151-aller | allon-beter | beth--doorl | doorn-gerst | geruc-hoofd | hoogg-kolos | komko-mirre | mirte-onver | onvru-ried | rietg-sprei | spren-uitwe | uitwi-verze | verzi-winke | winst-zwomm
Book Chapter: Verse
3013 Jes 1:8 | als een nachthutje in den komkommerhof als een belegerde stad. ~
3014 Num 11:5 | Egypte om niet aten; aan de komkommers, en aan de pompoenen, en
3015 Jer 33:20 | Mijn verbond van den nacht kondt vernietigen, zodat dag en
3016 1Sa 12:19 | gedaan, dat wij voor ons een kong begeerd hebben. ~
3017 Deu 14:7 | kemel, en den haas, en het konijn; want deze herkauwen wel,
3018 Lev 11:5 | 5 En het konijntje, want het herkauwt wel,
3019 2Sa 18:18 | opgericht een pilaar, die in het koningsdal is; want hij zeide: Ik heb
3020 2Sa 11:2 | wandelde op het dak van het koningshuis, en zag van het dak een
3021 Ric 7:18 | enerlei, van gedaante als koningszonen. ~
3022 2Sa 13:4 | tot morgen zo mager, gij koningszoon, zult gij het mij niet te
3023 Gen 23:96 | 29 En Jakob had een kooksel gekookt; en Ezau kwam uit
3024 1Sa 2:13 | kwam, terwijl het vlees kookte, met een drietandigen krauwel
3025 Spre 17:16 | in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen,
3026 Eze 26:12 | uw vermogen roven, en uw koopmanswaren plunderen, en uw muren afbreken,
3027 Exo 22:6 | vat de doornen, zodat de koornhoop verteerd wordt, of het staande
3028 Hand 22:8 | de vader van Publius, met koortsen en den roden loop bevangen
3029 Luk 22:36 | die verkope zijn kleed, en kope een zwaard. ~
3030 2Tim 4:14 | 14 Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaads betoond;
3031 1Kon 7:14 | man van Tyrus geweest, een koperwerker, die vervuld was met wijsheid,
3032 Num 25:3 | 3 Als nu Israel zich koppelde aan Baal-Peor, ontstak de
3033 Psa 50:19 | in het kwade, en uw tong koppelt bedrog. ~
3034 1Kro 9:31 | eerstgeborene van Sallum, den Korahiet, was in het ambt over het
