn aan de slangen
3681 Open 9:21 | zich ook niet bekeerd van hun doodslagen, noch van hun
3682 Open 9:21 | hun doodslagen, noch van hun venijngevingen, noch van
3683 Open 9:21 | venijngevingen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen. ~ ~
3684 Open 9:21 | van hun hoererij, noch van hun dieverijen. ~ ~
3685 Open 10:3 | spraken de zeven donderslagen hun stemmen. ~
3686 Open 10:4 | toen de zeven donderslagen hun stemmen gesproken hadden,
3687 Open 11:5 | beschadigen, een vuur zal uit hun mond uitgaan, en zal hun
3688 Open 11:5 | hun mond uitgaan, en zal hun vijanden verslinden; en
3689 Open 11:7 | 7 En als zij hun getuigenis zullen geeindigd
3690 Open 11:7 | uit den afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal
3691 Open 11:8 | 8 En hun dode lichamen zullen liggen
3692 Open 11:9 | talen, en natien, zullen hun dode lichamen zien drie
3693 Open 11:9 | zullen niet toelaten, dat hun dode lichamen in graven
3694 Open 11:11 | gegaan; en zij stonden op hun voeten; en er is grote vrees
3695 Open 11:12 | den hemel in de wolk; en hun vijanden aanschouwden hen. ~
3696 Open 11:16 | die voor God zitten op hun tronen, vielen neder op
3697 Open 11:16 | tronen, vielen neder op hun aangezichten, en aanbaden
3698 Open 12:8 | hebben niet vermocht, en hun plaats is niet meer gevonden
3699 Open 12:11 | getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot
3700 Open 13:16 | een merkteken geve aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden; ~
3701 Open 13:16 | aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden; ~
3702 Open 14:1 | Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden. ~
3703 Open 14:2 | citerspelers, spelende op hun citers; ~
3704 Open 14:5 | 5 En in hun mond is geen bedrog gevonden;
3705 Open 14:11 | 11 En de rook van hun pijniging gaat op in alle
3706 Open 14:13 | opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen
3707 Open 14:13 | mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen. ~
3708 Open 16:6 | vergoten hebben, zo hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven;
3709 Open 16:10 | geworden; en zij kauwden hun tongen van pijn; ~
3710 Open 16:11 | den God des hemels vanwege hun pijnen, en vanwege hun gezweren;
3711 Open 16:11 | vanwege hun pijnen, en vanwege hun gezweren; en zij bekeerden
3712 Open 16:11 | bekeerden zich niet van hun werken. ~
3713 Open 17:13 | enerlei mening, en zullen hun kracht en macht het beest
3714 Open 17:17 | 17 Want God heeft hun in hun harten gegeven, dat
3715 Open 17:17 | 17 Want God heeft hun in hun harten gegeven, dat zij
3716 Open 17:17 | mening doen, en dat zij hun koninkrijk het beest geven,
3717 Open 18:11 | over haar, omdat niemand hun waren meer koopt; ~
3718 Open 18:19 | 19 En zij wierpen stof op hun hoofden, en riepen, wenende
3719 Open 19:19 | de koningen der aarde, en hun heirlegers vergaderd, om
3720 Open 19:21 | vogelen werden verzadigd van hun vlees. ~ ~
3721 Open 20:4 | dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen
3722 Open 20:4 | niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand;
3723 Open 20:4 | aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en
3724 Open 20:12 | boeken geschreven was, naar hun werken. ~
3725 Open 20:13 | geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. ~
3726 Open 21:3 | God Zelf zal bij hen en hun God zijn. ~
3727 Open 21:4 | God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood
3728 Open 21:8 | en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar
3729 Open 21:24 | koningen der aarde brengen hun heerlijkheid en eer in dezelve. ~
3730 Open 22:4 | zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn. ~
3731 Open 22:14 | Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3731 |