151-aller | allon-beter | beth--doorl | doorn-gerst | geruc-hoofd | hoogg-kolos | komko-mirre | mirte-onver | onvru-ried | rietg-sprei | spren-uitwe | uitwi-verze | verzi-winke | winst-zwomm
Book Chapter: Verse
3514 Neh 8:16 | olieachtige bomen, en takken van mirtebomen, en takken van palmbomen,
3515 Joz 19:26 | Allammelech, en Am-ad, en Mis-al; en zij reikt aan Karmel
3516 Joz 22:3 | En van den stam van Aser, Misal en haar voorsteden, Abdon
3517 1Kro 8:12 | Elpaal nu waren Eber, en Misam, en Semed; deze heeft Ono
3518 1Kor 9:18 | in het Evangelie niet te misbruiken. ~
3519 1Kor 7:31 | wereld gebruiken, als niet misbruikende; want de gedaante dezer
3520 Luk 22:37 | namelijk: En Hij is met de misdadigen gerekend. Want ook die dingen,
3521 Mark 15:28 | daar zegt: En Hij is met de misdadigers gerekend. ~
3522 2Sa 7:14 | een zoon; dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede
3523 Job 21:10 | niet; zijn koe kalft, en misdraagt niet. ~
3524 Exo 23:26 | 26 Er zal geen misdrachtige, noch onvruchtbare in uw
3525 Gen 28:38 | en uw geiten hebben niet misdragen, en de rammen uwer kudde
3526 Hos 9:14 | Gij geven? Geef hun een misdragende baarmoeder, en uitdrogende
3527 Neh 2:10 | mishaagde het hun met groot mishagen, dat er een mens gekomen
3528 Kol 2:4 | ik, opdat niet iemand u misleide met beweegredenen, die een
3529 Jes 30:28 | der ijdelheid, en als een misleidende toom in de kinnebakkens
3530 Matt 6:16 | de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat
3531 1Kro 12:10 | 10 Mismanna de vierde; Jirmeja de vijfde; ~
3532 2Kor 4:8 | twijfelmoedig, doch niet mismoedig; ~
3533 Job 6:26 | en zullen de redenen des mismoedigen voor wind zijn? ~
3534 Neh 7:7 | Nahamani, Mordechai, Bilsan, Mispereth, Bigvai, Nehim en Baena.
3535 1Kro 2:53 | en de Sumathieten, en de Misraieten; van dezen zijn uitgegaan
3536 Ric 19:16 | een haar, dat het hun niet miste. ~
3537 1Kro 11:43 | van Maacha, en Josafat, de Mithniet; ~
3538 Hand 14:14 | wij hem in, en kwamen te Mitylene. ~
3539 Ezra 2:2 | Reelaja, Mordechai, Bilsan, Mizpar, Bigvai, Rehum en Baena.
3540 Hand 15:16 | leidende met zich een zekeren Mnason, van Cyprus, een ouden discipel,
3541 Neh 12:17 | Zichri; van Minjamin, van Moadja, Piltai; ~
3542 Eze 47:11 | 11 Doch haar modderige plaatsen en haar moerassen
3543 Kol 3:21 | kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden. ~
3544 1Tim 1:9 | den vadermoorders en den moedermoorders, den doodslagers, ~
3545 Spre 28:1 | maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw. ~
3546 Gen 45:6 | doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt. ~
3547 Exo 21:14 | iemand tegen zijn naaste moedwillig gehandeld heeft, om hem
3548 Deu 21:18 | 18 Wanneer iemand een moedwilligen en wederspannigen zoon heeft,
3549 Eze 47:11 | modderige plaatsen en haar moerassen zullen niet gezond worden,
3550 Luk 17:6 | mostaardzaad, gij zoudt tegen dezen moerbezienboom zeggen: Word ontworteld,
3551 Luk 11:42 | munte, en ruite, en alle moeskruid, en gij gaat voorbij het
3552 2Kon 4:39 | kwam, en sneed ze in den moespot; want zij kenden ze niet. ~
3553 Hos 9:6 | Egypte zal ze verzamelen, Mof zal ze begraven; begeerte
3554 Lev 11:30 | hagedis, en de slak, en de mol; ~
3555 1Kro 7:18 | Belangende nu zijn zuster Molecheth, zij baarde Ishod, en Abiezer,
3556 Deu 24:6 | 6 Men zal beide molenstenen, immers den bovensten molensteen,
3557 1Kro 2:29 | die baarde hem Achban en Molid. ~
3558 Jes 2:20 | buigen, wegwerpen voor de mollen en de vledermuizen; ~
3559 2Sa 12:19 | David zag, dat zijn knechten mompelden; zo merkte David, dat het
3560 2Kro 26:11 | benden, naar het getal hunner monstering, daar de hand van Jeiel,