3035 1Kro 9:19 | het huis zijns vaders, de Korathieten, waren over het werk van
3036 Mark 7:11 | vader of moeder zegt: Het is korban (dat is te zeggen, een gave),
3037 Job 5:26 | ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd
3038 Hos 9:1 | op alle dorsvloeren des korens. ~
3039 Hand 18:4 | naar uw bescheidenheid, kortelijk hoort. ~
3040 Jes 28:20 | 20 Want het bed zal korter zijn, dan dat men zich daarop
3041 Hand 15:1 | wij rechtuit en kwamen te Kos, en den dag daaraan te Rhodus,
3042 Luk 3:28 | zoon van Addi, den zoon van Kosam, den zoon van Elmodam, den
3043 1Kor 9:18 | het Evangelie van Christus kosteloos stelle, om mijn macht in
3044 Jer 37:16 | plaats des kuils, en in de kotjes gekomen was, en Jeremia
3045 Jes 3:18 | wegnemen het sieraad der kousebanden, en de netjes, en de maantjes. ~
3046 Jer 5:27 | 27 Gelijk een kouw vol is van gevogelte, alzo
3047 Job 30:18 | Hij omgordt mij als de kraag mijns roks. ~
3048 2Kro 15:11 | den machtige, hetzij den krachteloze; help ons, o HEERE, onze
3049 Mic 3:8 | Maar waarlijk, ik ben vol krachts van den Geest des HEEREN;
3050 Spre 17:14 | 14 Het begin des krakeels is gelijk een, die het water
3051 1Tim 6:5 | 5 Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven
3052 Job 36:29 | uitbreidingen der wolken, en de krakingen Zijner hutte? ~
3053 Jer 10:17 | 17 Raap uw kramerij weg uit het land, gij inwoneres
3054 Mal 1:8 | gij wat kreupels of wat kranks aanbrengt, het is niet kwaad!
3055 Deu 28:61 | 61 Ook alle krankte, en alle plage, die in het
3056 Deu 28:59 | plagen, en boze en gewisse krankten zijn. ~
3057 Deu 28:27 | met droge schurft, en met krauwsel, waarvan gij niet zult kunnen
3058 Kol 1:23 | gepredikt is onder al de kreature, die onder den hemel is;
3059 2Sa 13:19 | hoofd, en ging vast henen en kreet. ~
3060 2Kro 23:9 | zocht hij Ahazia, en zij kregen hem (want hij was verstoken
3061 Exo 17:13 | Jozua Amalek en zijn volk krenkte, door de scherpte des zwaards. ~
3062 Jes 14:12 | nedergehouwen, gij, die de heidenen krenktet! ~
3063 2Tim 4:10 | naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar
3064 Hand 2:11 | 11 Kretenzen en Arabieren, wij horen
3065 Mal 1:8 | niet kwaad; en als gij wat kreupels of wat kranks aanbrengt,
3066 Exo 8:3 | de rivier van vorsen zal krielen, die zullen opkomen, en
3067 1Kro 7:4 | huizen, waren de hopen des krijgsheirs zes en dertig duizend; want
3068 Jer 46:22 | slang; want zij zullen met krijgsmacht daarhenen trekken, en tot
3069 Joz 4:13 | veertig duizend toegeruste krijgsmannen trokken er voor het aangezicht
3070 1Kro 12:36 | uitgaande in het heir, om krijgsorde te houden, waren veertig
3071 Joz 10:24 | zeide tot de oversten des krijgsvolks, die met hem getogen waren:
3072 Jer 48:31 | ja, om gans Moab zal Ik krijten; over de lieden van Kir-heres
3073 1Kor 1:14 | ulieden gedoopt heb, dan Krispus en Gajus; ~
3074 Jes 54:12 | En uw glasvensters zal Ik kristallijnen maken, en uw poorten van
3075 Lev 11:30 | 30 En de zwijnegel, en de krokodil, en de hagedis, en de slak,
3076 Job 4:4 | struikelende opgericht, en de krommende knieen hebt gij vastgesteld; ~
3077 Gen 45:9 | opgeklommen, mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder
3078 Jes 23:8 | beraadslaagd over Tyrus, die kronende stad, welker kooplieden
3079 Hoo 3:11 | waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner bruiloft,
3080 Gen 7:21 | gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens. ~
3081 Lev 1:16 | 16 En zijn krop met zijn vederen zal hij
3082 Ric 1:7 | waren onder mijn tafel, de kruimen oplezende; gelijk als ik
3083 Joha 19:6 | Neemt gijlieden Hem en kruist Hem; want ik vind in Hem
3084 Joha 19:18 | 18 Alwaar zij Hem kruisten, en met Hem twee anderen,
3085 Luk 12:32 | 32 Vreest niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders
3086 Lev 14:37 | groenachtige of roodachtige kuiltjes, en hun aanzien lager is
3087 Jer 48:33 | wijn doen ophouden uit de kuipen; men zal geen druiven
3088 1Pet 3:2 | zullen ingezien hebben uw kuisen wandel in vreze. ~
3089 Mark 5:41 | zeide tot haar: Talitha kumi! hetwelk is, zijnde overgezet:
3090 2Pet 1:16 | 16 Want wij zijn geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd,
3091 Exo 28:8 | 8 En de kunstelijkste riem zijns efods, die op
3092 Hand 13:19 | ook dergenen, die ijdele kunsten gepleegd hadden, brachten
3093 Hoo 7:1 | werk van de handen eens kunstenaars. ~
3094 Exo 30:25 | zalving, een zalf, heel kunstiglijk gemaakt, naar apothekerswerk;
3095 1Kro 15:17 | broederen, Ethan, den zoon van Kusaja; ~
3096 Spre 27:6 | liefhebbers zijn getrouw; maar de kussingen des haters zijn af te bidden. ~
3097 Psa 2:12 | 12 Kust den Zoon, opdat Hij niet
3098 Rom 1:29 | nijdigheid, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid; ~
3099 Hand 13:9 | en ongehoorzaam waren, kwaadsprekende van den weg des Heeren voor
3100 Eze 7:24 | 24 Daarom zal Ik de kwaadste der heidenen doen komen,
3101 2Sa 19:7 | vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan al het kwaad,
3102 Psa 36:13 | was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en
3103 Jes 59:5 | de mens zijn ziel een dag kwelle, dat hij zijn hoofd kromme
3104 Jes 59:3 | ziet het niet aan, waarom kwellen wij onze ziel, en Gij weet
