151-aller | allon-beter | beth--doorl | doorn-gerst | geruc-hoofd | hoogg-kolos | komko-mirre | mirte-onver | onvru-ried | rietg-sprei | spren-uitwe | uitwi-verze | verzi-winke | winst-zwomm
Book Chapter: Verse
1507 Ric 4:50 | als zij zijn slaap had doornageld en doorgedrongen. ~
1508 1Sa 13:6 | in de spelonken, en in de doornbossen, en in de steenklippen,
1509 Psa 118:12 | zijn uitgeblust als een doornenvuur; het is in den Naam des
1510 Jes 7:19 | steenrotsen, en in al de doornhagen, en in alle geprezene plaatsen. ~
1511 Psa 58:10 | 10 Eer dan uw potten den doornstruik gewaar worden, zal Hij hem
1512 Hand 13:1 | bovenste delen des lands doorreisd hebbende, te Efeze kwam;
1513 Hand 10:4 | 4 En alzo zij de steden doorreisden, gaven zij hun de verordeningen
1514 Rom 15:24 | komen; want ik hoop in het doorreizen u te zien, en van u derwaarts
1515 Zac 12:3 | beladen, zullen gewisselijk doorsneden worden; en al de volken
1516 Spre 7:23 | Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast
1517 Spre 21:7 | verwoesting der goddelozen zal hen doorsnijden, omdat zij weigeren recht
1518 Job 16:13 | omringd; Hij heeft mijn nieren doorspleten, en niet gespaard; Hij heeft
1519 Jer 51:4 | land der Chaldeen, en de doorstokenen op haar straten. ~
1520 1Sa 13:23 | Filistijnen leger toog naar den doortocht van Michmas. ~
1521 1Sa 14:4 | 4 Er was nu tussen de doortochten, waar Jonathan zocht door
1522 Jes 33:21 | geen roeischuit zal daar doorvaren, en geen treffelijk schip
1523 Job 39:12 | zenuwen zijner schaamte zijn doorvlochten. ~
1524 Heb 2:1 | wij niet te eniger tijd doorvloeien. ~
1525 Hoo 4:16 | en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen
1526 Zac 1:11 | zeiden: Wij hebben het land doorwandeld, en ziet, het ganse land
1527 Psa 109:22 | in het binnenste van mij doorwond. ~
1528 Job 5:18 | aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. ~
1529 Rom 1:20 | de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht
1530 2Sa 10:3 | gezonden, dat hij deze stad doorzoeke, en die verspiede, en die
1531 Spre 20:27 | is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des
1532 Matt 23:24 | mug uitzijgt, en den kemel doorzwelgt. ~
1533 2Sa 23:11 | Filistijnen verzameld waren in een dorp, en aldaar een stuk akkers
1534 Jer 35:4 | den zoon van Sallum, den dorpelbewaarder. ~
1535 Eze 38:11 | Ik zal optrekken naar dat dorpland, ik zal komen tot degenen,
1536 Zac 2:4 | zeggende: Jeruzalem zal dorpsgewijze bewoond worden, vanwege
1537 Est 52:6 | van de dorpen, die in de dorpsteden woonden, den veertienden
1538 Eze 20:47 | allen groenen boom en allen dorren boom verteren zal;
1539 Job 30:30 | gebeente is ontstoken van dorrigheid. ~
1540 Jes 21:10 | 10 O mijn dorsing, en de tarwe mijns dorsvloers!
1541 Jes 41:15 | u tot een scherpe nieuwe dorsslede gesteld, die scherpe pinnen
1542 Lev 25:5 | 5 En de dorstijd zal u reiken tot den wijnoogst,
1543 Jes 28:27 | dorst de wikken niet met den dorswagen, en men laat het wagenrad
1544 Num 13:23 | droegen met tweeen, op een draagstok; ook van de granaatappelen
1545 Mic 7:3 | verderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht ineen. ~
1546 Open 16:13 | ik zag uit den mond des draaks, en uit den mond van het
1547 Luk 15:16 | zijn buik te vullen met den draf, dien de zwijnen aten; en
1548 Neh 2:13 | Dalpoort, en voorbij de Drakenfontein, en naar de Mistpoort, en
1549 Deu 32:33 | 33 Hun wijn is vurig drakenvenijn, en een wreed adderenvergift. ~
1550 Jer 49:33 | Hazor zal worden tot een drakenwoning, een verwoesting tot in
1551 Heb 9:10 | Bestaande alleen in spijzen, en dranken, en verscheidene wassingen
1552 Psa 12:9 | 9De goddelozen draven rondom, wanneer de snoodsten
1553 1Pet 2:23 | wederschold, en als Hij leed, niet dreigde; maar gaf het over aan Dien,
1554 Hand 4:21 | 21 Maar zij dreigden hen nog meer, en lieten
1555 Hand 4:17 | laat ons hen scherpelijk dreigen, dat zij niet meer tot enig
1556 Efez 6:9 | hetzelfde bij hen, nalatende de dreiging; als die weet, dat ook uw
1557 Hand 4:29 | nu dan, Heere, zie op hun dreigingen, en geef Uw dienstknechten
1558 1Sa 4:5 | gejuich, alzo dat de aarde dreunde. ~
1559 1Sa 13:21 | tot hun spaden, en tot de drietandige vorken, en tot de bijlen,
1560 1Sa 2:13 | het vlees kookte, met een drietandigen krauwel in zijn hand; ~
1561 Pred 4:12 | tegen hem bestaan; en een drievoudig snoer wordt niet haast gebroken. ~
1562 Deu 20:19 | verderven, de bijl daaraan drijvende; want gij zult daarvan eten;
1563 Psa 55:9 | dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm. ~
1564 Job 40:20 | stoppelen, en hij belacht de drilling der lans. ~
1565 Gen 23:20 | goot haar kruik uit in de drinkbak, en liep weder naar den