3561 Jes 13:4 | de HEERE der heirscharen monstert het krijgsheir. ~
3562 Matt 21:13 | maar gij hebt dat tot een moordenaarskuil gemaakt. ~
3563 Job 24:14 | 14 Met het licht staat de moorder op, doodt den arme en den
3564 Jer 9:8 | 8 Hun tong is een moordpijl, zij spreekt bedrog; een
3565 Est 50:4 | landschappen; want die man, Morde chai, werd doorgaans groter. ~
3566 Mic 1:14 | Daarom geef geschenken aan Morescheth-Gaths; de huizen van Achzib zullen
3567 Exo 29:41 | daarmede doen gelijk met het morgenspijsoffer, en gelijk met het drankoffer
3568 Job 37:7 | 7 Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen,
3569 Spre 27:22 | stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het
3570 Num 11:8 | molens, of stiet het in mortieren, en zood het in potten,
3571 Deu 10:6 | van Beeroth-Bene-jaakan en Mosera. Aldaar stierf Aaron, en
3572 Job 27:18 | bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte
3573 Luk 16:7 | schuldig? En hij zeide: Honderd mudden tarwe. En hij zeide tot
3574 Matt 23:24 | blinde leidslieden, die de mug uitzijgt, en den kemel doorzwelgt. ~
3575 Psa 32:9 | gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft,
3576 Eze 27:14 | paarden, en ruiteren, en muilezels op uw markten. ~
3577 Lev 11:29 | zijn: het wezeltje, en de muis, en de schildpad, naar haar
3578 Gen 42:21 | en Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en Ard. ~
3579 Joha 7:32 | dat de schare dit van Hem murmelde; en de Farizeen en de overpriesters
3580 Deu 1:27 | 27 En gij murmureerdet in uw tenten, en zeidet:
3581 Num 3:33 | Mahelieten, en het geslacht der Musieten; dit zijn de geslachten
3582 Psa 9:1 | den opperzangmeester, op Muth-Labben. ~
3583 Eze 26:9 | 9 En hij zal muurbrekers tegen uw muren stellen,
3584 Num 26:58 | Machlieten, het geslacht der Muzieten, het geslacht der Korachieten.
3585 Hand 21:5 | zijnde, kwamen wij aan te Myra in Lycie. ~
3586 Joha 19:23 | rok. De rok nu was zonder naad, van boven af geheel geweven. ~
3587 Mark 2:21 | 21 En niemand naait een lap ongevold laken op
3588 Jes 66:5 | Houd u tot uzelven, en naak tot mij niet, want ik ben
3589 Num 26:40 | Naaman het geslacht der Naamieten. ~
3590 1Kro 7:28 | plaatsen; en tegen het oosten Naaran, en tegen het westen Gezer
3591 1Kro 11:37 | 37 Hezro, de Karmeliet; Naari, de zoon van Ezbai; ~
3592 2Kor 8:22 | naarstig is; en nu veel naarstiger, door het groot vertrouwen,
3593 Num 27:11 | zijn erfenis geven aan zijn naastbestaande, die hem de naaste van zijn
3594 Gen 23:80 | eerstgeborene van Ismael, Nabajoth; daarna Kedar, en Adbeel,
3595 Jes 46:5 | Wien zoudt gijlieden Mij nabeelden, en evengelijk maken, en
3596 Exo 3:22 | elke vrouw zal van haar naburin, en van de waardin haars
3597 Rut 4:17 | 17 En de naburinnen gaven hem een naam, zeggende:
3598 Num 13:14 | Van de stam van Nafthali, Nachbi, de zoon van Wofsi. ~
3599 2Sa 6:6 | Als zij nu kwamen tot aan Nachons dorsvloer, zo strekte Uza
3600 Luk 3:34 | van Thara, den zoon van Nachor, ~
3601 Hoo 5:2 | dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen. ~
3602 Jes 34:14 | metgezel toeroepen; ook zal het nachtgedierte zich aldaar nederzetten,
3603 Jes 24:20 | bewogen worden, gelijk een nachthut; en haar overtreding zal
3604 Jes 1:8 | in den wijngaard, als een nachthutje in den komkommerhof als
3605 Oba 1:5 | Zo er dieven, zo er nachtrovers tot u gekomen waren (hoe
3606 Jes 14:23 | stellen tot een erve der nachtuilen, en tot waterpoelen; en
3607 Luk 2:8 | het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde. ~
3608 Matt 24:43 | huizes geweten had, in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou
3609 Psa 49:18 | medenemen, zijn eer zal hem niet nadalen. ~
3610 1Tim 6:4 | twist, lasteringen, kwade nadenkingen. ~
3611 1Sa 17:41 | ging ook heen, gaande en naderende tot David, en zijn schilddrager
3612 Gen 4:22 | zuster van Tubal-Kain was Naema. ~
3613 Joz 12:23 | 23 De koning van Dor, tot Nafath-Dor, een; de koning der heidenen
3614 Joz 11:2 | en in de laagte, en in Nafoth-Dor, aan de zee waren; ~
3615 Hos 2:4 | zegt: Ik zal mijn boelen nagaan, die mij mijn brood en mijn
3616 Deu 28:57 | 57 En dat om haar nageboorte, die van tussen haar voeten
3617 Num 16:40 | 40 Ter nagedachtenis voor de kinderen Israels,
3618 Exo 21:13 | 13 Doch die hem niet nagesteld heeft, maar God heeft hem
3619 1Tim 5:10 | heeft, zo zij alle goed werk nagetracht heeft. ~
3620 Luk 3:25 | zoon van Esli, den zoon van Naggai, ~
3621 Gen 29:19 | ook allen, die de kudden nagingen, zeggende: Naar ditzelfde
3622 Ric 1:30 | niet, noch de inwoners van Nahalol; maar de Kanaanieten woonden
3623 1Kro 4:19 | huisvrouw Hodija, de zuster van Naham, waren Abi-Kehila, de Garmiet,
3624 Neh 7:7 | Nehemia, Azaria, Raamja, Nahamani, Mordechai, Bilsan, Mispereth,
3625 2Sa 23:37 | 37 Zelek, de Ammoniet; Naharai, de Beerothiet, de wapendrager
3626 Joz 16:7 | van Janoah naar Ataroth en Naharoth, en stoot aan Jericho, en
3627 1Kro 8:2 | 2 Naho, den vierde, en Rafa, den
3628 Ric 7:33 | zich omkeerden, en de Baals nahoereerden; en zij stelden zich Baal-Berith
