1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3724
Book Chapter: Verse
1501 Spre 13:8 | ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden
1502 Spre 13:9 | rechtvaardigen zal zich verblijden; maar de lamp der goddelozen zal
1503 Spre 13:10 | maakt men niet dan gekijf; maar bij de beradenen is wijsheid. ~
1504 Spre 13:11 | zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert,
1505 Spre 13:12 | uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is
1506 Spre 13:13 | die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien
1507 Spre 13:15 | verstand geeft aangenaamheid; maar de weg der trouwelozen is
1508 Spre 13:16 | handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid
1509 Spre 13:17 | zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn. ~
1510 Spre 13:18 | die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt;
1511 Spre 13:19 | geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel
1512 Spre 13:20 | omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel
1513 Spre 13:21 | zal de zondaars vervolgen; maar den rechtvaardige zal men
1514 Spre 13:22 | kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars
1515 Spre 13:23 | geeft veelheid der spijze; maar daar is een, die verteerd
1516 Spre 13:24 | inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt
1517 Spre 13:25 | verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal
1518 Spre 14:1 | wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt
1519 Spre 14:2 | wandelt, vreest den HEERE; maar die afwijkt in zijn wegen,
1520 Spre 14:3 | een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren
1521 Spre 14:4 | zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os
1522 Spre 14:5 | getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast
1523 Spre 14:6 | wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den
1524 Spre 14:8 | is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is
1525 Spre 14:9 | zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid. ~
1526 Spre 14:11 | goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal
1527 Spre 14:12 | die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn
1528 Spre 14:14 | wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. ~
1529 Spre 14:15 | slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op
1530 Spre 14:16 | en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig,
1531 Spre 14:18 | slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen
1532 Spre 14:20 | van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken
1533 Spre 14:21 | naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt,
1534 Spre 14:22 | niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is
1535 Spre 14:23 | smartelijke arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt
1536 Spre 14:25 | getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een
1537 Spre 14:28 | des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens
1538 Spre 14:29 | lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed,
1539 Spre 14:30 | is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen. ~
1540 Spre 14:31 | smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen
1541 Spre 14:32 | heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt
1542 Spre 14:33 | het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der
1543 Spre 14:34 | Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek
1544 Spre 14:35 | een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn
1545 Spre 15:1 | keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet
1546 Spre 15:2 | maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort
1547 Spre 15:4 | is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve
1548 Spre 15:5 | zijns vaders versmaden; maar die de bestraffing waarneemt,
1549 Spre 15:6 | rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst
1550 Spre 15:7 | wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet
1551 Spre 15:8 | is den HEERE een gruwel; maar het gebed der oprechten
1552 Spre 15:9 | is den HEERE een gruwel; maar dien, die de gerechtigheid
1553 Spre 15:13 | aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten
1554 Spre 15:14 | de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met
1555 Spre 15:15 | des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een
1556 Spre 15:18 | man zal gekijf verwekken; maar de lankmoedige zal den twist
1557 Spre 15:19 | luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is
