Book Chapter: Verse
1 Gen 19:6 | ook belet van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten,
2 Gen 36:9 | zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God! ~
3 Exo 23:33 | zij u tegen Mij niet doen zondigen; indien gij hun goden dient,
4 Deu 19:15 | zonde, die hij zou mogen zondigen; op den mond van twee getuigen,
5 Deu 24:4 | zult gij het land niet doen zondigen, dat u de HEERE, uw God,
6 1Sa 12:23 | dat ik tegen den HEERE zou zondigen, dat ik zou aflaten voor
7 1Sa 19:5 | dan tegen onschuldig bloed zondigen, David zonder oorzaak dodende? ~
8 1Kon 14:16| en die Israel heeft doen zondigen. ~
9 1Kon 15:26| waarmede hij Israel had doen zondigen. ~
10 1Kon 15:30| zondigde, en die Israel zondigen deed, en om zijn terging,
11 1Kon 15:34| waarmede hij Israel had doen zondigen. ~ ~
12 1Kon 16:2 | Mijn volk Israel hebt doen zondigen, Mij tot toorn verwekkende
13 1Kon 16:13| waarmede zij Israel hadden doen zondigen, tot toorn verwekkende den
14 1Kon 16:19| gedaan had, doende Israel zondigen. ~
15 1Kon 16:26| waarmede hij Israel had doen zondigen, verwekkende den HEERE,
16 1Kon 21:22| dat gij Israel hebt doen zondigen. ~
17 1Kon 22:53| zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
18 2Kon 3:3 | Nebat, aan, die Israel deed zondigen; hij week daarvan niet af. ~
19 2Kon 10:29| zoon van Nebat, die Israel zondigen deed, na te volgen, week
20 2Kon 10:31| van Jerobeam, die Israel zondigen deed. ~
21 2Kon 14:2 | zoon van Nebat, die Israel zondigen deed; hij week daarvan niet
22 2Kon 14:6 | van Jerobeam, die Israel zondigen deed; maar hij wandelde
23 2Kon 14:11| zoon van Nebat, die Israel zondigen deed, maar hij wandelde
24 2Kon 15:24| zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
25 2Kon 16:9 | zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
26 2Kon 16:18| zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
27 2Kon 16:24| zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
28 2Kon 16:28| zoon van Nebat, die Israel zondigen deed. ~
29 2Kon 19:21| deed ze een grote zonde zondigen. ~
30 2Kon 23:11| zijn drekgoden heeft doen zondigen; ~
31 2Kon 23:16| zijn zonde, die hij Juda zondigen deed, doende wat kwaad was
32 2Kon 25:15| van Nebat, dewelke Israel zondigen deed, gemaakt had; te zamen
33 Neh 6:13 | vrezen, en alzo doen, en zondigen; opdat zij iets zouden hebben
34 Neh 13:26 | deden de vreemde vrouwen zondigen. ~
35 Job 31:30 | gehemelte niet toegelaten te zondigen, mits door een vloek zijn
36 Psa 78:17 | wijders voort tegen Hem te zondigen, verbitterende den Allerhoogste
37 Psa 119:11 | verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou. ~
38 Pred 5:5 | dat hij uw vlees zou doen zondigen; en zeg niet voor het aangezicht
39 Jer 32:35 | opdat zij Juda mochten doen zondigen. ~
40 Hos 8:11 | vermenigvuldigd heeft tot zondigen, zo zijn hem de altaren
41 Hos 8:11 | de altaren geworden tot zondigen. ~
42 Hos 13:2 | zijn zij voortgevaren te zondigen, en hebben zich van hun
43 Matt 18:21| zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Tot
44 Luk 19:7 | zeggende: Hij is tot een zondigen man ingegaan, om te herbergen. ~
45 Rom 6:15 | 15 Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder
46 Rom 8:3 | zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde,
47 1Tim 5:20| 20 Bestraf die zondigen in tegenwoordigheid van
48 Heb 10:26 | 26 Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der
49 2Pet 2:14| en die niet ophouden van zondigen; verlokkende de onvaste
50 1Joh 3:9 | in hem; en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. ~
51 1Joh 5:16| iemand zijn broeder ziet zondigen een zonde niet tot den dood,
52 1Joh 5:16| geven, dengenen, zeg ik, die zondigen niet tot den dood. Er is
|