3105 Pred 2:22 | al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten, dien hij is
3106 1Kor 8:12 | zondigende, en hun zwak geweten kwetsende, zondigt tegen Christus. ~
3107 Exo 21:35 | os den os van zijn naaste kwetst, dat hij sterft, zo zal
3108 Jes 19:8 | uitbreiden op de wateren, zullen kwijnen. ~
3109 Luk 7:42 | schold hij het hun beiden kwijt. Zeg dan, wie van deze zal
3110 Amos 6:5 | op het geklank der luit kwinkeleren, en bedenken zichzelven
3111 Gen 41:17 | uw broederen: Doet dit, laadt uw beesten, en trekt heen,
3112 Dan 4:17 | wil, ja, zet daarover den laagste onder de mensen. ~
3113 Psa 68:14 | 14 Al laagt gijlieden tussen twee rijen
3114 2Tim 3:2 | zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars,
3115 Rom 1:30 | Gods, smaders, hovaardigen, laatdunkenden, vinders van kwade dingen,
3116 Gen 27:75 | en al het bruine onder Labans kudde; en hij stelde zijn
3117 1Kro 21:5 | zoon van Jair, versloeg Lachmi, den broeder van Goliath,
3118 1Kro 4:21 | de vader van Lecha, en Lada, de vader van Maresa; en
3119 Hand 21:10 | schade, niet alleen van de lading en van het schip, maar ook
3120 Num 3:24 | zijn Eljasaf, de zoon van Lael. ~
3121 Job 6:7 | roeren; die zijn als mijn laffe spijze. ~
3122 1Kro 4:2 | en Jahath gewon Ahumai en Lahad; dit zijn de huisgezinnen
3123 Joz 15:40 | 40 En Chabbon, en Lahmas, en Chitlis, ~
3124 Joz 19:33 | Adami-Nekeb, en Jabneel, tot Lakkum; en haar uitgangen zijn
3125 Matt 27:46 | stem zeggende: ELI, ELI, LAMA SABACHTHANI! dat is: Mijn
3126 Mark 15:34 | stem, zeggende: ELOI, ELOI, LAMMA SABACHTANI, hetwelk is,
3127 Gen 27:74 | verhit werd bij de roeden, zo lammerde de kudde gesprenkelde, gespikkelde,
3128 1Sa 3:3 | nedergelegd had, eer de lampe Gods uitgedaan werd, in
3129 Psa 105:35 | ja, aten de vrucht hunner landbouwe op. ~
3130 Gen 4:2 | schaapherder, en Kain werd een landbouwer. ~
3131 Neh 10:37 | hebben in alle steden onzer landbouwerij; ~
3132 1Kro 28:26 | het akkerwerk deden, in de landbouwing, was Esri, de zoon van Chelub. ~
3133 Eze 36:5 | begerige plundering, opdat de landerij daarvan ten rove zou zijn! ~
3134 Jes 37:18 | landen, mitsgaders derzelver landerijen verwoest; ~
3135 Hand 22:7 | met name Publius, zijn landhoeven, die ons ontving, en drie
3136 Jer 25:37 | 37 Want de landouwen des vredes zullen uitgeroeid
3137 Hand 20:11 | vervolgd, ook tot in de buiten landse steden. ~
3138 Joz 19:29 | zijn aan de zee, van het landsnoer strekkende naar Achzib, ~
3139 Joz 17:11 | onderhorige plaatsen: drie landstreken. ~
3140 1Sa 6:18 | vaste steden af tot aan de landvlekken; en tot aan Abel, den groten
3141 Gen 31:2 | van Hemor den Heviet, den landvorst, zag haar, en hij nam ze,
3142 Ric 4:4 | profetesse was, de huisvrouw van Lappidoth, deze richtte te dier tijd
3143 Gen 10:19 | en Adama, en Zoboim, tot Lasa toe. ~
3144 Hand 21:8 | Schonehavens, waar de stad Lasea nabij was. ~
3145 Joz 12:18 | Afek, een; de koning van Lassaron, een; ~
3146 Open 18:13 | meelbloem, en tarwe, en lastbeesten, en schapen; en van paarden,
3147 2Kro 2:2 | Salomo telde zeventig duizend lastdragende mannen, en tachtig duizend
3148 2Pet 2:11 | kracht meerder zijnde, geen lasterlijk oordeel tegen hen voor den
3149 Zac 12:3 | Jeruzalem stellen zal tot een lastigen steen allen volken; allen,
3150 Joha 19:20 | in het Grieks, en in het Latijn. ~
3151 Open 3:16 | 16 Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch
3152 Psa 88:1 | opperzangmeester, op Machalath Leannoth; een onderwijzing van Heman,
3153 Joz 15:32 | 32 En Lebaoth, en Silhim, en Ain, en Rimmon.
3154 Matt 10:3 | de zoon van Alfeus, en Lebbeus, toegenaamd Thaddeus; ~
3155 Ric 20:19 | en tegen het zuiden van Lebona. ~
3156 1Kro 4:21 | waren Er, de vader van Lecha, en Lada, de vader van Maresa;
3157 Job 17:7 | verdriet verdonkerd, en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw. ~
3158 Gen 38:35 | geschiedde, als zij hun zakken ledigden, ziet, zo had een iegelijk
3159 Jer 48:12 | zullen voeren, en zijn vaten ledigen, en hunlieder flessen
3160 Jes 34:11 | en een richtlood der ledigheid. ~
3161 Nah 2:2 | hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig gemaakt,
3162 2Tim 2:4 | ingewikkeld in de handelingen des leeftochts, opdat hij dien moge behagen,
3163 Luk 11:5 | tot hem zeggen: Vriend! leen mij drie broden; ~
3164 1Kro 26:8 | groten, den meester met den leerling. ~
3165 Jes 8:16 | verzegel de wet onder mijn leerlingen. ~
3166 1Kor 4:15 | al hadt gij tien duizend leermeesters in Christus, zo hebt gij
3167 2Sa 17:10 | is, wiens hart is als een leeuwenhart, te enen male smelten; want
3168 Joe 1:6 | getal; zijn tanden zijn leeuwentanden, en het heeft baktanden
3169 Jer 51:38 | jonge leeuwen, briesen als leeuwenwelpen. ~
3170 Eze 19:2 | Wat was uw moeder? Een leeuwin, onder de leeuwen nederliggende;
3171 Jes 51:23 | wij over u gaan; en gij legdet uw rug neder als aarde,
3172 Mark 5:15 | verstand, namelijk die het legioen gehad had, en zij werden
3173 Matt 26:53 | zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten? ~
3174 Jes 9:15 | 15 Want de leiders dezes volks zijn verleiders,
3175 Open 18:14 | van u weggegaan; en al wat lekker en wat heerlijk was, is
3176 Jako 5:5 | 5 Gij hebt lekkerlijk geleefd op de aarde, en
3177 1Kon 18:38 | stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op, hetwelk in