1558 Spre 15:20 | zal den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn
1559 Spre 15:21 | verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal
1560 Spre 15:22 | vernietigd, als er geen raad is; maar door veelheid der raadslieden
1561 Spre 15:25 | hovaardigen zal de HEERE afrukken; maar de landpale der weduwe zal
1562 Spre 15:26 | zijn den HEERE een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke
1563 Spre 15:27 | pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal
1564 Spre 15:28 | zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal
1565 Spre 15:29 | is ver van de goddelozen; maar het gebed der rechtvaardigen
1566 Spre 15:32 | die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort,
1567 Spre 16:1 | schikkingen des harten; maar het antwoord der tong is
1568 Spre 16:2 | zijn zuiver in zijn ogen; maar de HEERE weegt de geesten. ~
1569 Spre 16:9 | mensen overdenkt zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang. ~
1570 Spre 16:14 | als de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen. ~
1571 Spre 16:22 | een springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid. ~
1572 Spre 16:25 | die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn
1573 Spre 16:33 | in den schoot geworpen; maar het gehele beleid daarvan
1574 Spre 17:3 | en de oven voor het goud; maar de HEERE proeft de harten. ~
1575 Spre 17:9 | overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die de zaak weder ophaalt,
1576 Spre 17:11 | wederspannige zoekt het kwaad; maar een wrede bode zal tegen
1577 Spre 17:12 | een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid. ~
1578 Spre 17:22 | een medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal
1579 Spre 17:24 | verstandigen is wijsheid; maar de ogen des zots zijn in
1580 Spre 18:2 | lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich
1581 Spre 18:14 | krankheid ondersteunen; maar een verslagen geest, wie
1582 Spre 18:17 | schijnt rechtvaardig te zijn; maar zijn naaste komt, en hij
1583 Spre 18:23 | arme spreekt smekingen; maar de rijke antwoordt harde
1584 Spre 19:4 | brengt veel vrienden toe; maar de arme wordt van zijn vriend
1585 Spre 19:12 | brullen eens jongen leeuws; maar zijn welgevallen is als
1586 Spre 19:14 | een erve van de vaderen; maar een verstandige vrouw is
1587 Spre 19:18 | zoon, als er nog hoop is; maar verhef uw ziel niet, om
1588 Spre 19:21 | mans zijn veel gedachten; maar de raad des HEEREN, die
1589 Spre 19:22 | mensen is zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een
1590 Spre 20:3 | van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich
1591 Spre 20:4 | hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn. ~
1592 Spre 20:5 | mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal
1593 Spre 20:6 | roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen
1594 Spre 20:14 | kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan
1595 Spre 20:15 | en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap
1596 Spre 20:17 | leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol
1597 Spre 21:2 | mensen is recht in zijn ogen; maar de HEERE weegt de harten. ~
1598 Spre 21:5 | zijn alleen tot overschot; maar van een ieder, die haastig
1599 Spre 21:8 | gans verkeerd en vreemd; maar het werk des zuiveren is
1600 Spre 21:15 | blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid
1601 Spre 21:20 | gewenste schat, en olie; maar een zot mens verslindt zulks. ~
1602 Spre 21:26 | hij begeerlijke dingen; maar de rechtvaardige zal geven,
1603 Spre 21:29 | zich in zijn aangezicht; maar de oprechte, die maakt zijn
1604 Spre 21:31 | tegen den dag des strijds; maar de overwinning is des HEEREN. ~ ~
1605 Spre 22:3 | kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door,
1606 Spre 22:12 | HEEREN bewaren de wetenschap; maar de zaken des trouwelozen
1607 Spre 23:7 | u zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is niet met u; ~
1608 Spre 23:17 | nijdig over de zondaren; maar zijt ten allen dage in de
1609 Spre 24:16 | zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in
1610 Spre 24:25 | 25 Maar voor degenen, die hem bestraffen,
1611 Spre 25:2 | eer een zaak te verbergen; maar de eer der koningen een
1612 Spre 25:9 | twistzaak met uw naaste; maar openbaar het heimelijke
1613 Spre 25:27 | honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid
1614 Spre 26:24 | vreemd met zijn lippen; maar in zijn binnenste stelt
1615 Spre 27:3 | en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen
1616 Spre 27:4 | van toorn is wreedheid; maar wie zal voor nijdigheid
1617 Spre 27:6 | liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters
1618 Spre 27:7 | vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is
1619 Spre 28:1 | waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig,
1620 Spre 28:2 | zijn deszelfs vorsten vele; maar om verstandige en wetende
1621 Spre 28:4 | prijzen de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen
1622 Spre 28:5 | verstaan het recht niet; maar die den HEERE zoeken, verstaan
1623 Spre 28:7 | is een verstandig zoon; maar die der vraten metgezel
1624 Spre 28:10 | zelf in zijn gracht vallen; maar de vromen zullen het goede
1625 Spre 28:11 | man is wijs in zijn ogen; maar de arme, die verstandig
1626 Spre 28:12 | is er grote heerlijkheid; maar als de goddelozen opkomen,
1627 Spre 28:13 | zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal
1628 Spre 28:14 | die geduriglijk vreest; maar die zijn hart verhardt,
1629 Spre 28:16 | veelvoudig in verdrukkingen; maar die de gierigheid haat,
1630 Spre 28:18 | wandelt, zal behouden worden; maar die zich verkeerdelijk gedraagt
1631 Spre 28:19 | brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt,
1632 Spre 28:20 | veelvoudig zijn in zegeningen; maar die haastig is, om rijk
1633 Spre 28:22 | een man van een boos oog; maar hij weet niet, dat het gebrek
1634 Spre 28:25 | grootmoedig is, verwekt gekijf; maar die op den HEERE vertrouwt,
1635 Spre 28:26 | vertrouwt, die is een zot; maar die in wijsheid wandelt,
1636 Spre 28:27 | zal geen gebrek hebben; maar die zijn ogen verbergt,
1637 Spre 28:28 | verbergt zich de mens; maar als zij omkomen, vermenigvuldigen
1638 Spre 29:2 | verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze heerst,
1639 Spre 29:3 | bemint, verblijdt zijn vader; maar die een metgezel der hoeren
1640 Spre 29:4 | staande door het recht; maar een, die tot geschenken
1641 Spre 29:6 | bozen mans is een strik; maar de rechtvaardige juicht
1642 Spre 29:7 | de rechtzaak der armen; maar de goddeloze begrijpt de
1643 Spre 29:8 | blazen een stad aan brand; maar de wijzen keren den toorn
1644 Spre 29:10 | lieden haten den vrome; maar de oprechten zoeken zijn
1645 Spre 29:11 | laat zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien
1646 Spre 29:15 | bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zichzelf
1647 Spre 29:16 | wordt de overtreding veel; maar de rechtvaardigen zullen
1648 Spre 29:18 | wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig is hij, die
1649 Spre 29:23 | mensen zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal
1650 Spre 29:25 | des mensen legt een strik; maar die op den HEERE vertrouwt,
1651 Spre 29:26 | aangezicht des heersers; maar een ieders recht is van
1652 Spre 29:27 | rechtvaardige een gruwel; maar die recht is van weg, is
1653 Spre 31:29 | hebben deugdelijke gehandeld; maar gij gaat die allen te boven. ~
1654 Spre 31:30 | de schoonheid ijdelheid; maar een vrouw, die den HEERE
1655 Pred 1:4 | het andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid. ~
1656 Pred 2:1 | derhalve zie het goede aan; maar zie, ook dat was ijdelheid. ~
1657 Pred 2:10 | niet van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege
1658 Pred 2:14 | wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis.
1659 Pred 2:26 | is voor Zijn aangezicht; maar den zondaar geeft Hij bezigheid
1660 Pred 4:10 | richt zijn metgezel op; maar wee den ene, die gevallen
1661 Pred 4:11 | liggen, zo hebben zij warmte; maar hoe zou een alleen warm
1662 Pred 5:6 | zijn, alzo in veel woorden; maar vrees gij God! ~
1663 Pred 5:11 | weinig of veel gegeten; maar de zatheid des rijken laat
1664 Pred 6:2 | niet, om daarvan te eten, maar dat een vreemd man dat opeet.
1665 Pred 7:4 | wijzen is in het klaaghuis; maar het hart der zotten in het
1666 Pred 7:12 | geld is tot een schaduw; maar de uitnemendheid der wetenschap
1667 Pred 7:14 | ten dage des voorspoeds, maar ten dage des tegenspoeds,
1668 Pred 7:23 | Ik zal wijsheid bekomen, maar zij was nog verre van mij. ~
1669 Pred 7:28 | Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden:
1670 Pred 7:28 | duizend heb ik gevonden; maar een vrouw onder die allen
1671 Pred 7:29 | mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben veel vonden gezocht. ~
1672 Pred 8:13 | 13 Maar den goddeloze zal het niet
1673 Pred 8:17 | mens arbeidt om te zoeken, maar hij zal het niet uitvinden;
