151-aller | allon-beter | beth--doorl | doorn-gerst | geruc-hoofd | hoogg-kolos | komko-mirre | mirte-onver | onvru-ried | rietg-sprei | spren-uitwe | uitwi-verze | verzi-winke | winst-zwomm
Book Chapter: Verse
4526 Job 8:11 | zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? ~
4527 Exo 25:31 | worden, zijn schacht, en zijn rietjes; zijn schaaltjes, zijn knopen,
4528 Jer 51:32 | de veren ingenomen, en de rietpoelen met vuur verbrand zijn;
4529 Gen 10:3 | Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. ~
4530 Psa 45:5 | 5 En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid,
4531 Jes 45:3 | duisternissen zijn, en de verborgene rijkdommen; opdat gij moogt weten,
4532 Luk 6:8 | die de dorre hand had: Rijs op, en sta in het midden.
4533 Pred 1:5 | 5 Ook rijst de zon op, en de zon gaat
4534 Joz 19:13 | Eth-Kazin, en zij komt uit te Rimmon-Methoar, hetwelk is Nea. ~
4535 1Kro 6:77 | van den stam van Zebulon: Rimmono en haar voorsteden, Thabor
4536 Efez 5:27 | Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks,
4537 Job 15:27 | zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; ~
4538 Eze 46:23 | keukens gemaakt beneden aan de ringmuren rondom. ~
4539 Eze 46:23 | was rondom in dezelve een ringmuur, rondom deze vier; en er
4540 1Kro 4:20 | Simon nu waren Amnon en Rinna, Ben-hanan en Tilon; en
4541 2Sa 1:6 | spies; en ziet, de wagens en ritmeesters hielden dicht op hem. ~
4542 1Kro 7:39 | waren Arah, en Hanniel, en Rizja. ~
4543 Jes 54:12 | maken, en uw poorten van robijnstenen, en uw ganse landpale van
4544 Job 6:5 | 5 Rochelt ook de woudezel bij het
4545 Klaa 1:117| witter dan melk; zij waren roder van lichaam dan robijnen,
4546 Psa 109:15 | voor den HEERE zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van
4547 Eze 27:8 | Sidon en Arvad waren uw roeiers; uw wijzen, o Tyrus! die
4548 Jes 33:21 | van wijde stromen; geen roeischuit zal daar doorvaren, en geen
4549 2Tim 3:4 | 4 Verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers
4550 2Kro 23:25 | dat toeliep en den koning roemde, kwam zij tot het volk in
4551 Hand 21:40 | aan de zee over, meteen de roerbanden losmakende; en het razeil
4552 1Sa 1:13 | in haar hart; alleenlijk roerden zich haar lippen, maar haar
4553 Joha 5:3 | verdorden, wachtende op de roering des waters. ~
4554 1Kro 7:34 | zonen van Semer waren Ahi en Rohega, Jehubba en Aram.
4555 Exo 20:18 | geluid der bazuin, en den rokenden berg; toen het volk zulks
4556 Job 30:18 | omgordt mij als de kraag mijns roks. ~
4557 Job 30:14 | breuk; onder de verwoesting rollen zij zich aan. ~
4558 Jes 22:18 | voortrollen, gelijk men een bal rolt, in een land, wijd van begrip;
4559 Luk 23:38 | geschreven, met Griekse, en Romeinse en Hebreeuwse letters: DEZE
4560 Hand 16:25 | het ulieden geoorloofd een Romeinsen mens, en dien onveroordeeld,
4561 Exo 21:5 | 5 Maar indien de knecht ronduit zeggen zal: Ik heb mijn
4562 Spre 23:29 | zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen? ~
4563 Psa 76:5 | doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen. ~
4564 Nah 2:12 | De leeuw, die genoeg roofde voor zijn welpen, en worgde
4565 Hand 2:19 | beneden, bloed en vuur, en rookdamp. ~
4566 Jes 9:17 | als de verheffing des rooks. ~
4567 2Kro 30:14 | daartoe namen zij alle rooktuig weg, hetwelk zij in de beek
4568 Eze 8:11 | een ieder had zijn rookvat in zijn hand, en een overvloedige
4569 Psa 66:15 | mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen
4570 Exo 38:5 | vier einden des koperen roosters, tot plaatsen voor de handbomen. ~
4571 Jes 67:20 | paarden, en op wagenen, en op rosbaren, en op muildieren, en op
4572 Job 5:11 | stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. ~
4573 Exo 13:17 | Dat het den volke niet rouwe, als zij den strijd zien
4574 Jer 4:28 | voorgenomen en het zal Mij niet rouwen, en Ik zal Mij daarvan niet
4575 Zac 7:5 | zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende
4576 Joe 1:13 | 13 Omgordt u, en rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij
4577 Pred 12:5 | zijn eeuwig huis, en de rouwklagers zullen in de straat omgaan. ~
4578 2Sa 14:2 | rouw droegt, en trek nu rouwklederen aan, en zalf u niet met
4579 Jer 16:5 | het huis desgenen, die een rouwmaaltijd houdt, en ga niet henen
4580 Heb 10:34 | medelijden gehad, en de roving uwer goederen met blijdschap