1566 Pred 10:17 | tot sterkte en niet tot drinkerij. ~
1567 1Pet 4:3 | wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en gruwelijke afgoderijen; ~
1568 Deu 2:6 | geld van hen kopen, dat gij drinket. ~
1569 Zac 12:2 | Jeruzalem stellen tot een drinkschaal der zwijmeling allen volken
1570 Psa 75:9 | goddelozen der aarde zullen zijn droesemen uitzuigende drinken. ~
1571 Dan 6:21 | riep hij tot Daniel met een droeve stem; de koning antwoordde
1572 Dan 1:10 | ulieder aangezichten droeviger zien, dan der jongelingen,
1573 Jes 38:12 | mij afsnijden, als van den drom; van den dag tot den
1574 Ric 18:7 | om weg te trekken. Toen drong hem zijn schoonvader, dat
1575 Deu 29:19 | goeddunken zal wandelen, om den dronkene te doen tot den dorstige. ~
1576 Luk 7:38 | maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar
1577 Gen 8:13 | derzelver maand, dat de wateren droogden van boven de aarde; toen
1578 Job 14:11 | een meer, en een rivier droogt uit en verdort; ~
1579 Jes 59:11 | ziel verzadigen in grote droogten, en uw beenderen vaardig
1580 Ric 4:28 | Edom, beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de
1581 Open 14:18 | scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den wijngaard der aarde,
1582 Deu 32:2 | 2 Mijn leer druipe als een regen, mijn rede
1583 Spre 27:15 | 15 Een gedurige druiping ten dage des slagregens
1584 Deu 32:14 | nieren van tarwe; en het druivenbloed, reinen wijn, hebt gij gedronken. ~
1585 Amos 9:13 | ploeger den maaier, en de druiventreder den zaadzaaier genaken zal;
1586 Psa 119:92 | vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan. ~
1587 Job 30:16 | in mij uit; de dagen des druks grijpen mij aan. ~
1588 Jes 40:15 | volken zijn geacht als een druppel van een emmer, en als een
1589 Hoo 5:13 | lippen zijn als lelien, druppende van vloeiende mirre. ~
1590 Jes 45:8 | 8 Drupt, gij hemelen! van boven
1591 Hoo 5:5 | te doen; en mijn handen drupten van mirre, en mijn vingers
1592 Hand 18:24 | daar gekomen zijnde met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin
1593 Deu 15:18 | gaan laat; want als een dubbel-loons-dagloner heeft hij u zes jaren gediend;
1594 Job 40:4 | ontdekken? Wie zou met zijn dubbelen breidel hem aankomen? ~
1595 Jako 1:8 | 8 Een dubbelhartig man is ongestadig in al
1596 Jako 4:8 | en zuivert de harten, gij dubbelhartigen! ~
1597 1Kor 14:9 | gij niet door de taal een duidelijke rede geeft, hoe zal verstaan
1598 Psa 10:10 | 10 Hij duikt neder, hij buigt zich; en
1599 2Kon 6:25 | een vierendeel van een kab duivenmest voor vijf zilverlingen. ~
1600 1Kro 16:15 | ingesteld heeft tot in het duizendste geslacht; ~
1601 Jes 40:22 | hemelen uitspant als een dunnen doek, en breidt ze uit als
1602 Dan 3:1 | richtte het op in het dal Dura, in het landschap van Babel. ~
1603 Jer 29:28 | zeggende: Het zal lang duren; bouwt huizen, en woont
1604 Jer 15:18 | Waarom is mijn pijn steeds durende, en mijn plage smartelijk?
1605 Luk 20:40 | 40 En zij durfden Hem niet meer iets vragen. ~
1606 1Kor 6:1 | 1 Durft iemand van ulieden, die
1607 Jes 23:18 | verzadiging, en dat zij durig deksel hebben. ~ ~
1608 Ezra 5:11 | 11 En zij hebben ons dusdanig antwoord wedergegeven, zeggende:
1609 Spre 8:18 | Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid. ~
1610 Psa 52:3 | geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch den gansen dag. ~
1611 Lev 21:20 | 20 Of die bultachtig, of dwergachtig zal zijn, of een vel op
1612 Luk 14:23 | in de wegen en heggen; en dwing ze in te komen, opdat mijn
1613 Matt 5:41 | 41 En zo wie u zal dwingen een mijl te gaan, gaat met
1614 Eze 27:15 | hoornen van elpenbeen en ebbenhout gaven zij u weder tot een
1615 Joz 19:20 | En Rabbith, en Kisjon, en Ebez, ~
1616 Joz 19:28 | 28 En Ebron, en Rehob, en Hammon, en
1617 Gen 42:21 | en Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim,
1618 Exo 20:14 | 14 Gij zult niet echtbreken. ~
1619 Spre 26:8 | Gelijk hij, die een edel gesteente in een slinger
1620 Hand 11:11 | 11 En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica
1621 Gen 45:11 | veulen zijner ezelin aan den edelste wijnstok; hij wast zijn
1622 Joha 19:29 | Daar stond dan een vat vol ediks, en zij vulden een spons
1623 Psa 60:1 | opperzangmeester, op Schusan Eduth; ~
1624 Lev 12:7 | Dit is de wet dergene, die eenknechtje of meisje gebaard heeft. ~
1625 Joz 9:2 | tegen Israel te krijgen, eenmoediglijk. ~
1626 Zep 3:9 | opdat zij Hem dienen met een eenparigen schouder. ~
1627 Psa 137:3 | vreugd, zeggende: Zingt ons eenvan de liederen Sions; ~
1628 Psa 11:1 | naar ulieder gebergte, als eenvogel? ~
1629 1Kro 21:5 | wiens spieshout was als eenweversboom. ~
1630 Eze 29:10 | stellen tot woeste wilde eenzaamheden, van den toren van Syrene
