151-aller | allon-beter | beth--doorl | doorn-gerst | geruc-hoofd | hoogg-kolos | komko-mirre | mirte-onver | onvru-ried | rietg-sprei | spren-uitwe | uitwi-verze | verzi-winke | winst-zwomm
Book Chapter: Verse
2009 Jer 10:22 | Ziet, er komt een stem des geruchts, en een groot beven uit
2010 Job 11:18 | zijn; en gij zult graven, gerustelijk zult gij slapen; ~
2011 Amos 6:1 | 1 Wee den gerusten te Sion, en den zekeren
2012 Job 24:23 | 23 Stelt hem God in gerustigheid, zo steunt hij daarop; nochtans
2013 Jer 41:17 | en sloegen zich neder te Geruth-Chimham, dat bij Bethlehem is, om
2014 1Kro 2:47 | waren Regem, en Jotham, en Gesan, en Pelet, en Efa, en Saaf. ~
2015 2Kor 4:6 | Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting
2016 1Kon 13:33 | 33 Na deze geschiedenis keerde zich Jerobeam niet
2017 Gen 27:73 | legde deze roeden, die hij geschild had, in de goten, en in
2018 Eze 23:14 | meer toe; want toen zij geschilderde mannen aan den wand zag,
2019 Efez 6:15 | 15 En de voeten geschoeid hebbende met bereidheid
2020 1Sa 20:37 | des pijls, dien Jonathan geschoten had, gekomen was, zo riep
2021 Psa 102:20 | uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben; ~
2022 Eze 16:25 | gemaakt, en hebt met uw benen geschreden voor een ieder, die voorbijging,
2023 Deu 32:17 | voor dewelke uw vaders niet geschrikt hebben. ~
2024 Luk 6:38 | goede, neergedrukte, en geschudde en overlopende maat zal
2025 Eze 31:15 | grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon
2026 Lev 6:28 | vat gezoden is, zo zal het geschuurd en in water gespoeld worden. ~
2027 Heb 12:6 | liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, die
2028 Psa 18:46 | zijn vervallen, en hebben gesidderd uit hun sloten. ~
2029 Matt 1:1 | 1 Het boek des geslachts van JEZUS CHRISTUS, den
2030 2Kro 13:15 | den ziener, verhalende de geslachtsregisteren; daartoe de krijgen van
2031 Psa 52:4 | denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog. ~
2032 Hand 21:18 | het onweder geweldiglijk geslingerd werden, deden zij den volgende
2033 Psa 76:6 | geworden; zij hebben hun slaap gesluimerd; en geen van de dappere
2034 1Kon 8:59 | waarmede ik voor den HEERE gesmeekt heb, mogen nabij zijn voor
2035 Deu 4:16 | verderft, en maakt u iets gesnedens, de gelijkenis van enig
2036 Job 31:5 | omgegaan heb, en mijn voet gesneld heeft tot bedriegerij; ~
2037 Jes 28:9 | gehoorde te verstaan geven? Den gespeenden van de melk, den afgetrokkenen
2038 Psa 81:17 | 17 En Hij zou het gespijsd hebben met het vette der
2039 Exo 35:25 | handen, en zij brachten het gesponnene, de hemelsblauwe zijde,
2040 Spre 1:17 | het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei
2041 Psa 84:5 | huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela. ~
2042 Eze 25:6 | geklapt, en met den voet gestampt hebt, en van harte verblijd
2043 1Kro 22:5 | gaf David de som van het gestelde volk; en gans Israel was
2044 1Kor 8:10 | deszelven, die zwak is, niet gestijfd worden, om te eten de dingen,
2045 Psa 119:69 | hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen
2046 Joha 11:39 | weg. Martha, de zuster des gestorvenen, zeide tot Hem: Heere, hij
2047 Lev 22:24 | 24 Het gedrukte, of gestotene, of gescheurde, of gesnedene,
2048 Luk 5:11 | zij de schepen aan land gestuurd hadden, verlieten zij alles,
2049 Joz 13:2 | Filistijnen en het ganse Gesuri. ~
2050 1Sa 27:8 | mannen, en zij overvielen de Gesurieten, en de Girzieten, en de
2051 1Joh 1:1 | aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord des
2052 2Sa 15:18 | en al de Plethi, en al de Gethieten, zeshonderd man, die van
2053 Psa 17:3 | nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; hetgeen
2054 Gen 36:39 | mijn droom, en zie, drie getraliede korven waren op mijn hoofd. ~
2055 Kol 2:15 | heeft door hetzelve over hen getriomfeerd. ~
2056 Jes 67:12 | knieen zeer vriendelijk getroeteld worden. ~
2057 Eze 7:14 | Zij hebben met de trompet getrompet, en hebben alles bereid,
2058 1Kor 7:10 | 10 Doch den getrouwden gebiede niet ik, maar de
2059 Jes 26:2 | volk daarin ga, hetwelk de getrouwigheden bewaart. ~
2060 Heb 3:5 | huis, als een dienaar, tot getuiging der dingen, die daarna gesproken
2061 Rom 4:20 | de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt
2062 Psa 66:14 | 14 Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken,
2063 Jes 42:22 | holen, en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden,
2064 Neh 12:39 | en zij bleven staan in de Gevangenpoort. ~
2065 1Kon 20:40 | oordeel; gij hebt zelf het geveld. ~
2066 2Kor 9:7 | God heeft een blijmoedigen gever lief. ~
2067 Open 19:13 | een kleed, dat met bloed geverfd was; en Zijn naam wordt