4581 1Kro 11:42 | Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was het hoofd der Rubenieten;
4582 Ric 4:39 | gezonden in het dal. In Rubens gedeelten waren de inbeeldingen
4583 Hos 1:12 | Ammi, en tot uw zusteren: Ruchama. ~ ~
4584 Lev 3:9 | staart, dien hij dicht aan de ruggegraat zal afnemen, en het vet
4585 Eze 10:12 | ganse lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en hun vleugelen,
4586 Jer 51:27 | brengt paarden opwaarts, als ruige kevers! ~
4587 Job 38:28 | bazuin, zegt het: Heah! en ruikt den krijg van verre, den
4588 Psa 18:43 | als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten. ~
4589 Jes 63:10 | verhoogt, verhoogt een baan, ruimt de stenen weg, steekt een
4590 Jes 13:4 | 4 Er is een ruisende stem op de bergen, gelijk
4591 Psa 41:3 | En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk
4592 2Kro 32:11 | 11 Ruit u Jehizkia niet op, dat
4593 Luk 11:42 | want gij vertient munte, en ruite, en alle moeskruid, en gij
4594 Open 9:16 | getal van de heirlegers der ruiterij was tweemaal tien duizenden
4595 2Kon 25:36 | dochter van Pedaja, van Ruma. ~
4596 Jes 33:3 | Van het geluid des rumoers zullen de volken wegvlieden;
4597 Joe 1:18 | O, hoe zucht het vee, de runderkudden zijn bedwelmd, want zij
4598 Jes 66:10 | het dal van Achor tot een runderleger, voor Mijn volk, dat Mij
4599 Eze 4:15 | zeide tot mij: Zie, Ik heb u rundermest gegeven voor mensendrek,
4600 2Sa 24:22 | brandoffer, en de sleden en het rundertuig tot hout. ~
4601 Exo 29:1 | neem een var, het jong eens runds, en twee volkomen rammen; ~
4602 Job 10:10 | en mij als een kaas doen runnen? ~
4603 Klaa 1:7 | aan, zij spotten met haar rustdagen. ~
4604 Deu 21:4 | jonge koe afbrengen in een ruw dal, dat niet bearbeid noch
4605 Joz 19:42 | 42 En Saalabbin, en Ajalon, en Jithla, ~
4606 Est 6:3 | vrouwen, onder de hand van Saasgaz, den kamerling des konings,
4607 Mark 15:34 | zeggende: ELOI, ELOI, LAMMA SABACHTANI, hetwelk is, overgezet zijnde:
4608 Matt 27:46 | zeggende: ELI, ELI, LAMA SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn
4609 Ezra 10:28 | Bebai: Johanan, Hananja, Sabbai, en Athlai. ~
4610 Hand 1:12 | Jeruzalem, liggende van daar een sabbatsreize. ~
4611 2Sa 21:18 | Sibbechai, de Husathiet, Saf, die van de kinderen van
4612 1Kro 5:12 | 12 Joel was het hoofd; en Safam de tweede; maar Jaenai en
4613 Exo 24:10 | voeten als een werk van saffierstenen, en als de gestaltenis des
4614 Hoo 4:14 | 14 Nardus en saffraan, kalmus en kaneel, met allerlei
4615 Mic 1:11 | door, gij inwoneres van Safir! met blote schaamte; de
4616 1Kro 11:34 | was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet; ~
4617 1Sa 9:4 | gingen zij door het land van Sahalim, maar zij waren er niet;
4618 1Kro 8:8 | 8 En Saharaim gewon kinderen in het land
4619 Joz 19:22 | landpale reikt aan Thabor, en Sahazima, en Beth-Semes; en de uitgangen
4620 Luk 3:35 | van Heber, den zoon van Sala, ~
4621 Hand 7:5 | 5 En gekomen zijnde te Salamis, verkondigden zij het woord
4622 Ezra 4:14 | 14 Nu, omdat wij salaris uit het paleis trekken,
4623 1Kro 27:14 | tegen het oosten viel op Salemja; maar voor zijn zoon Zecharja,
4624 Joha 3:23 | Johannes doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren
4625 1Sa 9:4 | hij ging door het land van Salisa, maar zij vonden ze niet;
4626 Neh 7:48 | Hagaba, de kinderen van Salmai; ~
4627 Hos 10:14 | verstoord worden, gelijk Salman Beth-Arbel verstoorde ten
4628 Hand 21:7 | onder Kreta heen, tegenover Salmone. ~
4629 Num 25:14 | was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk
4630 1Kro 11:44 | 44 Uzzia, de Asterathiet; Sama, en Jeiel, de zoon van Hotham,
4631 Hand 9:3 | reisden door Fenicie en Samarie, verhalende de bekering
4632 2Sa 22:12 | rondom Zich tot tenten, een samenbinding der wateren, wolken des
4633 Kol 2:19 | door de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en samengevoegd
4634 Matt 13:47 | allerlei soorten van vissen samenbrengt; ~
4635 Luk 13:11 | lang gehad had, en zij was samengebogen, en kon zich ganselijk niet
4636 2Kon 24:9 | in het huis gevonden was, samengebracht, en hebben het gegeven in
4637 Jes 10:14 | ik heb het ganse aardrijk samengeraapt, gelijk men de eieren die
4638 Joha 20:7 | bijzonder in een andere plaats samengerold. ~
4639 2Kro 34:17 | 17 En zij hebben het geld samengestort, dat in het huis des HEEREN
