Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library

Bijbel

IntraText - Concordances

(Hapax - words occurring once)


151-aller | allon-beter | beth--doorl | doorn-gerst | geruc-hoofd | hoogg-kolos | komko-mirre | mirte-onver | onvru-ried | rietg-sprei | spren-uitwe | uitwi-verze | verzi-winke | winst-zwomm

     Book Chapter: Verse
4526 Job 8:11 | zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? ~ 4527 Exo 25:31 | worden, zijn schacht, en zijn rietjes; zijn schaaltjes, zijn knopen, 4528 Jer 51:32 | de veren ingenomen, en de rietpoelen met vuur verbrand zijn; 4529 Gen 10:3 | Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. ~ 4530 Psa 45:5 | 5 En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, 4531 Jes 45:3 | duisternissen zijn, en de verborgene rijkdommen; opdat gij moogt weten, 4532 Luk 6:8 | die de dorre hand had: Rijs op, en sta in het midden. 4533 Pred 1:5 | 5      Ook rijst de zon op, en de zon gaat 4534 Joz 19:13 | Eth-Kazin, en zij komt uit te Rimmon-Methoar, hetwelk is Nea. ~ 4535 1Kro 6:77 | van den stam van Zebulon: Rimmono en haar voorsteden, Thabor 4536 Efez 5:27 | Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, 4537 Job 15:27 | zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen; ~ 4538 Eze 46:23 | keukens gemaakt beneden aan de ringmuren rondom. ~ 4539 Eze 46:23 | was rondom in dezelve een ringmuur, rondom deze vier; en er 4540 1Kro 4:20 | Simon nu waren Amnon en Rinna, Ben-hanan en Tilon; en 4541 2Sa 1:6 | spies; en ziet, de wagens en ritmeesters hielden dicht op hem. ~ 4542 1Kro 7:39 | waren Arah, en Hanniel, en Rizja. ~ 4543 Jes 54:12 | maken, en uw poorten van robijnstenen, en uw ganse landpale van 4544 Job 6:5 | 5 Rochelt ook de woudezel bij het 4545 Klaa 1:117| witter dan melk; zij waren roder van lichaam dan robijnen, 4546 Psa 109:15 | voor den HEERE zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van 4547 Eze 27:8 | Sidon en Arvad waren uw roeiers; uw wijzen, o Tyrus! die 4548 Jes 33:21 | van wijde stromen; geen roeischuit zal daar doorvaren, en geen 4549 2Tim 3:4 | 4 Verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers 4550 2Kro 23:25 | dat toeliep en den koning roemde, kwam zij tot het volk in 4551 Hand 21:40 | aan de zee over, meteen de roerbanden losmakende; en het razeil 4552 1Sa 1:13 | in haar hart; alleenlijk roerden zich haar lippen, maar haar 4553 Joha 5:3 | verdorden, wachtende op de roering des waters. ~ 4554 1Kro 7:34 | zonen van Semer waren Ahi en Rohega, Jehubba en Aram. 4555 Exo 20:18 | geluid der bazuin, en den rokenden berg; toen het volk zulks 4556 Job 30:18 | omgordt mij als de kraag mijns roks. ~ 4557 Job 30:14 | breuk; onder de verwoesting rollen zij zich aan. ~ 4558 Jes 22:18 | voortrollen, gelijk men een bal rolt, in een land, wijd van begrip; 4559 Luk 23:38 | geschreven, met Griekse, en Romeinse en Hebreeuwse letters: DEZE 4560 Hand 16:25 | het ulieden geoorloofd een Romeinsen mens, en dien onveroordeeld, 4561 Exo 21:5 | 5 Maar indien de knecht ronduit zeggen zal: Ik heb mijn 4562 Spre 23:29 | zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen? ~ 4563 Psa 76:5 | doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen. ~ 4564 Nah 2:12 | De leeuw, die genoeg roofde voor zijn welpen, en worgde 4565 Hand 2:19 | beneden, bloed en vuur, en rookdamp. ~ 4566 Jes 9:17 | als de verheffing des      rooks. ~ 4567 2Kro 30:14 | daartoe namen zij alle rooktuig weg, hetwelk zij in de beek 4568 Eze 8:11 | een ieder had zijn      rookvat in zijn hand, en een overvloedige 4569 Psa 66:15 | mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen 4570 Exo 38:5 | vier einden des koperen roosters, tot plaatsen voor de handbomen. ~ 4571 Jes 67:20 | paarden, en op wagenen, en op rosbaren, en op muildieren, en op 4572 Job 5:11 | stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden. ~ 4573 Exo 13:17 | Dat het den volke niet rouwe, als zij den strijd zien 4574 Jer 4:28 | voorgenomen en het zal Mij niet rouwen, en Ik zal Mij daarvan niet      4575 Zac 7:5 | zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet, in de vijfde en in de zevende 4576 Joe 1:13 | 13      Omgordt u, en rouwklaagt, gij priesters! huilt, gij 4577 Pred 12:5 | zijn eeuwig huis, en de rouwklagers zullen in de straat omgaan. ~ 4578 2Sa 14:2 | rouw droegt, en trek nu rouwklederen aan, en zalf u niet met 4579 Jer 16:5 | het huis desgenen, die een rouwmaaltijd houdt, en ga niet henen 4580 Heb 10:34 | medelijden gehad, en de roving uwer goederen met blijdschap 4581 1Kro 11:42 | Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was het hoofd der Rubenieten; 4582 Ric 4:39 | gezonden in het dal. In Rubens gedeelten waren de inbeeldingen 4583 Hos 1:12 | Ammi, en tot uw