3178 Gen 37:19 | vlees; ik heb dergelijke van lelijkheid niet gezien in het ganse
3179 Matt 12:20 | verbreken, en het rokende lemmet zal Hij niet uitblussen,
3180 Jes 24:2 | alzo de verkoper; gelijk de lener, alzo de ontlener;
3181 Spre 22:7 | en die ontleent, is des leners knecht. ~
3182 Luk 2:46 | zittende in het midden der leraren, hen horende, en hen ondervragende. ~
3183 Tit 2:3 | veel wijns begevende, maar leraressen zijn van het goede; ~
3184 2Kro 16:3 | waren God, en zonder een lerenden priester, en zonder de wet. ~
3185 2Kor 3:7 | de bediening des doods in letteren bestaande, en in stenen
3186 Luk 23:38 | en Romeinse en Hebreeuwse letters: DEZE Is De KONING DER JODEN. ~
3187 Gen 23:70 | waren de Assurieten, en Letusieten, en Leummieten. ~
3188 Jes 44:25 | Die de tekenen der leugendichters vernietigt, en de waarzeggers
3189 Psa 119:104 | verstand, daarom haat ik alle leugenpaden. ~
3190 Job 13:4 | Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders; gij allen zijt nietige
3191 Gen 23:70 | Assurieten, en Letusieten, en Leummieten. ~
3192 Eze 29:7 | zijden; en als zij op u leunden, zo werdt gij verbroken,
3193 Ric 15:26 | gevestigd is, dat ik daaraan leune. ~
3194 Heb 11:21 | gezegend, en heeft aangebeden, leunende op het opperste van zijn
3195 Deu 22:8 | zo zult gij op uw dak een leuning maken; opdat gij geen bloedschuld
3196 Gen 41:27 | geest van Jakob hun vader, levendig. ~
3197 1Kor 15:45 | de laatste Adam tot een levendmakenden Geest. ~
3198 1Kor 14:7 | 7 Zelfs ook de levenloze dingen, die geluid geven,
3199 Jes 38:12 | 12 Mijn levenstijd is weggetogen, en van mij
3200 Deu 1:27 | uitgevoerd, opdat Hij ons levere in de hand der Amorieten,
3201 Spre 31:24 | en verkoopt het; en zij levert den koopman gordelen. ~
3202 Psa 74:14 | 14 Gij hebt de koppen des Leviathans verpletterd; Gij hebt hem
3203 Ric 18:1 | was in Israel, dat er een Levietisch man was, verkerende als
3204 Jer 33:18 | 18 Ook zal den Levietischen priesteren, van voor Mijn
3205 Lev | Leviticus~ ~
3206 Pred 12:12 | maken is geen einde, en veel lezens is vermoeiing des vleses. ~
3207 Exo 13:21 | een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en
3208 Hand 21:38 | spijze verzadigd waren, lichtten zij het schip, en wierpen
3209 Zep 3:4 | Haar profeten zijn lichtvaardig, gans trouweloze mannen;
3210 Ric 8:4 | huurde daarmede ijdele en lichtvaardige mannen, die hem navolgden. ~
3211 1Kor 13:4 | de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; ~
3212 Jud 1:12 | Dezen zijn vlekken in uw liefdemaaltijden, en als zij met u ter maaltijd
3213 2Tim 4:10 | de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica
3214 Joha 14:28 | weder tot u. Indien gij Mij liefhadt, zo zoudt gij u verblijden,
3215 1Joh 4:21 | liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe. ~ ~ ~
3216 Ric 4:54 | niet vinden en delen? een liefje, of twee liefjes, voor iegelijken
3217 Ric 4:54 | delen? een liefje, of twee liefjes, voor iegelijken man? Voor
3218 Eze 33:31 | ze niet; want zij maken liefkozingen met hun mond, maar
3219 Matt 5:11 | smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken,
3220 Gal 5:7 | 7 Gij liept wel; wie heeft u verhinderd
3221 Gen 43:30 | dat ik bij mijn vaderen ligge; hierom zult gij mij uit
3222 1Pet 2:19 | God zwarigheid verdraagt, lijdende ten onrechte. ~
3223 Gen 14:10 | dal nu van Siddim was vol lijmputten; en de koningen van Sodom
3224 1Kro 7:19 | waren Ahjan, en Sechem, en Likhi, en Aniam. ~
3225 Eze 21:16 | rechtsom, schik u, keer u linksom, waarhenen uw aangezicht
3226 1Kro 4:21 | huisgezinnen van het huis der linnenwerkers in het huis Asbea. ~
3227 2Tim 4:21 | groet Eubulus, en Pudens, en Linus, en Klaudia, en al de broeders. ~
3228 Gen 23:101 | gaf aan Ezau brood, en het linzenkooksel; en hij at en dronk, en
3229 Gen 34:18 | sloegen zij tegen hem een listigen raad, om hem te doden. ~
3230 Gen 3:1 | 1 De slang nu was listiger dan al het gedierte des
3231 Joha 19:13 | rechterstoel, in de plaats, genaamd Lithostrotos, en in het Hebreeuws Gabbatha. ~
3232 Gal 6:17 | moeite aan; want ik draag de littekenen van den Heere Jezus in mijn
3233 Zac 5:8 | de efa; en Hij wierp het loden gewicht op den mond derzelve. ~
3234 1Sa 6:12 | gingen steeds voort, al loeiende, en weken noch ter rechter
3235 Job 6:5 | woudezel bij het jonge gras? Loeit de os bij zijn voeder? ~
3236 Spre 24:15 | 15 Loer niet, o goddeloze! op de
3237 Hos 13:7 | leeuw; als een luipaard loerde Ik op den weg. ~
3238 Job 38:2 | in den kuil zitten, ter loering? ~
3239 Job 36:41 | het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. ~
3240 Psa 76:11 | grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel
3241 Hand 18:3 | door u bekomen, en dat vele loffelijke diensten deze volke geschieden
3242 Psa 78:4 | geslacht, vertellende de loffelijkheden des HEEREN, en Zijn sterkheid,
3243 Gen 39:11 | doet dit; neemt van het loffelijkste dezes lands in uwe vaten,
3244 Psa 100:4 | lof, in Zijn voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn
3245 Neh 12:46 | hoofden der zangers, en des lofgezangs, en der dankzeggingen tot
3246 Ric 8:27 | traden de druiven, en maakten lofliederen; en zij gingen in het huis
3247 1Kro 24:5 | poortiers, en vier duizend lofzangers des HEEREN, met instrumenten,