1674 Pred 9:5 | dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met
1675 Pred 9:5 | hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten. ~
1676 Pred 9:11 | gunst der welwetenden, maar dat tijd en toeval aan alle
1677 Pred 9:15 | verloste door zijn wijsheid; maar geen mens gedacht denzelven
1678 Pred 9:18 | beter dan de krijgswapenen, maar een enig zondaar verderft
1679 Pred 10:2 | is tot zijn rechterhand, maar het hart eens zots is tot
1680 Pred 10:6 | gezet in grote hoogheden, maar de rijken zitten in de laagte. ~
1681 Pred 10:10 | kracht te werk stellen; maar de wijsheid is een uitnemende
1682 Pred 10:12 | wijzen mond zijn aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden
1683 Pred 10:14 | maakt wel veel woorden; maar de mens weet niet, wat het
1684 Pred 11:8 | 8 Maar indien de mens veel jaren
1685 Pred 11:9 | aanschouwingen uwer ogen; maar weet, dat God, om al deze
1686 Hoo 3:1 | liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet; ik zeide: ~
1687 Hoo 3:2 | liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet. ~
1688 Hoo 5:2 | 2 Ik sliep, maar mijn hart waakte, de stem
1689 Hoo 5:6 | deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken,
1690 Hoo 5:6 | Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep
1691 Hoo 8:12 | zilverlingen zijn voor u, o Salomo! maar tweehonderd zijn voor de
1692 Jes 1:2 | groot gemaakt en verhoogd; maar zij hebben tegen Mij overtreden. ~
1693 Jes 1:3 | ezel de krib zijns heren; maar Israel heeft geen kennis,
1694 Jes 1:6 | niets geheels aan hetzelve; maar wonden, en striemen, en
1695 Jes 1:20 | 20 Maar indien gij weigert, en wederspannig
1696 Jes 1:21 | gerechtigheid herbergde daarin, maar nu doodslagers. ~
1697 Jes 1:28 | 28 Maar er zal verbreking zijn der
1698 Jes 2:6 | 6 Maar Gij hebt Uw volk, het huis
1699 Jes 5:2 | druiven zou voortbrengen, maar hij heeft stinkende druiven
1700 Jes 5:6 | besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen
1701 Jes 5:7 | heeft gewacht naar recht, maar ziet, het is schurftheid,
1702 Jes 5:7 | schurftheid, naar gerechtigheid, maar ziet, het is geschreeuw. ~
1703 Jes 5:12 | zijn in hun maaltijden; maar zij aanschouwen het werk
1704 Jes 5:25 | zich Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. ~
1705 Jes 5:30 | zal men de aarde aanzien, maar ziet, er zal duisternis
1706 Jes 6:6 | 6 Maar een van de serafs vloog
1707 Jes 6:9 | dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet, en ziende
1708 Jes 6:9 | verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet. ~
1709 Jes 6:13 | en zijn om af te weiden; maar gelijk de eik, en gelijk
1710 Jes 7:1 | ten oorlog tegen haar; maar hij vermocht met strijden
1711 Jes 7:8 | 8 Maar Damaskus zal het hoofd van
1712 Jes 7:25 | doornen en der distelen; maar die zullen wezen tot inzending
1713 Jes 8:14 | tot een Heiligdom zijn; maar tot een steen des aanstoots
1714 Jes 8:23 | 23 Maar het land, dat beangstigd
1715 Jes 9:2 | dit volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet
1716 Jes 9:9 | tichelstenen zijn gevallen, maar met uitgehouwen stenen zullen
1717 Jes 9:9 | vijgebomen zijn afgehouwen, maar wij zullen ze in cederen
1718 Jes 9:11 | Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. ~
1719 Jes 9:14 | aanzienlijke, die is de kop; maar de profeet, die valsheid
1720 Jes 9:16 | Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. ~
1721 Jes 9:20 | Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. ~ ~ ~ ~ ~
1722 Jes 10:3 | 3 Maar wat zult gijlieden doen
1723 Jes 10:4 | Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. ~
1724 Jes 10:7 | zijn hart alzo niet denkt, maar hij zal in zijn hart hebben
1725 Jes 10:20 | die ze geslagen heeft; maar zij zullen steunen
1726 Jes 10:22 | zand der zee, zo zal toch maar het overblijfsel daarvan
1727 Jes 11:4 | 4 Maar Hij zal de armen met gerechtigheid
1728 Jes 11:14 | 14 Maar zij zullen den Filistijnen
1729 Jes 12:1 | toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en
1730 Jes 13:18 | 18 Maar hun bogen zullen de jongelingen
1731 Jes 13:21 | 21 Maar daar zullen nederliggen
1732 Jes 14:19 | 19 Maar gij zijt verworpen van uw
1733 Jes 16:12 | heiligdom gaan om te aanbidden, maar hij zal niet vermogen. ~
1734 Jes 16:14 | 14 Maar nu spreekt de HEERE, zeggende:
1735 Jes 17:1 | zij geen stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop
1736 Jes 17:11 | doen bloeien; doch het zal maar een hoop van het gemaaide
1737 Jes 22:11 | wateren des ouden vijvers; maar gij zult niet opwaarts zien