1631 Psa 68:7 | 7 Een God, Die de eenzamen zet in een huisgezin, uitvoert,
1632 Rom 10:12 | Jood noch van Griek; want eenzelfde is Heere van allen, rijk
1633 1Tim 2:2 | in alle godzaligheid en eerbaarheid. ~
1634 Heb 12:28 | welbehagelijk Gode mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. ~
1635 Heb 13:19 | gij dit doet, opdat ik te eerder ulieden moge wedergegeven
1636 Num 22:15 | vorsten te zenden, meer en eerlijker, dan die waren; ~
1637 Neh 13:15 | tegen hen ten dage, als zij eetwaren verkochten. ~
1638 Dan 4:34 | en verheerlijkte den Eeuwiglevende, omdat Zijn heerschappij
1639 Jer 40:8 | Tanhumeth, en de zonen van Efai, den Netofathiet, en Jezanja,
1640 Hand 15:29 | hadden te voren Trofimus, den Efezier, met hem in de stad gezien,
1641 Efez | Efeziërs~ ~
1642 Mark 7:34 | zuchtte Hij, en zeide tot hem: Effatha! dat is: wordt geopend! ~
1643 2Kro 26:10 | beide in de laagten en in de effene velden; akkerlieden en wijngaardeniers
1644 Ric 11:5 | Gilead tot hem: Zijt gij een Efraimiet? wanneer hij zeide: Neen; ~
1645 Neh 8:17 | Waterpoort, en op de straat van Efraimspoort. ~
1646 Rut 1:2 | zonen Machlon en Chiljon, Efrathers, van Bethlehem-Juda; en
1647 1Sa 17:12 | David nu was de zoon van den Efrathischen man van Bethlehem-Juda,
1648 Jes 15:8 | van Moab, haar gehuil tot Eglaim toe, ja, tot Beer-Elim toe
1649 Jes 28:24 | dag om te zaaien? Opent en egt hij zijn land den gehelen
1650 Amos 7:9 | zullen verwoest, en Israels eigendommen verstoord worden; en Ik
1651 Job 31:33 | overtredingen bedekt heb, door eigenliefde mijn misdaad verbergende! ~
1652 Kol 2:23 | schijn rede van wijsheid in eigenwilligen gods dienst en nederigheid,
1653 Jes 62:3 | zij genaamd worden eikebomen der gerechtigheid, een planting
1654 Gen 32:4 | Jakob verborg ze onder den eikeboom, die bij Sichem is. ~
1655 1Kro 10:12 | hun beenderen onder een eikenboom te Jabes, en zij vastten
1656 Gen 12:6 | plaats Sichem, tot aan het eikenbos More; en de Kanaanieten
1657 Hand 21:16 | lopende onder een zeker eilandje, genaamd Klauda, konden
1658 Gen 37:53 | 53 Toen eindigden de zeven jaren des overvloeds,
1659 Job 36:11 | zo zullen zij hun dagen eindigen in het goede, en hun jaren
1660 Luk 23:23 | hielden aan met groot geroep, eisende, dat Hij zou gekruist worden;
1661 1Kro 2:27 | waren Maaz, en Jamin, en Eker. ~
1662 Joz 13:3 | Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en de Avvieten. ~
1663 1Kro 7:21 | zoon Suthelah, en Ezer, en Elad. En de mannen van Gath,
1664 1Kro 7:20 | zoon Tahath; en zijn zoon Elada; en zijn zoon Tahath; ~
1665 1Kro 25:6 | vaderlijk huis werd genomen voor Eleazer, en desgelijks werd genomen
1666 Joz 18:28 | 28 En Zela, Elef en Jebusi (deze is Jeruzalem),
1667 Psa 56:1 | opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen
1668 Num 7:72 | 72 Op den elfden dag offerde de overste der
1669 Matt 20:9 | als zij kwamen, die ter elfder ure gehuurd waren, ontvingen
1670 1Kro 22:5 | volk; en gans Israel was elfhonderd duizend man, die het zwaard
1671 Num 33:21 | Van den stam van Benjamin, Elidad, zoon van Chislon; ~
1672 1Kro 11:35 | van Sachar, de Harariet; Elifal, de zoon van Ur; ~
1673 2Sa 5:16 | Elischama, en Eljade, en Elifeleth. ~
1674 1Kon 4:3 | 3 Elihoref, en Ahia, de zoon van Sisa,
1675 2Sa 23:25 | 25 Samma, de Harodiet; Elika, de Harodiet; ~
1676 Num 3:30 | de Kahathieten, zal zijn Elisafan, de zoon van Uzziel. ~
1677 2Kro 23:14 | Maaseja, den zoon van Adaja en Elisafat, den zoon van Zichri, met
1678 2Sa 5:16 | 16 En Elischama, en Eljade, en Elifeleth. ~
1679 2Sa 5:15 | 15 En Ibchar, en Elischua en Nefeg, en Jafia, ~
1680 Exo 6:22 | Aaron nam zich tot een vrouw Eliseba, dochter van Amminadab,
1681 1Kro 14:5 | 5 En Jibchar, en Elisua, en Elpelet, ~
1682 2Sa 23:32 | 32 Eljachba, de Saalboniet; van de zonen
1683 2Sa 5:16 | 16 En Elischama, en Eljade, en Elifeleth. ~
1684 1Kro 11:33 | Azmaveth, de Baharumiet; Eljahba, de Saalboniet; ~
1685 Neh 3:21 | af, tot aan het einde van Eljasibs huis. ~
1686 Ezra 8:4 | kinderen van Pahath-Moab, Eljehoenai, van de zoon van Zerahja;
1687 Jes 34:15 | zullen aldaar de gieren met elkaar verzameld worden. ~
1688 Nah 1:1 | gezichts van Nahum, den Elkosiet. ~
1689 Gen 6:16 | zult haar volmaken tot een elle van boven; en de deur der
1690 Deu 3:11 | breedte, naar eens mans elleboog. ~
1691 Jako 5:1 | weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen. ~
1692 Rom 3:16 | 16 Vernieling en ellendigheid is in hun wegen; ~
1693 1Kor 15:19 | hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle mensen. ~
1694 Luk 3:28 | van Kosam, den zoon van Elmodam, den zoon van Er, ~
1695 1Kro 11:46 | en Josavia, de zonen van Elnaam; en Jithma, de Moabiet; ~