3248 Lev 19:24 | een heilig ding zijn, ter lofzegging voor den HEERE. ~
3249 Jer 31:7 | heidenen; doet het horen, lofzingt, en zegt: O HEERE! behoud
3250 Psa 78:36 | vleiden Hem met hun mond, en logen Hem met hun tong.
3251 Neh 3:12 | verbeterde Sallum, de zoon van Lohes, overste van het andere
3252 2Tim 1:5 | heeft in uw grootmoeder Lois, en in uw moeder Eunice;
3253 Jes 3:16 | met uitgestrekten hals, en lonken met de ogen, al gaande en
3254 1Kon 13:18 | en water drinke. Doch hij loog hem. ~
3255 Num 11:5 | de pompoenen, en aan het look, en aan de ajuinen, en aan
3256 Ric 4:44 | zij, de sterren uit haar loopplaatsen streden tegen Sisera. ~
3257 1Sa 17:17 | broden, en breng ze ter loops in het leger tot uw broederen. ~
3258 2Kon 4:22 | dat ik tot den man Gods lope, en wederkomen. ~
3259 Luk 4:19 | den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht,
3260 Jes 59:6 | dat Ik verkies: dat gij losmaakt de knopen der goddeloosheid,
3261 Hand 21:40 | over, meteen de roerbanden losmakende; en het razeil naar den
3262 Rut 2:20 | nabestaande; hij is een van onze lossers. ~
3263 Jes 3:24 | specerij stank zal zijn, en lossigheid voor een gordel, en kaalheid
3264 Gen 33:22 | waren Hori en Hemam; en Lotans zuster was Timna. ~
3265 Luk 1:9 | priesterlijke bediening, hem te lote was gevallen, dat hij zoude
3266 Mal 3:3 | En Hij zal zitten, louterende, en het zilver reinigende,
3267 Matt 17:5 | hij nog sprak, ziet, een luchtige wolk heeft hen overschaduwd;
3268 Ric 17:9 | dan stil zijn? Weest niet lui om te trekken, dat gij henen
3269 Exo 34:50 | deze woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik een
3270 Fili 4:8 | liefelijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is, en
3271 Hoo 4:8 | van de bergen der luipaarden. ~
3272 Jer 18:19 | 19 HEERE! luister naar mij, en hoor naar de
3273 Gen 22:16 | 16 En Abraham luisterde naar Efron; en Abraham woog
3274 Zac 1:4 | zij hoorden niet, en zij luisterden niet naar Mij, spreekt de
3275 Pred 2:5 | Ik maakte mij hoven en lusthoven, en ik plantte bomen in
3276 Jes 19:10 | worden, allen, die voor loon lustige staande wateren maken. ~
3277 Nah 3:9 | er was geen einde; Put en Lybea waren tot uw hulp. ~
3278 Hand 8:11 | stemmen, en zeiden in het Lycaonisch: De goden zijn den mensen
3279 Hand 21:5 | kwamen wij aan te Myra in Lycie. ~
3280 Hand 8:6 | gevlucht naar de steden van Lykaonie, namelijk Lystre en Derbe,
3281 Luk 3:1 | het land Trachonitis, en Lysanias een viervorst over Abilene; ~
3282 Joz 13:13 | Maachathieten niet; maar Gezur en Maachath woonden in het midden van
3283 Jer 40:8 | en Jezanja, de zoon eens Maachathiets, zij en hun mannen. ~
3284 Ezra 10:34 | Van de kinderen van Bani: Maadai, Amram, en Uel, ~
3285 Neh 12:5 | 5 Mijamin, Maadja, Bilga, ~
3286 1Tim 5:23 | gebruik een weinig wijn, om uw maag en uw menigvuldige zwakheden. ~
3287 1Sa 6:13 | 13 En die van Beth-Semes maaiden den tarweoogst in het dal,
3288 Num 11:8 | daar, en verzamelde het, en maalde het met molens, of stiet
3289 Pred 12:3 | zichzelven zullen krommen, en de maalsters zullen stilstaan, omdat
3290 1Kon 5:14 | Libanon, tien duizend des maands bij beurten; een maand waren
3291 Jes 30:22 | ze wegwerpen gelijk een maanstondig kleed, en tot elk van
3292 Matt 17:15 | over mijn zoon; want hij is maanziek, en is in zwaar lijden;
3293 Matt 4:24 | van den duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en Hij genas
3294 Joz 15:59 | 59 En Maarath, en Beth-Anoth, en Eltekon;
3295 Spre 31:1 | koning Lemuel; de last, maarmede zijn moeder hem onderwees. ~
3296 Luk 3:26 | 26 Den zoon van Maath, den zoon van Mattathias,
3297 Open 6:6 | vier dieren, die zeide: Een maatje tarwe voor een penning,
3298 Open 6:6 | voor een penning, en drie maatjes gerst voor een penning;
3299 1Kro 2:27 | eerstgeborene van Jerahmeel waren Maaz, en Jamin, en Eker. ~
3300 Neh 10:8 | 8 Maazia, Bilgai, Semaja. Dit waren
3301 1Kro 25:18 | vier en twintigste voor Maazja. ~
3302 Hand 21:2 | wij af; en Aristarchus, de Macedonier van Thessalonica, was met
3303 Hand 10:9 | gezicht gezien: er was een Macedonisch man staande, die hem bad
3304 Ric 17:12 | noemden zij deze plaats, Machane-Dan, tot op dezen dag; ziet,
3305 1Kro 12:13 | 13 Jirmeja de tiende; Machbannai de elfde. ~
3306 1Kro 2:49 | baarde Seva, den vader van Machbena, en den vader van Gibea;
3307 Num 13:15 | van Gad, Guel, de zoon van Machi. ~
3308 Num 26:29 | Machir het geslacht der Machirieten; Machir nu gewon Gilead;
3309 Exo 6:18 | En de zonen van Merari: Machli en Musi; dit zijn de huisgezinnen
3310 Num 26:58 | Hebronieten, het geslacht der Machlieten, het geslacht der Muzieten,
3311 Ezra 10:40 | 40 Machnadbai, Sasai, Sarai, ~
3312 Spre 30:26 | De konijnen zijn een machteloos volk; nochtans stellen zij
3313 Mark 1:22 | want Hij leerde hen, als machthebbende, en niet als de Schriftgeleerden. ~
