151-aller | allon-beter | beth--doorl | doorn-gerst | geruc-hoofd | hoogg-kolos | komko-mirre | mirte-onver | onvru-ried | rietg-sprei | spren-uitwe | uitwi-verze | verzi-winke | winst-zwomm
Book Chapter: Verse
5027 Lev 7:14 | het bloed des dankoffers sprengt. ~
5028 Eze 17:6 | 6 En het sproot uit, en werd tot een welig
5029 Heb 12:15 | der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make en door dezelve
5030 Jona 2:10 | sprak tot den vis; en hij spuwde Jona uit op het droge. ~ ~
5031 Jer 25:27 | Drinkt, en wordt dronken, en spuwt, en valt neder, dat gij
5032 2Kro 17:5 | te bouwen, en zijn werk staakte. ~
5033 Psa 45:10 | zijn onder Uw kostelijke staatsdochteren; de Koningin staat aan Uw
5034 Ric 4:53 | 29 De wijsten harer staatsvrouwen antwoordden; ook beantwoordde
5035 Rom 16:9 | medearbeider in Christus, en Stachys, mijn beminde. ~
5036 1Pet 2:14 | 14 Hetzij den stadhouderen, als die van hem gezonden
5037 1Sa 14:43 | geproefd, met het uiterste des stafs, dien ik in mijn hand had;
5038 2Kro 32:28 | koren, en most, en olie; en stallen voor allerlei beesten, en
5039 Ric 4:40 | bleeft gij zitten tussen de stallingen, om te horen het geblaat
5040 Jes 32:4 | verstaan, en de tong der stamelenden zal vaardig zijn, om bescheidenlijk
5041 Eze 6:11 | HEERE: Sla met uw hand, en stamp met uw voet, en zeg: Ach,
5042 Nah 3:2 | der raderen; en de paarden stampen, en de wagens springen op. ~
5043 Spre 27:22 | dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten
5044 1Kor 15:58 | geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig
5045 Matt 17:27 | geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem die, en geef
5046 Deu 19:5 | ijzer schiet af van den steel, en treft zijn naaste, dat
5047 2Sa 19:3 | kwam te dienzelven dage steelsgewijze in de stad, gelijk als het
5048 Deu 14:5 | ree, en een buffel, en een steenbok, en een das, en een wilde
5049 Job 38:4 | den tijd van het baren der steengeiten? Hebt gij waargenomen den
5050 Spre 5:19 | hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te
5051 1Sa 13:6 | de doornbossen, en in de steenklippen, en in de vestingen, en
5052 Jes 14:19 | als die nederdalen in een steenkuil, als een vertreden
5053 Exo 28:11 | 11 Naar steensnijderswerk, gelijk men de zegelen graveert,
5054 Luk 22:41 | van hen af, omtrent een steenworp; en knielde neder en bad, ~
5055 Joz 3:17 | HEEREN droegen, stonden steevast op het droge, in het midden
5056 Jer 18:15 | zij mochten wandelen in stegen van een weg, die niet
5057 Luk 8:44 | kleeds aan; en terstond stelpte de vloed haars bloeds. ~
5058 Hand 20:10 | als zij omgebracht werden, stemde ik het toe. ~
5059 Hand 18:9 | 9 En ook de Joden stemden het toe, zeggende, dat deze
5060 Tit 2:2 | oude mannen nuchter zijn, stemmig, voorzichtig, gezond in
5061 1Tim 3:4 | onderdanigheid houdende, met alle stemmigheid; ~
5062 Job 8:17 | ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. ~
5063 2Kro 15:11 | zijt onze God; laat den sterfelijken mens tegen U niets vermogen. ~
5064 2Sa 11:15 | Uria vooraan tegenover den sterksten strijd, en keer van achter
5065 Dan 2:10 | van enigen tovenaar, of sterrekijker, of Chaldeer. ~
5066 Spre 3:5 | HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet. ~
5067 2Kro 17:8 | gij nochtans op den HEERE steundet, heeft Hij hen in uw hand