4640 Job 16:4 | Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn
4641 Job 37:38 | vastigheid, en de kluiten samenkleven? ~
4642 Hand 15:22 | gans nodig, dat de menigte samenkome; want zij zullen horen,
4643 Jes 14:31 | is geen eenzame in zijn samenkomsten. ~
4644 1Sa 2:22 | de vrouwen, die met hopen samenkwamen aan de deur van de tent
4645 Jes 10:14 | eieren die verlaten zijn, samenraapt; en er is niemand geweest,
4646 Hand 22:17 | na drie dagen dat Paulus samenriep degenen, die de voornaamsten
4647 Num 10:25 | leger der kinderen van Dan, samensluitende al de legers, naar hun heiren;
4648 Matt 17:3 | Mozes en Elias, met Hem samensprekende. ~
4649 Matt 18:19 | u: Indien er twee van u samenstemmen op de aarde, over enige
4650 2Kor 6:15 | 15 En wat samenstemming heeft Christus met Belial,
4651 Nah 3:19 | 19 Er is geen samentrekking voor uw breuk, uw plage
4652 Exo 26:5 | zullen het ene aan het andere samenvatten.
4653 Jes 61:5 | Dan zult gij het zien en samenvloeien, en uw hart zal vervaard
4654 Jer 39:3 | namelijk Nergal-Sarezer Samgar-Nebu, Sarsechim Rab-Saris, Nergal-Sarezer
4655 1Kro 28:8 | in de vijfde maand, was Samhuth, de Jizrahiet, de overste;
4656 Ezra 2:46 | van Hagab, de kinderen van Samlai, de kinderen van Hanan; ~
4657 1Kro 11:27 | 27 Sammoth, de Harodiet; Helez, de
4658 Hand 14:15 | daags legden wij aan te Samos, en bleven te Trogyllion,
4659 Hand 10:11 | zijnde, liepen wij recht naar Samothrace, en den volgende dag naar
4660 1Kro 8:26 | 26 En Samserai, en Seharja, en Athalja, ~
4661 Heb 11:32 | van Gideon, en Barak, en Samson, en Jeftha, en David, en
4662 Num 24:6 | heeft ze geplant, als de sandelbomen, als de cederbomen aan het
4663 Joz 15:31 | Ziklag, en Madmanna, en Sanzanna, ~
4664 Job 8:16 | 16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten
4665 1Kro 4:22 | van Chozeba, en Joas, en Saraf (die over de Moabieten geheerst
4666 1Kro 4:35 | van Jesibja, den zoon van Saraja, den zoon van Asiel, ~
4667 2Sa 23:33 | Harariet; Ahiam, de zoon van Sarar, de Harariet; ~
4668 Eze 28:13 | gesteente was uw deksel, sardisstenen, topazen en diamanten, turkooizen,
4669 Luk 4:26 | Elias gezonden, dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw,
4670 Jes 20:1 | naar Asdod kwam, als hem Sargon, de koning van Assyrie gezonden
4671 1Kro 28:29 | weidden, was Sitrai, de Saroniet; maar over de runderen in
4672 Jer 39:3 | Nergal-Sarezer Samgar-Nebu, Sarsechim Rab-Saris, Nergal-Sarezer
4673 Joz 3:16 | Adam af, die ter zijde van Sarthan ligt en die naar de zee
4674 Luk 3:35 | 35 Den zoon van Saruch, den zoon van Ragau, den
4675 Joz 19:6 | 6 En Beth-Lebaoth, en Saruhen; dertien steden en haar
4676 Ezra 10:40 | 40 Machnadbai, Sasai, Sarai, ~
4677 Num 26:13 | van Saul het geslacht der Saulieten. ~
4678 Eze 19:11 | hij had sterke roeden tot scepteren der heersers, en de stam
4679 Est 22 | en roerde de spits des scepters aan. ~
4680 Hand 13:14 | waren zekere zeven zonen van Sceva, een Joodsen overpriester,
4681 Ric 20:21 | voort uit de wijngaarden, en schaakt u, een ieder zijn huisvrouw,
4682 Ezra 8:22 | 22 Want ik schaamde mij van den koning een heir
4683 Gen 2:25 | Adam en zijn vrouw; en zij schaamden zich niet. ~
4684 Jer 51:51 | hebben versmaadheid gehoord, schaamroodheid heeft ons aangezicht bedekt;
4685 Gen 35:12 | Juda, en ging op tot zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira,
4686 Matt 7:15 | valse profeten, dewelke in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen
4687 Mic 4:8 | 8 En gij Schaapstoren, gij Ofel der dochter Sions!
4688 Heb 11:37 | gebracht; hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten,
4689 Mic 6:10 | der goddeloosheid en een schaarse efa, dat te verfoeien is? ~
4690 Deu 8:9 | waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets
4691 Psa 94:20 | 20 Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen,
4692 Mark 16:18 | drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de
4693 Psa 64:7 | Zij doorzoeken allerlei schalkheid; ten uiterste doorzoeken
4694 1Kro 27:16 | het westen, met de poort Schallechet, bij den opgaanden hogen
4695 1Pet 4:16 | lijdt als een Christen, die schame zich niet, maar verheerlijke
4696 Deu 25:11 | hand uitstrekt, en zijn schamelheid aangrijpt; ~
4697 2Sa 5:14 | Jeruzalem geboren zijn: Schammua, en Schobab, en Nathan,
4698 Eze 16:27 | Filistijnen, die vanwege uw schandelijken weg beschaamd waren. ~
4699 Deu 23:17 | van Israel; en er zal geen schandjongen zijn onder de zonen van
4700 Joz 2:18 | zo zult gij dit snoer van scharlakendraad aan het venster binden,
4701 Joz 2:21 | gingen heen; en zij bond het scharlakensnoer aan het venster. ~
4702 Nah 2:3 | gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur
4703 Neh 12:25 | wacht waarnemende bij de schatkamers der poorten. ~
