Book Chapter: Verse
1 Gen 1:22 | 22 En God zegende ze, zeggende: Zijt vruchtbaar,
2 Gen 1:28 | 28 En God zegende hen, en God zeide tot hen:
3 Gen 5:2 | vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens,
4 Gen 9:1 | 1 En God zegende Noach en zijn zonen, en
5 Gen 14:19 | 19 En hij zegende hem, en zeide: Gezegend
6 Gen 23:78 | dat God Izak, zijn zoon, zegende; en Izak woonde bij de put
7 Gen 24:12 | honderd maten; want de HEERE zegende hem. ~
8 Gen 25:23 | broeders Ezau's handen; en hij zegende hem. ~
9 Gen 25:27 | reuk zijner klederen, en zegende hem; en hij zeide: Zie,
10 Gen 26:1 | 1 En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide
11 Gen 26:6 | te nemen; en als hij hem zegende, dat hij hem geboden had,
12 Gen 28:55 | zonen, en zijn dochteren, en zegende hen; en Laban trok heen,
13 Gen 29:29 | Mijn naam vraagt? En Hij zegende hem aldaar. ~
14 Gen 32:9 | Paddan-Aram gekomen was; en Hij zegende hem. ~
15 Gen 36:5 | HEERE des Egyptenaars huis zegende, om Jozefs wil; ja, de zegen
16 Gen 43:7 | Farao's aangezicht; en Jakob zegende Farao. ~
17 Gen 43:10 | 10 En Jakob zegende Farao, en ging uit van Farao'
18 Gen 44:15 | 15 En hij zegende Jozef, en zeide: De God,
19 Gen 44:20 | 20 Alzo zegende hij ze te dien dage, zeggende:
20 Gen 45:28 | tot hen sprak, als hij hen zegende; hij zegende hen, een iegelijk
21 Gen 45:28 | als hij hen zegende; hij zegende hen, een iegelijk naar zijn
22 Exo 20:11 | ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag,
23 Exo 39:43 | hadden zij het gemaakt. Toen zegende Mozes hen. ~
24 Lev 9:22 | handen op tot het volk, en zegende hen; en hij kwam af, nadat
25 Num 24:1 | des HEEREN, dat hij Israel zegende, zo ging hij ditmaal niet
26 Joz 14:13 | 13 Toen zegende hem Jozua, en hij gaf Kaleb,
27 Joz 23:6 | 6 Alzo zegende hen Jozua, en hij liet hen
28 Joz 23:7 | trekken naar hun tenten, zo zegende hij hen. ~
29 Joz 25:10 | Bileam niet horen; dies zegende hij u gestadig, en Ik verloste
30 Ric 12:24 | werd groot, en de HEERE zegende het. ~
31 1Sa 2:20 | 20 En Eli zegende Elkana, en zijn huisvrouw,
32 2Sa 6:11 | drie maanden; en de HEERE zegende Obed-Edom en zijn ganse
33 2Sa 6:18 | dankofferen te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam
34 2Sa 13:25 | hij wilde niet gaan, maar zegende hem. ~
35 2Sa 19:39 | de koning Barzillai, en zegende hem; alzo keerde hij weder
36 1Kon 8:14| koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse gemeente van Israel;
37 1Kon 8:55| 55 Zo stond hij, en zegende de ganse gemeente van Israel,
38 1Kro 13:14| drie maanden; en de HEERE zegende het huis van Obed-Edom,
39 1Kro 16:2 | geeindigd had te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam
40 2Kro 7:3 | koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse gemeente van Israel;
41 Neh 11:2 | 2 En het volk zegende al de mannen, die vrijwilliglijk
42 Job 41:12 | 12 En de HEERE zegende Jobs laatste meer dan zijn
43 Jes 51:2 | hij nog alleen was, en Ik zegende hem, en Ik vermenigvuldigde
44 Matt 14:19| opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve; en als Hij ze gebroken
45 Mark 6:41| zag Hij op naar den hemel, zegende en brak de broden, en gaf
46 Mark 10:16| op hen gelegd hebbende, zegende Hij dezelve. ~
47 Luk 2:34 | 34 En Simeon zegende henlieden, en zeide tot
48 Luk 9:16 | zag op naar den hemel, en zegende die, en brak ze, en gaf
49 Luk 24:30 | aanzat, nam Hij het brood, en zegende het, en als Hij het gebroken
50 Luk 24:50 | Zijn handen opheffende, zegende Hij hen. ~
51 Luk 24:51 | geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde,
52 Heb 7:1 | slaan der koningen, en hem zegende; ~
|