3314 Hand 17:26 | Claudius Lysias aan den machtigsten stadhouder Felix groetenis. ~
3315 Job 25:6 | te min de mens, die een made is, en des mensen kind,
3316 Jes 14:11 | geklank uwer luiten; de maden zullen onder u gestrooid
3317 Jer 48:2 | volk meer zij; ook gij, o Madmen! zult nedergehouwen
3318 Jes 10:31 | 31 Madmena vliedt weg, de inwoners
3319 Ezra 2:30 | 30 De kinderen van Magbis, honderd zes en vijftig. ~
3320 Matt 15:39 | kwam in de landpalen van Magdala. ~ ~
3321 Eze 34:20 | klein vee, en tussen het magere klein vee. ~
3322 Neh 10:20 | 20 Magpias, Mesullam, Hezir, ~
3323 Neh 11:4 | van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez; ~
3324 2Kro 26:11 | Jeiel, den schrijver, en Mahaseja, den ambtman; onder de hand
3325 1Kro 7:18 | baarde Ishod, en Abiezer, en Mahela. ~
3326 Num 3:33 | Merari is het geslacht der Mahelieten, en het geslacht der Musieten;
3327 Jes 8:3 | tot mij: Noem zijn naam MAHER-SCHALAL, CHAZ-BAZ. ~
3328 Ezra 8:18 | verstand, van de kinderen van Mahli, den zoon van Levi, den
3329 1Kon 4:31 | en Darda, de zonen van Mahol; en zijn naam was onder
3330 Luk 3:31 | van Meleas, den zoon van Mainan, den zoon van Mattatha,
3331 1Kon 4:9 | 9 De zoon van Deker in Makaz, en in Saalbim, en Beth-Semes,
3332 Luk 3:37 | van Jared, den zoon van Malaleel, den zoon van Kainan, ~
3333 Num 26:45 | Malchiel het geslacht der Malchielieten. ~
3334 1Kro 3:18 | 18 Dezes zonen waren Malchiram, en Pedaja, en Senazar,
3335 1Sa 31:2 | Jonathan, en Abinadab, en Malchisua, de zonen van Saul. ~
3336 Joha 18:10 | van den dienstknecht was Malchus. ~
3337 2Sa 1:9 | en dood mij; want deze malienkolder heeft mij opgehouden; want
3338 Pred 12:4 | is een nederig geluid der maling, en hij opstaat op de stem
3339 Hand 7:1 | en Lucius van Cyrene, en Manahen, die met Herodes den viervorst
3340 1Kro 2:54 | Beth-Joab, en de helft der Manathieten, en de Zorieten. ~
3341 2Kor 11:33 | door een venster in een mand over den muur nedergelaten,
3342 Deu 15:21 | daaraan zal zijn, hetzij mank of blind, of enig kwaad
3343 Open 12:5 | 5 En zij baarde een mannelijken zoon, die al de heidenen
3344 Deu 23:1 | of uitgesneden is aan de mannelijkheid, zal in de vergadering des
3345 Gen 2:23 | mijn vlees! Men zal haar Manninne heten, omdat zij uit den
3346 Eze 16:17 | gegeven had, en gij hebt u mansbeelden gemaakt, en gij hebt met
3347 2Kon 8:12 | vuur zetten, en hun jonge manschap met het zwaard doden, en
3348 Jes 3:22 | De wisselklederen, en de manteltjes, en de hoedjes, en de buidels, ~
3349 1Sa 27:2 | tot Achis, den zoon van Maoch, den koning van Gath. ~
3350 Ric 9:12 | Sidoniers, en Amalekieten, en Maonieten, die u onderdrukten, toen
3351 Joz 19:11 | opwaarts naar het westen en Mar-ala, en reikt tot Dabbaseth,
3352 1Kor 16:22 | die zij een vervloeking; Maran-atha! ~
3353 Joz 15:44 | En Kehila, en Achzib, en Mareza; negen steden en haar dorpen. ~
3354 Hand 11:5 | enige boze mannen uit de marktboeven, en maakten, dat het volk
3355 Est 1:6 | van porfier steen, en van marmer, en albast, en kostelijke
3356 Open 18:12 | koper, en van ijzer, en van marmersteen; ~
3357 1Kro 30:2 | allerlei kostelijke stenen, en marmerstenen in menigte. ~
3358 Mic 1:12 | Want de inwoneres van Maroth is krank om des goeds wil;
3359 Est 1:14 | Admatha, Tharsis, Meres, Marsena, Memuchan, zeven vorsten
3360 1Kro 6:74 | En van den stam van Aser: Masal en haar voorsteden, en Abdor
3361 2Kon 25:13 | rechterhand van de berg Mashith, die Salomo, de koning van
3362 1Kro 9:12 | den zoon van Malchija; en Massi, de zoon van Adiel, den
3363 Jes 33:23 | geworden, zij zullen hun mastboom niet kunnen recht stijf
3364 Eze 27:5 | den Libanon gehaald, om masten voor u te maken. ~
3365 Luk 3:37 | 37 Den zoon van Mathusala, den zoon van Enoch, den
3366 1Sa 10:21 | zo werd het geslacht van Matri geraakt; en Saul, de zoon
3367 2Kon 11:18 | verbraken zij recht wel; en Mattan, den priester van Baal,
3368 Ezra 10:33 | kinderen van Hasum: Mathnai, Mattata, Zabad, Elifelet, Jeremai,
3369 Luk 3:31 | van Mainan, den zoon van Mattatha, den zoon van Nathan, den
3370 Neh 12:19 | 19 En van Jojarib, Matthenai; van Jedaja, Uzzi; ~
3371 Deu 28:65 | bezwijking der ogen, en mattigheid der ziel. ~
3372 Dan 11:38 | En hij zal den god Mauzzim in zijn standplaats eren;
3373 Gen 10:23 | Uz, en Hul, en Gether, en Maz. ~
3374 Job 37:32 | 32 Kunt gij de Mazzaroth voortbrengen op haar tijd,
3375 Joz 19:46 | 46 En Me-Jarkon, en Rakkon, met de landpale
3376 Joz 13:4 | land der Kanaanieten, en Meara, die van de Sidoniers is,
3377 2Sa 23:27 | Abi-ezer, de Anetothiet; Mebunnai, de Husathiet; ~
3378 1Kro 11:36 | 36 Hefer, de Mecherathiet; Ahia, de Peloniet; ~
3379 Gen 33:39 | naam zijner huisvrouw was Mechetabeel, een dochter van Matred,
3380 1Kro 4:11 | broeder van Suha, gewon Mechir; hij is de vader van Eston. ~