1696 1Kon 4:9 | Saalbim, en Beth-Semes, en Elon-Beth-hanan. ~
1697 1Sa 10:3 | begeeft, en zult komen tot aan Elon-Thabor, daar zullen u drie mannen
1698 Num 26:26 | van Elon het geslacht der Elonieten; van Jahleel het geslacht
1699 1Kro 14:5 | En Jibchar, en Elisua, en Elpelet, ~
1700 Joz 15:59 | Maarath, en Beth-Anoth, en Eltekon; zes steden en haar dorpen. ~
1701 Neh 6:15 | vijf en twintigsten van Elul, in twee en vijftig dagen. ~
1702 1Kro 12:5 | 5 Eluzai, en Jerimoth, en Bealja,
1703 Hand 7:8 | 8 Maar Elymas, de tovenaar (want alzo
1704 Joz 18:21 | Jericho, en Beth-hogla, en Emek-Keziz, ~
1705 Matt 1:23 | gij zult Zijn naam heten Emmanuel; hetwelk is, overgezet zijnde,
1706 Luk 24:13 | Jeruzalem was, welks naam was Emmaus; ~
1707 Jes 40:15 | als een druppel van een emmer, en als een stofje van de
1708 Num 24:7 | 7 Er zal water uit zijn emmeren vloeien, en zijn zaad zal
1709 Joz 17:11 | plaatsen, en de inwoners te En-Dor en haar onderhorige plaatsen,
1710 Eze 47:10 | staan, van En-gedi aan tot En-eglaim toe; daar zullen plaatsen
1711 Joz 19:21 | Remeth, en En-gannim, en En-hadda, en Beth-Pazzez. ~
1712 Joz 19:37 | 37 En Kedes, en Edrei, en En-Hazor, ~
1713 Gen 14:7 | zij wederom, en kwamen tot En-Mispat, dat is Kades, en sloegen
1714 Neh 11:29 | 29 En te En-Rimmon, en te Zora, en te Jarmuth, ~
1715 Joz 15:7 | uitgangen zullen wezen te En-rogel. ~
1716 Joz 17:7 | tot aan de inwoners van En-Tappuah. ~
1717 Joz 15:34 | en En-gannim, Tappuah, en Enam, ~
1718 Exo 18:3 | haar twee zonen, welker enes naam was Gersom (want hij
1719 Open 15:8 | de zeven plagen der zeven engelengeeindigd waren. ~ ~
1720 Psa 66:11 | net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd; ~
1721 Klaa 1:3 | achterhalen ze tussen de engten. ~
1722 2The 2:3 | Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die komt niet,
1723 Joha 1:14 | een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van
1724 Joha 3:23 | En Johannes doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar
1725 Rom 11:23 | machtig om dezelve weder in te enten. ~
1726 1Kro 23:18 | het aangezicht des HEEREN, envoor het aangezicht Zijns volks. ~
1727 Rom 16:5 | Gemeente in hun huis. Groet Epenetus, mijn beminde, die de eersteling
1728 Hand 11:18 | 18 En sommigen van de Epikureische en Stoische wijsgeren streden
1729 Num 26:36 | de zonen van Sutelah; van Eran het geslacht der Eranieten. ~
1730 Num 26:36 | van Eran het geslacht der Eranieten. ~
1731 Eze 16:5 | doen, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen
1732 Gen 10:10 | zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en Calne in het
1733 Eze 46:18 | bezitting zal hij zijn zonen erf nalaten; opdat niet Mijn
1734 Jes 66:9 | voortbrengen, en uit Juda een erfbezitter van Mijn bergen; en Mijn
1735 Eze 11:15 | ditzelve land is ons tot een erfbezitting gegeven. ~
1736 Joz 19:51 | 51 Dit zijn de erfdelen, welke Eleazar, de priester,
1737 Oba 1:17 | het huis Jakobs zullen hun erfgoederen erfelijk bezitten. ~
1738 Ric 17:7 | zijnde; en daar was geen erfheer, die iemand om enige zaak
1739 Jer 32:8 | Benjamin is; want gij hebt het erfrecht, en gij hebt de lossing,
1740 Deu 4:20 | uitgevoerd; opdat gij Hem tot een erfvolk zoudt zijn, gelijk het te
1741 Luk 17:2 | een van deze kleinen zou ergeren. ~
1742 Joha 5:14 | niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede. ~
1743 Gen 42:16 | Haggi, Schuni en Ezbon, Eri en Arodi, en Areli. ~
1744 2Kor 1:14 | Gelijkerwijs gij ook ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn,
1745 2Kro 33:13 | in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat de HEERE God
1746 Luk 22:44 | strijd zijnde, bad Hij te ernstiger. En zijn zweet werd gelijk
1747 Joz 15:52 | 52 Arab, en Duma, en Esan, ~
1748 Luk 3:25 | zoon van Naum, den zoon van Esli, den zoon van Naggai, ~
1749 1Kro 28:26 | in de landbouwing, was Esri, de zoon van Chelub. ~
1750 Joz 15:50 | 50 En Anab, en Estemo, en Anim, ~
1751 1Kro 2:53 | uitgegaan de Zoraieten en de Esthaolieten. ~
1752 Est | Esther~ ~
1753 Rut 2:14 | 14 Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar:
1754 1Kon 16:31 | nam Izebel, de dochter van Eth-Baal, den koning der Sidoniers,
1755 Joz 19:13 | opgang, naar Gath-Hefer, te Eth-Kazin, en zij komt uit te Rimmon-Methoar,
1756 1Kon 8:2 | koning Salomo, in de maand Ethanim op het feest; die is de
1757 1Kro 4:7 | waren Zereth, Jezohar, en Ethnan. ~
1758 1Kro 6:41 | 41 Den zoon van Ethni, den zoon van Zerah, den
1759 Hand 10:12 | onthielden ons in die stad ettelijke dagen. ~
1760 2Tim 4:21 | winter te komen. U groet Eubulus, en Pudens, en Linus, en
1761 2Tim 1:5 | grootmoeder Lois, en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd, dat