5068 Jes 50:10 | Naam des HEEREN, en steune op zijn God. ~
5069 1Kon 10:12 | maakte van dit almuggimhout steunselen voor het huis des HEEREN,
5070 Job 21:10 | 10 Zijn stier bespringt, en mist niet;
5071 Psa 50:13 | 13 Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken? ~
5072 Spre 16:9 | zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang. ~
5073 Job 16:3 | winderige woorden? Of wat stijft u, dat gij alzo antwoordt? ~
5074 Gen 45:24 | 24 Maar zijn boog is in stijvigheid gebleven, en de armen zijner
5075 Job 10:22 | 22 Een stikdonker land, als de duisternis
5076 Eze 27:7 | 7 Fijn linnen met stiksel uit Egypte was uw uitbreidsel,
5077 Neh 8:12 | 12 En de Levieten stilden al het volk, zeggende: Zwijgt,
5078 Num 30:14 | bevestigd, omdat hij tegen haar stilgezwegen heeft, ten dage als hij
5079 Jes 30:7 | heb Ik hierover geroepen; Stilzitten zal hun sterkte zijn. ~
5080 Job 13:5 | 5 Och, of gij gans stilzweegt! Dat zou ulieden voor wijsheid
5081 Amos 8:3 | alle plaatsen zal men ze stilzwijgend wegwerpen. ~
5082 Num 30:14 | van dag tot dag ganselijk stilzwijgt, zo bevestigt hij al haar
5083 Job 31:40 | voortkomen, en voor gerst stinkkruid! De woorden van Job hebben
5084 Jes 50:2 | een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is,
5085 Hoo 1:11 | spangen maken, met zilveren stipjes. ~
5086 Exo 36:7 | 7 Want der stoffe was denzelven genoeg tot
5087 Neh 4:2 | zij de steentjes uit de stofhopen levend maken, daar zij verbrand
5088 Jes 40:15 | van een emmer, en als een stofje van de weegschaal; ziet,
5089 Deu 32:2 | vloeie als een dauw; als een stofregen op de grasscheutjes, en
5090 Hand 11:18 | sommigen van de Epikureische en Stoische wijsgeren streden met hem;
5091 Psa 57:5 | der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen, welker
5092 Job 15:10 | ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw
5093 2Sa 16:13 | stenen van tegenover hem, en stoof met stof. ~
5094 Eze 24:5 | de keur van de kudde, en stook ook een brandstapel van
5095 Job 6:15 | gehandeld als een beek; als de storting der beken gaan zij door; ~
5096 Job 37:25 | 25 Wie deelt voor den stortregen een waterloop uit, en een
5097 Joz 7:23 | kinderen Israels; en zij stortten ze uit voor het aangezicht
5098 Psa 124:5 | 5Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan
5099 Rom 15:15 | Maar ik heb u eensdeels te stoutelijker geschreven, broeders, u
5100 Jes 13:11 | Ik zal den hoogmoed der stouten doen ophouden, en de hovaardij
5101 Psa 76:6 | 6 De stouthartigen zijn beroofd geworden; zij
5102 Psa 73:14 | dag geplaagd ben, en mijn straffing is er alle morgens. ~
5103 Jes 30:30 | vlam van verterend vuur, stralen, en een vloed, en hagelstenen. ~
5104 Hand 21:17 | Syrtis vervallen zouden, streken zij het zeil, en dreven
5105 Spre 13:15 | de weg der trouwelozen is streng. ~
5106 Jes 19:4 | van harde heren, en een strenge koning zal over hen heersen,
5107 Mark 1:43 | 43 En als Hij hem strengelijk verboden had, deed Hij hem
5108 Job 37:31 | Zevengesternte binden, of de strengen des Orions losmaken? ~
5109 Gen 27:72 | hij schilde daarin witte strepen, ontblotende het wit, hetwelk
5110 Tit 3:9 | geslachtsrekeningen, en twistingen, en strijdingen over de wet; want zij zijn