3381 Neh 11:28 | 28 En te Ziklag, en in Mechona en haar onderhorige plaatsen, ~
3382 2Kor 6:1 | 1 En wij, als medearbeidende, bidden u ook, dat gij de
3383 2Kor 1:11 | 11 Alzo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed,
3384 2Kor 6:14 | de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met
3385 Efez 3:6 | van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten Zijner belofte in Christus,
3386 Heb 13:16 | vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; want aan zodanige
3387 1Tim 6:18 | in goede werken, gaarne mededelende zijn, en gemeenzaam; ~
3388 2Kor 9:13 | over de goeddadigheid der mededeling aan hen en aan allen; ~
3389 Joha 11:16 | Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat
3390 2Sa 17:11 | menigte; en dat uw persoon medega in den strijd. ~
3391 Open 1:9 | die ook uw broeder ben, en medegenoot in de verdrukking, en in
3392 Rom 16:7 | Junias, mijn magen, en mijn medegevangenen, welke vermaard zijn onder
3393 Psa 45:15 | die achter haar zijn, haar medegezellinnen, zullen tot u gebracht worden. ~
3394 2Kor 12:18 | gebeden, en den broeder medegezonden; heeft ook Titus van u zijn
3395 1Pet 3:8 | zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende,
3396 1Pet 4:4 | vreemd houden, als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting
3397 Mark 15:7 | Bar-abbas, gevangen met andere medeoproermakers, die in het oproer een doodslag
3398 1Pet 5:1 | zijn, vermaan ik, die een medeouderling, en getuige des lijdens
3399 Hand 2:9 | 9 Parthers, en Meders, en Elamieten, en de inwoners
3400 1Pet 5:13 | 13 U groet de medeuitverkorene Gemeente, die in Babylon
3401 Rom 8:28 | liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen,
3402 1Kor 16:16 | en aan een iegelijk, die medewerkt en arbeidt. ~
3403 Jes 21:2 | op, o Elam! beleger ze, o Media! Ik heb al haar zuchting
3404 Jer 46:11 | Tevergeefs vermenigvuldigt gij de medicijnen, er is geen heling voor
3405 1Kro 1:50 | van Matred, dochter van Mee-Sahab. ~
3406 1Kro 12:40 | muildieren, en op runderen, meelspijs, stukken vijgen, en stukken
3407 Jes 34:15 | 15 Daar zal de wilde meerle nestelen en leggen, en haar
3408 Num 24:1 | ditmaal niet heen, gelijk meermalen, tot de toverijen; maar
3409 Gen 34:19 | ander: Ziet, daar komt die meester-dromer aan! ~
3410 Nah 3:4 | zeer bevallige hoer, der meesteres der toverijen, die met haar
3411 Open 11:1 | een rietstok gegeven, een meetroede gelijk; en de engel stond
3412 2Sa 16:1 | toen ontmoette hem Ziba, Mefiboseths jongen, met een paar gezadelde
3413 Zac 12:11 | Hadadrimmon, in het dal van Megiddon. ~
3414 Est 1:10 | den wijn, zeide hij tot Mehuman, Biztha, Charbona, Bigtha
3415 Ezra 2:50 | van Asna, de kinderen der Mehunim, de kinderen der Nefusim; ~
3416 1Tim 1:10 | mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, en zo er iets anders tegen
3417 Zac 8:5 | worden met knechtjes en meisjes, spelende op haar straten. ~
3418 Neh 3:7 | aan hun hand verbeterden Melatja, de Gibeoniet, en Jadon,
3419 Gen 36:37 | aan mij, en doe van mij melding bij Farao, en maak, dat
3420 Jes 16:3 | verbergt de verdrevenen, en meldt den omzwervende niet. ~
3421 Luk 3:31 | 31 Den zoon van Meleas, den zoon van Mainan, den
3422 Neh 12:14 | 14 Van Melichu, Jonathan; van Sebanja,
3423 Hand 22:1 | verstonden zij, dat het eiland Melite heette. ~
3424 Ric 4:19 | dorst. Toen opende zij een melkfles, en gaf hem te drinken,
3425 1Sa 17:18 | 18 Maar breng deze tien melkkazen aan de oversten over duizend;
3426 1Sa 7:9 | 9 Toen nam Samuel een melklam, en hij offerde het geheel
3427 Job 21:24 | 24 Zijn melkvaten waren vol melk, en het merg
3428 Psa 75:9 | wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit;
3429 Joha 19:39 | gekomen was), brengende een mengsel van mirre en aloe; omtrent
3430 Luk 8:29 | uitvaren; want hij had hem menigen tijd bevangen gehad; en
3431 Psa 150:2 | mogendheden; looft Hem naar de menigvuldigheid Zijner grootheid! ~
3432 Eze 39:15 | doorgaan, en als iemand een mensenbeen ziet, zo zal hij een merkteken
3433 1Tim 1:10 | die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen,
3434 Eze 4:15 | rundermest gegeven voor mensendrek, zo zult gij uw brood daarmede
3435 Jes 29:13 | waarmede zij Mij vrezen, mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn; ~
3436 Job 7:20 | gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot
3437 Eze 36:38 | eenzame steden vol zijn van mensenkudden; en zij zullen weten, dat
3438 Hand 11:29 | steen gelijk zij, welke door mensenkunst en bedenking gesneden zijn. ~
3439 Joha 8:44 | vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in
3440 Dan 7:8 | hoorn waren ogen als mensenogen, en een mond, grote dingen
3441 2Sa 7:14 | misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen
3442 2Pet 2:16 | stomme dier, sprekende met mensenstem, heeft des profeten dwaasheid