4704 Eze 27:24 | en gestikt werk, en met schatkisten van schone klederen; gebonden
4705 Matt 22:19 | verzoekt gij Mij? Toont Mij de schattingpenning. En zij brachten Hem een
4706 Gen 14:17 | hem waren), tot het dal Schave, dat is, het dal des konings. ~
4707 Gen 14:5 | in Ham, en de Emieten in Schave-Kiriathaim; ~
4708 Jes 44:13 | hij maakt het effen met de schaven, en tekent het met den passer,
4709 Jes 7:3 | tegemoet, gij en uw zoon, Schear-Jaschub, aan het einde van den watergang
4710 Num 31:56 | en Hesbon, en Eleale, en Schebam, en Nebo, en Behon; ~
4711 Joz 7:5 | hen van voor de poort tot Schebarim toe, en sloegen hen in een
4712 Zac 1:7 | elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede jaar
4713 1Sa 17:6 | 6 En een koperen scheenharnas boven zijn voeten, en een
4714 Matt 14:13 | vertrok Hij van daar te scheep, naar een woeste plaats
4715 Hand 21:19 | met onze eigen handen het scheepsgereedschap uit. ~
4716 Hand 12:18 | afscheid van de broederen, en scheepte van daar naar Syrie; en
4717 Hand 15:7 | 7 Wij nu, de scheepvaart volbracht hebbende van Tyrus,
4718 Gen 13:9 | land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij; zo gij de
4719 Hand 7:13 | Maar Johannes, van hen scheidende, keerde weder naar Jeruzalem. ~
4720 2Sa 14:6 | het veld, en er was geen scheider tussen hen; en de een sloeg
4721 Spre 24:31 | netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken. ~
4722 1Kor 13:1 | klinkend metaal, of luidende schel geworden. ~
4723 Neh 3:15 | daartoe den muur des vijvers Schelah bij des konings hof, en
4724 2Sa 6:5 | en met trommelen, ook met schellen, en met cimbalen. ~
4725 Jer 13:16 | voeten zich stoten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht
4726 1Kor 3:17 | Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel Gods is
4727 Luk 24:11 | 11 En haar woorden schenen voor hen als ijdel geklap,
4728 Gen 36:44 | schenkers wederkeren tot zijn schenkambt, zodat hij den beker op
4729 Ric 14:8 | 8 En hij sloeg hen, den schenkel en de heup, met een groten
4730 Rom 8:32 | met Hem niet alle dingen schenken?
4731 Exo 23:12 | dienstmaagd en de vreemdeling adem scheppe. ~
4732 Jes 30:14 | haar verbrijzeling niet een scherf zal gevonden worden,
4733 Mic 7:4 | doorn; de oprechtste is scherper dan een doornheg; de dag
4734 Mark 6:27 | koning zond terstond een scherprechter, en gebood zijn hoofd te
4735 Heb 4:12 | is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard,
4736 Ric 3:16 | zich een zwaard, dat twee scherpten had, welks lengte een el
4737 Jes 65:1 | Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat
4738 Psa 106:23 | Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan
4739 Dan 11:14 | koning van het Zuiden; en de scheurmakers uws volks zullen verheven
4740 Ric 11:6 | zeiden zij tot hem: Zeg nu Schibboleth; maar hij zeide: Sibbolet,
4741 Job 40:17 | zal niet bestaan, spies, schicht noch pantsier. ~
4742 1Kro 12:2 | werpende, en met pijlen schietende uit den boog; zij waren
4743 Jes 51:8 | opeten als een kleed, en het schietwormpje zal ze opeten als wol; maar
4744 Psa 7:1 | 1 Davids Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen
4745 Spre 4:18 | rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende
4746 2Pet 1:19 | hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats,
4747 Jer 18:3 | hij maakte een werk op de schijven. ~
4748 Spre 16:1 | 1 De mens heeft schikkingen des harten; maar het antwoord
4749 Gen 27:72 | en van kastanjen; en hij schilde daarin witte strepen, ontblotende
4750 Jes 2:16 | en tegen alle gewenste schilderijen. ~
4751 Lev 11:29 | wezeltje, en de muis, en de schildpad, naar haar aard; ~
4752 Ric 6:11 | jongen, tot het uiterste der schildwachten, die in het leger waren. ~
4753 Jes 19:6 | opdrogen; het riet en het schilf zullen verwelken. ~
4754 Zep 3:18 | verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op haar. ~
4755 Hand 21:11 | meer den stuurman en den schipper, dan hetgeen van Paulus
4756 2Sa 5:14 | geboren zijn: Schammua, en Schobab, en Nathan, en Salomo. ~
4757 Eze 16:10 | met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde
4758 2Kro 28:15 | en zij kleedden hen, en schoeiden hen, en spijsden hen, en
4759 Job 28:16 | Ofir, tegen den kostelijken Schoham, en den Saffier. ~
4760 Hand 21:8 | een zekere plaats genaamd Schonehavens, waar de stad Lasea nabij
4761 Mark 15:45 | over honderd verstaan had, schonk hij Jozef het lichaam. ~
4762 Hand 13:9 | dagelijks handelende in de school van zekeren Tyrannus. ~
4763 2Sa 19:24 | hij had zijn voeten niet schoongemaakt, noch zijn knevelbaard beschoren,
4764 Rom 16:18 | buik; en verleiden door schoonspreken en prijzen de harten der
4765 1Sa 4:21 | weggevoerd was, en om haars schoonvaders en haars mans wil. ~