3629 Gen 11:29 | was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was Milka, een
3630 1Kro 11:39 | 39 Zelek, de Ammoniet; Nahrai, de Berothiet, wapendrager
3631 Luk 7:11 | ging naar een stad, genaamd Nain, en met Hem gingen velen
3632 Psa 39:21 | tegen, omdat ik het goede najaag. ~
3633 Joz 2:7 | uitgegaan waren, die hen najaagden. ~
3634 Joz 8:20 | zich tegen degenen, die hen najoegen. ~
3635 Dan 8:7 | 7 En ik zag hem, nakende aan den ram, en hij verbitterde
3636 Pred 2:12 | een mens, die den koning nakomen zal, doen hetgeen alrede
3637 Spre 31:25 | kleding; en zij lacht over den nakomenden dag. ~
3638 Exo 23:5 | ziet liggen, zult gij dan nalatig zijn, om het uwe te verlaten
3639 2Kon 5:21 | Naaman zag, dat hij hem naliep, viel hij van den wagen
3640 Eze 16:34 | vrouwen, dewijl men u niet naloopt, om te hoereren; want als
3641 Rom 16:11 | die van het huisgezin van Narcissus zijn, degenen namelijk,
3642 Spre 2:4 | haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten; ~
3643 2Kon 25:11 | HEEREN, tot de kamer van Nathan-Melech, den hoveling, die in Parvarim
3644 2Kro 18:7 | en tot Zecharja, en tot Nathaneel, en tot Michaja, opdat men
3645 Spre 11:27 | welgevalligheid; maar wie het kwade natracht, dien zal het overkomen. ~
3646 Luk 3:25 | zoon van Amos, den zoon van Naum, den zoon van Esli, den
3647 Job 40:6 | elkeen gesloten als met een nauwdrukkend zegel. ~
3648 Eze 42:5 | bovenste kameren nu waren nauwer (omdat de galerijen hoger
3649 1Kon 7:33 | wagenrad; hun assen, en hun naven, en hun randen, en hun spaken
3650 Ric 8:4 | lichtvaardige mannen, die hem navolgden. ~
3651 Deu 29:22 | 22 Dan zal zeggen het navolgend geslacht, uw kinderen, die
3652 Ric 5:29 | als zij onderzochten en navraagden, zo zeide men: Gideon, de
3653 Deu 13:14 | onderzoeken, en naspeuren, en wel navragen; en ziet, het is de waarheid,
3654 1Sa 25:42 | maagden, die haar voetstappen nawandelden; zij dan volgde de boden
3655 Jer 2:2 | ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de woestijn, in
3656 Hand 18:5 | voorstander van de sekte der Nazarenen. ~
3657 Spre 11:27 | Wie het goede vroeg nazoekt, zoekt welgevalligheid;
3658 Joz 19:13 | Rimmon-Methoar, hetwelk is Nea. ~
3659 Hand 10:11 | en den volgende dag naar Neapolis. ~
3660 Neh 10:19 | 19 Harif, Anathoth, Nebai, ~
3661 Neh 11:34 | 34 Hadid, Zeboim, Neballat, ~
3662 Jer 39:13 | der trawanten, mitsgaders Nebusazban Rab-Saris en Nergal-Sarezer
3663 Psa 5:1 | opperzangmeester, op de Nechiloth. ~
3664 1Kro 3:18 | Senazar, Jekamja, Hosama en Nedabja. ~
3665 Zep 1:5 | des hemels, en die zich nederbuigende zweren bij den HEERE, en
3666 Joz 24:16 | goden, en u voor dezelve nederbuigt, zo zal de toorn des HEEREN
3667 Joha 20:5 | 5 En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen;
3668 Jes 25:5 | onstuimigheid der vreemdelingen nederdrukken; gelijk de hitte door de
3669 Mic 6:14 | verzadigd worden, en uw nederdrukking zal in het midden van u
3670 Zac 8:7 | opgangs, en uit het land des nedergangs der zon. ~
3671 Psa 57:7 | mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor
3672 Jona 1:5 | verlichten; maar Jona was nedergegaan aan de zijden van het schip,
3673 1Sa 6:18 | denwelken zij de ark des HEEREN nedergesteld hadden, die tot op dezen
3674 Jes 14:11 | Uw hovaardij is in de hel nedergestort, met het geklank uwer luiten;
3675 Eze 31:18 | bomen van Eden? Ja, gij zult nedergevoerd worden met de bomen van
3676 Job 37:6 | Waarop zijn haar grondvesten nedergezonken, of wie heeft haar hoeksteen
3677 Luk 1:48 | 48 Omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft
3678 Eze 29:15 | 15 En het zal nederiger zijn dan de andere koninkrijken,
3679 Eze 27:29 | zullen uit hun schepen nederklimmen; op het land zullen zij
3680 Jes 65:1 | hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van Uw aangezicht
3681 Exo 19:18 | omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur; en zijn rook ging
3682 1Sa 3:2 | als Eli op zijn plaats nederlag (en zijn ogen begonnen donker
3683 Jes 30:30 | heerlijke stem doen horen, en de nederlating Zijns arms doen zien, met
3684 Job 37:37 | kan de flessen des hemels nederleggen? ~
3685 Exo 17:11 | maar terwijl hij zijn hand nederliet, zo was Amalek de sterkste. ~
3686 Hand 21:30 | schip te vlieden, en de boot nederlieten in de zee, onder den schijn,
3687 Deu 24:13 | ondergaat, dat hij in zijn kleed nederligge, en u zegene; en het zal
3688 Hand 14:9 | hen sprak, door den slaap nederstortende, viel van de derde zoldering
3689 Spre 24:16 | goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen. ~
3690 Spre 24:17 | vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet
3691 Psa 78:31 | uitgelezenen van Israel nedervelde. ~
3692 Ezra 10:1 | wenende en zich voor Gods huis nederwerpende, verzamelde zich tot hem
3693 2Sa 22:48 | en de volken onder mij nederwerpt; ~
3694 Luk 22:55 | de zaal, en zij te zamen nederzaten, zat Petrus in het midden
3695 Psa 85:12 | gerechtigheid zal van den hemel nederzien. ~
3696 Job 39:20 | een koord, dat gij laat nederzinken? ~
3697 Neh 9:13 | 13 En Gij zijt neergedaald op den berg Sinai, en hebt