1762 Fili 4:2 | 2 Ik vermaan Euodia, en ik vermaan Syntyche,
1763 Hand 21:14 | hetzelve een stormwind, genaamd Euroklydon. ~
1764 Hand 14:9 | zeker jongeling, met name Eutychus, zat in het venster en met
1765 Efez 4:11 | profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders
1766 Hand 6:17 | 17 Indien dan God hun evengelijke gave gegeven heeft, als
1767 1Sa 1:12 | Het geschiedde nu, als zij evenzeer bleef biddende voor het
1768 1Kro 11:37 | Karmeliet; Naari, de zoon van Ezbai; ~
1769 Eze | Ezechiël~ ~
1770 Jer 22:19 | 19 Met een ezelsbegrafenis zal hij begraven worden;
1771 2Kon 6:25 | belegerden ze, totdat een ezelskop voor tachtig zilverlingen
1772 1Kro 4:29 | 29 En te Bilha, en te Ezem, en te Tholad, ~
1773 2Sa 23:8 | hoofdlieden. Deze was Adino, de Ezniet, die zich stelde tegen achthonderd,
1774 Luk 3:35 | van Ragau, den zoon van Falek, den zoon van Heber, den
1775 Luk 2:36 | profetesse, een dochter van Fanuel, uit den stam van Aser;
1776 2Kon 5:12 | 12 Zijn niet Abana en Farpar, de rivieren van Damaskus,
1777 Rom 16:1 | 1 En ik beveel u Febe, onze zuster, die een dienares
1778 Exo 23:18 | ook zal het vette Mijns feestes tot op den morgen niet vernachten. ~
1779 Psa 42:19 | vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte. ~
1780 Jes 29:1 | doet jaar tot jaar; laat ze feestofferen slachten.
1781 Hand 21:12 | varen, of zij enigszins te Fenix konden aankomen om te overwinteren,
1782 Gen 14:44 | 20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten, ~
1783 Jes 3:23 | De spiegels, en de fijn-linnen deksels, en de hulledoeken,
1784 2Tim 2:17 | onder welke is Hymeneus en Filetus; ~
1785 1Sa 17:57 | wederkeerde van het slaan des Filistijns, zo nam hem Abner, en hij
1786 Rom 16:15 | 15 Groet Filologus en Julia, Nereus en zijn
1787 Kol 2:8 | een roof vervoere door de filosofie, en ijdele verleiding, naar
1788 Rom 16:14 | 14 Groet Asynkritus, Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes,
1789 Open 18:22 | en der zangers, en der fluiters, en der bazuiners, zal niet
1790 Jer 49:30 | 30 Vliedt, zwerft fluks henen weg, woont in diepe
1791 2Kro 23:18 | en een derde deel aan de Fondamentpoort; en al het volk zal in de
1792 1Pet 5:10 | bevestige, versterke, en fondere ulieden. ~
1793 2Kro 32:3 | vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren te stoppen, die buiten de
1794 Jes 44:9 | 9 De formeerders van gesneden beelden zijn
1795 1Kor 16:17 | aankomst van Stefanas, en Fortunatus, en Achaikus, want dezen
1796 Psa 73:4 | dood toe, en hun kracht is fris. ~
1797 Job 33:25 | 25 Zijn vlees zal frisser worden dan het was in de
1798 Jes 18:1 | schaduwachtig is aan de frontieren, dat aan de zijde der rivieren
1799 1Kro 2:53 | waren de Jithrieten, en de Futhieten, en de Sumathieten, en de
1800 2Tim 1:15 | hebben; onder dewelke is Fygellus en Hermogenes. ~
1801 Klaa 1:127| naar onze ijdele hulp; wij gaapten met ons gapen op een volk,
1802 Neh 11:8 | 8 En na hem Gabbai, Sallai; negenhonderd acht
1803 Joha 19:13 | Lithostrotos, en in het Hebreeuws Gabbatha. ~
1804 Job 28:18 | 18 De Ramoth en Gabisch zal niet gedacht worden;
1805 Num 13:11 | voor den stam van Manasse, Gaddi, de zoon van Susi. ~
1806 Num 13:10 | Van de stam van Zebulon, Gaddiel, de zoon van Sodi. ~
1807 2Sa 23:36 | Nathan, van Zoba; Bani, de Gadiet; ~
1808 1Kro 1:36 | Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek. ~
1809 Gen 21:24 | diezelve baarde ook Tebah, en Gaham, en Tahas, en Maacha. ~ ~
1810 Exo 30:34 | mirresap, en oniche, en galban, deze welriekende specerijen,
1811 Eze 10:13 | werd voor mijn ogen genoemd Galgal. ~
1812 Eze 27:11 | rondom op uw muren, en de Gammadieten waren op uw torens; hun
1813 1Kro 25:17 | twee en twintigste voor Gamul, ~
1814 Gen 22:16 | zilvers, onder den koopman gangbaar. ~
1815 1Kro 4:19 | Naham, waren Abi-Kehila, de Garmiet, en Esthemoa, de Maachathiet. ~
1816 Jer 9:22 | het open veld, en als een garve achter den maaier, die niemand
1817 Psa 129:7 | hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm; ~
1818 Neh 6:6 | onder de volken gehoord, en Gasmu zegt: Gij en de Joden denkt
1819 Joz 13:3 | Asdodiet, de Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en de Avvieten. ~
1820 Joz 13:3 | vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de Askeloniet,
1821 Ric 15:2 | 2 Toen werd de Gazieten gezegd: Simson is hier in
1822 Jer 39:16 | 16 Ge henen, en spreek tot Ebed-melech,
1823 1Kon 15:22 | koning Asa bouwde daarmede Geba-Benjamins, en Mizpa. ~
1824 Num 20:19 | hem: Wij zullen door den gebaanden weg optrekken, en indien
1825 Job 9:27 | vergeten, en ik zal mijn gebaar laten varen, en mij verkwikken; ~
1826 Job 33:27 | hetwelk mij niet heeft gebaat; ~