1738 Jes 22:13 | 13 Maar ziet, er is vreugde en blijdschap
1739 Jes 22:14 | 14 Maar de HEERE der heirscharen
1740 Jes 23:7 | wel van oude dagen af is; maar haar eigen voeten zullen
1741 Jes 23:13 | bouwden hun paleizen, maar Hij heeft het tot een vervallen
1742 Jes 23:15 | gelijk eens konings dagen; maar ten einde van zeventig jaren
1743 Jes 23:18 | noch opgesloten worden; maar haar koophandel zal wezen
1744 Jes 24:22 | worden in een gevangenis, maar na vele dagen weder bezocht
1745 Jes 25:10 | zal op dezen berg rusten; maar Moab zal onder Hem verdorst
1746 Jes 26:11 | verhoogd, zij zien het niet; maar zij zullen het zien, en
1747 Jes 26:15 | waart verheerlijkt geworden; maar Gij hebt hen in al de einden
1748 Jes 26:18 | wij hadden de smarten, maar wij hebben niet dan wind
1749 Jes 28:27 | rondom over het komijn gaan; maar de wikken slaat men uit
1750 Jes 28:28 | moet verbrijzeld worden, maar hij dorst het niet geduriglijk
1751 Jes 29:8 | droomt, en ziet, hij eet; maar als hij ontwaakt, zo is
1752 Jes 29:8 | droomt, en ziet, hij drinkt; maar als hij ontwaakt, ziet,
1753 Jes 29:9 | gijlieden; zij zijn dronken, maar niet van wijn; zij waggelen,
1754 Jes 29:9 | van wijn; zij waggelen, maar niet van sterken drank. ~
1755 Jes 30:1 | om een raadslag te maken, maar niet uit Mij, en om zich
1756 Jes 30:1 | een bedekking te bedekken, maar niet uit Mijn Geest, om
1757 Jes 30:5 | hulp, noch tot voordeel, maar tot schande en ook tot smaadheid
1758 Jes 30:16 | En gij zegt: Neen, maar op paarden zullen wij vlieden;
1759 Jes 30:20 | wateren der verdrukking geven; maar uw leraars zullen niet meer
1760 Jes 30:20 | met vleugelen wegvliegen, maar uw ogen zullen uw leraars
1761 Jes 31:2 | Zijn woorden niet terug; maar Hij zal Zich opmaken tegen
1762 Jes 32:8 | 8 Maar een milddadige beraadslaagt
1763 Jes 32:19 | 19 Maar het zal hagelen, waar men
1764 Jes 33:21 | 21 Maar de HEERE zal aldaar bij
1765 Jes 34:11 | 11 Maar de roerdomp en de nachtuil
1766 Jes 34:12 | tot het koninkrijk roepen, maar al hun vorsten zullen niets
1767 Jes 35:8 | onreine zal er niet doorgaan, maar hij zal voor deze zijn;
1768 Jes 35:9 | aldaar gevonden worden; maar de verlosten zullen daarop
1769 Jes 35:10 | zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen
1770 Jes 36:7 | 7 Maar zo gij tot mij zegt: Wij
1771 Jes 36:9 | knechten mijns heren, afkeren? Maar gij vertrouwt op Egypte,
1772 Jes 36:12 | 12 Maar Rabsake zeide: Heeft mijn
1773 Jes 37:19 | want zij waren geen goden, maar het werk van mensenhanden,
1774 Jes 37:28 | 28 Maar Ik weet uw zitten, en uw
1775 Jes 37:30 | daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar,
1776 Jes 37:34 | dien zal hij wederkeren; maar in deze stad zal hij niet
1777 Jes 38:17 | bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk
1778 Jes 39:8 | 8 Maar Hizkia zeide tot Jesaja:
1779 Jes 40:8 | verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat
1780 Jes 40:31 | 31 Maar dien den HEERE verwachten,
1781 Jes 41:8 | 8 Maar gij, Israel, Mijn knecht!
1782 Jes 41:12 | Gij zult hen zoeken, maar zult hen niet vinden; de
1783 Jes 41:16 | stormwind zal ze verstrooien; maar gij zult u verheugen in
1784 Jes 41:17 | nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht
1785 Jes 41:26 | mogen: Hij is rechtvaardig; maar er is niemand, die het verkondigt,
1786 Jes 41:28 | 28 Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs onder
1787 Jes 41:28 | niemand, zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat
1788 Jes 42:17 | 17 Maar die zich op gesneden beelden
1789 Jes 42:20 | Gij ziet wel veel dingen, maar gij bewaart ze niet; of
1790 Jes 42:22 | 22 Maar nu is het een beroofd en
1791 Jes 43:1 | 1 Maar nu, alzo zegt de HEERE,
1792 Jes 43:24 | hebt gij Mij niet gedrenkt; maar gij hebt Mij arbeid gemaakt,
1793 Jes 44:1 | 1 Maar hoor nu Mijn knecht Jakob,
1794 Jes 45:17 | 17 Maar Israel wordt verlost door
1795 Jes 45:18 | zij ledig zijn zou, maar heeft ze geformeerd, opdat
1796 Jes 45:24 | tot Hem zal men komen; maar zij zullen beschaamd worden
1797 Jes 45:25 | 25 Maar in den HEERE zullen gerechtvaardigd
1798 Jes 46:2 | last niet kunnen redden, maar zijzelven zijn in de gevangenis
1799 Jes 46:13 | heil zal niet vertoeven; maar Ik zal heil geven in Sion,
1800 Jes 48:1 | vermeldt den God Israels, maar niet in waarheid, noch in
1801 Jes 48:16 | het verborgene gesproken, maar van dien tijd af, dat het
1802 Jes 48:22 | 22 Maar de goddelozen hebben geen