3443 Spre 30:2 | dan iemand; en ik heb geen mensenverstand; ~
3444 Hos 11:4 | 4 Ik trok ze met mensenzelen, met touwen der liefde,
3445 Eze 27:13 | waren uw kooplieden; met mensenzielen en koperen vaten dreven
3446 Ric 8:37 | van den weg van den eik Meonenim. ~
3447 1Kro 4:14 | 14 En Meonothai gewon Ofra; en Seraja gewon
3448 Neh 12:12 | vaderen: van Seraja was Meraja; van Jeremia, Hananja; ~
3449 Num 26:57 | Merari het geslacht der Merarieten. ~
3450 Jer 50:21 | 21 Tegen het land Merathaim, trek tegen hetzelve op,
3451 Hand 8:12 | Barnabas Jupiter, en Paulus Mercurius, omdat hij het woord voerde. ~
3452 1Kor 15:6 | eenmaal, van welken het meren deel nog over is, en sommigen
3453 Est 1:14 | Sethar, Admatha, Tharsis, Meres, Marsena, Memuchan, zeven
3454 Job 21:24 | melkvaten waren vol melk, en het merg zijner benen was bevochtigd. ~
3455 Psa 66:15 | 15 Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk
3456 Psa 73:8 | 8 Zij mergelen de lieden uit, en spreken
3457 Gen 24:28 | En zij zeiden: Wij hebben merkelijk gezien, dat de HEERE met
3458 Ric 4:47 | 23 Vloekt Meroz, zegt de Engel des HEEREN,
3459 Est 49:3 | kemelen, op muildieren, van merrien geteeld; ~
3460 Gen 10:30 | 30 En hun woning was van Mescha af, daar gij gaat naar Sefar,
3461 1Kro 9:12 | van Mesullam, den zoon van Mesillemith, den zoon van Immer. ~
3462 1Kro 4:34 | 34 Doch Mesobab, en Jamlech, en Josa, de
3463 Luk 14:35 | tot het land, noch tot den mesthoop bekwaam; men werpt het weg.
3464 Mal 4:2 | uitgaan, en toenemen, als mestkalveren. ~
3465 Amos 6:4 | kalveren uit het midden van den meststal. ~
3466 Jes 11:6 | en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske
3467 2Kon 23:19 | de naam zijner moeder was Mesullemet, een dochter van Haruz van
3468 1Kor 13:1 | zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden. ~
3469 Psa 28:1 | houdt, vergeleken worde metdegenen, die in den kuil nederdalen. ~
3470 2Sa 8:1 | ten onder; en David nam Meteg-Amma uit der Filistijnen hand. ~
3471 Jer 9:20 | weeklagen, en elke een haar metgezellin klaagliederen. ~
3472 Ric 13:20 | huisvrouw van Simson werd zijns metgezels, die hem vergezelschapt
3473 1Kro 1:3 | 3 Henoch, Methusalah, Lamech, ~
3474 Joha 2:6 | elk houdende twee of drie metreten. ~
3475 2Kro 26:7 | Gur-Baal woonden, en tegen de Meunieten. ~
3476 Neh 7:52 | van Bezai, de kinderen van Meunim, de kinderen van Nefussim; ~
3477 Gen 33:39 | van Matred, de dochter van Mezahab. ~
3478 1Kro 11:47 | en Obed, en Jaaziel van Mezobaja. ~
3479 1Kro 11:38 | de broeder van Nathan; Mibhar, de zoon van Geri; ~
3480 2Sa 21:8 | daartoe de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die
3481 1Kro 9:8 | zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam, de zoon van
3482 Psa 55:18 | en des morgens, en des middags zal ik klagen en getier
3483 Jer 20:16 | morgenstond een geroep, en op den middagtijd een geschrei. ~
3484 Gal 3:19 | engelen besteld in de hand des Middelaars. ~
3485 Efez 2:14 | een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken
3486 2Kon 22:4 | gebeurde nu, als Jesaja uit het middelvoorhof nog niet gegaan was, dat
3487 Gen 14:34 | deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel
3488 Joz 15:61 | de woestijn: Beth-araba, Middin en Sechacha, ~
3489 Num 10:29 | den zoon van Rehuel, den Midianiet, den schoonvader van Mozes:
3490 Spre 6:6 | 6 Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen,
3491 Spre 30:25 | 25 De mieren zijn een onsterk volk; evenwel
3492 Neh 3:31 | tegenover de poort van Mifkad, en tot de opperzaal van
3493 Gen 32:21 | zijn tent op gene zijde van Migdal-Eder. ~
3494 Joz 19:38 | 38 En Jiron, en Migdal-El, Horem en Beth-Anath, en
3495 Joz 15:37 | 37 Zenan, en Hadasa, en Migdal-gad, ~
3496 Ezra 10:25 | en Jezia, en Malchia, en Mijamim, en Eleazar, en Malchia,
3497 Matt 5:41 | zo wie u zal dwingen een mijl te gaan, gaat met hem twee
3498 Matt 5:41 | gaan, gaat met hem twee mijlen. ~
3499 Psa 28:7 | vreugde, en ik zal Hem met mijngezang loven. ~
3500 Neh 12:36 | broeders, Semaja, en Azareel, Milalai, Gilalai, Maai, Nethaneel,
3501 Jes 32:5 | de gierige zal niet meer mild geheten worden. ~
3502 Jes 32:5 | niet meer genoemd worden milddadig, en de gierige zal niet
3503 Jes 32:8 | 8 Maar een milddadige beraadslaagt milddadigheden,
3504 Psa 68:10 | 10 Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God!
3505 Gen 23:60 | wordt gij tot duizenden millioenen, en uw zaad bezitte de poort
3506 Jer 51:27 | koninkrijken van Ararat, Minni en Askenaz; bestelt
3507 Eze 27:17 | kooplieden; met tarwe van Minnit en Pannag, en honig, en
3508 Ric 10:33 | af tot daar gij komt te Minnith, twintig steden, en tot
3509 Matt 25:45 | zoveel gij dit een van deze minsten niet gedaan hebt, zo hebt
3510 1Kro 8:10 | 10 En Jeuz, en Sochja, en Mirma; dezen zijn zijne zonen,
3511 Est 6:1 | versieringen, zes maanden met mirre-olie, en zes maanden met specerijen,
3512 Hoo 4:6 | vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg, en tot den wierookheuvel. ~
3513 Exo 30:34 | welriekende specerijen, mirresap, en oniche, en galban, deze
|