4766 Hos 13:3 | dorsvloer, en als rook uit den schoorsteen wordt weggestormd. ~
4767 Eze 46:22 | voorhofs waren voorhofjes met schoorstenen, van veertig ellen de lengte,
4768 Deu 23:13 | 13 En gij zult een schopje hebben, benevens uw gereedschap,
4769 Gen 3:7 | vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. ~
4770 Job 31:22 | Mijn schouder valle van het schouderbeen, en mijn arm breke van zijn
4771 Jes 30:10 | zieners: Ziet niet; en tot de schouwers: Schouwt ons niet, wat recht
4772 1Sa 20:3 | leeft, er is maar als een schrede tussen mij en tussen den
4773 Job 30:20 | 20 Ik schrei tot U, maar Gij antwoordt
4774 Jona 2:2 | uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn
4775 Luk 8:52 | 52 En zij schreiden allen, en maakten misbaar
4776 Joha 16:20 | Ik zeg u, dat gij zult schreien, en klagelijk wenen, maar
4777 Luk 8:52 | hetzelve. En Hij zeide: Schreit niet; zij is niet gestorven;
4778 Jer 36:23 | versneed hij ze met een schrijfmes, en wierp ze in het vuur,
4779 Luk 1:63 | 63 En als hij een schrijftafeltje geeist had, schreef hij,
4780 2Joh 1:5 | uitverkoren vrouwe, niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen
4781 Jer 49:16 | 16 Uw schrikkelijkheid heeft u bedrogen, en de
4782 Job 9:28 | 28 Zo schroom ik voor al mijn smarten;
4783 Job 19:29 | 29 Schroomt u vanwege het zwaard; want
4784 1Sa 17:5 | zijn hoofd, en hij had een schubachtig pantsier aan; en het gewicht
4785 Jes 52:2 | 2 Schud u uit het stof, maak u op,
4786 Psa 143:9 | van mijn vijanden; bij U schuil ik. ~
4787 Mark 9:20 | aarde, wentelde zich al schuimende. ~
4788 Psa 55:4 | des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid op mij,
4789 Jes 50:1 | heb? Of wie is er van Mijn schuldeisers, aan wien Ik u verkocht
4790 Matt 6:12 | gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. ~
4791 1Sa 6:8 | kleinoden, die gij Hem ten schuloffer vergelden zult, in een koffertje
4792 Gen 42:16 | van Gad: Zifjon en Haggi, Schuni en Ezbon, Eri en Arodi,
4793 Deu 28:27 | met spenen, en met droge schurft, en met krauwsel, waarvan
4794 Jes 3:17 | schedel der dochteren van Sion schurftig maken, en de HEERE zal haar
4795 Psa 60:1 | den opperzangmeester, op Schusan Eduth; ~
4796 Jer 51:3 | 3 De schutter spanne zijn boog tegen dien,
4797 Jer 4:30 | u met gouden sieraad, al schuurdet gij uw ogen met blanketsel,
4798 Zac 12:4 | zal Ik alle paarden met schuwigheid slaan, en hun ruiters met
4799 Kol 3:11 | en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije;
4800 Ezra 10:29 | Malluch en Adaja, Jasub en Seal, Jeramoth. ~
4801 1Kro 2:48 | bijwijf Maacha gewon Kaleb: Seber en Tirhana. ~
4802 Joz 15:61 | woestijn: Beth-araba, Middin en Sechacha, ~
4803 Num 26:31 | Sechem het geslacht der Sechemieten; ~
4804 1Sa 19:22 | groten waterput, die te Sechu was, en hij vraagde en zeide:
4805 1Kro 7:24 | 24 Zijn dochter nu was Seera, die bouwde het lage en
4806 Jer 37:3 | den zoon van Selemja, en Sefanja, den zoon van Maaseja, den
4807 Gen 10:30 | Mescha af, daar gij gaat naar Sefar, het gebergte van het oosten. ~
4808 Oba 1:20 | Jeruzalem, hetgeen in Sefarad is, zij zullen de steden
4809 2Kon 19:31 | Nibhaz en Tartak, en de Sefarvieten verbrandden hun zonen voor
4810 1Kro 1:40 | Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen
4811 Gen 33:23 | en Manahath, en Ebal, en Sefo, en Onam. ~
4812 Num 26:39 | 39 Van Sefufam het geslacht der Sufamieten;
4813 1Kro 8:5 | 5 En Gera, en Sefufan, en Huram. ~
4814 1Kro 8:26 | 26 En Samserai, en Seharja, en Athalja, ~
4815 Ric 3:26 | beelden, en ontkwam naar Sehirath. ~
4816 2Sa 20:25 | 25 En Seja was schrijver; en Zadok
4817 Hand 14:4 | Thessalonicensen Aristarchus en Sekundus; en Gajus van Derbe, en
4818 1Sa 23:28 | daarom noemde men die plaats Sela-Machlekoth. ~ ~ ~
4819 Num 26:20 | van Sela het geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht
4820 1Kro 7:35 | waren Zofah, en Jimna, en Seles, en Amal. ~
4821 Hand 7:4 | Heiligen Geest, kwamen af tot Seleucie, en van daar scheepten zij
4822 Num 33:27 | overste Achihud, zoon van Selomi; ~
4823 1Kro 12:3 | Ahiezer, en Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna
4824 1Kro 27:7 | kloeke lieden; Elihu, en Semachja. ~
4825 2Kro 12:19 | hem zonen baarde, Jeus, en Semaria, en Zaham. ~
4826 Gen 14:2 | Sinab, koning van Adama, en Semeber, koning van Zeboim, en de
4827 1Kro 8:12 | waren Eber, en Misam, en Semed; deze heeft Ono gebouwd,
4828 Luk 3:26 | Mattathias, den zoon van Semei, den zoon van Jozef, den
4829 Num 26:32 | Semida het geslacht der Semidaieten; en van Hefer het geslacht
4830 Num 33:20 | der kinderen van Simeon, Semuel, zoon van Ammihud; ~
4831 1Sa 7:12 | dien tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam
4832 1Kro 3:18 | Malchiram, en Pedaja, en Senazar, Jekamja, Hosama en Nedabja. ~
4833 1Sa 14:4 | Bozes, en de naam der andere Sene. ~
4834 Neh 11:9 | hen; en Juda, de zoon van Senua, was de tweede over de stad. ~
4835 1Kro 25:8 | voor Harim, het vierde voor Seorim, ~
4836 Num 26:46 | der dochter van Aser was Serah. ~
4837 1Kro 6:51 | zijn zoon; Uzzi zijn zoon; Serahja zijn zoon; ~
4838 Num 26:26 | van Sered het geslacht der Seredieten; van Elon het geslacht der
4839 1Kro 7:16 | naams zijns broeders was Seres, en zijn zonen waren Ulam
4840 Hand 7:7 | Welke was bij den stadhouder Sergius Paulus, een verstandigen
4841 Est 1:14 | nu bij hem waren Carsena, Sethar, Admatha, Tharsis, Meres,
4842 Num 13:13 | 13 Van de stam van Aser, Sethur, de zoon van Michael. ~
4843 1Kro 2:49 | vader van Madmanna, baarde Seva, den vader van Machbena,
4844 Neh 7:47 | van Keros, de kinderen van Sia, de kinderen van Padon; ~
4845 Ezra 2:44 | van Keros, de kinderen van Siaha, de kinderen van Padon; ~
4846 Ric 11:6 | Schibboleth; maar hij zeide: Sibbolet, en kon het alzo niet recht
4847 1Kro 21:4 | Gezer opstond, toen sloeg Sibchai, de Husathiet, Sippai, die
4848 Eze 47:16 | 16 Hamath, Berotha, Sibraim, dat tussen de landpale
4849 Joha 4:5 | stad van Samaria, genaamd Sichar, nabij het stuk land, hetwelk
4850 Joz 19:26 | Karmel westwaarts, en aan Sichor-Libnath; ~
4851 Joz 15:11 | landpale zal strekken naar Sichron aan, en over den berg Baala
4852 Dan 5:19 | gegeven had, beefden en sidderden alle volken, natien en tongen
4853 Eze 26:16 | klederen uittrekken; met sidderingen zullen zij bekleed worden,
4854 Luk 4:26 | gezonden, dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw, die weduwe
4855 1Kon 11:1 | Ammonietische, Edomietische, Sidonische, Hethietische; ~
4856 Eze 23:26 | klederen uittrekken, en uw sieraadtuig wegnemen. ~
4857 Jes 35:2 | Libanon is haar gegeven, het sieraard van Karmel en Saron; zij
4858 Eze 27:24 | kooplieden met volkomen sieradien, met pakken van hemelsblauw
4859 Jes 28:5 | heerlijke Kroon en tot een sierlijken Krans zijn den overgeblevenen
4860 1Kro 4:37 | 37 En Ziza, de zoon van Sifei, den zoon van Allon, den
4861 1Kro 28:27 | des wijns, was Zabdi, de Sifmiet. ~
4862 1Sa 30:28 | te Aroer, en tot die te Sifmoth, en tot die te Esthemoa, ~
4863 Exo 1:15 | Hebreinnen, welker ener naam Sifra, en de naam der andere Pua
4864 Num 33:24 | overste Kemuel, zoon van Siftan; ~
4865 1Kon 21:8 | en verzegelde ze met zijn signet; en zond de brieven tot
4866 Jer 2:18 | Egypte, om de wateren van Sihor te drinken? En wat hebt
4867 1Kon 22:42 | was Azuba, de dochter van Silchi. ~
4868 2Kro 21:31 | was Azuba, een dochter van Silhi. ~
4869 Joz 15:32 | 32 En Lebaoth, en Silhim, en Ain, en Rimmon. Al deze
4870 Num 26:49 | Sillem het geslacht der Sillemieten. ~
4871 Jes 8:6 | volk veracht de wateren van Siloa, die zachtjes gaan, en er
4872 Neh 11:5 | van Zacharja, den zoon van Siloni. ~
4873 1Kro 9:5 | 5 En van de Silonieten was Asaja, de eerstgeborene,
4874 1Kro 7:37 | Bezer, en Hod, en Samma, en Silsa, en Jithran, en Beera. ~
4875 1Kro 9:38 | 38 Mikloth nu gewon Simeam; dezen woonden ook te Jeruzalem,
4876 1Kro 2:55 | woonden, de Tirathieten, de Simeathieten, de Suchathieten; dezen
4877 Num 3:21 | Libnieten, en het geslacht der Simeieten; dit zijn de geslachten
4878 1Kro 8:21 | En Adaja, en Beraja, en Simrath waren kinderen van Simei. ~
4879 2Kro 24:26 | en Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. ~
4880 Joz 12:20 | 20 De koning van Simron-Meron, een; de koning van Achsaf,
4881 Num 26:24 | Simron het geslacht der Simronieten. ~
4882 Gen 14:2 | Birsa, koning van Gomorra, Sinab, koning van Adama, en Semeber,
4883 Jes 49:12 | en geen uit het land van Sinim. ~
4884 1Kro 21:4 | sloeg Sibchai, de Husathiet, Sippai, die van de kinderen van
4885 2Sa 3:26 | haalden van den bornput van Sira; maar David wist het niet. ~
4886 1Kon 4:3 | Elihoref, en Ahia, de zoon van Sisa, waren schrijvers; Josafat,
4887 Jes 5:26 | en Hij zal hen herwaarts sissen van het einde der aarde;
4888 Exo 6:21 | Misael, en Elzafan, en Sithri. ~
4889 Gen 24:21 | noemde hij deszelfs naam Sitna. ~
4890 1Kro 28:29 | die in Saron weidden, was Sitrai, de Saroniet; maar over
4891 Jes 41:19 | woestijn den cederboom, den sittimboom, en den mirteboom, en den
4892 Est 49:2 | derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten
4893 1Kro 11:42 | 42 Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was het hoofd
4894 1Kon 9:21 | heeft Salomo gebracht op slaafsen uitschot tot op dezen dag. ~
4895 Rom 13:13 | dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet
4896 Jes 58:2 | zij zullen rusten op hun slaapsteden, een iegelijk, die in zijn
4897 Jes 58:5 | onder allen groenen boom; slachtende de kinderen aan de beken,