3698 Luk 6:38 | gegeven worden; een goede, neergedrukte, en geschudde en overlopende
3699 Num 23:24 | leeuw; het zal zich niet neerleggen, totdat het den roof gegeten,
3700 Joz 15:9 | tot aan de waterfontein Nefthoah, en uitgaan tot de steden
3701 Joz 18:15 | fontein der wateren van Neftoah. ~
3702 Ezra 2:50 | Mehunim, de kinderen der Nefusim; ~
3703 Neh 7:52 | Meunim, de kinderen van Nefussim; ~
3704 Mark 15:34 | 34 En ter negender ure, riep Jezus met een
3705 Joz 19:27 | noordwaarts naar Beth-Emek, en Nehiel, en komt uit tot Kabul ter
3706 Neh 7:7 | Bilsan, Mispereth, Bigvai, Nehim en Baena. Dit is het getal
3707 2Kon 26:8 | de naam zijner moeder was Nehusta, een dochter van Elnathan,
3708 2Kon 20:4 | hadden; en hij noemde haar Nehustan. ~
3709 1Kon 8:58 | 58 Neigende tot Zich ons hart, om in
3710 Num 26:12 | Nemuel, het geslacht der Nemuelieten; van Jamin het geslacht
3711 Rom 16:15 | Groet Filologus en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas,
3712 2Kon 19:30 | lieden van Chut maakten Nergal, en de lieden van Hamath
3713 Luk 3:27 | Salathiel, den zoon van Neri, ~
3714 Zep 2:9 | Ammons als Gomorra, een netelheide, en een zoutgroeve,
3715 Jes 3:18 | sieraad der kousebanden, en de netjes, en de maantjes. ~
3716 1Kon 7:17 | 17 De netten waren van nettenwerk, de banden van ketenwerk
3717 1Kon 7:9 | den grondslag tot aan de neutstenen een palm breed, en van buiten
3718 Klaa 1:130| Resch. De adem onzer neuzen, de gezalfde des HEEREN,
3719 Joz 15:43 | 43 En Jiftah, en Asna, en Nezib, ~
3720 2Kon 19:31 | 31 En de Avieten maakten Nibhaz en Tartak, en de Sefarvieten
3721 Joz 15:62 | 62 En Nibsan, en de Zoutstad, en Engedi;
3722 Luk 1:36 | 36 En zie, Elizabet, uw nicht, is ook zelve bevrucht,
3723 2Kon 4:35 | over hem uit; en de jongen niesde tot zevenmaal toe; daarna
3724 Zac 11:17 | 17 Wee den nietigen herder, den verlater der
3725 Jer 14:14 | gezicht, en waarzegging, en nietigheid, en bedriegerij huns harten. ~
3726 1Tim 3:6 | 6 Geen nieuweling, opdat hij niet opgeblazen
3727 1Pet 2:2 | 2 En, als nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig
3728 Job 40:9 | 9 Elk een zijner niezingen doet een licht schijnen;
3729 Hand 7:1 | Barnabas, en Simeon, genaamd Niger, en Lucius van Cyrene, en
3730 2Kor 12:20 | enigszins zijn twisten, nijdigheden, toorn, gekijf, achterklap,
3731 Tit 3:12 | benaarstig u tot mij te komen te Nikopolis; want aldaar heb ik voorgenomen
3732 Num 31:56 | en Dibon, en Jaezer, en Nimra, en Hesbon, en Eleale, en
3733 Luk 11:30 | 30 Want gelijk Jonas den Ninevieten een teken geweest is, alzo
3734 Gen 4:16 | en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. ~
3735 1Kro 5:19 | tegen Jethur, en Nafis, en Nodab. ~
3736 Exo 34:38 | offerande doen, en hij u nodigende, gij van hun offerande etet. ~
3737 Fili 1:24 | het vlees te blijven, is nodiger om uwentwil. ~
3738 Spre 9:3 | dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten
3739 Luk 3:36 | zoon van Sem, den zoon van Noe, den zoon van Lamech, ~
3740 1Pet 3:6 | gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochters gij
3741 Num 21:30 | hebben hen verwoest tot Nofat toe, welke tot Medeba toe
3742 1Kro 7:27 | 27 Zijn zoon was Non; zijn zoon Jozua. ~
3743 Jako 2:16 | zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid
3744 2Kor 9:7 | niet uit droefheid, of uit nooddwang; want God heeft een blijmoedigen
3745 1Kor 10:27 | iemand van de ongelovigen noodt, en gij daar gaan wilt,
3746 Gal 2:14 | naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de
3747 Hand 9:28 | last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: ~
3748 Gal 6:12 | tonen naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk
3749 Num 33:9 | Hazar-Enan; dit zal u de noorder landpale zijn. ~
3750 Hand 21:12 | zuidwesten en tegen het noordwesten. ~
3751 Hoo 6:11 | 11 Ik ben tot den notenhof afgegaan om de groene vruchten
3752 Tit 2:2 | 2 Dat de oude mannen nuchter zijn, stemmig, voorzichtig,
3753 Matt 18:6 | geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan
3754 Efez 4:29 | enige goede rede is tot nuttige stichting, opdat zij genade
3755 Hand 17:14 | vervloekt, niets te zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen
3756 Luk 17:2 | 2 Het zoude hem nuttiger zijn, dat een molensteen
3757 1Tim 4:3 | God geschapen heeft, tot nuttiging met dankzegging, voor de
3758 Kol 4:15 | die in Laodicea zijn, en Nymfas, en de Gemeente, die in
3759 Gen 10:28 | 28 En Obal, en Abimael, en Scheba, ~
3760 1Kro 28:30 | 30 En over de kemelen was Obil, de Ismaeliet; en over de
3761 2Kro 26:13 | strijdbare kracht zich ten oorlog oefenden, om den koning tegen den
3762 1Tim 4:8 | 8 Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut; maar
3763 Eze 44:7 | het vette en het bloed offerdet, en zij Mijn verbond verbraken,
3764 2Kro 8:12 | plaats verkoren tot een offerhuis. ~
3765 Ezra 8:25 | en de vaten, zijnde de offering van het huis onzes Gods
3766 Matt 27:6 | geoorloofd, dezelve in de offerkist te leggen, dewijl het een
3767 Eze 40:43 | en op de tafelen was het offervlees. ~
3768 Joz 18:24 | 24 Chefar-haammonai, en Ofni, en Gaba; twaalf steden