2068 Eze 23:15 | lenden, hebbende overvloedig geverfde hoeden op hun hoofden, die
2069 Deu 15:9 | is, en dat gij hem niet gevet; en hij over u roepe tot
2070 Pred 10:20 | stem wegvoeren, en het gevleugelde zou het woord te kennen
2071 Deu 4:17 | de gedaante van enigen gevleugelden vogel, die door den hemel
2072 Jer 50:28 | Er is een stem der gevluchten en ontkomenen uit het land
2073 Jes 61:4 | dochters zullen aan uw zijde gevoedsterd worden. ~
2074 Fili 1:7 | dat ik van u allen dit gevoel, omdat ik in mijn hart houde,
2075 Mark 5:29 | bloeds opgedroogd, en zij gevoelde aan haar lichaam, dat zij
2076 Jer 12:13 | zich gepijnigd, maar niet gevorderd; wordt alzo beschaamd vanwege
2077 Matt 27:9 | kinderen Israels, Denwelken zij gewaardeerd hebben; ~
2078 Matt 27:9 | penningen genomen, de waarde des Gewaardeerden van de kinderen Israels,
2079 Lev 25:43 | ziel van Mijn inzettingen gewalgd had. ~
2080 Eze 27:20 | handelde met u met kostelijk gewand tot wagens. ~
2081 Psa 38:35 | Resch. Ik heb gezien een gewelddrijvende goddeloze, die zich uitbreidde
2082 Efez 6:12 | tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis
2083 Matt 11:12 | geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld. ~
2084 1Sa 17:51 | Filistijnen zagen, dat hun geweldigste dood was, zo vluchtten zij. ~
2085 1Kon 6:9 | en bedekte dat huis met gewelven en rijen van cederen. ~
2086 Job 22:21 | 21 Gewen u toch aan Hem, en heb vrede;
2087 Jer 12:10 | vertreden; zij hebben Mijn gewensten akker gesteld tot een woeste
2088 1Kro 6:66 | kinderen van Kahath, dien gewerden steden hunner landpale,
2089 Joha 19:39 | omtrent honderd ponden gewichts. ~
2090 Jer 14:13 | hebben; maar Ik zal u een gewissen vrede geven in deze
2091 Hand 17:3 | hem: God zal u slaan, gij gewitte wand! Zit gij ook om mij
2092 Job 34:17 | die het recht haat, den gewonde verbinden, en zoudt gij
2093 Gen 27:43 | worstelingen Gods met mijn zuster geworsteld; ook heb ik de overhand
2094 Eze 16:4 | geenszins met zout gewreven, noch in windselen gewonden. ~
2095 2Kor 9:10 | spijze, en vermenigvuldige uw gezaaisel, en vermeerdere de vruchten
2096 Jako 3:17 | daarna vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid
2097 Luk 16:31 | opstond, zich niet laten gezeggen. ~ ~ ~
2098 Mal 2:14 | handelt; daar zij toch uw gezellin, en de huisvrouw uws verbonds
2099 Gen 24:14 | bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen
2100 1Kor 13:11 | ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde
2101 Jes 63:12 | gij zult genoemd worden de gezochte, de stad, die niet verlaten
2102 Luk 11:27 | de borsten, die Gij hebt gezogen. ~
2103 Jako 2:25 | gerechtvaardigd geweest, als zij de gezondenen heeft ontvangen, en door
2104 Gen 39:10 | 10 Want hadden wij niet gezuimd, voorwaar, wij waren alreeds
2105 Joz 13:13 | Maachathieten niet; maar Gezur en Maachath woonden in het
2106 Spre 20:30 | 30 Gezwellen der wonde zijn in den boze
2107 Open 16:11 | hun pijnen, en vanwege hun gezweren; en zij bekeerden zich niet
2108 2Sa 2:24 | van Amma, dewelke is voor Giach, op den weg der woestijn
2109 Joz 18:28 | Jebusi (deze is Jeruzalem), Gibath, Kirjath: veertien steden
2110 Ezra 2:20 | 20 De kinderen van Gibbar, vijf en negentig. ~
2111 1Kro 12:3 | Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna Jeziel en Pelet,
2112 Ric 19:45 | zij hen achteraan tot aan Gideom, en sloegen van hen twee
2113 Jes 34:15 | vergaderen; ook zullen aldaar de gieren met elkaar verzameld worden. ~
2114 Job 27:8 | huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God
2115 Jes 32:5 | worden milddadig, en de gierige zal niet meer mild geheten
2116 Mark 7:22 | 22 Dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid,
2117 Efez 4:19 | ontuchtigheid, om alle onreinigheid gieriglijk te bedrijven. ~
2118 Eze 4:9 | en bonen, en linzen, en gierst, en spelt; en doe die in
2119 Luk 10:34 | gaande, verbond zijn wonden, gietende daarin olie en wijn; en
2120 Jako 1:17 | gave, en alle volmaakte gifte is van boven, van den Vader
2121 Hand 14:34 | 34 En gijzelve weet, dat deze handen tot
2122 1Sa 13:4 | samengeroepen achter Saul, naar Gil-gal. ~
2123 Neh 12:36 | Semaja, en Azareel, Milalai, Gilalai, Maai, Nethaneel, en Juda,
2124 2Kro 28:18 | onderhorige plaatsen, en Gimzo en haar onderhorige plaatsen;
2125 Exo 2:12 | En hij zag herwaarts en gindswaarts; en toen hij zag, dat er
2126 Joz 2:10 | aangezicht, toen gij uit Egypte gingt; en wat gijlieden aan de
2127 Neh 12:4 | 4 Iddo, Ginnethoi, Abia, ~
2128 Gen 14:45 | en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet. ~ ~
2129 1Sa 27:8 | overvielen de Gesurieten, en de Girzieten, en de Amalekieten (want