1827 Lev 2:4 | offerande van spijsoffer, een gebak des ovens; het zullen zijn
1828 Gen 46:3 | vervuld de dagen dergenen, die gebalsemd werden; en de Egyptenaars
1829 Lev 25:1 | zult gij u stellen, noch gebeelden steen in uw land zetten,
1830 Gen 45:14 | 14 Issaschar is een sterk gebeende ezel, nederliggende tussen
1831 Ric 3:25 | zij nu tot schamens toe gebeid hadden, ziet, zo opende
1832 Spre 23:35 | ziek geweest; men heeft mij gebeukt, ik heb het niet gevoeld;
1833 Luk 24:14 | van al deze dingen, die er gebeurd waren. ~
1834 Luk 13:33 | volgenden dag reizen; want het gebeurt niet, dat een profeet gedood
1835 Lev 7:24 | verscheurde, mag tot alle werk gebezigd worden; doch gij zult het
1836 Jes 10:31 | vliedt weg, de inwoners van Gebim vluchten met hopen. ~
1837 Pred 10:18 | grote luiheid verzwakt het gebint, en door slapheid der handen
1838 Ric 4:40 | stallingen, om te horen het geblaat der kudden? De gedeelten
1839 Gen 28:39 | niet gebracht; ik heb het geboet; gij hebt het van mijn hand
1840 Amos 2:8 | en drinken den wijn der geboeten in het huis van hun goden. ~
1841 1Kor 15:8 | mij, als van een ontijdig geborene, gezien. ~
1842 Ric 5:28 | die tweede var was op het gebouwde altaar geofferd. ~
1843 Jes 44:16 | hij vlees; hij braadt een gebraad, en hij wordt verzadigd;
1844 Job 11:15 | aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en
1845 Jako 1:4 | geheel oprecht, in geen ding gebrekkelijk. ~
1846 Jer 50:11 | een grazige vaars, en hebt gebriest als de sterke paarden; ~
1847 Job 32:21 | tot den mens geen bijnamen gebruike! ~
1848 Jes 5:29 | 29 Hun gebrul zal zijn als van een ouden
1849 Zac 11:3 | verwoest is; een stem des gebruls der jonge leeuwen, dewijl
1850 Luk 15:9 | zij de vriendinnen en de geburinnen samen, zeggende: Weest blijde
1851 Spre 27:10 | tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder,
1852 Jes 19:6 | zullen ze uithozen, en de gedamde stromen opdrogen; het riet
1853 Mal 3:16 | op en hoort, en er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven,
1854 Matt 23:5 | worden; want zij maken hun gedenkcedels breed, en maken de zomen
1855 Hos 12:6 | heirscharen; HEERE is Zijn gedenknaam. ~
1856 Joz 12:13 | Debir, een; de koning van Geder, een; ~
1857 Joz 15:36 | Saaraim, en Adithaim, en Gedera, en Gederothaim; veertien
1858 1Kro 12:4 | Johanan, en Jozabad, de Gederathiet; ~
1859 1Kro 28:28 | waren, was Baal-Hanan, de Gederiet; maar Joas was over de schatten
1860 Joz 15:36 | Adithaim, en Gedera, en Gederothaim; veertien steden en haar
1861 Deu 16:3 | 3 Gij zult niets gedesemds op hetzelve eten; zeven
1862 Eze 26:13 | 13 Zo zal Ik het gedeun uwer liederen doen ophouden,
1863 Psa 45:2 | goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn
1864 Heb 1:14 | 14 Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst
1865 Neh 11:14 | was Zabdiel, de zoon van Gedolim. ~
1866 Heb 11:38 | was) hebben in woestijnen gedoold, en op bergen, en in spelonken,
1867 Lev 2:14 | groene aren, bij het vuur gedord, dat is, het klein gebroken
1868 Amos 1:3 | ijzeren dorswagens hebben gedorst. ~
1869 Gen 8:13 | en ziet, de aardbodem was gedroogd. ~
1870 Num 6:3 | hij drinken, noch verse of gedroogde druiven eten. ~
1871 Lev 22:24 | 24 Het gedrukte, of gestotene, of gescheurde,
1872 Psa 89:8 | 8 God is grotelijks geducht in den raad der heiligen,
1873 Open 2:3 | hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams
1874 Rom 12:12 | Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt
1875 2Kro 2:4 | voor de toerichting des gedurigen broods, en voor de brandofferen
1876 Efez 6:18 | hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen; ~
1877 Hand 20:11 | hen dikmaals gestraft, en gedwongen te lasteren; en boven mate
1878 Nah 3:10 | verpletterd geworden; en over haar geeerden hebben zij het lot geworpen,
1879 Rom 11:24 | in hun eigen olijfboom geent worden? ~
1880 Jes 29:16 | mij niet gemaakt; en het geformeerde vat van zijn pottenbakker
1881 1Kon 6:34 | omdraaiende; alzo waren de twee gegraveerde zijden der andere deur omdraaiende. ~
1882 Eze 16:7 | velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt
1883 Eze 7:10 | gebloeid, de hovaardij heeft gegroend. ~
1884 Jes 30:32 | 32 En alwaar die gegrondveste staf doorgegaan zal zijn (
1885 2Sa 21:13 | verzamelden zij de beenderen der gehangenen. ~
1886 Job 38:24 | kracht; en trekt uit, den geharnaste tegemoet. ~
1887 Hand 2:23 | onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood; ~
1888 Psa 119:131 | mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar
1889 Jes 28:9 | leren, en wien zou Hij het gehoorde te verstaan geven? Den gespeenden
1890 Psa 69:32 | zijn dan een os, of een gehoornde var, die de klauwen verdeelt. ~