5111 Exo 12:22 | een bekken zal wezen; en strijkt aan den bovendorpel, en
5112 Psa 141:9 | mij voor het geweld des striks, dien zij mij gelegd hebben,
5113 Job 2:12 | een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar
5114 Exo 9:8 | as uit den oven; en Mozes strooie die naar de hemel voor de
5115 Psa 105:37 | stammen was niemand, die struikelde. ~
5116 Jer 46:16 | 16 Hij maakte der struikelenden veel; ja, de een viel op
5117 Jes 8:14 | en tot een rotssteen der struikeling den twee huizen van Israel,
5118 Job 38:16 | vederen des ooievaars, en des struisvogels? ~
5119 Jako 3:4 | waarhenen ook de begeerte des stuurders wil. ~
5120 Open 18:17 | 17 En alle stuurlieden, en al het volk op de schepen,
5121 Hand 21:11 | hoofdman geloofde meer den stuurman en den schipper, dan hetgeen
5122 Jes 33:19 | Gij zult niet meer dat stuurse volk zien, het volk, dat
5123 Pred 8:1 | verlicht zijn aangezicht, en de stuursheid zijns aangezichts wordt
5124 1Kro 2:55 | Tirathieten, de Simeathieten, de Suchathieten; dezen zijn de Kenieten,
5125 2Kro 13:3 | kwam uit Egypte, Libiers, Suchieten en Moren; ~
5126 Num 26:39 | Sefufam het geslacht der Sufamieten; van Hufam het geslacht
5127 1Kro 4:11 | En Chelub, de broeder van Suha, gewon Mechir; hij is de
5128 Num 26:42 | naar hun geslachten: van Suham het geslacht der Suhamieten;
5129 1Kon 19:12 | niet; en na het vuur het suizen van een zachte stilte. ~
5130 Open 20:10 | in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de
5131 Open 9:17 | vurige, en hemelsblauwe, en sulfervervige borstwapenen; en de hoofden
5132 1Kro 2:53 | en de Futhieten, en de Sumathieten, en de Misraieten; van dezen
5133 Num 26:15 | geslacht der Haggieten; van Suni het geslacht der Sunieten. ~
5134 Num 26:15 | van Suni het geslacht der Sunieten. ~
5135 Ezra 4:9 | Archevieten, de Babyloniers, de Susanchieten, de Dehavieten, de Elamieten, ~
5136 Luk 8:3 | rentmeester van Herodes, en Susanna, en vele anderen, die Hem
5137 Num 13:11 | Manasse, Gaddi, de zoon van Susi. ~
5138 Num 26:35 | Sutelah het geslacht der Sutelahieten; van Becher het geslacht
5139 Eze 30:6 | nederdalen; van den toren van Syene af zullen zij daarin door
5140 Fili 4:2 | vermaan Euodia, en ik vermaan Syntyche, dat zij eensgezind zijn
5141 Hand 22:12 | 12 En als wij te Syrakuse aangekomen waren, bleven
5142 Eze 29:10 | eenzaamheden, van den toren van Syrene af, tot aan de landpale
5143 1Kro 20:6 | uit Mesopotamie, en uit Syrie-Maacha, en uit Zoba; ~
5144 1Kro 7:14 | baarde; doch zijn bijwijf, de Syrische, baarde Machir, den vader
5145 Mark 7:26 | vrouw, van geboorte uit Syro-Fenicie; en zij bad Hem, dat Hij
5146 Hand 21:17 | vreesden, dat zij op de droogte Syrtis vervallen zouden, streken
5147 Matt 13:32 | het opgewassen is, dan is 't het meeste van de moeskruiden,
5148 Gen 38:23 | hoorde; want daar was een taalman tussen hen. ~
5149 Ric 6:22 | grens van Abel-Mehola, boven Tabbath. ~
5150 Jes 7:6 | ons delen, en den zoon van Tabeal koning maken in het midden
5151 Ezra 4:7 | schreef Bislam, Mithredath, Tabeel, en de overigen van zijn
5152 Hand 22:15 | Appiusmarkt, en de drie tabernen; welke Paulus ziende, dankte
5153 1Kon 15:18 | tot Benhadad, den zoon van Tabrimmon, den zoon van Hezion, den
5154 2Sa 23:8 | Baschebeth, de zoon van Tachkemoni, de voornaamste der hoofdlieden.