1803 Jes 49:5 | tot Hem wederbrengen zou; maar Israel zal zich niet verzamelen
1804 Jes 49:17 | zonen zullen zich haasten; maar uw verstoorders en uw verwoesters
1805 Jes 51:6 | zullen van gelijken sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid
1806 Jes 51:8 | schietwormpje zal ze opeten als wol; maar Mijn gerechtigheid zal in
1807 Jes 51:21 | bedrukten! en gij dronkenen, maar niet van wijn! ~
1808 Jes 51:23 | 23 Maar Ik zal hem dien, die u bedroefd
1809 Jes 53:5 | 5 Maar Hij is om onze overtredingen
1810 Jes 54:4 | niet te schande worden; maar gij zult de schaamte uwer
1811 Jes 54:7 | ogenblik heb Ik u verlaten; maar met grote ontfermingen zal
1812 Jes 54:8 | een ogenblik verborgen; maar met eeuwige goedertierenheid
1813 Jes 54:10 | wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal
1814 Jes 55:10 | derwaarts niet wederkeert; maar doorvochtigt de aarde, en
1815 Jes 55:11 | ledig tot Mij wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij
1816 Jes 56:10 | derwaarts niet wederkeert; maar doorvochtigt de aarde, en
1817 Jes 56:11 | ledig tot Mij wederkeren; maar het zal doen, hetgeen Mij
1818 Jes 58:10 | vermoeid door uw grote reis, maar gij zegt niet: Het is buiten
1819 Jes 58:11 | 11 Maar voor wien hebt gij geschroomd
1820 Jes 58:13 | ijdelheid zal hen wegnemen. Maar die op Mij betrouwt, die
1821 Jes 60:2 | 2 Maar uw ongerechtigheden maken
1822 Jes 60:9 | wij wachten op het licht, maar ziet, er is duisternis,
1823 Jes 60:9 | duisternis, op een groten glans, maar wij wandelen in donkerheden. ~
1824 Jes 60:11 | wij wachten naar recht, maar er is geen, naar heil, maar
1825 Jes 60:11 | maar er is geen, naar heil, maar het is verre van ons. ~
1826 Jes 61:10 | verbolgenheid heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik
1827 Jes 61:18 | verbreking in uw landpale; maar uw muren zult gij Heil heten,
1828 Jes 61:19 | u de maan niet lichten; maar de HEERE zal u wezen tot
1829 Jes 63:4 | gezegd worden: Het verwoeste; maar gij zult genoemd worden:
1830 Jes 63:9 | 9 Maar die het inzamelen zullen,
1831 Jes 64:10 | 10 Maar zij zijn wederspannig geworden,
1832 Jes 64:11 | aan Mozes en Zijn volk; maar nu, waar is Hij, Die hen
1833 Jes 64:18 | Uw heilig volk heeft het maar een weinig tijds bezeten;
1834 Jes 66:6 | geschreven; Ik zal niet zwijgen, maar Ik zal vergelden, ja, in
1835 Jes 66:11 | 11 Maar gij verlaters des HEEREN,
1836 Jes 66:12 | omdat Ik geroepen heb, maar gij hebt niet geantwoord,
1837 Jes 66:12 | geantwoord, Ik gesproken heb, maar gij hebt niet gehoord,
1838 Jes 66:12 | hebt niet gehoord, maar hebt gedaan, dat kwaad was
1839 Jes 66:14 | juichen van goeder harte, maar gijlieden zult schreeuwen
1840 Jes 66:15 | HEERE zal ulieden doden, maar Zijn knechten zal Hij met
1841 Jes 66:18 | 18 Maar weest gijlieden vrolijk,
1842 Jes 66:20 | honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar, honderd jaren
1843 Jes 67:2 | geweest, spreekt de HEERE; maar op dezen zal Ik zien, op
1844 Jes 67:4 | en zij niet hoorden, maar deden dat kwaad is in Mijn
1845 Jes 67:8 | op een enige reize? Maar Sion heeft weeen gekregen,
1846 Jer 1:7 | 7 Maar de HEERE zeide tot mij:
1847 Jer 1:19 | zullen tegen u strijden, maar tegen u niet vermogen; want
1848 Jer 2:7 | het goede er van te eten; maar toen gij daarin kwaamt,
1849 Jer 2:20 | gij: Ik zal niet dienen; maar op allen hogen heuvel en
1850 Jer 2:25 | ontschoeiing, en uw keel van dorst; maar gij zegt: Het is buiten
1851 Jer 2:27 | en niet het aangezicht; maar ten tijde huns kwaads zeggen
1852 Jer 2:34 | niet met opgraven gevonden, maar aan alle die. ~
1853 Jer 3:3 | geen spade regen geweest. Maar gij hebt een hoerenvoorhoofd,
1854 Jer 3:7 | gedaan had: Bekeer u tot Mij; maar zij bekeerde zich niet.
1855 Jer 3:8 | Juda, niet vreesde, maar ging henen, en hoereerde
1856 Jer 3:10 | bekeerd met haar ganse hart, maar valselijk, spreekt de HEERE. ~
1857 Jer 3:13 | onder allen groenen boom, maar gij zijt Mijner stem
1858 Jer 3:19 | heirscharen der heidenen? Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij
1859 Jer 4:2 | 2 Maar zweer: Zo waarachtig als
1860 Jer 4:22 | zijn zij om kwaad te doen, maar goed te doen weten zij niet. ~
1861 Jer 5:3 | Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld;
1862 Jer 5:3 | Gij hebt hen verteerd, maar zij hebben geweigerd de
1863 Jer 5:5 | HEEREN, het recht huns Gods; maar zij hadden te zamen het
1864 Jer 5:21 | harteloos volk! die ogen hebben, maar zien niet, die oren hebben,