zusteren: Ruchama. ~  ~ 4584 Lev 3:9 | staart, dien hij dicht aan de ruggegraat zal afnemen, en het vet 4585 Eze 10:12 | ganse lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en hun vleugelen, 4586 Jer 51:27 | brengt paarden opwaarts, als ruige kevers! ~ 4587 Job 38:28 | bazuin, zegt het: Heah! en ruikt den krijg van verre, den 4588 Psa 18:43 | als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten. ~ 4589 Jes 63:10 | verhoogt, verhoogt een baan, ruimt de stenen weg, steekt een 4590 Jes 13:4 | 4      Er is een ruisende stem op de bergen, gelijk 4591 Psa 41:3 | En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk 4592 2Kro 32:11 | 11 Ruit u Jehizkia niet op, dat 4593 Luk 11:42 | want gij vertient munte, en ruite, en alle moeskruid, en gij 4594 Open 9:16 | getal van de heirlegers der ruiterij was tweemaal tien duizenden 4595 2Kon 25:36 | dochter van Pedaja, van Ruma. ~ 4596 Jes 33:3 | Van het geluid des rumoers zullen de volken wegvlieden; 4597 Joe 1:18 | O, hoe zucht het vee, de runderkudden zijn bedwelmd, want zij 4598 Jes 66:10 | het dal van Achor tot een runderleger, voor Mijn volk, dat Mij 4599 Eze 4:15 | zeide tot mij: Zie, Ik heb u rundermest gegeven voor mensendrek, 4600 2Sa 24:22 | brandoffer, en de sleden en het rundertuig tot hout. ~ 4601 Exo 29:1 | neem een var, het jong eens runds, en twee volkomen rammen; ~ 4602 Job 10:10 | en mij als een kaas doen runnen? ~ 4603 Klaa 1:7 | aan, zij spotten met haar rustdagen. ~ 4604 Deu 21:4 | jonge koe afbrengen in een ruw dal, dat niet bearbeid noch 4605 Joz 19:42 | 42 En Saalabbin, en Ajalon, en Jithla, ~ 4606 Est 6:3 | vrouwen, onder de hand van Saasgaz, den kamerling des konings, 4607 Mark 15:34 | zeggende: ELOI, ELOI, LAMMA SABACHTANI, hetwelk is, overgezet zijnde: 4608 Matt 27:46 | zeggende: ELI, ELI, LAMA SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn 4609 Ezra 10:28 | Bebai: Johanan, Hananja, Sabbai, en Athlai. ~ 4610 Hand 1:12 | Jeruzalem, liggende van daar een sabbatsreize. ~ 4611 2Sa 21:18 | Sibbechai, de Husathiet, Saf, die van de kinderen van 4612 1Kro 5:12 | 12 Joel was het hoofd; en Safam de tweede; maar Jaenai en 4613 Exo 24:10 | voeten als een werk van saffierstenen, en als de gestaltenis des 4614 Hoo 4:14 | 14      Nardus en saffraan, kalmus en kaneel, met allerlei 4615 Mic 1:11 | door, gij inwoneres van Safir! met blote schaamte; de 4616 1Kro 11:34 | was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet; ~ 4617 1Sa 9:4 | gingen zij door het land van Sahalim, maar zij waren er niet; 4618 1Kro 8:8 | 8 En Saharaim gewon kinderen in het land 4619 Joz 19:22 | landpale reikt aan Thabor, en Sahazima, en Beth-Semes; en de uitgangen 4620 Luk 3:35 | van Heber, den zoon van Sala, ~ 4621 Hand 7:5 | 5 En gekomen zijnde te Salamis, verkondigden zij het woord 4622 Ezra 4:14 | 14 Nu, omdat wij salaris uit het paleis trekken, 4623 1Kro 27:14 | tegen het oosten viel op Salemja; maar voor zijn zoon Zecharja, 4624 Joha 3:23 | Johannes doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren 4625 1Sa 9:4 | hij ging door het land van Salisa, maar zij vonden ze niet; 4626 Neh 7:48 | Hagaba, de kinderen van Salmai; ~ 4627 Hos 10:14 | verstoord worden, gelijk Salman Beth-Arbel verstoorde ten 4628 Hand 21:7 | onder Kreta heen, tegenover Salmone. ~ 4629 Num 25:14 | was Zimri, de zoon van Salu, een overste van een vaderlijk 4630 1Kro 11:44 | 44 Uzzia, de Asterathiet; Sama, en Jeiel, de zoon van Hotham, 4631 Hand 9:3 | reisden door Fenicie en Samarie, verhalende de bekering 4632 2Sa 22:12 | rondom Zich tot tenten, een samenbinding der wateren, wolken des 4633 Kol 2:19 | door de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en samengevoegd 4634 Matt 13:47 | allerlei soorten van vissen samenbrengt; ~ 4635 Luk 13:11 | lang gehad had, en zij was samengebogen, en kon zich ganselijk niet 4636 2Kon 24:9 | in het huis gevonden was, samengebracht, en hebben het gegeven in 4637 Jes 10:14 | ik heb het ganse aardrijk samengeraapt, gelijk men de eieren die 4638 Joha 20:7 | bijzonder in een andere plaats samengerold. ~ 4639 2Kro 34:17 | 17 En zij hebben het geld samengestort, dat in het huis des HEEREN 4640 Job 16:4 | Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn 4641 Job 37:38 | vastigheid, en de kluiten samenkleven? ~ 4642 Hand 15:22 | gans nodig, dat de menigte samenkome; want zij zullen horen, 4643 Jes 14:31 | is geen eenzame in zijn samenkomsten. ~ 4644 1Sa 2:22 | de vrouwen, die met hopen samenkwamen aan de deur van de tent 4645 Jes 10:14 | eieren die verlaten zijn, samenraapt; en er is      niemand geweest, 4646 Hand 22:17 | na drie dagen dat Paulus samenriep degenen, die de voornaamsten 4647 Num 10:25 | leger der kinderen van Dan, samensluitende al de legers, naar hun heiren; 4648 Matt 17:3 | Mozes en Elias, met Hem samensprekende. ~ 4649 Matt 18:19 | u: Indien er twee van u samenstemmen op de aarde, over enige 4650 2Kor 6:15 | 15 En wat samenstemming heeft Christus met Belial, 4651 Nah 3:19 | 19      Er is geen samentrekking voor uw breuk, uw plage 4652 Exo 26:5 | zullen het ene aan het andere samenvatten. 