2130 Neh 11:21 | woonden in Ofel; en Ziha en Gispa waren over de Nethinim. ~
2131 2Kon 9:26 | 26 Zo Ik gisteravond niet gezien heb het bloed
2132 Psa 8:1 | opperzangmeester, op de Gitthith. ~
2133 1Kro 11:34 | kinderen van Hasem, den Gizoniet, was Jonathan, de zoon van
2134 Gen 25:16 | zijn handen, en over de gladdigheid van zijn hals. ~
2135 Jes 54:12 | 12 En uw glasvensters zal Ik kristallijnen maken,
2136 Eze 21:10 | is geveegd, opdat het een glinster hebbe; of wij dan zullen
2137 Eze 1:7 | voetplanten van een kalf, en glinsterden gelijk de verf van glad
2138 Eze 21:15 | is toegemaakt, opdat het glinstere, het is ingewonden
2139 Deu 32:41 | 41 Indien Ik Mijn glinsterend zwaard wette, en Mijn hand
2140 Open 1:15 | blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een oven; en Zijn
2141 Jer 31:39 | heuvel Gareb, en zich naar Goath omwenden. ~
2142 Rom 11:4 | Maar wat zegt tot hem het Goddelijk antwoord? Ik heb Mijzelven
2143 Kol 2:19 | samengevoegd zijnde, opwast met goddelijken wasdom. ~
2144 Rom 1:20 | beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen
2145 Rom 11:26 | uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.
2146 Hand 11:22 | gij alleszins gelijk als godsdienstiger zijt. ~
2147 Ric 16:5 | En de man Micha had een godshuis; en hij maakte een efod,
2148 Psa 9:18 | terugkeren, naar de hel toe, alle godvergetende heidenen. ~
2149 Psa 50:22 | 22 Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure
2150 Hand 2:5 | Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen van allen volke dergenen,
2151 2Tim 3:12 | 12 En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus
2152 Psa 77:8 | verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn? ~
2153 File 1:14 | 14 Maar ik heb zonder uw goedvinden niets willen doen, opdat
2154 2Kro 11:7 | goedertieren en jegens hen goedwillig wezen zult, en tot hen goede
2155 Gen 6:14 | 14 Maak u een ark van goferhout; met kameren zult gij deze
2156 Exo 16:22 | brood verzamelden, twee gomers voor een; en al de oversten
2157 1Kon 20:32 | 32 Toen gordden zij zakken om hun lenden,
2158 Joha 21:18 | Toen gij jonger waart, gorddet gij uzelven, en wandeldet,
2159 1Sa 25:13 | zijn mannen: Een iegelijk gorde zijn zwaard aan. Toen gordde
2160 Hand 13:12 | werden de zweetdoeken of gordeldoeken, en dat de ziekten van hen
2161 Spre 31:24 | en zij levert den koopman gordelen. ~
2162 2Sa 17:19 | van den put, en strooide gort daarop. Alzo werd de zaak
2163 Jes 14:4 | drijver op? Hoe houdt de goudene op? ~
2164 1Kro 29:14 | Het goud gaf hij naar het goudgewicht, tot alle vaten van elken
2165 Eze 8:8 | zeide tot mij: Mensenkind, graaf nu in dien wand. En ik groef
2166 Job 38:1 | leeuw roof jagen, of de graagheid der jonge leeuwen vervullen? ~
2167 Joha 11:44 | aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn aangezicht was
2168 Eze 39:11 | dat Ik aan Gog aldaar een grafstede in Israel zal geven, het
2169 2Kon 25:17 | hij: Wat is dat voor een grafteken, dat ik zie? En de lieden
2170 Matt 23:29 | profeten op, en versiert de graftekenen der rechtvaardigen; ~
2171 Hoo 7:12 | druifjes zich opendoen, de granaatappelbomen uitbotten; daar zal ik U
2172 Joe 1:12 | de vijgeboom is flauw; de granaatappelboom, ook de palmboom en appelboom;
2173 Hoo 6:11 | de wijnstok bloeide, de granaatbomen uitbotten. ~
2174 1Sa 14:2 | uiterste van Gibea onder den granatenboom, die te Migron was; en het
2175 Spre 27:25 | gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden
2176 Hos 7:9 | merkt het niet; ook is de grauwigheid op hem verspreid, en hij
2177 Zac 3:9 | wezen; ziet, Ik zal zijn graveersel graveren, spreekt de
2178 2Kro 2:14 | in karmozijn, en om alle graveersels te graveren, en om te bedenken
2179 Ric 15:3 | posten, en nam ze weg met den grendelboom, en legde ze op zijn schouderen,
2180 2Sa 13:18 | haar uit tot buiten, en grendelde de deur achter haar toe. ~
2181 Jer 51:30 | woningen aangestoken, hun grendels zijn verbroken. ~
2182 Jes 8:1 | schrijf daarop met eens mensen griffel: Haastende tot den roof,
2183 1Sa 12:2 | aangezicht heen, en ik ben oud en grijs geworden, en ziet, mijn
2184 Job 15:10 | 10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder
2185 Job 40:23 | men zou den afgrond voor grijzigheid houden. ~
2186 Psa 76:11 | maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden. ~
2187 Job 8:11 | zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? ~
2188 Lev 13:49 | of aan enig vellentuig, groenachtig of roodachtig is; het is
2189 Lev 14:37 | wanden van dat huis zijn groenachtige of roodachtige kuiltjes,
2190 Pred 2:6 | het woud, dat met bomen groende. ~
2191 Job 8:12 | 12 Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden
2192 Exo 10:15 | gelaten; en er bleef niets groens aan de bomen, noch aan de
2193 Job 38:11 | weide; en hij zoekt allerlei groensel na. ~
2194 Hoo 1:16 | Liefste, ja, liefelijk; ook groent onze bedstede. ~
2195 Luk 20:46 | klederen, en beminnen de groetingen op de markten, en de voorgestoelten
2196 Mark 9:15 | verbaasd, en toelopende groetten zij Hem. ~
2197 Job 37:4 | waart gij, toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien
2198 Psa 69:3 | 3 Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan
2199 2Kro 3:3 | 3 En deze zijn de grondleggingen van Salomo, om het huis
2200 Jes 28:16 | HEERE: Ziet, Ik leg een grondsteen in Sion, een beproefden
2201 Joz 6:26 | Jericho bouwen zal; dat hij ze grondveste op zijn eerstgeborenen zoon,
2202 Zac 5:11 | en gesteld worde op haar grondvesting. ~ ~
2203 Luk 9:43 | allen verslagen over de grootdadigheid Gods. En als zij allen zich
2204 Psa 89:9 | heirscharen! wie is als Gij, grootmachtig, o HEERE! en Uw getrouwheid
2205 Psa 69:31 | en Hem met dankzegging grootmaken. ~
2206 2Tim 1:5 | eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Lois, en in uw moeder Eunice;
2207 Spre 28:25 | 25 Die grootmoedig is, verwekt gekijf; maar
2208 2Kor 11:15 | 15 Zo is het dan niets groots, indien ook zijn dienaars
2209 Jer 51:55 | verstoort Babel, en zal de grootse stem uit haar doen vergaan;
2210 Psa 12:4 | alle vleiende lippen, de grootsprekende tong. ~
2211 Psa 107:18 | 18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij
2212 Eze 16:52 | door uw zonden, die gij gruwelijker gemaakt hebt dan zij; zij
2213 Num 13:15 | 15 Van de stam van Gad, Guel, de zoon van Machi. ~
2214 Deu 18:10 | waarzeggerijen omgaat, een guichelaar, of die op vogelgeschrei
2215 Jes 58:3 | hier toe, gij kinderen der guichelares! gij overspelig zaad, en
2216 Pred 12:6 | koord ontketend wordt, en de gulden schaal in stukken gestoten
2217 Spre 23:2 | uw keel, indien gij een gulzig mens zijt; ~
2218 Num 26:48 | van Guni het geslacht der Gunieten; ~
2219 Psa 85:2 | 2 Gij zijt Uw lande gunstig geweest, HEERE! de gevangenis
2220 2Kon 9:27 | wagen, aan den opgang naar Gur, die bij Jibleam is; en
2221 2Kro 26:7 | tegen de Arabieren, die te Gur-Baal woonden, en tegen de Meunieten. ~
2222 Jes 6:13 | gelijk de eik, en gelijk de haageik, in dewelke na de afwerping
2223 1Kro 4:6 | en Hefer, en Temeni, en Haahastari. Dit zijn de kinderen van
2224 Hoo 7:5 | op u is als Karmel, en de haarband uws hoofds als purper; de
2225 Eze 40:43 | 43 De haardstenen nu waren een handbreed dik,
2226 Rut 2:9 | zullen, en gij zult achter haarlieden gaan; heb ik den jongens
2227 2Sa 20:3 | opgesloten tot op den dag van haarlieder dood, levende als weduwen. ~
2228 Jes 3:24 | en kaalheid in plaats van haarvlechten, en omgording eens zaks
2229 Zep 1:18 | maken, gewisselijk, een haastige, met al de inwoners dezes
2230 Spre 3:25 | 25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting
2231 Ric 14:2 | dat gij haar ganselijk haattet, zo heb ik haar aan uw metgezel
2232 Joz 18:23 | 23 En Haavvim, en Para, en Ofra, ~
2233 Hab | Habakuk~ ~
2234 Jer 35:3 | van Jeremia, den zoon van Habazzinja, mitsgaders zijn broederen,
2235 Num 32:8 | 8 En zij verreisden van Hachiroth, en gingen over, door het
2236 Zac 12:11 | gelijk die rouwklage van Hadadrimmon, in het dal van Megiddon. ~
2237 Joz 15:37 | 37 Zenan, en Hadasa, en Migdal-gad, ~
2238 Est 2:7 | hij was het, die opvoedde Hadassa (deze is ~
2239 Job 31:35 | 35 Och, of ik een hadde, die mij hoorde! Zie, mijn
2240 2Kro 28:12 | Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai, tegen degenen, die uit
2241 Joz 19:19 | 19 En Hafaraim, en Sion, en Anacharath, ~
2242 Ric 5:26 | brandoffer met het hout der hage, die gij zult hebben afgehouwen. ~
2243 Lev 11:30 | zwijnegel, en de krokodil, en de hagedis, en de slak, en de mol; ~
2244 Jes 32:19 | 19 Maar het zal hagelen, waar men afgaat in het
2245 Psa 78:47 | vijgebomen door vurigen hagelsteen. ~
2246 Jes 28:2 | machtige, er is gelijk een hagelvloed, een poort des verderfs;
2247 1Kro 28:31 | kleine vee was Jaziz, de Hageriet. Alle dezen waren oversten
2248 Hag | Haggaï~ ~
2249 Num 26:15 | van Haggi het geslacht der Haggieten; van Suni het geslacht der
2250 1Kro 6:30 | Zijn zoon Simea; zijn zoon Haggija; zijn zoon Asaja. ~
2251 Jes 7:25 | met houwelen pleegt om te hakken, daar zal men niet komen
2252 1Kro 25:10 | 10 Het zevende voor Hakkoz, het achtste voor Abia, ~
2253 Joz 15:58 | 58 Halhul, Beth-Zur, en Gedor, ~
2254 Joz 19:25 | landpale was Helkath, en Hali, en Beten, en Achsaf, ~
2255 Neh 10:24 | 24 Hallohes, Pilha, Sobek, ~
2256 Ric 7:26 | aangehad hadden, en zonder de halsbanden, die aan de halzen hunner
2257 1Tim 1:9 | onrechtvaardigen en den halsstarrigen, den goddelozen en den zondaren,