1865 Jer 5:21 | zien niet, die oren hebben, maar horen niet. ~
1866 Jer 5:23 | 23 Maar dit volk heeft een afvallig
1867 Jer 5:31 | volk heeft het gaarne alzo; maar wat zult gij ten einde van
1868 Jer 6:3 | 3 Maar er zullen herders tot haar
1869 Jer 6:16 | rust vinden voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij zullen
1870 Jer 6:17 | naar het geluid der bazuin; maar zij zeggen: Wij zullen niet
1871 Jer 7:5 | 5 Maar indien gij uw wegen en uw
1872 Jer 7:13 | op zijnde en sprekende, maar gij niet gehoord hebt, en
1873 Jer 7:13 | hebt, en Ik u geroepen, maar gij niet geantwoord
1874 Jer 7:23 | 23 Maar deze zaak heb Ik hun geboden,
1875 Jer 7:24 | gehoord, noch hun oor geneigd, maar gewandeld in de raadslagen,
1876 Jer 7:26 | gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben hun nek verhard,
1877 Jer 7:27 | woorden tot hen spreken, maar zij zullen naar u niet horen;
1878 Jer 7:27 | zult wel tot hen roepen, maar zij zullen u niet antwoorden. ~
1879 Jer 7:32 | dal des zoons van Hinnom, maar moorddal; en zij zullen
1880 Jer 8:7 | tijd hunner aankomst waar; maar Mijn volk weet het recht
1881 Jer 8:15 | Men wacht naar vrede, maar er is niets goeds, naar
1882 Jer 8:15 | naar tijd van genezing, maar ziet, er is verschrikking. ~
1883 Jer 9:3 | van boosheid tot boosheid, maar Mij kennen zij niet,
1884 Jer 9:8 | van vrede met zijn mond, maar in zijn binnenste legt hij
1885 Jer 9:14 | 14 Maar hebben gewandeld naar het
1886 Jer 9:24 | 24 Maar die zich beroemt, beroeme
1887 Jer 9:26 | heidenen hebben de voorhuid, maar het ganse huis Israels heeft
1888 Jer 10:5 | palmboom van dicht werk, maar kunnen niet spreken; zij
1889 Jer 10:10 | 10 Maar de HEERE God is de Waarheid,
1890 Jer 11:8 | 8 Maar zij hebben niet gehoord,
1891 Jer 11:8 | gehoord, noch hun oor geneigd, maar hebben gewandeld, een iegelijk
1892 Jer 11:8 | Ik geboden heb te doen, maar zij niet gedaan hebben. ~
1893 Jer 11:12 | dien zij gerookt hebben; maar zij zullen hen gans niet
1894 Jer 11:16 | van liefelijke vruchten; maar nu heeft Hij met een geluid
1895 Jer 11:20 | 20 Maar, o HEERE der heirscharen,
1896 Jer 12:2 | zijt wel nabij in hun mond, maar verre van hun nieren. ~
1897 Jer 12:3 | 3 Maar Gij, o HEERE! kent mij,
1898 Jer 12:13 | Zij hebben tarwe gezaaid, maar doornen gemaaid; zij hebben
1899 Jer 12:13 | zij hebben zich gepijnigd, maar niet gevorderd; wordt alzo
1900 Jer 12:14 | uit hun land uitrukken, maar het huis van Juda zal
1901 Jer 12:17 | 17 Maar indien zij niet zullen horen,
1902 Jer 13:1 | doe dien aan uw lenden, maar breng hem niet in het water. ~
1903 Jer 13:11 | lof, en tot heerlijkheid; maar zij hebben niet gehoord. ~
1904 Jer 13:13 | 13 Maar gij zult tot hen zeggen:
1905 Jer 14:12 | geen welgevallen hebben; maar door het zwaard, en door
1906 Jer 14:13 | zult geen honger hebben; maar Ik zal u een gewissen vrede
1907 Jer 14:19 | is? Men wacht naar vrede, maar daar is niets goeds,
1908 Jer 14:19 | naar tijd van genezing, maar ziet, daar is verschrikking. ~
1909 Jer 15:1 | 1 Maar de HEERE zeide tot mij:
1910 Jer 15:19 | laat hen tot u wederkeren, maar gij zult tot hen niet wederkeren. ~
1911 Jer 15:20 | zullen wel tegen u strijden, maar u niet overmogen; want Ik
1912 Jer 16:11 | voor die nedergebogen; maar Mij verlaten, en Mijn wet
1913 Jer 16:15 | 15 Maar: Zo waarachtig als de HEERE
1914 Jer 17:6 | wanneer het goede komt; maar blijft in dorre plaatsen
1915 Jer 17:8 | wanneer er een hitte komt, maar zijn loof blijft groen;
1916 Jer 17:11 | veldhoen eieren vergadert, maar broedt ze niet uit, alzo
1917 Jer 17:18 | vervolgers beschaamd worden, maar laat mij niet beschaamd
1918 Jer 17:18 | laat hen verschrikt worden, maar laat mij niet verschrikt
1919 Jer 17:22 | sabbatdag, noch enig werk doen; maar gij zult den sabbatdag heiligen,
1920 Jer 17:23 | 23 Maar zij hebben niet gehoord,
1921 Jer 17:23 | gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben hun nek verhard,
1922 Jer 17:27 | 27 Maar indien gij naar Mij niet
1923 Jer 18:8 | 8 Maar indien datzelve volk, over
1924 Jer 18:10 | 10 Maar indien het doet, dat kwaad
1925 Jer 18:12 | zeggen: Het is buiten hoop; maar wij zullen naar onze gedachten
1926 Jer 18:23 | van voor Uw aangezicht; maar laat hen nedergeveld
1927 Jer 19:6 | dat des zoons van Hinnom, maar Moorddal. ~
1928 Jer 20:3 | 3 Maar het geschiedde des anderen
1929 Jer 20:3 | noemt uw naam niet Pashur, maar Magor-missabib. ~
1930 Jer 20:9 | meer in Zijn Naam spreken; maar het werd in mijn hart als