4653 Jes 61:5 | Dan zult gij het zien en samenvloeien, en uw hart zal vervaard 4654 Jer 39:3 | namelijk Nergal-Sarezer Samgar-Nebu, Sarsechim Rab-Saris, Nergal-Sarezer      4655 1Kro 28:8 | in de vijfde maand, was Samhuth, de Jizrahiet, de overste; 4656 Ezra 2:46 | van Hagab, de kinderen van Samlai, de kinderen van Hanan; ~ 4657 1Kro 11:27 | 27 Sammoth, de Harodiet; Helez, de 4658 Hand 14:15 | daags legden wij aan te Samos, en bleven te Trogyllion, 4659 Hand 10:11 | zijnde, liepen wij recht naar Samothrace, en den volgende dag naar 4660 1Kro 8:26 | 26 En Samserai, en Seharja, en Athalja, ~ 4661 Heb 11:32 | van Gideon, en Barak, en Samson, en Jeftha, en David, en 4662 Num 24:6 | heeft ze geplant, als de sandelbomen, als de cederbomen aan het 4663 Joz 15:31 | Ziklag, en Madmanna, en Sanzanna, ~ 4664 Job 8:16 | 16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten 4665 1Kro 4:22 | van Chozeba, en Joas, en Saraf (die over de Moabieten geheerst 4666 1Kro 4:35 | van Jesibja, den zoon van Saraja, den zoon van Asiel, ~ 4667 2Sa 23:33 | Harariet; Ahiam, de zoon van Sarar, de Harariet; ~ 4668 Eze 28:13 | gesteente was uw deksel, sardisstenen, topazen en diamanten, turkooizen, 4669 Luk 4:26 | Elias gezonden, dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw, 4670 Jes 20:1 | naar Asdod kwam, als hem Sargon, de koning van Assyrie gezonden 4671 1Kro 28:29 | weidden, was Sitrai, de Saroniet; maar over de runderen in 4672 Jer 39:3 | Nergal-Sarezer Samgar-Nebu, Sarsechim Rab-Saris, Nergal-Sarezer      4673 Joz 3:16 | Adam af, die ter zijde van Sarthan ligt en die naar de zee 4674 Luk 3:35 | 35 Den zoon van Saruch, den zoon van Ragau, den 4675 Joz 19:6 | 6 En Beth-Lebaoth, en Saruhen; dertien steden en haar 4676 Ezra 10:40 | 40 Machnadbai, Sasai, Sarai, ~ 4677 Num 26:13 | van Saul het geslacht der Saulieten. ~ 4678 Eze 19:11 | hij had sterke roeden tot scepteren der heersers, en de stam 4679 Est 22 | en roerde de spits des scepters aan. ~ 4680 Hand 13:14 | waren zekere zeven zonen van Sceva, een Joodsen overpriester, 4681 Ric 20:21 | voort uit de wijngaarden, en schaakt u, een ieder zijn huisvrouw, 4682 Ezra 8:22 | 22 Want ik schaamde mij van den koning een heir 4683 Gen 2:25 | Adam en zijn vrouw; en zij schaamden zich niet. ~ 4684 Jer 51:51 | hebben versmaadheid gehoord, schaamroodheid heeft ons aangezicht bedekt; 4685 Gen 35:12 | Juda, en ging op tot zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, 4686 Matt 7:15 | valse profeten, dewelke in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen 4687 Mic 4:8 | 8      En gij Schaapstoren, gij Ofel der dochter Sions! 4688 Heb 11:37 | gebracht; hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten, 4689 Mic 6:10 | der goddeloosheid en een schaarse efa, dat te verfoeien is? ~ 4690 Deu 8:9 | waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets 4691 Psa 94:20 | 20 Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, 4692 Mark 16:18 | drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de 4693 Psa 64:7 | Zij doorzoeken allerlei schalkheid; ten uiterste doorzoeken 4694 1Kro 27:16 | het westen, met de poort Schallechet, bij den opgaanden hogen 4695 1Pet 4:16 | lijdt als een Christen, die schame zich niet, maar verheerlijke 4696 Deu 25:11 | hand uitstrekt, en zijn schamelheid aangrijpt; ~ 4697 2Sa 5:14 | Jeruzalem geboren zijn: Schammua, en Schobab, en Nathan, 4698 Eze 16:27 | Filistijnen, die vanwege uw      schandelijken weg beschaamd waren. ~ 4699 Deu 23:17 | van Israel; en er zal geen schandjongen zijn onder de zonen van 4700 Joz 2:18 | zo zult gij dit snoer van scharlakendraad aan het venster binden, 4701 Joz 2:21 | gingen heen; en zij bond het scharlakensnoer aan het venster. ~ 4702 Nah 2:3 | gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur 4703 Neh 12:25 | wacht waarnemende bij de schatkamers der poorten. ~ 4704 Eze 27:24 | en gestikt werk, en met schatkisten van schone klederen; gebonden 4705 Matt 22:19 | verzoekt gij Mij? Toont Mij de schattingpenning. En zij brachten Hem een 4706 Gen 14:17 | hem waren), tot het dal Schave, dat is, het dal des konings. ~ 4707 Gen 14:5 | in Ham, en de Emieten in Schave-Kiriathaim; ~ 4708 Jes 44:13 | hij maakt het effen met de schaven, en tekent het met den passer, 4709 Jes 7:3 | tegemoet, gij en uw zoon, Schear-Jaschub, aan het einde van den watergang 