2258 Gen 14:5 | Asteroth-Karnaim, en de Zuzieten in Ham, en de Emieten in Schave-Kiriathaim; ~
2259 2Kro 9:3 | Daarna toog Salomo naar Hamath-Zoba, en hij overweldigde het. ~
2260 Jes 44:12 | gloed, en formeert het met hamers, en werkt het met zijn sterken
2261 1Kro 11:46 | 46 Eliel Hammahavim en Jeribai, en Josavia,
2262 Joz 22:5 | en haar voorsteden, en Hammoth-Dor en haar voorsteden, en Karthan
2263 1Kro 4:26 | kinderen van Misma waren dezen: Hammuel zijn zoon, Zaccur zijn zoon,
2264 Eze 39:16 | zo zal de naam der stad Hamona zijn. Alzo zullen zij het
2265 1Kro 1:41 | de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en
2266 Num 26:21 | van Hamul het geslacht der Hamulieten. ~
2267 Deu 1:43 | HEEREN wederspannig, en handeldet trotselijk, en toogt op
2268 Deu 4:28 | goden dienen, die des mensen handenwerk zijn, hout en steen, die
2269 Num 34:18 | indien hij hem met een houten handinstrument, waarvan men zoude kunnen
2270 Rom 15:26 | goed gedacht een gemene handreiking te doen aan de armen onder
2271 Num 34:17 | Of indien hij hem met een handsteen, waarvan met zoude kunnen
2272 Eze 39:9 | bogen en van pijlen, zo van handstokken als van spiesen; en
2273 Hoo 5:5 | van vloeiende mirre, op de handvaten des slots. ~
2274 Num 5:26 | deszelfs gedenkoffer, een handvol grijpen, en zal het op het
2275 Mark 13:35 | middernacht, of met het hanengekraai, of in den morgenstond); ~
2276 Hand 5:39 | Welken zij gedood hebben, Hem hangende aan het hout. ~
2277 Joz 19:14 | om tegen het noorden naar Hannathon, en haar uitgangen zijn
2278 Num 26:5 | welken was het geslacht der Hanochieten; van Pallu het geslacht
2279 1Kro 25:15 | Hezir, het achttiende voor Happizzes, ~
2280 1Kro 5:26 | hen te Halah, en Habor, en Hara, en aan de rivier Gozan,
2281 Gen 11:31 | Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns zoons zoon,
2282 Jona 1:6 | zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende? Sta op, roep tot uw God,
2283 1Kro 2:51 | vader der Bethlehemieten; Haref, de vader van Beth-Gader. ~
2284 Eze 43:15 | 15 En de Harel vier ellen; en van den Ariel
2285 Lev 11:22 | solham naar zijn aard, en den hargol naar zijn aard, en den hagab
2286 2Kon 24:14 | van Tikva, den zoon van Harhas, den klederbewaarder (zij
2287 Neh 3:8 | verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, een der goudsmeden, en
2288 Dan 8:21 | 21 Die harige bok nu, is de koning van
2289 Psa 68:22 | Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in
2290 1Kro 7:36 | van Zofah waren Suah, en Harnefer, en Sual, en Beri, en Jimra, ~
2291 Ric 6:1 | zich aan de fontein van Harod; dat hij het heirleger der
2292 1Kro 2:52 | van Kirjath-Jearim, waren Haroe en Hazihammenuchoth. ~
2293 Jer 5:21 | Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos volk! die ogen hebben, maar
2294 1Kro 12:5 | Semarja, en Sefatja, de Harufiet; ~
2295 1Kro 4:8 | van Aharlel, den zoon van Harum. ~
2296 2Kon 23:19 | Mesullemet, een dochter van Haruz van Jotba. ~
2297 Neh 10:25 | 25 Rehum, Hasabna, Maaseja, ~
2298 1Kro 3:20 | en Ohel, en Berechja, en Hasadja, Jusabhesed; vijf. ~
2299 Neh 8:5 | en Malchia, en Hasum, en Hasbaddana, Zacharja en Mesullam. ~
2300 1Kro 11:34 | 34 Van de kinderen van Hasem, den Gizoniet, was Jonathan,
2301 2Kro 34:22 | van Tokhath, den zoon van Hasra, den klederbewaarder. Zij
2302 Psa 22:1 | opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar. ~
2303 1Kro 9:7 | van Hodavja, den zoon van Hassenua; ~
2304 Neh 7:22 | 22 De kinderen van Hassum, driehonderd acht en twintig; ~
2305 1Kro 9:14 | waren Semaja, de zoon van Hasub, den zoon van Azrikam, den
2306 1Kro 3:20 | 20 En Hasuba, en Ohel, en Berechja, en
2307 1Kro 4:13 | de kinderen van Othniel, Hathath. ~
2308 Gen 10:26 | gewon Almodad, en selef, en Hatsarmaveth, en Jarach, ~
2309 Eze 47:16 | landpale van Hamath is; Hazar Hattichon, dat aan de landpale van
2310 Mark 6:53 | het land Gennesareth, en havenden aldaar. ~
2311 Neh 11:5 | van Kol-hose, den zoon van Hazaja, den zoon van Adaja, den
2312 Eze 47:16 | landpale van Hamath is; Hazar Hattichon, dat aan de landpale
2313 Num 33:4 | en zij zal uitgaan naar Hazar-Addar, en doorgaan naar Azmon. ~
2314 Joz 15:27 | 27 En Hazar-Gadda, en Hesmon, en Beth-Palet, ~
2315 1Kro 4:31 | te Beth-markaboth, en te Hazar-Susim, en te Beth-Biri, en te
2316 Joz 19:5 | en Beth-hammerchaboth, en Hazar-Suza, ~
2317 1Kro 1:20 | gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah, ~
2318 Gen 27:72 | groen populierenhout, en van hazelaar, en van kastanjen; en hij
2319 1Kro 4:3 | de naam hunner zuster was Hazelelponi. ~
2320 Deu 2:23 | uittogen, de Avieten, die in Hazerim tot Gaza toe woonden, verdelgd,
