Book Chapter: Verse
1 Lev 21:10 | 10 En hij, die de hogepriester onder zijn broederen is,
2 Joz 20:6 | voor het gericht, totdat de hogepriester sterve, die in die dagen
3 2Kon 12:10| konings schrijver met den hogepriester opkwam, en zij bonden het
4 2Kon 13:10| konings schrijver met den hogepriester opkwam, en zij bonden het
5 2Kon 24:4 | 4 Ga op tot Hilkia, den hogepriester, opdat hij het geld opsomme,
6 2Kon 24:8 | 8 Toen zeide de hogepriester Hilkia tot Safan, den schrijver:
7 2Kon 25:4 | En de koning gebood den hogepriester Hilkia, en den priesteren
8 2Kro 34:9 | zij kwamen tot Hilkia, den hogepriester, en zij gaven het geld,
9 Neh 3:1 | 1 En Eljasib, de hogepriester, maakte zich op met zijn
10 Neh 3:20 | het huis van Eljasib, den hogepriester. ~
11 Neh 13:28 | den zoon van Eljasib, den hogepriester, schoonzoon geworden van
12 Zac 3:1 | toonde Hij mij Josua, den hogepriester, staande voor het aangezicht
13 Zac 3:8 | Hoor nu toe, Josua, gij hogepriester! gij en uw vrienden, die
14 Zac 6:11 | den zoon van Jozadak, den hogepriester. ~
15 Matt 26:57| Hem heen tot Kajafas, den hogepriester, alwaar de Schriftgeleerden
16 Matt 26:62| 62 En de hogepriester, opstaande, zeide tot Hem:
17 Matt 26:63| Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot
18 Matt 26:65| 65 Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende:
19 Mark 2:26| tijde van Abjathar, den hogepriester, en de toonbroden gegeten
20 Mark 14:53| leidden Jezus henen tot den hogepriester; en bij hem vergaderden
21 Mark 14:60| 60 En de hogepriester, in het midden opstaande,
22 Mark 14:61| Wederom vraagde Hem de hogepriester, en zeide tot Hem: Zijt
23 Mark 14:63| 63 En de hogepriester, verscheurende zijn klederen,
24 Joha 11:49| Kajafas, die deszelven jaars hogepriester was, zeide tot hen: Gij
25 Joha 11:51| zichzelven; maar, zijnde hogepriester deszelven jaars, profeteerde
26 Joha 18:13| Kajafas, welke deszelven jaars hogepriester was. ~
27 Joha 18:15| Deze discipel nu was den hogepriester bekend, en ging met Jezus
28 Joha 18:16| andere discipel dan, die den hogepriester bekend was, ging uit, en
29 Joha 18:19| 19 De hogepriester dan vraagde Jezus van Zijn
30 Joha 18:22| Antwoordt Gij alzo den hogepriester? ~
31 Joha 18:24| gezonden tot Kajafas, den hogepriester.) ~
32 Hand 4:6 | 6 En Annas, de hogepriester, en Kajafas, en Johannes,
33 Hand 16:5 | 5 Gelijk mij ook de hogepriester getuige is, en de gehele
34 Hand 17:2 | 2 Maar de hogepriester Ananias beval dengenen,
35 Hand 17:4 | zeiden: Scheldt gij den hogepriester Gods? ~
36 Hand 17:5 | niet, broeders! dat het de hogepriester was; want er is geschreven:
37 Hand 18:1 | vijf dagen daarna kwam de hogepriester Ananias af met de ouderlingen,
38 Hand 19:2 | 2 En de hogepriester, en de voornaamsten der
39 Heb 2:17 | barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen,
40 Heb 3:1 | aanmerkt den Apostel en Hogepriester onzer belijdenis, Christus
41 Heb 4:14 | Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen
42 Heb 4:15 | 15 Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden
43 Heb 5:1 | 1 Want alle hogepriester, uit de mensen genomen,
44 Heb 5:5 | Zichzelven niet verheerlijkt, om Hogepriester te worden, maar Die tot
45 Heb 5:10 | En is van God genaamd een Hogepriester, naar de ordening van Melchizedek. ~
46 Heb 6:20 | ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. ~ ~
47 Heb 7:26 | 26 Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel,
48 Heb 8:1 | dat wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter
49 Heb 8:3 | 3 Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld, om gaven
50 Heb 9:7 | tabernakel ging alleen de hogepriester, eenmaal des jaars, niet
51 Heb 9:11 | 11 Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen,
52 Heb 9:25 | zou opofferen, gelijk de hogepriester alle jaar in het heiligdom
53 Heb 13:11 | in het heiligdom door den hogepriester, derzelver lichamen werden
|