4710 Num 31:56 | en Hesbon, en Eleale, en Schebam, en Nebo, en Behon; ~ 4711 Joz 7:5 | hen van voor de poort tot Schebarim toe, en sloegen hen in een 4712 Zac 1:7 | elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede jaar 4713 1Sa 17:6 | 6 En een koperen scheenharnas boven zijn voeten, en een 4714 Matt 14:13 | vertrok Hij van daar te scheep, naar een woeste plaats 4715 Hand 21:19 | met onze eigen handen het scheepsgereedschap uit. ~ 4716 Hand 12:18 | afscheid van de broederen, en scheepte van daar naar Syrie; en 4717 Hand 15:7 | 7 Wij nu, de scheepvaart volbracht hebbende van Tyrus, 4718 Gen 13:9 | land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij; zo gij de 4719 Hand 7:13 | Maar Johannes, van hen scheidende, keerde weder naar Jeruzalem. ~ 4720 2Sa 14:6 | het veld, en er was geen scheider tussen hen; en de een sloeg 4721 Spre 24:31 | netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken. ~ 4722 1Kor 13:1 | klinkend metaal, of luidende schel geworden. ~ 4723 Neh 3:15 | daartoe den muur des vijvers Schelah bij des konings hof, en 4724 2Sa 6:5 | en met trommelen, ook met schellen, en met cimbalen. ~ 4725 Jer 13:16 | voeten zich stoten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht 4726 1Kor 3:17 | Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel Gods is 4727 Luk 24:11 | 11 En haar woorden schenen voor hen als ijdel geklap, 4728 Gen 36:44 | schenkers wederkeren tot zijn schenkambt, zodat hij den beker op 4729 Ric 14:8 | 8 En hij sloeg hen, den schenkel en de heup, met een groten 4730 Rom 8:32 | met Hem niet alle dingen schenken? 4731 Exo 23:12 | dienstmaagd en de vreemdeling adem scheppe. ~ 4732 Jes 30:14 | haar verbrijzeling niet een scherf zal gevonden      worden, 4733 Mic 7:4 | doorn; de oprechtste is scherper dan een doornheg; de dag 4734 Mark 6:27 | koning zond terstond een scherprechter, en gebood zijn hoofd te 4735 Heb 4:12 | is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, 4736 Ric 3:16 | zich een zwaard, dat twee scherpten had, welks lengte een el 4737 Jes 65:1 | Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat 4738 Psa 106:23 | Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan 4739 Dan 11:14 | koning van het Zuiden; en de scheurmakers uws volks zullen verheven 4740 Ric 11:6 | zeiden zij tot hem: Zeg nu Schibboleth; maar hij zeide: Sibbolet, 4741 Job 40:17 | zal niet bestaan, spies, schicht noch pantsier. ~ 4742 1Kro 12:2 | werpende, en met pijlen schietende uit den boog; zij waren 4743 Jes 51:8 | opeten als een kleed, en het schietwormpje zal ze opeten als wol; maar 4744 Psa 7:1 | 1 Davids Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen 4745 Spre 4:18 | rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende 4746 2Pet 1:19 | hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, 4747 Jer 18:3 | hij maakte een werk op de schijven. ~ 4748 Spre 16:1 | 1      De mens heeft schikkingen des harten; maar het antwoord 4749 Gen 27:72 | en van kastanjen; en hij schilde daarin witte strepen, ontblotende 4750 Jes 2:16 | en tegen alle gewenste schilderijen. ~ 4751 Lev 11:29 | wezeltje, en de muis, en de schildpad, naar haar aard; ~ 4752 Ric 6:11 | jongen, tot het uiterste der schildwachten, die in het leger waren. ~ 4753 Jes 19:6 | opdrogen; het riet en het schilf zullen verwelken. ~ 4754 Zep 3:18 | verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op haar. ~ 4755 Hand 21:11 | meer den stuurman en den schipper, dan hetgeen van Paulus 4756 2Sa 5:14 | geboren zijn: Schammua, en Schobab, en Nathan, en Salomo. ~ 4757 Eze 16:10 | met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde 4758 2Kro 28:15 | en zij kleedden hen, en schoeiden hen, en spijsden hen, en 4759 Job 28:16 | Ofir, tegen den kostelijken Schoham, en den Saffier. ~ 4760 Hand 21:8 | een zekere plaats genaamd Schonehavens, waar de stad Lasea nabij 4761 Mark 15:45 | over honderd verstaan had, schonk hij Jozef het lichaam. ~ 4762 Hand 13:9 | dagelijks handelende in de school van zekeren Tyrannus. ~ 4763 2Sa 19:24 | hij had zijn voeten niet schoongemaakt, noch zijn knevelbaard beschoren, 4764 Rom 16:18 | buik; en verleiden door schoonspreken en prijzen de harten der 4765 1Sa 4:21 | weggevoerd was, en om haars schoonvaders en haars mans wil. ~ 4766 Hos 13:3 | dorsvloer, en als rook uit den schoorsteen wordt weggestormd. ~ 4767 Eze 46:22 | voorhofs waren voorhofjes met schoorstenen, van veertig ellen de lengte, 4768 Deu 23:13 | 13 En gij zult een schopje hebben, benevens uw gereedschap, 4769 Gen 3:7 | vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. ~ 4770 Job 31:22 | Mijn schouder valle van het schouderbeen, en mijn arm breke van zijn 4771 Jes 30:10 | zieners: Ziet niet; en tot de schouwers: Schouwt ons niet, wat recht 4772 1Sa 20:3 | leeft, er is maar als een schrede tussen mij en tussen den 4773 Job 30:20 | 20 Ik schrei tot U, maar Gij antwoordt 4774 Jona 2:2 | uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn 4775 Luk 8:52 | 52 En zij schreiden allen, en maakten misbaar 4776 Joha 16:20 | Ik zeg u, dat gij zult schreien, en klagelijk wenen, maar 4777 Luk 8:52 | hetzelve. En Hij zeide: Schreit niet; zij is niet gestorven; 4778 Jer 36:23 | versneed hij ze met een schrijfmes, en wierp ze in het vuur, 4779 Luk 1:63 | 63 En als hij een schrijftafeltje geeist had, schreef hij, 4780 2Joh 1:5 | uitverkoren vrouwe, niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen 4781 Jer 49:16 | 16      Uw schrikkelijkheid heeft u bedrogen, en de 4782 Job 9:28 | 28 Zo schroom ik voor al mijn smarten; 4783 Job 19:29 | 29 Schroomt u vanwege het zwaard; want 4784 1Sa 17:5 | zijn hoofd, en hij had een schubachtig pantsier aan; en het gewicht 4785 Jes 52:2 | 2      Schud u uit het stof, maak u op, 4786 Psa 143:9 | van mijn vijanden; bij U schuil ik. ~ 4787 Mark 9:20 | aarde, wentelde zich al schuimende. ~ 4788 Psa 55:4 | des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid op mij, 4789 Jes 50:1 | heb? Of wie is er van Mijn schuldeisers, aan wien Ik u verkocht 4790 Matt 6:12 | gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. ~ 4791 1Sa 6:8 | kleinoden, die gij Hem ten schuloffer vergelden zult, in een koffertje 4792 Gen 42:16 | van Gad: Zifjon en Haggi, Schuni en Ezbon, Eri en Arodi, 4793 Deu 28:27 | met spenen, en met droge schurft, en met krauwsel, waarvan 4794 Jes 3:17 | schedel der dochteren van Sion schurftig maken, en de HEERE zal haar 4795 Psa 60:1 | den opperzangmeester, op Schusan Eduth; ~ 4796 Jer 51:3 | 3      De schutter spanne zijn boog tegen dien, 4797 Jer 4:30 | u met gouden sieraad, al schuurdet gij uw ogen met blanketsel, 4798 Zac 12:4 | zal Ik alle paarden met schuwigheid slaan, en hun ruiters met 4799 Kol 3:11 | en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; 4800 Ezra 10:29 | Malluch en Adaja, Jasub en Seal, Jeramoth. ~ 4801 1Kro 2:48 | bijwijf Maacha gewon Kaleb: Seber en Tirhana. ~ 4802 Joz 15:61 | woestijn: Beth-araba, Middin en Sechacha, ~ 4803 Num 26:31 | Sechem het geslacht der Sechemieten; ~ 4804 1Sa 19:22 | groten waterput, die te Sechu was, en hij vraagde en zeide: 4805 1Kro 7:24 | 24 Zijn dochter nu was Seera, die bouwde het lage en 4806 Jer 37:3 | den zoon van Selemja, en Sefanja, den zoon van Maaseja, den 4807 Gen 10:30 | Mescha af, daar gij gaat naar Sefar, het gebergte van het oosten. ~ 4808 Oba 1:20 | Jeruzalem, hetgeen in      Sefarad is, zij zullen de steden 4809 2Kon 19:31 | Nibhaz en Tartak, en de Sefarvieten verbrandden hun zonen voor 4810 1Kro 1:40 | Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen 4811 Gen 33:23 | en Manahath, en Ebal, en Sefo, en Onam. ~ 4812 Num 26:39 | 39 Van Sefufam het geslacht der Sufamieten; 4813 1Kro 8:5 | 5 En Gera, en Sefufan, en Huram. ~ 4814 1Kro 8:26 | 26 En Samserai, en Seharja, en Athalja, ~ 4815 Ric 3:26 | beelden, en ontkwam naar Sehirath. ~ 4816 2Sa 20:25 | 25 En Seja was schrijver; en Zadok 4817 Hand 14:4 | Thessalonicensen Aristarchus en Sekundus; en Gajus van Derbe, en 4818 1Sa 23:28 | daarom noemde men die plaats Sela-Machlekoth. ~  ~  ~  4819 Num 26:20 | van Sela het geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht 4820 1Kro 7:35 | waren Zofah, en Jimna, en Seles, en Amal. ~ 4821 Hand 7:4 | Heiligen Geest, kwamen af tot Seleucie, en van daar scheepten zij 4822 Num 33:27 | overste Achihud, zoon van Selomi; ~ 4823 1Kro 12:3 | Ahiezer, en Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna 4824 1Kro 27:7 | kloeke lieden; Elihu, en Semachja. ~ 4825 2Kro 12:19 | hem zonen baarde, Jeus, en Semaria, en Zaham. ~ 4826 Gen 14:2 | Sinab, koning van Adama, en Semeber, koning van Zeboim, en de 4827 1Kro 8:12 | waren Eber, en Misam, en Semed; deze heeft Ono gebouwd, 4828 Luk 3:26 | Mattathias, den zoon van Semei, den zoon van Jozef, den 4829 Num 26:32 | Semida het geslacht der Semidaieten; en van Hefer het geslacht 4830 Num 33:20 | der kinderen van Simeon, Semuel, zoon van Ammihud; ~ 4831 1Sa 7:12 | dien tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam 4832 1Kro 3:18 | Malchiram, en Pedaja, en Senazar, Jekamja, Hosama en Nedabja. ~ 4833 1Sa 14:4 | Bozes, en de naam der andere Sene. ~ 4834 Neh 11:9 | hen; en Juda, de zoon van Senua, was de tweede over de stad. ~ 4835 1Kro 25:8 | voor Harim, het vierde voor Seorim, ~ 4836 Num 26:46 | der dochter van Aser was Serah. ~ 4837 1Kro 6:51 | zijn zoon; Uzzi zijn zoon; Serahja zijn zoon; ~ 4838 Num 26:26 | van Sered het geslacht der Seredieten; van Elon het geslacht