2321 1Kro 24:9 | Simei waren Selomith, en Haziel, en Haran, drie; dezen waren
2322 1Kro 2:52 | Kirjath-Jearim, waren Haroe en Hazihammenuchoth. ~
2323 Gen 21:22 | 22 En Chesed, en Hazo, en Pildas, en Jidlaf, en
2324 1Kro 4:8 | 8 En Koz gewon Anub en Hazobeba, en de huisgezinnen van
2325 Joz 15:25 | 25 En Hazor-Hadattha, en Kerioth-Hezron, dat
2326 Hand 22:29 | Joden weg, veel twisting hebbenden onder elkander. ~
2327 Num 26:45 | van Heber het geslacht der Heberieten; van Malchiel het geslacht
2328 Heb | Hebrëen~ ~
2329 Psa 53:6 | belegerde, verstrooid; gij hebthen beschaamd gemaakt, want
2330 Gen 36:30 | Farao, die bij hem waren in hechtenis van het huis zijns heren,
2331 Jer 30:13 | het gezwel; gij hebt geen heelpleisters. ~
2332 Eze 34:4 | gij niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene
2333 Luk 12:11 | 11 En wanneer zij u heenbrengen zullen in de synagogen,
2334 Deu 14:24 | zulks niet zoudt kunnen heendragen, omdat de plaats te verre
2335 Spre 14:32 | 32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar
2336 Jes 27:13 | Assur verloren zijn, en de heengedrevenen in het land van Egypte;
2337 1Kor 12:2 | waart, tot de stomme afgoden heengetrokken, naar dat gij geleid werdt. ~
2338 Jes 24:11 | de vreugde des lands is heengevaren. ~
2339 1Sa 30:22 | zijn kinderen; laat hen die heenleiden, en weggaan. ~
2340 Num 21:4 | om het land der Edomieten heentogen; doch de ziel des volks
2341 Ric 7:1 | ons niet riept, toen gij heentoogt om te strijden tegen de
2342 Hand 1:10 | hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden
2343 Joz 18:4 | van elken stam, dat ik ze heenzende, en zij zich opmaken, en
2344 Jes 23:9 | van alle sieraad, om al de heerlijksten der aarde verachtelijk te
2345 Amos 6:8 | spreekt de HEERE, de God der heerscharen): Ik heb een gruwel van
2346 1Kor 4:8 | geheerst; en och, of gij heerstet, opdat ook wij met u heersen
2347 Lev 25:28 | 28 Zo zal Ik ook met u in heetgrimmige tegenheid wandelen, en Ik
2348 Jes 61:6 | snelle kemelen van Midian en Hefa; zij allen uit Scheba zullen
2349 Num 26:32 | van Hefer het geslacht der Heferieten. ~
2350 Jer 48:11 | geweest, en hij heeft op zijn heffe stil gelegen, en is van
2351 Luk 10:34 | daarin olie en wijn; en hem heffende op zijn eigen beest, voerde
2352 Eze 20:40 | en de eerstelingen uwer heffingen met al uw geheiligde dingen. ~
2353 Gen 45:7 | zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want
2354 Luk 23:10 | stonden, en beschuldigden Hem heftiglijk. ~
2355 2Kon 23:1 | de naam zijner moeder was Hefzi-bah. ~
2356 Luk 14:23 | dienstknecht: Ga uit in de wegen en heggen; en dwing ze in te komen,
2357 Jes 44:16 | zichzelven, en hij zegt: Hei! ik ben warm geworden,
2358 Matt 18:17 | geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar. ~
2359 Gal 2:14 | die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar
2360 Oba 1:21 | 21 En er zullen heilanden op den berg Sions opkomen,
2361 Num 20:12 | geloofd hebt, dat gij Mij heiligdet voor de ogen der kinderen
2362 Jes 66:5 | tot mij niet, want ik ben heiliger dan gij. Dezen zijn een
2363 Lev 12:4 | bloed harer reiniging; niets heiligs zal zij aanroeren, en tot
2364 Nah 3:17 | grote kevers, die zich in de heiningmuren legeren in de koude der
2365 Hos 2:5 | betuinen, en Ik zal een heiningmuur maken, dat zij haar paden
2366 Amos 4:10 | heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen opgaan;
2367 Psa 68:12 | tijdingen was een grote heirschaar. ~
2368 1Kro 28:15 | in de twaalfde maand, was Heldai, de Nethofathiet, van Othniel;
2369 Job 36:54 | men het licht niet als het helder is in den hemel, als de
2370 2Sa 23:29 | 29 Heleb, de zoon van Baena, de Netofathiet;
2371 1Kro 11:30 | Maharai, de Netofathiet; Heled, de zoon van Baana, de Netofathiet; ~
2372 Joz 19:33 | 33 En hun landpale is van Helef, van Allon tot Zaanannim,
2373 Num 26:30 | van Helek het geslacht der Helekieten. ~
2374 1Kro 7:35 | kinderen van zijn broeder Helem waren Zofah, en Jimna, en
2375 Luk 3:23 | van Jozef, den zoon van Heli, ~
2376 Neh 12:15 | Harim, Adna; van Merajoth, Helkai; ~
2377 Luk 10:40 | Zeg dan haar, dat zij mij helpe. ~
2378 1Kro 12:18 | vrede zij u, en vrede uw helperen; want uw God helpt u. Toen
2379 Spre 2:18 | 18 Want haar huis helt naar den dood, en haar paden
2380 Gen 33:22 | van Lotan waren Hori en Hemam; en Lotans zuster was Timna. ~
2381 Gen 33:26 | zijn de zonen van Dison: Hemdan, en Esban, en Ithran, en
2382 Num 15:38 | des hoeks zullen zij een hemelsblauwen draad zetten. ~
2383 Joz 20:5 | wetenschap verslagen heeft, en hemgisteren en eergisteren niet heeft
2384 Gen 31:18 | en in de ogen van Sichem, Hemors zoon. ~
2385 Pred 10:12 | lippen van een zot verslinden hemzelve. ~