3769 Efez 6:6 | 6 Niet naar ogendienst, als mensenbehagers, maar
3770 Kol 3:22 | naar het vlees, niet met ogendiensten als mensenbehagers, maar
3771 Open 3:18 | worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt. ~
3772 1Kro 3:20 | 20 En Hasuba, en Ohel, en Berechja, en Hasadja,
3773 Eze 41:8 | zes ellen, de el tot den oksel toe genomen. ~
3774 Eze 13:18 | kussens naaien voor alle okselen der armen, en maken hoofddeksels
3775 Jer 38:12 | versleten lompen onder de oksels uwer armen, van onder aan
3776 Jes 41:19 | en den mirteboom, en den olieachtigen boom zetten; Ik zal in de
3777 Deu 8:8 | granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen, en van honig; ~
3778 Zac 4:14 | zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der
3779 Num 4:9 | zijn blusvaten, en al zijn olievaten, met welke zij aan denzelven
3780 Luk 19:37 | genaakte aan den afgang des Olijfbergs, begon al de menigte der
3781 Gen 8:11 | en ziet, een afgebroken olijfblad was in haar bek; zo merkte
3782 Lev 23:2 | brengen zuivere gestoten olijfolie, voor den luchter, om de
3783 Psa 128:3 | uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel. ~
3784 Jes 44:14 | des wouds; hij plant een olmboom, en de regen maakt dien
3785 Rom 16:15 | Nereus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen, die
3786 Lev 8:7 | kunstelijken riem des efods, en ombond hem daarmede. ~
3787 Est 36:1 | men ons verdelge, dode en ombrenge. Indien wij nog tot knechten
3788 Jer 49:5 | en niemand zal den omdolende vergaderen. ~
3789 Eze 41:24 | weten twee bladen, die men omdraaien kon; twee aan de ene deur,
3790 Hoo 7:1 | gij prinsendochter! de omdraaiingen uwer heupen zijn als kostelijke
3791 2Kor 4:10 | Heere Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van
3792 Pred 1:6 | noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder
3793 Jes 5:6 | zal niet besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en
3794 Heb 11:31 | is Rachab, de hoer, niet omgekomen met de ongehoorzamen, als
3795 Psa 65:11 | 11 Gij maakt zijn omgeploegde aarde dronken; Gij doet
3796 Psa 11:3 | 3Zekerlijk, de fondamenten worden omgestoten; wat heeft de rechtvaardige
3797 Eze 31:13 | des hemels woonden op zijn omgevallen stam, en alle dieren des
3798 2Sa 9:8 | Wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een doden hond,
3799 1Pet 3:3 | het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen
3800 1Sa 26:10 | strijd trekken, dat hij omkome. ~
3801 Dan 2:18 | overige wijzen van Babel niet omkwamen. ~
3802 Klaa 1:9 | daarom is zij wonderbaarlijk omlaag gedaald; zij heeft geen
3803 Joha 19:29 | vulden een spons met edik, en omlegden ze met hysop, en brachten
3804 Efez 6:11 | kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. ~
3805 Luk 4:37 | uit in alle plaatsen des omliggenden lands. ~
3806 Job 36:45 | naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij
3807 Matt 23:15 | gij geveinsden, want gij omreist zee en land, om een Jodengenoot
3808 Eze 27:19 | leverden Dan en Javan, de omreizer, op uw markten; glad ijzer,
3809 2Kon 6:15 | ging uit; en ziet, een heir omringde de stad met paarden en wagenen.
3810 Hand 20:13 | degenen, die met mij reisden, omschijnende. ~
3811 1Kro 14:14 | optrekken achter hen heen; maar omsingel hen van boven, en kom tot
3812 Spre 26:28 | en een gladde mond maakt omstoting. ~ ~ ~ ~ ~
3813 Deu 28:29 | omtasten, gelijk als een blinde omtast in het donkere, en uw wegen
3814 Deu 28:29 | Dat gij op den middag zult omtasten, gelijk als een blinde omtast
3815 Exo 38:17 | voorhofs waren met zilver omtogen. ~
3816 Exo 38:28 | overtrok hun hoofden, en omtoog ze met banden. ~
3817 Jes 5:2 | 2 En Hij heeft dien omtuind, en van stenen gezuiverd,
3818 Eze 13:11 | kalk pleisteren, dat hij omvallen zal; er zal een overstelpende
3819 Hand 14:10 | zijnde, viel op hem, en hem omvangende, zeide hij: Weest niet beroerd;
3820 Joha 11:44 | en zijn aangezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus
3821 Psa 41:5 | vertrouwen stelt, en niet omziet naar de hovaardigen, en
3822 Jes 51:14 | 14 De omzwevende gevangene zal haastelijk
3823 Spre 15:10 | 10 De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad
3824 Hos 4:16 | 16 Want Israel is onbandig, als een onbandige koe;
3825 Hos 4:16 | Israel is onbandig, als een onbandige koe; nu zal hen de HEERE
3826 Jako 2:13 | 13 Want een onbarmhartig oordeel zal gaan over dengene,
3827 Rom 1:31 | liefde, onverzoenlijken, onbarmhartigen; ~
3828 Hand 13:36 | gij stil zijt, en niets onbedachts doet. ~
3829 2Sa 6:7 | sloeg hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij
3830 Psa 17:1 | ter ore mijn gebed, met onbedriegelijke lippen gesproken. ~
3831 Jako 3:8 | mens temmen; zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van dodelijk
3832 Rom 2:5 | Maar naar uw hardigheid, en onbekeerlijk hart, vergadert gij uzelven
3833 Deu 3:5 | gesterkt, behalve zeer vele onbemuurde steden. ~
3834 Dan 8:13 | de heilige zeide tot den onbenoemde, die daar sprak: Tot hoelang
3835 2Kor 9:4 | Macedoniers met mij kwamen, en u onbereid vonden, wij (opdat wij niet