der 4839 1Kro 7:16 | naams zijns broeders was Seres, en zijn zonen waren Ulam 4840 Hand 7:7 | Welke was bij den stadhouder Sergius Paulus, een verstandigen 4841 Est 1:14 | nu bij hem waren Carsena, Sethar, Admatha, Tharsis, Meres, 4842 Num 13:13 | 13 Van de stam van Aser, Sethur, de zoon van Michael. ~ 4843 1Kro 2:49 | vader van Madmanna, baarde Seva, den vader van Machbena, 4844 Neh 7:47 | van Keros, de kinderen van Sia, de kinderen van Padon; ~ 4845 Ezra 2:44 | van Keros, de kinderen van Siaha, de kinderen van Padon; ~ 4846 Ric 11:6 | Schibboleth; maar hij zeide: Sibbolet, en kon het alzo niet recht 4847 1Kro 21:4 | Gezer opstond, toen sloeg Sibchai, de Husathiet, Sippai, die 4848 Eze 47:16 | 16      Hamath, Berotha, Sibraim, dat tussen de landpale 4849 Joha 4:5 | stad van Samaria, genaamd Sichar, nabij het stuk land, hetwelk 4850 Joz 19:26 | Karmel westwaarts, en aan Sichor-Libnath; ~ 4851 Joz 15:11 | landpale zal strekken naar Sichron aan, en over den berg Baala 4852 Dan 5:19 | gegeven had, beefden en sidderden alle volken, natien en tongen 4853 Eze 26:16 | klederen uittrekken; met sidderingen zullen zij bekleed worden, 4854 Luk 4:26 | gezonden, dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw, die weduwe 4855 1Kon 11:1 | Ammonietische, Edomietische, Sidonische, Hethietische; ~ 4856 Eze 23:26 | klederen uittrekken, en uw sieraadtuig wegnemen. ~ 4857 Jes 35:2 | Libanon is haar gegeven, het sieraard van Karmel en Saron; zij 4858 Eze 27:24 | kooplieden met volkomen sieradien, met pakken van hemelsblauw 4859 Jes 28:5 | heerlijke Kroon en tot een sierlijken Krans zijn den overgeblevenen 4860 1Kro 4:37 | 37 En Ziza, de zoon van Sifei, den zoon van Allon, den 4861 1Kro 28:27 | des wijns, was Zabdi, de Sifmiet. ~ 4862 1Sa 30:28 | te Aroer, en tot die te Sifmoth, en tot die te Esthemoa, ~ 4863 Exo 1:15 | Hebreinnen, welker ener naam Sifra, en de naam der andere Pua 4864 Num 33:24 | overste Kemuel, zoon van Siftan; ~ 4865 1Kon 21:8 | en verzegelde ze met zijn signet; en zond de brieven tot 4866 Jer 2:18 | Egypte, om de wateren van Sihor te drinken? En wat hebt 4867 1Kon 22:42 | was Azuba, de dochter van Silchi. ~ 4868 2Kro 21:31 | was Azuba, een dochter van Silhi. ~ 4869 Joz 15:32 | 32 En Lebaoth, en Silhim, en Ain, en Rimmon. Al deze 4870 Num 26:49 | Sillem het geslacht der Sillemieten. ~ 4871 Jes 8:6 | volk veracht de wateren van Siloa, die zachtjes gaan, en er 4872 Neh 11:5 | van Zacharja, den zoon van Siloni. ~ 4873 1Kro 9:5 | 5 En van de Silonieten was Asaja, de eerstgeborene, 4874 1Kro 7:37 | Bezer, en Hod, en Samma, en Silsa, en Jithran, en Beera. ~ 4875 1Kro 9:38 | 38 Mikloth nu gewon Simeam; dezen woonden ook te Jeruzalem, 4876 1Kro 2:55 | woonden, de Tirathieten, de Simeathieten, de Suchathieten; dezen 4877 Num 3:21 | Libnieten, en het geslacht der Simeieten; dit zijn de geslachten 4878 1Kro 8:21 | En Adaja, en Beraja, en Simrath waren kinderen van Simei. ~ 4879 2Kro 24:26 | en Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. ~ 4880 Joz 12:20 | 20 De koning van Simron-Meron, een; de koning van Achsaf, 4881 Num 26:24 | Simron het geslacht der Simronieten. ~ 4882 Gen 14:2 | Birsa, koning van Gomorra, Sinab, koning van Adama, en Semeber, 4883 Jes 49:12 | en geen uit het land van Sinim. ~ 4884 1Kro 21:4 | sloeg Sibchai, de Husathiet, Sippai, die van de kinderen van 4885 2Sa 3:26 | haalden van den bornput van Sira; maar David wist het niet. ~ 4886 1Kon 4:3 | Elihoref, en Ahia, de zoon van Sisa, waren schrijvers; Josafat, 4887 Jes 5:26 | en Hij zal hen herwaarts sissen van het einde der aarde; 4888 Exo 6:21 | Misael, en Elzafan, en Sithri. ~ 4889 Gen 24:21 | noemde hij deszelfs naam Sitna. ~ 4890 1Kro 28:29 | die in Saron weidden, was Sitrai, de Saroniet; maar over 4891 Jes 41:19 | woestijn den cederboom, den sittimboom, en den mirteboom, en den 4892 Est 49:2 | derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten 4893 1Kro 11:42 | 42 Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was het hoofd 4894 1Kon 9:21 | heeft Salomo gebracht op slaafsen uitschot tot op dezen dag. ~ 4895 Rom 13:13 | dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet 4896 Jes 58:2 | zij zullen rusten op hun slaapsteden, een iegelijk, die in zijn 4897 Jes 58:5 | onder allen groenen boom; slachtende de kinderen aan de beken, 4898 Jer 46:20 | een zeer schone vaarze; de slachter komt, hij komt van het noorden. ~ 4899 Spre 27:15 | gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw 4900 1Kon 1:2 | en hem koestere; en zij slape in uw schoot, dat mijn heer 4901 Hoo 7:9 | gaat, doende de lippen der slapenden spreken. ~ 4902 Jes 57:10 | kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neder, zij hebben 4903 Pred 10:18 | verzwakt het gebint, en door slapheid der handen wordt het huis 4904 Jer 47:3 | de   kinderen, vanwege de slappigheid der handen; ~ 4905 2Kro 28:10 | Jeruzalem u tot slaven en slavinnen te onderwerpen; zijt gij 4906 Spre 9:6 | 6      Verlaat de slechtigheden, en leeft; en treedt in 4907 Hand 8:19 | en stenigden Paulus, en sleepten hem buiten de stad, menende, 4908 Joha 21:8 | omtrent tweehonderd ellen), slepende het net met de vissen. ~ 4909 Matt 16:19 | 19 En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; 4910 Open 1:18 | eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. ~ 4911 Psa 38:31 | zijn gangen zullen niet slibberen. ~ 4912 Psa 36:6 | weg zij duister en gans slibberig; en de Engel des HEEREN 4913 Job 39:16 | schuilplaats des riets en des slijks. ~ 4914 Eze 21:21 | gebruiken; hij zal zijn pijlen slijpen; hij zal de terafim vragen, 4915 Pred 10:10 | heeft stomp gemaakt, en hij slijpt de snede niet, dan moet 4916 2Kon 3:25 | lieten overblijven; en de slingeraars omsingelden en sloegen hen. ~ 4917 1Sa 17:49 | een steen daaruit, en hij slingerde, en trof den Filistijn in 4918 Ric 19:16 | links waren; deze allen slingerden met een steen op een haar, 4919 1Sa 25:29 | ziel uwer vijanden zal Hij slingeren uit het midden van de holligheid 4920 1Sa 25:29 | midden van de holligheid des slingers. ~ 4921 Eze 5:3 | daarvan nemen, en in uw slippen binden. ~ 4922 Job 5:5 | gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in. ~ 4923 Jes 27:1 | den Leviathan, de kromme slomme slang; en Hij zal      den 4924 Gen 23:97 | tot Jakob: Laat mij toch slorpen van dat rode, dat rode daar, 4925 Hoo 5:5 | mirre, op de handvaten des slots. ~ 4926 Jes 3:23 | en de hulledoeken, en de sluiers. ~ 4927 Matt 25:5 | vertoefde, werden zij allen sluimerig, en vielen in slaap. ~ 4928 2Pet 2:3 | ledig is, en hun verderf sluimert niet. ~ 4929 Mark 15:32 | met Hem gekruist waren, smaadden Hem. ~ 4930 Psa 15:3 | geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste; ~ 4931 Jes 51:7 | van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet. ~ 4932 Spre 25:10 | degene, die het hoort, u niet smade; want uw kwaad gerucht zou 4933 Rom 1:30 | achterklappers, haters Gods, smaders, hovaardigen, laatdunkenden, 4934 Eze 21:28 | kinderen Ammons, en van hun smading; zo zeg: Het zwaard, het 4935 Rom 15:3 | gelijk geschreven is: De smadingen dergenen, die U smaden, 4936 2Sa 3:35 | ondergaan der zon brood of iets smake! ~ 4937 Jes 28:20 | kunne; en het deksel zal te smal wezen, als men zich daaronder 4938 Spre 15:1 | grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen. ~ 4939 Eze 28:24 | het huis Israels zal geen smartenden doorn noch wee doende distel 4940 Hos 13:2 | hun verstand, die altemaal smedenwerk zijn; waarvan zij      nochtans 4941 Eze 21:31 | hand van brandende mensen, smeders des      verderfs. ~ 4942 Spre 3:29 | 29      Smeed geen kwaad tegen uw naaste, 4943 Job 19:17 | huisvrouw vreemd; en ik smeek om der kinderen mijns buiks 4944 Dan 9:13 | over ons gekomen; en wij smeekten het aangezicht des HEEREN, 4945 Psa 68:3 | gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan 4946 Psa 58:9 | Laat hem henengaan, als een smeltende slak; laat hen, als ener 4947 Jes 65:2 | 2      Gelijk een smeltvuur brandt, en het vuur de wateren 4948 Hand 16:23 | en de klederen van zich smeten, en stof in de lucht wierpen, ~ 4949 2Pet 2:13 | achten, zijnde vlekken en smetten, en zijn weelderig in hun 4950 Jes 30:23 | en hetzelve zal vet en smoutig zijn; uw vee zal te dien 4951 2Kon 3:15 | geschiedde, als de speelman op de snaren speelde, dat de hand des 4952 3Joh 1:10 | hij doet, met boze woorden snaterende tegen ons; en hiermede niet 4953 Job 9:30 | Indien ik mij wasse met sneeuwwater, en mijn handen zuivere 4954 Job 24:19 | mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; alzo het graf dergenen, 4955 Psa 68:15 | daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon. ~ 4956 1Kro 12:8 | de reeen op de bergen in snelheid. ~ 4957 Pred 9:11 | dat de loop niet is der snellen, noch de strijd der helden, 4958 Open 14:18 | Zend uw scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den 4959 Psa 12:4 | 4De HEERE snijde af alle vleiende lippen, 4960 Lev 19:28 | om een dood lichaam geen snijding in uw vlees maken, noch 4961 Jer 15:19 | gij het kostelijke van het snode uittrekt, zult gij als Mijn      4962 Jes 18:5 | zo zal Hij de ranken met snoeimessen afsnijden, en de takken 4963 Ric 15:9 | de zelen, gelijk als een snoertje van grof vlas verbroken 4964 Hos 4:14 | en offeren met      de snoodste hoeren; het volk dan, dat 4965 Psa 12:9 | draven rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen verhoogd 4966 2Kon 19:4 | verbintenis in