2386 Psa 1:4 | als het kaf, dat de wind henendrijft. ~
2387 Jud 1:11 | loon van Balaam zijn zij henengestort, en zijn door de tegenspreking
2388 Zac 10:2 | ijdelheid; daarom zijn zij henengetogen als schapen, zij zijn
2389 Eze 32:5 | En Ik zal uw vlees henengeven op de bergen, en de dalen
2390 Eze 28:17 | glans; Ik heb u op de aarde henengeworpen, Ik heb u voor het aangezicht
2391 Job 38:8 | heeft den woudezel vrij henengezonden, en wie heeft de banden
2392 Jer 31:2 | namelijk Israel, als Ik henenging om hem tot rust te brengen. ~
2393 1Kro 15:25 | oversten der duizenden, henengingen, om de ark des verbonds
2394 Neh 13:5 | gemaakt, alwaar zij te voren henenleiden het spijsoffer, den wierook
2395 1Kor 16:6 | moogt geleiden, waar ik zal henenreizen. ~
2396 Job 37:35 | bliksemen uitlaten, dat zij henenvaren, en tot u zeggen: Zie, hier
2397 Psa 55:7 | ener duive, gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht. ~
2398 Jes 20:6 | wij zagen, werwaarts wij henenvloden om hulp, om gered te worden
2399 2Kro 32:4 | door het midden des lands henenvloeide, zeggende: Waarom zouden
2400 Job 20:28 | weggevoerd worden; het zal al henenvloeien in den dag Zijns toorns. ~
2401 Eze 32:4 | laten op het land, Ik zal u henenwerpen op het open veld; en Ik
2402 Psa 50:17 | en Mijn woorden achter u henenwerpt. ~
2403 Jer 41:9 | van Gedalia geslagen had, henenwierp, is dezelfde, dien de koning
2404 Jer 43:10 | God Israels: Ziet, Ik zal henenzenden, en Nebukadrezar, den koning
2405 Jes 32:20 | osses en des ezels derwaarts henenzendt! ~ ~ ~ ~ ~
2406 Jer 5:8 | 8 Als welgevoederde hengsten zijn zij vroeg op; zij hunkeren
2407 Dan 3:4 | 4 En een heraut riep met kracht: Men zegt
2408 1Kon 17:20 | deze weduwe, bij dewelke ik herberge, zo kwalijk gedaan, dat
2409 Luk 19:7 | zondigen man ingegaan, om te herbergen. ~
2410 1Tim 3:2 | matig, eerbaar, gaarne herbergende, bekwaam om te leren; ~
2411 1Pet 4:9 | 9 Zijt herbergzaam jegens elkander, zonder
2412 Gen 27:9 | toebehoorden; want zij was een herderin. ~
2413 Jer 9:10 | en een klaaglied over de herdershutten der woestijn; want zij zijn
2414 1Sa 17:40 | beek, en legde ze in de herderstas, die hij had, te weten in
2415 Ric 4:49 | hij, melk gaf zij; in een herenschaal bracht zij boter. ~
2416 Jud 1:12 | bomen in het afgaan van de herfst, onvruchtbaar, tweemaal
2417 Gen 37:32 | Farao ten tweeden maal is herhaald, is, omdat de zaak van God
2418 Num 26:16 | geslacht der Oznieten; van Heri het geslacht der Herieten; ~
2419 Num 26:16 | van Heri het geslacht der Herieten; ~
2420 Rom 16:14 | Groet Asynkritus, Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes, en de
2421 Rom 16:14 | Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes, en de broeders, die met
2422 2Tim 1:15 | onder dewelke is Fygellus en Hermogenes. ~
2423 Spre 26:11 | uitspuwsel wederkeert, alzo herneemt de zot zijn dwaasheid. ~
2424 Rom 16:11 | 11 Groet Herodion, die van mijn maagschap
2425 Spre 26:14 | Een deur keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn
2426 1Kon 7:50 | gesloten goud; daartoe de herren der deuren van het binnenste
2427 Ric 8:53 | en zij verpletterde zijn hersenpan. ~
2428 Neh 13:11 | Doch ik vergaderde hen, en herstelde ze in hun stand. ~
2429 2Kro 24:13 | hun hand toenam; en zij herstelden het huis Gods in zijn gestaltenis,
2430 Neh 3:10 | verbeterde Jedaja, de zoon van Herumaf, en tegenover zijn huis;
2431 Deu 4:39 | heden weten, en in uw hart hervatten, dat de HEERE die God is,
2432 2Kro 15:13 | Moren, dat er voor hen geen hervatting was; want zij waren verbroken
2433 Num 20:10 | ulieden uit deze steenrots hervoorbrengen? ~
2434 Jer 48:34 | 34 Vanwege Hesbons gekrijt tot Eleale toe,
2435 1Kon 4:10 | 10 De zoon van Hesed in Arubboth; hij had daartoe
2436 Joz 15:27 | 27 En Hazar-Gadda, en Hesmon, en Beth-Palet, ~
2437 Efez 3:13 | mijn verdrukkingen voor u, hetwelke is uw heerlijkheid. ~
2438 Ric 7:30 | zeventig zonen, die uit zijn heupe voortgekomen waren; want
2439 Num 31:90 | kinderen van Ruben bouwden Hezbon, en Eleale, en Kirjathaim, ~
2440 1Kon 15:18 | Tabrimmon, den zoon van Hezion, den koning van Syrie, die
2441 2Sa 23:35 | 35 Hezrai, de Karmeliet; Paerai, de
2442 1Kro 11:37 | 37 Hezro, de Karmeliet; Naari, de
2443 1Kro 2:24 | Kaleb-Efratha, heeft Abia, Hezrons huisvrouw, hem ook gebaard
2444 1Kro 25:27 | en Soham, en Zakkur, en Hibri. ~
2445 2Sa 23:30 | Benaja, de Pirhathoniet; Hiddai, van de beken van Gaas; ~
2446 1Kon 16:34 | 34 In zijn dagen bouwde Hiel, de Betheliet, Jericho;
2447 Psa 77:5 | 5 Gij hieldt mijn ogen wakende; ik was
2448 Kol 4:13 | zijn, en degenen, die in Hierapolis zijn. ~
2449 Psa 42:12 | 12 Hierbij weet ik, dat Gij lust aan
2450 Lev 25:44 | 44 En hierenboven is dit ook; als zij in het