1891 Jer 43:4 | 4 Alzo gehoorzaamde Johanan, de zoon van Kareah,
1892 1Pet 1:14 | 14 Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig
1893 Psa 103:20 | helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords. ~
1894 2Kon 24:6 | metselaars, en om hout en gehouwene stenen te kopen, om het
1895 Zac 11:3 | Er is een stem des gehuils der herderen, dewijl hun
1896 Hand 22:30 | gehele jaren in zijn eigen gehuurde woning; en ontving allen,
1897 Jer 46:21 | 21 Zelfs haar gehuurden in haar midden zijn als
1898 Jer 50:11 | Mijner erfenis! omdat gij geil geworden zijt als een grazige
1899 1Kon 20:27 | tegenover hen, als twee blote geitenkudden, maar de Syriers vervulden
1900 Spre 27:27 | zult gij genoegzaamheid van geitenmelk hebben tot uw spijze, tot
1901 Heb 11:37 | gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk
1902 1Sa 21:13 | en hij maakte zichzelven gek onder hun handen; en hij
1903 Num 11:33 | tussen hun tanden, eer het gekauwd was, zo ontstak de toorn
1904 Lev 11:7 | tweeen, maar herkauwt het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn. ~
1905 Jes 48:10 | niet als zilver, Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende. ~
1906 Gen 24:20 | Esek, omdat zij met hem gekeven hadden. ~
1907 Efez 5:4 | oneerbaarheid, noch zot geklap, of gekkernij, welke niet betamen; maar
1908 Deu 14:7 | of van degenen, die den gekloofden klauw alleen verdelen: den
1909 Hos 7:4 | nadat hij het deeg heeft gekneed, totdat het doorgezuurd
1910 Jes 24:12 | stad overgebleven, en met gekraak wordt de poort in stukken
1911 Deu 29:22 | krankheden, waarmede de HEERE het gekrenkt heeft; ~
1912 Psa 144:14 | inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten. ~
1913 Zac 9:16 | kudde Zijns volks; want gekroonde stenen zullen in Zijn land,
1914 Nah 3:17 | 17 Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen,
1915 1Kor 1:23 | wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis,
1916 Hoo 5:11 | goud; Zijn haarlokken zijn gekruld, zwart als een raaf. ~
1917 Job 8:21 | 21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met
1918 Gen 41:19 | 19 Gij zijt toch gelast: doet dit, neemt u uit Egypteland
1919 Zep 1:11 | koophandel is uitgehouwen, al de gelddragers zijn uitgeroeid. ~
1920 Dan 11:20 | een opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke
1921 Jes 50:4 | HEERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met
1922 Job 35:11 | 11 Die ons geleerder maakt dan de beesten der
1923 Hand 20:24 | raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt u tot razernij! ~
1924 Exo 28:22 | zult ook aan den borstlap gelijkeindigende ketentjes van gedraaid werk
1925 Mark 14:70 | een Galileer, en uw spraak gelijkt. ~
1926 Joz 18:17 | van daar gaat zij uit naar Geliloth, welke is tegenover den
1927 Job 31:9 | ik aan mijns naasten deur geloerd heb; ~
1928 Mark 14:68 | 68 Maar hij heeft het geloochend, zeggende: Ik ken Hem niet,
1929 Joha 17:21 | een zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. ~
1930 Gal 4:15 | 15 Welke was dan uw gelukachting? Want ik geef u getuigenis,
1931 Jes 53:10 | HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. ~
1932 Dan 8:12 | aarde; en deed het, en het gelukte wel. ~
1933 Psa 68:14 | vederen zijn met uitgegraven geluwen goud. ~
1934 Jes 17:11 | zal maar een hoop van het gemaaide zijn, in den dag der
1935 2Pet 2:3 | zullen door gierigheid, met gemaakte woorden, van u een koopmanschap
1936 Neh 3:16 | Davids graven, en tot aan den gemaakten vijver, en tot aan het huis
1937 Eze 8:10 | rondom aan den wand gemaald. ~
1938 Lev 21:20 | gebroken zal zijn aan zijn gemacht. ~
1939 Gen 30:14 | knecht; en ik zal mij op mijn gemak als leidsman voegen, naar
1940 2Kon 10:27 | maakten dat tot heimelijke gemakken, tot op dezen dag. ~
1941 Num 13:12 | Dan, Ammiel, de zoon van Gemalli. ~
1942 2Kor 5:13 | het Gode; hetzij dat wij gematigd van zinnen zijn, wij zijn
1943 2Tim 1:7 | kracht, en der liefde, en der gematigdheid. ~
1944 Gen 44:11 | zeide tot Jozef: Ik had niet gemeend uw aangezicht te zien; maar
1945 2Sa 20:18 | In voortijden spraken zij gemeenlijk, zeggende: Zij zullen zonder
1946 1Tim 6:18 | gaarne mededelende zijn, en gemeenzaam; ~
1947 Jer 51:9 | 9 Wij hebben Babel gemeesterd, maar zij is niet genezen;
1948 Num 29:9 | van meelbloem, met olie gemend: drie tienden tot den var,
1949 Eze 39:18 | en varren, die altemaal gemesten van Basan zijn. ~
1950 Mark 15:23 | 23 En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij
1951 Ric 17:25 | misschien mannen, van bitteren gemoede, op u aanvallen, en gij
1952 Luk 9:37 | een grote schare in het gemoet kwam. ~
1953 1Kon 20:27 | kinderen Israels werden ook gemonsterd, en waren verzorgd van leeftocht,