3836 Rom 11:29 | en de roeping Gods zijn onberouwelijk.
3837 2Kor 7:10 | droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid;
3838 2Sa 6:20 | van de ijdele lieden zich onbeschaamdelijk ontbloot? ~
3839 Luk 11:8 | vriend is, nochtans om zijner onbeschaamdheid wil, zal hij opstaan, en
3840 Kol 1:22 | heilig en onberispelijk en onbeschuldiglijk voor Zich stellen; ~
3841 Jer 8:6 | zijn loop, gelijk een onbesuisd paard in den strijd.
3842 Hand 8:17 | nochtans Zichzelven niet onbetuigd gelaten heeft, goed doende
3843 1Pet 1:4 | een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis,
3844 Jako 1:27 | 27 De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den
3845 Fili 1:14 | overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken. ~
3846 Jer 22:6 | zette als een woestijn en onbewoonde steden! ~
3847 Jer 2:2 | in de woestijn, in onbezaaid land. ~
3848 2Tim 3:2 | den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig. ~
3849 Luk 6:35 | is goedertieren over de ondankbaren en bozen. ~
3850 2Kro 17:10 | tegen hem ontsteld; daartoe onderdrukte Asa enigen uit het volk
3851 Deu 20:20 | krijg voert, totdat zij ten onderga. ~ ~ ~ ~
3852 Hand 21:17 | alle behulpselen, het schip ondergordende; en alzo zij vreesden, dat
3853 1Kon 17:9 | weduwvrouw geboden, dat zij u onderhoude. ~
3854 Gen 28:32 | zult, laat hem niet leven! Onderken gij voor onze broederen,
3855 Ezra 3:13 | 13 Zodat het volk niet onderkende de stem van het gejuich
3856 2Kro 13:8 | knechten zijn, opdat zij onderkennen Mijn dienst, en den dienst
3857 Rom 2:20 | 20 Een onderrichter der onwijzen, en een leermeester
3858 Dan 9:22 | 22 En hij onderrichtte mij en sprak met mij, en
3859 Psa 48:14 | haar vesting; beschouwt onderscheidenlijk haar paleizen, opdat gij
3860 Jer 32:10 | 10 En ik onderschreef den brief en verzegelde
3861 Jer 32:12 | den koopbrief hadden onderschreven; voor de ogen van al de
3862 Jer 32:44 | geld kopen, en de brieven onderschrijven, en verzegelen, en getuigen
3863 Ezra 5:2 | de profeten Gods, die hen ondersteunden. ~
3864 Exo 17:12 | daarop zat; en Aaron en Hur onderstutten zijn handen, de een op deze,
3865 Jer 2:2 | uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet
3866 Exo 21:9 | indien hij haar aan zijn zoon ondertrouwt, zo zal hij met haar doen
3867 Job 17:16 | 16 Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs,
3868 Gen 44:17 | kwaad in zijn ogen, en hij ondervatte zijns vaders hand, om die
3869 Joha 18:21 | Wat ondervraagt gij Mij? Ondervraag degenen, die het gehoord
3870 Luk 24:15 | samen spraken, en elkander ondervraagden, dat Jezus Zelf bij hen
3871 Joha 18:21 | 21 Wat ondervraagt gij Mij? Ondervraag degenen,
3872 Deu 17:9 | dagen zijn zal; en gij zult ondervragen, en zij zullen u de zaak
3873 Spre 6:3 | naasten gekomen zijt; ga, onderwerp uzelven, en sterk uw naaste. ~
3874 Gen 14:14 | was, zo wapende hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn
3875 2Tim 2:25 | 25 Met zachtmoedigheid onderwijzende degenen, die tegenstaan;
3876 Spre 5:13 | gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd
3877 Ric 5:29 | stuk gedaan? En als zij onderzochten en navraagden, zo zeide
3878 1Sa 28:7 | tot haar ga, en door haar onderzoeke. Zijn knechten nu zeiden
3879 1Kor 1:20 | schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de
3880 Ric 4:40 | gedeelten van Ruben hadden grote onderzoekingen des harten. ~
3881 Spre 6:12 | Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid
3882 Spre 6:18 | 18 Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten,
3883 Psa 145:3 | prijzen, en Zijn grootheid is ondoorgrondelijk. ~
3884 Rom 11:33 | en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk
3885 1Kor 1:28 | 28 En het onedele der wereld, en het verachte
3886 Hand 22:25 | 25 En tegen elkander oneens zijnde, scheidden zij; als
3887 Efez 5:4 | 4 Noch oneerbaarheid, noch zot geklap, of gekkernij,
3888 Rom 1:26 | God hen overgegeven tot oneerlijke bewegingen; want ook hun
3889 Luk 3:5 | rechten weg worden, en de oneffen tot effen wegen. ~
3890 1Tim 1:4 | te begeven tot fabelen en oneindelijke geslachtsrekeningen, welke
3891 Hand 18:16 | mijzelven, om altijd een onergerlijk geweten te hebben bij God
3892 Heb 5:13 | melk deelachtig is, die is onervaren in het woord der gerechtigheid;
3893 Spre 22:29 | voor het aangezicht der ongeachte lieden zal hij niet gesteld