5155 1Kon 6:1 | nu in het vierhonderd en tachtigste jaar, na den uitgang der
5156 1Kon 4:11 | landstreek van Dor; deze had Tafath, de dochter van Salomo,
5157 Psa 36:16 | huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met
5158 Num 26:35 | van Tahan het geslacht der Tahanieten. ~
5159 Gen 21:24 | ook Tebah, en Gaham, en Tahas, en Maacha. ~ ~
5160 2Kro 27:5 | datzelfde jaar hem gaven honderd talentenzilvers, en tien duizend kor tarwe,
5161 Mark 5:41 | kinds, en zeide tot haar: Talitha kumi! hetwelk is, zijnde
5162 1Kon 9:18 | 18 En Baalath, en Tamor in de woestijn, in dat land; ~
5163 1Sa 13:21 | 21 Maar zij hadden tandige vijlen tot hun houwelen,
5164 Jes 6:6 | zijn hand, die hij met de tang van het altaar genomen had. ~
5165 Ezra 4:9 | de Afarsathchieten, de Tarpelieten, de Afarsieten, de Archevieten,
5166 2Kon 19:31 | Avieten maakten Nibhaz en Tartak, en de Sefarvieten verbrandden
5167 Joha 12:24 | voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en
5168 Exo 29:2 | met olie bestreken; van tarwemeelbloem zult gij dezelve maken. ~
5169 1Sa 17:49 | David stak zijn hand in de tas, en hij nam een steen daaruit,
5170 Heb 12:18 | zijt niet gekomen tot den tastelijken berg, en het brandende vuur,
5171 Gen 21:24 | Reuma, diezelve baarde ook Tebah, en Gaham, en Tahas, en
5172 1Kro 27:11 | 11 Hilkia was de tweede, Tebalja de derde, Zecharja de vierde;
5173 Est 9 | maand, welke is de maand Tebeth, in het zevende jaar zijns
5174 Eze 17:22 | jonge takjes zal Ik een tederen afplukken, denwelken
5175 Eze 31:6 | en alle dieren des velds teelden onder zijn scheuten; en
5176 Gen 9:7 | vruchtbaar, en vermenigvuldigt; teelt overvloediglijk voort op
5177 Job 24:21 | onvruchtbare, die niet baart, teert hij af, en aan de weduwe
5178 Hand 22:22 | is bekend, dat zij overal tegengesproken wordt. ~
5179 Psa 88:4 | 4 Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt
5180 Exo 4:24 | herberg, dat de HEERE hem tegenkwam, en zocht hem te doden. ~
5181 Job 7:20 | Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop gesteld, dat ik mijzelven
5182 1Sa 1:6 | 6 En haar tegenpartijdige tergde haar ook met terging,
5183 Psa 39:15 | hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn. ~
5184 Spre 27:10 | broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die
5185 Pred 7:14 | voorspoeds, maar ten dage des tegenspoeds, zie toe; want God maakt
5186 Hand 22:19 | Maar als de Joden zulks tegenspraken, werd ik genoodzaakt mij
5187 Rom 10:21 | tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk. ~ ~ ~
5188 Jud 1:11 | henengestort, en zijn door de tegenspreking van Korach vergaan. ~
5189 1Tim 6:20 | ijdel-roepen, en van de tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap; ~
5190 2The 2:4 | 4 Die zich tegenstelt, en verheft boven al wat
5191 2Tim 3:8 | Jannes en Jambres Mozes tegenstonden, alzo staan ook deze de
5192 Rut 2:22 | uitgaat, opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld. ~
5193 1Kro 4:12 | Beth-rafa, en Pasea, en Tehinna, den vader van Ir-nahas;
5194 1Sa 2:14 | 14 En sloeg in de teile, of in den ketel, of in
5195 Dan 6:10 | 10 Daarom tekende de koning Darius dat schrift
5196 Eze 3:15 | kwam tot de weggevoerden te Tel-Abib, die aan de rivier Chebar
5197 Ezra 2:59 | togen ook op van Tel-melah, Tel-harsa, Cherub, Addan en Immer;