4898 Jer 46:20 | een zeer schone vaarze; de slachter komt, hij komt van het noorden. ~
4899 Spre 27:15 | gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw
4900 1Kon 1:2 | en hem koestere; en zij slape in uw schoot, dat mijn heer
4901 Hoo 7:9 | gaat, doende de lippen der slapenden spreken. ~
4902 Jes 57:10 | kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben
4903 Pred 10:18 | verzwakt het gebint, en door slapheid der handen wordt het huis
4904 Jer 47:3 | de kinderen, vanwege de slappigheid der handen; ~
4905 2Kro 28:10 | Jeruzalem u tot slaven en slavinnen te onderwerpen; zijt gij
4906 Spre 9:6 | 6 Verlaat de slechtigheden, en leeft; en treedt in
4907 Hand 8:19 | en stenigden Paulus, en sleepten hem buiten de stad, menende,
4908 Joha 21:8 | omtrent tweehonderd ellen), slepende het net met de vissen. ~
4909 Matt 16:19 | 19 En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen;
4910 Open 1:18 | eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. ~
4911 Psa 38:31 | zijn gangen zullen niet slibberen. ~
4912 Psa 36:6 | weg zij duister en gans slibberig; en de Engel des HEEREN
4913 Job 39:16 | schuilplaats des riets en des slijks. ~
4914 Eze 21:21 | gebruiken; hij zal zijn pijlen slijpen; hij zal de terafim vragen,
4915 Pred 10:10 | heeft stomp gemaakt, en hij slijpt de snede niet, dan moet
4916 2Kon 3:25 | lieten overblijven; en de slingeraars omsingelden en sloegen hen. ~
4917 1Sa 17:49 | een steen daaruit, en hij slingerde, en trof den Filistijn in
4918 Ric 19:16 | links waren; deze allen slingerden met een steen op een haar,
4919 1Sa 25:29 | ziel uwer vijanden zal Hij slingeren uit het midden van de holligheid
4920 1Sa 25:29 | midden van de holligheid des slingers. ~
4921 Eze 5:3 | daarvan nemen, en in uw slippen binden. ~
4922 Job 5:5 | gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in. ~
4923 Jes 27:1 | den Leviathan, de kromme slomme slang; en Hij zal den
4924 Gen 23:97 | tot Jakob: Laat mij toch slorpen van dat rode, dat rode daar,
4925 Hoo 5:5 | mirre, op de handvaten des slots. ~
4926 Jes 3:23 | en de hulledoeken, en de sluiers. ~
4927 Matt 25:5 | vertoefde, werden zij allen sluimerig, en vielen in slaap. ~
4928 2Pet 2:3 | ledig is, en hun verderf sluimert niet. ~
4929 Mark 15:32 | met Hem gekruist waren, smaadden Hem. ~
4930 Psa 15:3 | geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste; ~
4931 Jes 51:7 | van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet. ~
4932 Spre 25:10 | degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou
4933 Rom 1:30 | achterklappers, haters Gods, smaders, hovaardigen, laatdunkenden,
4934 Eze 21:28 | kinderen Ammons, en van hun smading; zo zeg: Het zwaard, het
4935 Rom 15:3 | gelijk geschreven is: De smadingen dergenen, die U smaden,
4936 2Sa 3:35 | ondergaan der zon brood of iets smake! ~
4937 Jes 28:20 | kunne; en het deksel zal te smal wezen, als men zich daaronder
4938 Spre 15:1 | grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen. ~
4939 Eze 28:24 | het huis Israels zal geen smartenden doorn noch wee doende distel
4940 Hos 13:2 | hun verstand, die altemaal smedenwerk zijn; waarvan zij nochtans
4941 Eze 21:31 | hand van brandende mensen, smeders des verderfs. ~
4942 Spre 3:29 | 29 Smeed geen kwaad tegen uw naaste,
4943 Job 19:17 | huisvrouw vreemd; en ik smeek om der kinderen mijns buiks
4944 Dan 9:13 | over ons gekomen; en wij smeekten het aangezicht des HEEREN,
4945 Psa 68:3 | gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan
4946 Psa 58:9 | Laat hem henengaan, als een smeltende slak; laat hen, als ener
4947 Jes 65:2 | 2 Gelijk een smeltvuur brandt, en het vuur de wateren
4948 Hand 16:23 | en de klederen van zich smeten, en stof in de lucht wierpen, ~
4949 2Pet 2:13 | achten, zijnde vlekken en smetten, en zijn weelderig in hun
4950 Jes 30:23 | en hetzelve zal vet en smoutig zijn; uw vee zal te dien
4951 2Kon 3:15 | geschiedde, als de speelman op de snaren speelde, dat de hand des
4952 3Joh 1:10 | hij doet, met boze woorden snaterende tegen ons; en hiermede niet
4953 Job 9:30 | Indien ik mij wasse met sneeuwwater, en mijn handen zuivere
4954 Job 24:19 | mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen,
4955 Psa 68:15 | daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon. ~
4956 1Kro 12:8 | de reeen op de bergen in snelheid. ~
4957 Pred 9:11 | dat de loop niet is der snellen, noch de strijd der helden,
4958 Open 14:18 | Zend uw scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den
4959 Psa 12:4 | 4De HEERE snijde af alle vleiende lippen,
4960 Lev 19:28 | om een dood lichaam geen snijding in uw vlees maken, noch
4961 Jer 15:19 | gij het kostelijke van het snode uittrekt, zult gij als Mijn
4962 Jes 18:5 | zo zal Hij de ranken met snoeimessen afsnijden, en de takken