3894 1Kor 7:27 | geen ontbinding; zijt gij ongebonden van een vrouw, zoek geen
3895 Hand 1:21 | van de mannen, die met ons ongedaan hebben al den tijd, in welken
3896 1Kor 11:13 | betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidde? ~
3897 Hand 21:12 | 12 En alzo de haven ongelegen was om te overwinteren,
3898 Hand 20:8 | Wat? wordt het bij ulieden ongelofelijk geoordeeld, dat God de doden
3899 Luk 5:26 | zeggende: Wij hebben heden ongelofelijke dingen gezien. ~
3900 Matt 17:20 | Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik
3901 Hand 22:6 | hadden, en zagen, dat geen ongemak hem overkwam, werden zij
3902 Open 14:10 | wijn des toorn Gods, die ongemengd ingeschonken is, in den
3903 Hand 5:28 | hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te
3904 Spre 29:27 | 27 Een ongerechtig man is den rechtvaardige
3905 Psa 49:6 | vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn,
3906 1Sa 3:13 | tot in eeuwigheid, om der ongerechtigheids wil, die hij geweten heeft;
3907 2The 3:2 | mogen verlost worden van de ongeschikte en boze mensen; want het
3908 1Kor 13:5 | 5 Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet,
3909 1Tim 6:17 | noch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den
3910 Jes 54:11 | onweder voortgedrevene, ongetrooste! zie, Ik zal uw stenen gans
3911 1Kor 7:11 | zij ook scheidt, dat zij ongetrouwd blijve, of met den man verzoene;
3912 1Kor 7:8 | 8 Doch ik zeg den ongetrouwden, en den weduwen: Het is
3913 1Kor 7:36 | zo iemand acht, dat hij ongevoegelijk handelt met zijn maagd,
3914 Efez 4:19 | 19 Welke, ongevoelig geworden zijnde, zichzelven
3915 Psa 139:16 | 16 Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze
3916 Jer 31:18 | getuchtigd geworden als een ongewend kalf. Bekeer mij, zo zal
3917 1Kon 7:47 | Salomo liet al deze vaten ongewogen vanwege de zeer grote menigte;
3918 Hand 13:11 | 11 En God deed ongewone krachten door de handen
3919 Num 6:19 | nemen van den ram, en een ongezuurden koek uit den korf, en een
3920 1Tim 4:7 | 7 Maar verwerp de ongoddelijke en oudwijfse fabelen; en
3921 1Tim 1:9 | zondaren, den onheiligen en den ongoddelijken, den vadermoorders en den
3922 Psa 43:1 | twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs
3923 1Tim 1:9 | goddelozen en den zondaren, den onheiligen en den ongoddelijken, den
3924 Exo 30:34 | specerijen, mirresap, en oniche, en galban, deze welriekende
3925 2Kor 7:11 | Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja, verlangen,
3926 2Tim 3:3 | onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot
3927 Matt 23:25 | zijn zij vol van roof en onmatigheid. ~
3928 Rom 11:33 | ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! ~
3929 Efez 3:8 | Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus, ~
3930 2Kor 9:1 | heiligen geschiedt, is mij onnodig aan u te schrijven. ~
3931 Luk 17:10 | bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij
3932 Matt 25:30 | 30 En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste
3933 Heb 7:18 | om deszelfs zwakheids en onprofijtelijkheids wil; ~
3934 1Pet 2:19 | verdraagt, lijdende ten onrechte. ~
3935 Psa 43:1 | den man des bedrogs en des onrechts. ~
3936 Klaa 1:9 | 9 Teth. Haar onreinheid is in haar zomen, zij heeft
3937 1Kor 12:23 | overvloediger eer aan; en onze onsierlijke leden hebben overvloediger
3938 Job 6:6 | 6 Wordt ook het onsmakelijke gegeten zonder zout? Is
3939 Spre 30:25 | De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij
3940 Rom 15:1 | schuldig de zwakheden der onsterken te dragen, en niet onszelven
3941 2Kon 6:11 | hart des konings van Syrie onstuimig over dezen handel; en hij
3942 Pred 5:16 | ook zijn krankheid, en onstuimigen toorn? ~
3943 Heb 11:12 | oever der zee is, hetwelk ontallijk is. ~
3944 Gen 9:21 | en werd dronken; en hij ontblootte zich in het midden zijner
3945 Gen 27:72 | schilde daarin witte strepen, ontblotende het wit, hetwelk aan die
3946 Ric 19:33 | op uit haar plaats, na de ontbloting van Gibea. ~
3947 Tit 3:13 | zorgvuldiglijk, opdat hun niets ontbreke. ~
3948 Jes 59:6 | der goddeloosheid, dat gij ontdoet de banden des juks, en dat
3949 Ric 6:12 | menigte, en hun kemelen waren ontelbaar, gelijk het zand, dat aan
3950 Rom 1:24 | lichamen onder elkander te onteren; ~
3951 2Kon 14:23 | HEERE was hun genadig, en ontfermde Zich hunner, en wendde Zich