Hosea, dat hij tot So, den koning van Egypte, 4967 Eze 23:23 | alle Chaldeen, Pekod, en Soa, en Koa, en alle kinderen 4968 Neh 10:24 | 24 Hallohes, Pilha, Sobek, ~ 4969 2Sa 17:27 | Mahanaim gekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, van 4970 1Kro 8:10 | 10 En Jeuz, en Sochja, en Mirma; dezen zijn zijne 4971 Rom 16:21 | en Lucius, en Jason, en Socipater, mijn bloedverwanten. ~ 4972 Num 13:10 | Zebulon, Gaddiel, de zoon van Sodi. ~ 4973 1Kro 25:27 | van Jaazia waren Beno, en Soham, en Zakkur, en Hibri. ~ 4974 Jes 29:5 | de menigte uwer vreemde soldaten zal zijn gelijk dun stof, 4975 Jes 41:7 | slaat, zeggende van het soldeersel: Het is goed; daarna maakt 4976 Lev 11:22 | sprinkhaan naar zijn aard, en de solham naar zijn aard, en den hargol 4977 Psa 139:17 | hoe machtig veel zijn haar sommen! ~ 4978 2Tim 2:18 | geschied is, en verkeren sommiger geloof. ~ 4979 Dan 3:15 | akkoordgezangs, en allerlei soort der      muziek, nedervalt, 4980 Hand 14:4 | vergezelschapte tot in Azie Sopater van Berea; en van de Thessalonicensen 4981 Ric 15:4 | lief kreeg, aan de beek Sorek, welker naam was Delila. ~ 4982 Job 6:10 | den weedom, zo Hij niet spaarde; want ik heb de redenen 4983 Gen 27:77 | stelde hij ze niet, zodat de spadelingen Laban, en de vroegelingen 4984 1Kon 7:33 | naven, en hun randen, en hun spaken waren alle gegoten. ~ 4985 Jer 51:3 | 3      De schutter spanne zijn boog tegen dien, die 4986 Exo 35:22 | oorsierselen, en ringen, en spanselen, alle gouden vaten; en alle 4987 Hoo 6:2 | afgegaan in Zijn hof, tot de specerijbedden, om te weiden in de hoven, 4988 Exo 30:23 | en vijftig sikkels, ook specerijkalmus, tweehonderd en vijftig 4989 Exo 30:23 | vijfhonderd sikkels, en specerijkaneel, half zoveel namelijk tweehonderd 4990 Hoo 8:2 | mij leren; ik zou U van specerijwijn te drinken geven, en van 4991 Jes 23:16 | rondom, gij vergeten hoer! speel wel, zing veel liederen, 4992 1Sa 1:23 | haar zoon, totdat zij hem speende. ~ 4993 Joha 19:34 | doorstak Zijn zijde met een speer, en terstond kwam er bloed 4994 Job 29:23 | gelijk naar den regen, en sperden hun mond open, als naar 4995 Jes 58:4 | gij u lustig, over wien spert gij den mond wijd open en 4996 Job 38:32 | 32 Van daar speurt hij de spijze op; zijn ogen 4997 2Sa 21:19 | Goliath, den Gethiet, wiens spiesenhout was als een weversboom. ~ 4998 1Kro 21:5 | Goliath, den Gethiet, wiens spieshout was als eenweversboom. ~ 4999 2Kro 28:15 | hen, en schoeiden hen, en spijsden hen, en drenkten hen, en 5000 Eze 47:12 | gene zijde opgaan allerlei spijsgeboomte, welks blad niet zal afvallen, 5001 Luk 12:24 | noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God 5002 2Sa 13:5 | kome, dat zij mij met brood spijzige, en de spijze voor mijn 5003 Rom 12:20 | dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo 5004 Spre 31:19 | haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten 5005 Jes 60:5 | basiliskus-eieren uit, en zij weven spinnewebben; die van hun eieren eet, 5006 Spre 31:19 | haar handpalmen vatten den spinrok. ~ 5007 Jer 5:10 | geen voleinding); doet haar spitsen weg, want zij zijn des HEEREN 5008 Amos 6:11 | en het kleine huis met spleten. ~ 5009 Hand 14:16 | zou verslijten; want hij spoedde zich, om (zo het hem mogelijk 5010 Ric 6:3 | versaagd is, die kere weder, en spoede zich naar het gebergte van 5011 Est 24:1 | zeide de koning: Doet Haman spoeden, dat hij het bevel van ~ 5012 Fili 2:28 | 28 Zo heb ik dan hem te spoediger gezonden, opdat gij, hem 5013 Hand 11:15 | Timotheus, dat zij op het spoedigste tot hem zouden komen, vertrokken 5014 Luk 5:2 | waren daaruit gegaan, en spoelden de netten. ~ 5015 Matt 26:67 | 67 Toen spogen zij in Zijn aangezicht, 5016 Amos 3:12 | hoek van het bed, en op de sponde van de koets. ~ 5017 Psa 23:3 | ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns 5018 Psa 36:16 | 16 Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij 5019 Spre 29:8 | 8      Spotdrijvende lieden blazen een stad aan 5020 Psa 123:4 | ziel is veel te zat des spots der weelderigen, der verachting 5021 1Kon 18:27 | middag, dat Elia met hen spotte, en zeide: Roept met luider 5022 Spre 1:22 | de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap 5023 Deu 5:28 | hoorde, toen gij tot mij spraakt, zo zeide de HEERE tot mij: 5024 2Sa 15:4 | heeft, dat ik hem recht sprake. ~ 5025 Jes 59:5 | een zak en as onder zich spreide? Zoudt gij      dat een 5026 Job 17:13 | duisternis zal ik mijn bed spreiden. ~


151-aller | allon-beter | beth--doorl | doorn-gerst | geruc-hoofd | hoogg-kolos | komko-mirre | mirte-onver | onvru-ried | rietg-sprei | spren-uitwe | uitwi-verze | verzi-winke | winst-zwomm

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License