1931 Jer 20:9 | mij om te verdragen, maar konde niet. ~
1932 Jer 20:11 | 11 Maar de HEERE is met mij als
1933 Jer 21:9 | of door de pestilentie; maar die er uitgaat en valt tot
1934 Jer 22:6 | een hoogte van Libanon; maar zo Ik u niet zette als een
1935 Jer 22:12 | 12 Maar in de plaats, waarhenen
1936 Jer 22:17 | 17 Maar uw ogen en uw hart zijn
1937 Jer 22:20 | roep ook van de veren; maar al uw liefhebbers zijn verbroken. ~
1938 Jer 22:21 | in uw groten voorspoed, maar gij zeidet: Ik zal niet
1939 Jer 23:8 | 8 Maar: Zo waarachtig als de HEERE
1940 Jer 23:14 | 14 Maar in de profeten van Jeruzalem
1941 Jer 23:22 | 22 Maar zo zij in Mijn raad hadden
1942 Jer 23:36 | 36 Maar des HEEREN last zult gij
1943 Jer 23:38 | 38 Maar dewijl gij zegt: Des HEEREN
1944 Jer 24:2 | eerste rijpe vijgen zijn; maar in den anderen korf waren
1945 Jer 25:3 | op zijnde en sprekende, maar gij hebt niet gehoord. ~
1946 Jer 25:4 | vroeg op zijnde en zendende (maar gij hebt niet gehoord, noch
1947 Jer 25:7 | 7 Maar gij hebt naar Mij niet gehoord,
1948 Jer 25:12 | 12 Maar het zal geschieden, als
1949 Jer 26:12 | 12 Maar Jeremia sprak tot al de
1950 Jer 26:15 | 15 Maar weet voorzeker, dat gij,
1951 Jer 26:22 | 22 Maar de koning Jojakim zond mannen
1952 Jer 26:24 | 24 Maar de hand van Ahikam, den
1953 Jer 27:11 | 11 Maar het volk, dat zijn hals
1954 Jer 27:17 | Hoort niet naar hen, maar dient den koning van Babel,
1955 Jer 27:18 | 18 Maar zo zij profeten zijn, en
1956 Jer 28:7 | 7 Maar hoor nu dit woord, dat ik
1957 Jer 28:15 | HEERE heeft u niet gezonden, maar gij hebt gemaakt, dat dit
1958 Jer 29:19 | vroeg op zijnde en zendende; maar gijlieden hebt niet
1959 Jer 30:9 | 9 Maar zij zullen dienen den HEERE,
1960 Jer 30:11 | waarhenen Ik u verstrooid heb; maar met u zal Ik geen voleinding
1961 Jer 30:11 | geen voleinding maken; maar Ik zal u kastijden met mate,
1962 Jer 31:30 | 30 Maar een iegelijk zal om zijn
1963 Jer 31:33 | 33 Maar dit is het verbond, dat
1964 Jer 32:4 | Chaldeen niet ontkomen; maar hij zal zekerlijk gegeven
1965 Jer 32:23 | hebben het erfelijk bezeten, maar hebben Uwer stem niet gehoorzaamd,
1966 Jer 32:34 | 34 Maar zij hebben hun verfoeiselen
1967 Jer 33:5 | strijden tegen de Chaldeen, maar het is om die te vullen
1968 Jer 34:3 | zijn hand niet ontkomen, maar zekerlijk gegrepen, en in
1969 Jer 34:4 | 4 Maar hoor des HEEREN woord, o
1970 Jer 34:11 | 11 Maar zij keerden daarna wederom,
1971 Jer 34:14 | van u laten vrijgaan; maar uw vaders hoorden niet naar
1972 Jer 34:16 | 16 Maar gij zijt weder omgekeerd,
1973 Jer 35:6 | 6 Maar zij zeiden: Wij zullen geen
1974 Jer 35:7 | wijngaard planten, noch hebben; maar gij zult in tenten wonen
1975 Jer 35:11 | 11 Maar het is geschied, als Nebukadrezar,
1976 Jer 35:14 | gedronken tot op dezen dag, maar het gebod huns vaders gehoord;
1977 Jer 35:14 | op zijnde en sprekende, maar gij hebt naar Mij niet gehoord. ~
1978 Jer 35:15 | uw vaderen gegeven heb; maar gij hebt uw oor niet geneigd,
1979 Jer 35:16 | heeft, bevestigd hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort; ~
1980 Jer 35:17 | Ik tot hen gesproken heb, maar zij niet gehoord hebben,
1981 Jer 35:17 | Ik tot hen geroepen heb, maar zij niet hebben geantwoord. ~
1982 Jer 36:20 | den koning in het voorhof; maar de rol legden zij weg in
1983 Jer 36:26 | Jeremia te vangen. Maar de HEERE had hen verborgen. ~
1984 Jer 36:31 | Ik tot hen gesproken heb; maar zij hebben niet gehoord. ~
1985 Jer 37:2 | 2 Maar hij hoorde niet, hij, noch
1986 Jer 37:14 | hij hoorde niet naar hem; maar Jerija greep Jeremia aan,
1987 Jer 38:2 | de pestilentie sterven; maar wie tot de Chaldeen uitgaat,
1988 Jer 38:4 | vrede dezes volks niet, maar het kwaad. ~
1989 Jer 38:6 | nu was geen water, maar slijk; en Jeremia zonk in
1990 Jer 38:18 | 18 Maar indien gij tot de vorsten
1991 Jer 38:21 | 21 Maar indien gij weigert uit te
1992 Jer 38:23 | hun hand niet ontkomen; maar gij zult door de hand des
1993 Jer 39:10 | 10 Maar van het volk, die arm waren,
1994 Jer 39:11 | 11 Maar van Jeremia had Nebukadrezar,
1995 Jer 39:12 | en doe hem niets kwaads; maar gelijk als hij tot u spreken
1996 Jer 39:17 | 17 Maar Ik zal u te dien dage redden,
1997 Jer 39:18 | het zwaard niet vallen; maar gij zult uw ziel tot een
1998 Jer 40:4 | mijn oog op u stellen; maar indien het kwaad is in uw
1999 Jer 40:14 | aan het leven te slaan? Maar Gedalia, de zoon van
2000 Jer 40:16 | 16 Maar Gedalia, de zoon van Ahikam,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3724 |