5198 Ezra 2:59 | 59 Dezen togen ook op van Tel-melah, Tel-harsa, Cherub, Addan
5199 1Kro 7:25 | Resef; en zijn zoon was Telah; en zijn zoon Tahan; ~
5200 1Sa 15:4 | volk, en hij telde hen te Telaim, tweehonderd duizend voetvolks,
5201 1Tim 5:14 | weduwen huwelijken, kinderen telen, het huis regeren, geen
5202 Gen 27:76 | 41 En het geschiedde, telkens als de kudde der vroegelingen
5203 Jer 33:13 | wederom onder de handen des tellers doorgaan, zegt de HEERE. ~
5204 Gen 33:34 | stierf, en Husam, uit der Temanieten land, regeerde in zijn plaats. ~
5205 Mark 10:48 | zou; maar hij riep zoveel temeer: Gij Zone Davids! ontferm
5206 1Kro 4:6 | hem Ahuzzam, en Hefer, en Temeni, en Haahastari. Dit zijn
5207 Ric 3:2 | Hij hun den krijg leerde, tenminste dengenen, die daar te voren
5208 Hand 12:3 | en wrocht; want zij waren tentenmakers van handwerk. ~
5209 Kol 2:15 | Hij die in het openbaar tentoongesteld, en heeft door hetzelve
5210 Lev 12:6 | jonge duif, of tortelduif, tenzondoffer brengen, voor de deur van
5211 Klaa 1:64 | Mijn ziel gedenkt er wel terdege aan, en zij bukt zich neder
5212 2Kon 25:26 | brandde tegen Juda, om al de tergingen, waarmede Manasse Hem getergd
5213 Kol 3:21 | 21 Gij vaders, tergt uw kinderen niet, opdat
5214 Gen 39:11 | honig, specerijen en mirre, terpentijnnoten en amandelen. ~
5215 Rom 16:22 | 22 Ik, Tertius, die den brief geschreven
5216 Jes 19:6 | zullen ook de rivieren verre terugdrijven, zij zullen ze uithozen,
5217 Ric 10:35 | HEERE, en ik zal niet kunnen teruggaan. ~
5218 Exo 36:6 | heiligdoms! Alzo werd het volk teruggehouden van meer te brengen. ~
5219 Neh 9:29 | zij hebben hun schouder teruggetogen, en hun nek verhard, en
5220 Jes 32:3 | dergenen, die zien, zullen niet terugzien, en de oren dergenen, die
5221 1Kon 8:65 | 65 Terzelfder tijd ook hield Salomo het
5222 Heb 9:17 | kracht heeft, wanneer de testamentmaker leeft. ~
5223 Heb 9:16 | noodzaak, dat de dood des testamentmakers tussen kome; ~
5224 Psa 131:1 | in dingen mij te groot en tewonderlijk. ~
5225 Joz 16:6 | om tegen het oosten naar Thaanath-Silo, en gaat door dezelve van
5226 1Kro 8:35 | waren Pithon, en Melech, en Thaarea, en Achaz. ~
5227 2Kro 9:4 | 4 Hij bouwde ook Thadmor in de woestijn, en al de
5228 1Kro 9:41 | waren Pithon, en Melech, en Thaerea. ~
5229 2Sa 13:2 | wordens toe, om zijner zuster Thamars wil; want zij was een maagd,
5230 Eze 8:14 | zaten vrouwen, bewenende den Thammuz. ~
5231 Luk 3:34 | van Abraham, den zoon van Thara, den zoon van Nachor, ~
5232 Joz 18:27 | En Rekem, en Jirpeel, en Tharala, ~
5233 1Kro 1:7 | van Javan waren Elisa en Tharsisa, de Chittieten en Dodanieten. ~
5234 Neh 7:61 | dezen op van Thel-melah, Thel-harsa, Cherub, Addon en Immer;
5235 Neh 7:61 | 61 Ook togen dezen op van Thel-melah, Thel-harsa, Cherub, Addon
5236 1Kro 1:45 | Husam, uit het land der Themanieten, regeerde in zijn plaats. ~
5237 1Kon 4:24 | zijde der rivier was van Thifsah tot aan Gaza, over alle
5238 Joz 19:50 | stad, welke hij begeerde, Thimnath-Serah, op het gebergte van Efraim;
5239 Ric 14:6 | Simson, de schoonzoon van den Thimniet, omdat hij zijn huisvrouw
5240 Gen 10:2 | en Tubal, en Mesech, en Thiras. ~
5241 1Kro 4:16 | Jehalelel waren Zif en Zifa, Thirea en Asareel. ~
5242 2Kon 25:10 | 10 Hij verontreinigde ook Thofeth, dat in het dal der kinderen
5243 1Kro 1:6 | waren Askenaz, en Difath, en Thogarma. ~