1954 Deu 14:5 | en een wilde os, en een gems. ~
1955 Joha 7:12 | 12 En er was veel gemurmels van Hem onder de scharen.
1956 Job 16:15 | heb een zak over mijn huid genaaid; ik heb mijn hoorn in het
1957 1Tim 6:20 | tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap; ~
1958 Rom 11:29 | 29 Want de genadegiften en de roeping Gods zijn
1959 Kol 2:14 | hetzelve aan het kruis genageld hebbende; ~
1960 Psa 32:9 | gebit, opdat het tot u niet genake. ~
1961 Hoo 7:10 | mijns Liefsten, en Zijn genegenheid is tot mij. ~
1962 Zac 14:15 | geweest zullen zijn, gelijk gener plage geweest is. ~
1963 Jes 67:9 | zegt de HEERE; zou Ik, Die genereer, voortaan toesluiten? zegt
1964 Hos 9:16 | voortbrengen; ja, ofschoon zij genereerden, zo zal Ik toch de gewenste
1965 Jes 67:9 | baarmoeder openbreken, en niet genereren? zegt de HEERE; zou Ik,
1966 Heb 11:25 | worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; ~
1967 Matt 14:34 | kwamen zij in het land Gennesaret. ~
1968 Deu 20:6 | deszelfs vrucht niet heeft genoten? Die ga henen en kere weder
1969 2Kro 26:11 | Uzzia een heirkracht van geoefenden ten oorlog, uittrekkende
1970 Eze 48:12 | 12 En het geofferde van het hefoffer des lands
1971 Exo 29:23 | een broodbol, en een koek geolied brood, en een vlade, uit
1972 Lev 8:26 | ongezuurde koek, en een geolieden broodkoek, en een vlade;
1973 Jako 5:4 | het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen tot in
1974 1Kon 22:46 | bewezen heeft, en hoe hij geoorloogd heeft, zijn die niet geschreven
1975 Deu 29:29 | HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze
1976 Open 3:8 | werken; zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en
1977 Deu 19:14 | landpale, die de voorvaderen gepaald hebben, niet verrukken in
1978 Eze 27:24 | koorden, en in ceder gepakt, onder uw koopmanschap. ~
1979 Spre 22:18 | zullen samen op uw lippen gepast worden. ~
1980 1Kon 18:27 | is een god; omdat hij in gepeins is, of omdat hij wat te
1981 Luk 12:50 | worden; en hoe worde Ik geperst, totdat het volbracht zij! ~
1982 Pred 3:2 | planten, en een tijd om het geplante uit te roeien; ~
1983 Gen 27:68 | al wat niet gespikkeld en geplekt is onder de geiten en bruin
1984 Deu 28:33 | dagen alleenlijk verdrukt en gepletterd zijn. ~
1985 Jes 7:19 | de doornhagen, en in alle geprezene plaatsen. ~
1986 Psa 73:21 | was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, ~
1987 Exo 2:19 | ook overvloedig voor ons geput, en de kudde gedrenkt. ~
1988 Psa 83:6 | hebben in het hart te zamen geraadslaagd; tegen U hebben zij een
1989 Matt 4:24 | bezeten, en maanzieken en geraakten; en Hij genas dezelve. ~
1990 Jer 47:3 | sterke paarden, vanwege het geraas zijner wagenen, en het bulderen
1991 Deu 25:15 | gij zult een volkomene en gerechte efa hebben; opdat uw dagen
1992 Spre 31:9 | Open uw mond; oordeel gerechtelijk, en doe den verdrukte en
1993 2Kon 10:3 | Zo ziet naar den beste en gerechtigste van de zonen uws heren,
1994 Exo 35:16 | zijn handbomen, en al zijn gereedschappen; het wasvat en zijn voet. ~
1995 Luk 15:25 | hoorde hij het gezang en het gerei, ~
1996 Jer 48:32 | over zee gegaan, zij hebben gereikt tot aan Jaezers zee; maar
1997 1Kro 24:24 | hoofden der vaderen, naar hun gerekenden in het getal der namen naar
1998 Matt 8:28 | gekomen in het land der Gergesenen, zijn Hem twee, van den
1999 1Kro 11:38 | Nathan; Mibhar, de zoon van Geri; ~
2000 1Kon 3:11 | begeerd verstand voor u, om gerichtszaken te horen; ~
2001 Eze 16:47 | gruwelen gedaan; het was wat gerings, een verdriet; maar gij
2002 Jes 48:12 | Jakob! en gij Israel, Mijn geroepene! Ik ben Dezelfde; Ik ben
2003 Jes 64:15 | ijver en Uw mogendheden, het gerommel Uws ingewands en Uwer
2004 1Kro 24:29 | tot de pannen, en tot het gerooste, en tot alle mate en afmeting; ~
2005 Ric 6:13 | gedroomd, en zie, een geroost gerstebrood wentelde zich in het leger
2006 Eze 4:12 | 12 En gij zult een gerstekoek eten, en dien zult gij met
2007 Num 5:15 | tiende deel van een efa gerstemeel; hij zal geen olie daarop
2008 Lev 26:16 | naar zijn zaad; een homer gerstezaad zal zijn op vijftig sikkelen
|