4963 Ric 15:9 | de zelen, gelijk als een snoertje van grof vlas verbroken
4964 Hos 4:14 | en offeren met de snoodste hoeren; het volk dan, dat
4965 Psa 12:9 | draven rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen verhoogd
4966 2Kon 19:4 | verbintenis in Hosea, dat hij tot So, den koning van Egypte,
4967 Eze 23:23 | alle Chaldeen, Pekod, en Soa, en Koa, en alle kinderen
4968 Neh 10:24 | 24 Hallohes, Pilha, Sobek, ~
4969 2Sa 17:27 | Mahanaim gekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, van
4970 1Kro 8:10 | 10 En Jeuz, en Sochja, en Mirma; dezen zijn zijne
4971 Rom 16:21 | en Lucius, en Jason, en Socipater, mijn bloedverwanten. ~
4972 Num 13:10 | Zebulon, Gaddiel, de zoon van Sodi. ~
4973 1Kro 25:27 | van Jaazia waren Beno, en Soham, en Zakkur, en Hibri. ~
4974 Jes 29:5 | de menigte uwer vreemde soldaten zal zijn gelijk dun stof,
4975 Jes 41:7 | slaat, zeggende van het soldeersel: Het is goed; daarna maakt
4976 Lev 11:22 | sprinkhaan naar zijn aard, en de solham naar zijn aard, en den hargol
4977 Psa 139:17 | hoe machtig veel zijn haar sommen! ~
4978 2Tim 2:18 | geschied is, en verkeren sommiger geloof. ~
4979 Dan 3:15 | akkoordgezangs, en allerlei soort der muziek, nedervalt,
4980 Hand 14:4 | vergezelschapte tot in Azie Sopater van Berea; en van de Thessalonicensen
4981 Ric 15:4 | lief kreeg, aan de beek Sorek, welker naam was Delila. ~
4982 Job 6:10 | den weedom, zo Hij niet spaarde; want ik heb de redenen
4983 Gen 27:77 | stelde hij ze niet, zodat de spadelingen Laban, en de vroegelingen
4984 1Kon 7:33 | naven, en hun randen, en hun spaken waren alle gegoten. ~
4985 Jer 51:3 | 3 De schutter spanne zijn boog tegen dien, die
4986 Exo 35:22 | oorsierselen, en ringen, en spanselen, alle gouden vaten; en alle
4987 Hoo 6:2 | afgegaan in Zijn hof, tot de specerijbedden, om te weiden in de hoven,
4988 Exo 30:23 | en vijftig sikkels, ook specerijkalmus, tweehonderd en vijftig
4989 Exo 30:23 | vijfhonderd sikkels, en specerijkaneel, half zoveel namelijk tweehonderd
4990 Hoo 8:2 | mij leren; ik zou U van specerijwijn te drinken geven, en van
4991 Jes 23:16 | rondom, gij vergeten hoer! speel wel, zing veel liederen,
4992 1Sa 1:23 | haar zoon, totdat zij hem speende. ~
4993 Joha 19:34 | doorstak Zijn zijde met een speer, en terstond kwam er bloed
4994 Job 29:23 | gelijk naar den regen, en sperden hun mond open, als naar
4995 Jes 58:4 | gij u lustig, over wien spert gij den mond wijd open en
4996 Job 38:32 | 32 Van daar speurt hij de spijze op; zijn ogen
4997 2Sa 21:19 | Goliath, den Gethiet, wiens spiesenhout was als een weversboom. ~
4998 1Kro 21:5 | Goliath, den Gethiet, wiens spieshout was als eenweversboom. ~
4999 2Kro 28:15 | hen, en schoeiden hen, en spijsden hen, en drenkten hen, en
5000 Eze 47:12 | gene zijde opgaan allerlei spijsgeboomte, welks blad niet zal afvallen,
5001 Luk 12:24 | noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God
5002 2Sa 13:5 | kome, dat zij mij met brood spijzige, en de spijze voor mijn
5003 Rom 12:20 | dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo
5004 Spre 31:19 | haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten
5005 Jes 60:5 | basiliskus-eieren uit, en zij weven spinnewebben; die van hun eieren eet,
5006 Spre 31:19 | haar handpalmen vatten den spinrok. ~
5007 Jer 5:10 | geen voleinding); doet haar spitsen weg, want zij zijn des HEEREN
5008 Amos 6:11 | en het kleine huis met spleten. ~
5009 Hand 14:16 | zou verslijten; want hij spoedde zich, om (zo het hem mogelijk
5010 Ric 6:3 | versaagd is, die kere weder, en spoede zich naar het gebergte van
5011 Est 24:1 | zeide de koning: Doet Haman spoeden, dat hij het bevel van ~
5012 Fili 2:28 | 28 Zo heb ik dan hem te spoediger gezonden, opdat gij, hem
5013 Hand 11:15 | Timotheus, dat zij op het spoedigste tot hem zouden komen, vertrokken
5014 Luk 5:2 | waren daaruit gegaan, en spoelden de netten. ~
5015 Matt 26:67 | 67 Toen spogen zij in Zijn aangezicht,
5016 Amos 3:12 | hoek van het bed, en op de sponde van de koets. ~
5017 Psa 23:3 | ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns
5018 Psa 36:16 | 16 Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij
5019 Spre 29:8 | 8 Spotdrijvende lieden blazen een stad aan
5020 Psa 123:4 | ziel is veel te zat des spots der weelderigen, der verachting
5021 1Kon 18:27 | middag, dat Elia met hen spotte, en zeide: Roept met luider
5022 Spre 1:22 | de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap
5023 Deu 5:28 | hoorde, toen gij tot mij spraakt, zo zeide de HEERE tot mij:
5024 2Sa 15:4 | heeft, dat ik hem recht sprake. ~
5025 Jes 59:5 | een zak en as onder zich spreide? Zoudt gij dat een
5026 Job 17:13 | duisternis zal ik mijn bed spreiden. ~
|