3952 Psa 116:5 | rechtvaardig, en onze God is ontfermende. ~
3953 Rom 9:16 | desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. ~
3954 Gen 23:32 | naar het huis toe, en men ontgordde de kemelen, en men gaf den
3955 Lev 6:4 | dien hij geroofd, of het onthoudene, dat hij met geweld onthoudt,
3956 2Tim 4:2 | woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan
3957 1Kor 15:8 | ook van mij, als van een ontijdig geborene, gezien. ~
3958 Luk 8:45 | aangeraakt? En als zij het allen ontkenden, zeide Petrus en die met
3959 Pred 12:6 | Eer dat het zilveren koord ontketend wordt, en de gulden schaal
3960 Amos 9:1 | niet ontvlieden, noch de ontkomende onder hen behouden worden. ~
3961 Eze 7:16 | 16 En hun ontkomenden zullen wel ontkomen, maar
3962 Psa 55:9 | 9 Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind,
3963 Hand 15:3 | schip zoude aldaar den last ontladen. ~
3964 2Kon 5:6 | u gezonden, dat gij hem ontledigt van zijn melaatsheid. ~
3965 Neh 5:4 | zeiden: Wij hebben geld ontleend tot des konings cijns, op
3966 Jes 24:2 | gelijk de lener, alzo de ontlener; gelijk de woekeraar, alzo
3967 Num 21:29 | Hij heeft zijn zonen, die ontliepen, en zijn dochters in de
3968 Gen 38:4 | niet misschien het verderf ontmoete! ~
3969 Jes 22:5 | des gezicht, een dag van ontmuring des muurs, en van geschreeuw
3970 1Tim 6:16 | onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken
3971 Psa 106:39 | 39 En zij ontreinigden zich door hun werken, en
3972 Eze 22:15 | verspreiden in de landen, en uw ontreinigheid uit u verteren.
3973 Joha 11:33 | bewogen in den geest, en ontroerde Zichzelven; ~
3974 Gal 1:7 | er zijn sommigen, die u ontroeren, en het Evangelie van Christus
3975 2Tim 2:13 | 13 Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw;
3976 Luk 12:46 | zijn deel zetten met de ontrouwen. ~
3977 Luk 10:41 | Martha, gij bekommert en ontrust u over vele dingen; ~
3978 Jer 2:25 | Bedwing uw voet van ontschoeiing, en uw keel van dorst; maar
3979 Luk 14:18 | allen zich eendrachtelijk te ontschuldigen. De eerste zeide tot hem:
3980 Rom 2:15 | hen beschuldigende, of ook ontschuldigende). ~
3981 Psa 105:20 | koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet
3982 Psa 13:4 | opdat ik in de dood niet ontslape; ~
3983 Gen 28:20 | 20 En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban,
3984 2Sa 20:6 | vinde, en zich aan onze ogen onttrekke. ~
3985 Tit 2:10 | 10 Niet onttrekkende, maar alle goede trouw bewijzende;
3986 1Sa 17:32 | tot Saul: Aan geen mens ontvalle het hart, om zijnentwil.
3987 Jer 9:20 | gij vrouwen! en uw oor ontvange het woord Zijns monds, en
3988 Rom 1:27 | behoorde, in zichzelven ontvangende. ~
3989 Hos 9:11 | moeders buik, en van de ontvangenis af. ~
3990 2Kro 20:7 | aanneming van personen, noch ontvanging van geschenken. ~
3991 Fili 4:15 | rekening van uitgaaf en ontvangst, dan gij alleen. ~
3992 2Kor 11:4 | indien gij een anderen geest ontvingt, dien gij niet hebt ontvangen,
3993 Jer 46:6 | 6 De snelle ontvliede niet, en de held ontkome
3994 Jer 48:44 | 44 Die van de vreze ontvliedt, zal in den kuil vallen,
3995 2Kor 11:33 | den muur nedergelaten, en ontvlood zijn handen. ~ ~
3996 Luk 19:8 | iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel
3997 Luk 3:14 | Doet niemand overlast, en ontvreemdt niemand het zijne met bedrog,
3998 Joha 5:13 | Hij was; want Jezus was ontweken, alzo er een grote schare
3999 Gen 28:31 | misschien uw dochteren mij ontweldigdet!
4000 Mic 2:4 | mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt uit,
4001 1Tim 1:13 | geschied, dewijl ik het ontwetende gedaan heb in mijn ongelovigheid. ~
4002 Job 15:30 | zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut
4003 Luk 18:2 | niet vreesde, en geen mens ontzag. ~
4004 Heb 12:9 | kastijders gehad, en wij ontzagen hen; zullen wij dan niet
4005 Luk 18:4 | niet vreze, en geen mens ontzie; ~
4006 Psa 22:24 | van Jakob! vereert Hem; en ontziet u voor Hem, al gij zaad
4007 Psa 51:9 | 9 Ontzondig mij met hysop, en ik zal
4008 Lev 8:15 | hoornen des altaars, en ontzondigde het altaar; daarna goot
4009 Num 8:7 | spreng op hen water der ontzondiging; en zij zullen het scheermes
4010 Hand 21:42 | zouden doden, opdat niemand, ontzwommen zijnde, zoude ontvlieden. ~
4011 Heb 6:18 | 18 Opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk
4012 Heb 6:17 | overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad, met een eed
4013 Heb 7:16 | maar naar de kracht des onvergankelijken levens. ~
4014 Hand 22:31 | met alle vrijmoedigheid, onverhinderd. ~
4015 Hand 15:39 | Tarsen, een burger van gene onvermaarde stad in Cilicie, en ik bid
4016 Psa 49:11 | te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen, en hun goed anderen
4017 Psa 94:8 | 8 Aanmerkt, gij onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen!
4018 Spre 30:2 | 2 Voorwaar, ik ben onvernuftiger dan iemand; en ik heb geen
4019 Mark 7:22 | oog, lastering, hovaardij, onverstand. ~
4020 1Pet 2:2 | begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve
4021 Tit 2:7 | werken, betoon in de leer onvervalstheid, deftigheid, oprechtheid; ~
4022 Tit 2:8 | 8 Het woord gezond en onverwerpelijk, opdat degene, die daartegen
4023 Eze 16:28 | kinderen van Assur, omdat gij onverzadelijk waart; ja, als gij met hen
4024 2Tim 3:3 | Zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig,
4025 Rom 1:31 | zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijken, onbarmhartigen; ~
|