Book Chapter: Verse
1 Num 9:17 | werd van boven de tent, zo verreisden ook daarna de kinderen Israels;
2 Num 9:18 | Naar den mond des HEEREN, verreisden de kinderen Israels, en
3 Num 9:19 | wacht des HEEREN waar, en verreisden niet. ~
4 Num 9:20 | naar den mond des HEEREN verreisden zij. ~
5 Num 9:21 | morgen opgeheven werd, zo verreisden zij; of des daags, of des
6 Num 9:21 | wolk opgeheven werd, zo verreisden zij. ~
7 Num 9:22 | de kinderen Israels, en verreisden niet; en als zij verheven
8 Num 9:22 | en als zij verheven werd, verreisden zij. ~
9 Num 9:23 | naar den mond des HEEREN verreisden zij; zij namen de wacht
10 Num 10:34 | hen, als zij uit het leger verreisden. ~
11 Num 21:10 | 10 Toen verreisden de kinderen Israels, en
12 Num 32:6 | 6 En zij verreisden van Sukkoth, en legerden
13 Num 32:7 | 7 En zij verreisden van Etham, en keerden weder
14 Num 32:8 | 8 En zij verreisden van Hachiroth, en gingen
15 Num 32:9 | 9 En zij verreisden van Mara, en kwamen te Elim;
16 Num 32:10 | 10 En zij verreisden van Elim, en legerden zich
17 Num 32:11 | 11 En zij verreisden van de Schelfzee, en legerden
18 Num 32:12 | 12 En zij verreisden uit de woestijn Sin, en
19 Num 32:13 | 13 En zij verreisden van Dofka, en legerden zich
20 Num 32:14 | 14 En zij verreisden van Aluz, en legerden zich
21 Num 32:15 | 15 En zij verreisden van Rafidim, en legerden
22 Num 32:16 | 16 En zij verreisden uit de woestijn van Sinai,
23 Num 32:17 | 17 En zij verreisden van Kibroth-Thaava, en legerden
24 Num 32:18 | 18 En zij verreisden van Hazeroth, en legerden
25 Num 32:19 | 19 En zij verreisden van Rithma, en legerden
26 Num 32:20 | 20 En zij verreisden van Rimmon-Perez, en legerden
27 Num 32:21 | 21 En zij verreisden van Libna, en legerden zich
28 Num 32:22 | 22 En zij verreisden van Rissa, en legerden zich
29 Num 32:23 | 23 En zij verreisden van Kehelatha, en legerden
30 Num 32:24 | 24 En zij verreisden van het gebergte Safer,
31 Num 32:25 | 25 En zij verreisden van Harada, en legerden
32 Num 32:26 | 26 En zij verreisden van Makheloth, en legerden
33 Num 32:27 | 27 En zij verreisden van Tachath, en legerden
34 Num 32:28 | 28 En zij verreisden van Tharah, en legerden
35 Num 32:29 | 29 En zij verreisden van Mithka, en legerden
36 Num 32:30 | 30 En zij verreisden van Hasmona, en legerden
37 Num 32:31 | 31 En zij verreisden van Moseroth, en legerden
38 Num 32:32 | 32 En zij verreisden van Bene-Jaakan, en legerden
39 Num 32:33 | 33 En zij verreisden van Hor-gidgad, en legerden
40 Num 32:34 | 34 En zij verreisden van Jotbatha, en legerden
41 Num 32:35 | 35 En zij verreisden van Abrona, en legerden
42 Num 32:36 | 36 En zij verreisden van Ezeon-Geber, en legerden
43 Num 32:37 | 37 En zij verreisden van Kades, en legerden zich
44 Num 32:41 | 41 En zij verreisden van den berg Hor, en legerden
45 Num 32:42 | 42 En zij verreisden van Zalmona, en legerden
46 Num 32:43 | 43 En zij verreisden van Funon, en legerden zich
47 Num 32:44 | 44 En zij verreisden van Oboth, en legerden zich
48 Num 32:45 | 45 En zij verreisden van de heuvelen van Abarim,
49 Num 32:46 | 46 En zij verreisden van Dibon-Gad, en legerden
50 Num 32:47 | 47 En zij verreisden van Almon-Diblathaim, en
51 Num 32:48 | 48 En zij verreisden van de bergen Abarim, en
52 Ezra 8:31| 31 Alzo verreisden wij van de rivier Ahava,
|