2451 Gen 41:5 | in uw ogen, omdat gij mij hierheen verkocht hebt; want God
2452 1Joh 4:6 | niet is, hoort ons niet. Hieruit kennen wij den geest der
2453 2Sa 19:21 | en zeide: Zou dan Simei hiervoor niet gedood worden? Zo hij
2454 Psa 9:17 | het werk zijner handen! Higgajon, Sela. ~
2455 1Kro 6:58 | 58 En Hilen en haar voorsteden, en Debir
2456 1Kro 9:11 | 11 En Azarja, de zoon van Hilkija, den zoon van Mesullam,
2457 Psa 39:18 | 18 Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is
2458 Zep 3:19 | verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden, en de uitgestotenen
2459 Jer 20:10 | nemen acht op mijn hinking; zij zeggen: Misschien zal
2460 1Kon 18:21 | volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo
2461 Psa 36:15 | 15 Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en
2462 Gen 10:17 | 17 En de Hivviet, en de Arkiet, en de Siniet, ~
2463 1Kro 8:17 | Zebadja, en Mesullam, en Hizki, en Heber, ~
2464 Gen 14:15 | en hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand
2465 Jes 40:4 | is, dat zal recht, en wat hobbelachtig is, dat zal tot een vallei
2466 1Kro 7:37 | 37 Bezer, en Hod, en Samma, en Silsa, en
2467 1Kro 3:24 | kinderen van Eljoenai waren Hodajeva, en Eljasib, en Pelaja,
2468 1Kro 8:9 | 9 En uit Hodes, zijn huisvrouw, gewon hij
2469 Neh 7:43 | Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, vier en zeventig; ~
2470 1Kro 4:19 | kinderen van de huisvrouw Hodija, de zuster van Naham, waren
2471 2Sa 24:6 | Gilead, en in het lage land Hodsi; ook kwamen zij tot Dan-Jaan,
2472 Luk 17:7 | ploegende, of de beesten hoedende, die tot hem, als hij van
2473 Hoo 1:6 | hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn
2474 Jes 3:22 | en de manteltjes, en de hoedjes, en de buidels, ~
2475 Exo 28:37 | aan de voorste zijde des hoeds zal zij zijn. ~
2476 Eze 46:22 | de breedte; dezelve vier hoekhofjes hadden enerlei maat. ~
2477 Psa 144:12 | jeugd; onze dochter als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis
2478 Eze 6:9 | Ik verbroken ben door hun hoerachtig hart, dat van Mij afgeweken
2479 Eze 16:30 | het werk van een heersende hoerachtige vrouw! ~
2480 Jer 13:27 | de schandelijkheid uws hoerdoms, op heuvelen, in het veld;
2481 Ric 10:1 | strijdbaar held, maar hij was een hoerekind; doch Gilead had Jeftha
2482 Mic 1:7 | vermorzeld worden, en al haar hoerenbeloningen zullen met vuur verbrand
2483 Jer 5:7 | verzamelen bij hopen in het hoerenhuis. ~
2484 Jes 23:15 | jaren zal in Tyrus als een hoerenlied zijn: ~
2485 Eze 23:29 | naakt en bloot laten, dat uw hoerenschaamte ontdekt worde, mitsgaders
2486 Spre 7:10 | een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar
2487 Jer 3:3 | geweest. Maar gij hebt een hoerenvoorhoofd, gij weigert schaamrood
2488 Num 25:8 | Israelietischen man na in de hoerenwinkel, en doorstak hen beiden,
2489 Lev 19:29 | houdende; opdat het land niet hoerere, en het land met schandelijke
2490 Jer 44:30 | HEERE: Ziet, Ik zal Farao Hofra, den koning van Egypte,
2491 Hand 4:6 | Alexander, en zovele er van het hogepriesterlijk geslacht waren. ~
2492 Joz 10:3 | koning van Jeruzalem, tot Hoham, den koning van Hebron,
2493 Ric 14:19 | 19 Toen kloofde God de holle plaats, die in Lechi is,
2494 Jer 48:28 | doorgangen van den mond eens hols nestelt. ~
2495 1Kro 1:39 | van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan
2496 Num 11:32 | het minst had, had tien homers verzameld; en zij spreidden
2497 Deu 23:18 | zult geen hoerenloon noch hondenprijs in het huis des HEEREN,
2498 Neh 5:11 | olijfgaarden en hun huizen; en het honderdste deel van het geld, en van
2499 Luk 8:8 | opgewassen zijnde, bracht het honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende,
2500 Psa 22:21 | eenzame van het geweld des honds. ~
2501 2Sa 3:8 | en zeide: Ben ik dan een hondskop, ik, die tegen Juda, aan
2502 Psa 44:17 | 17 Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege
2503 Exo 16:31 | de smaak daarvan was als honigkoeken. ~
2504 1Sa 14:26 | kwam, ziet, zo was er een honigvloed; maar niemand raakte met
2505 Exo 28:32 | 32 En het hoofdgat deszelven zal in het midden
2506 1Kro 21:2 | aan; en zij werd op Davids hoofdgezet, en hij voerde zeer veel
2507 Jes 3:20 | 20 De hoofdkroning, en de armversierselen,
2508 Psa 44:15 | onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken. ~
2509 Jer 13:18 | zet u neder; want uw ganse hoofdsieraad, de kroon uwer heerlijkheid,
2510 Eze 27:22 | uw kooplieden; met alle hoofdspecerij, en met alle kostelijk gesteente
2511 Zac 4:7 | vlak veld; want hij zal den hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen:
2512 Job 39:14 | 14 Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; Die hem
|