5244 1Kro 4:29 | Bilha, en te Ezem, en te Tholad, ~
5245 Hand 10:14 | purperverkoopster, van de stad Thyatira, die God diende, hoorde
5246 Luk 3:1 | regering van den keizer Tiberius, als Pontius Pilatus stadhouder
5247 Gen 11:3 | en wel doorbranden! En de tichel was hun voor steen, en het
5248 Eze 4:1 | mensenkind, neem u een tichelsteen, en leg dien voor uw aangezicht,
5249 2Kon 16:16 | 16 Toen sloeg Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren,
5250 Psa 68:12 | boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar. ~
5251 1Kro 4:20 | Amnon en Rinna, Ben-hanan en Tilon; en de kinderen van Isei
5252 Mark 10:46 | uitging, zat de zoon van Timeus, Bar-timeus, de blinde,
5253 Matt 13:55 | Is Deze niet de Zoon des timmermans? en is Zijn moeder niet
5254 Ric 2:9 | landpale zijns erfdeels, te Timnath-Heres, op een berg van Efraim,
5255 Joz 25:30 | landpale zijns erfdeels, te Timnath-Serah, welke is op een berg van
5256 Joz 19:43 | 43 En Elon, en Timnatha, en Ekron, ~
5257 Jes 25:3 | machtig volk eren, de stad der tirannische volken zal U vrezen. ~
5258 Jes 49:25 | worden, en de vangst des tirans zal ontkomen; want met uw
5259 1Kro 1:5 | en Tubal, en Mesech, en Tiras. ~
5260 1Kro 2:55 | die te Jabes woonden, de Tirathieten, de Simeathieten, de Suchathieten;
5261 1Kro 2:48 | Maacha gewon Kaleb: Seber en Tirhana. ~
5262 1Kro 11:45 | en Joha, zijn broeder, de Tiziet; ~
5263 1Kro 6:34 | van Eliel, den zoon van Toah, ~
5264 2Kro 18:8 | en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia de Levieten, en met hen
5265 1Kro 4:32 | waren Etam en Ain, Rimmon en Tochen, en Asan; vijf steden. ~
5266 1Sa 1:1 | van Elihu, den zoon van Tochu, den zoon van Zuf, een Efrathiet. ~
5267 Lev 21:3 | nabestaande, die nog geen man toebehoord heeft; over die zal hij
5268 Lev 22:12 | dochter een vreemden man zal toebehoren, zij zal van het hefoffer
5269 1Sa 25:18 | lederzakken wijns, en vijf toebereide schapen, en vijf maten geroost
5270 Psa 78:20 | Zou Hij Zijn volke vlees toebereiden? ~
5271 2Pet 1:5 | hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd,
5272 Job 12:6 | hetgene God met Zijn hand toebrengt. ~
5273 Spre 17:9 | Die de overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die
5274 Open 22:18 | Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de
5275 2Kor 10:13 | regels, welke maat ons God toegedeeld heeft, ook tot u toe zijn
5276 Jer 8:6 | Ik heb geluisterd en toegehoord, zij spreken dat niet recht
5277 Spre 6:1 | voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt; ~
5278 1Kor 4:6 | en Apollos bij gelijkenis toegepast, om uwentwil; opdat gij
5279 1Tim 4:2 | geweten als met een brandijzer toegeschroeid; ~
5280 Eze 28:3 | Daniel; zij hebben niets toegeslotens voor u verborgen. ~
5281 Ric 17:1 | niet genoegzaam ter erfenis toegevallen. ~
5282 1Kon 6:7 | volmaakten steen, zoals dezelve toegevoerd was, gebouwd; zodat geen
5283 2Sa 19:4 | koning nu had zijn aangezicht toegewonden, en de koning riep met luider
5284 1Sa 5:7 | Asdod zagen, dat het alzo toeging, zo zeiden zij: Dat de ark
5285 Luk 24:28 | het vlek, daar zij naar toegingen; en Hij hield Zich, alsof
5286 Ric 10:10 | tot Jeftha: De HEERE zij toehoorder tussen ons, indien wij niet
5287 2Tim 2:14 | is, dan tot verkering der toehoorders. ~
5288 Jes 52:15 | zullen hun mond over Hem toehouden; want denwelken het niet
5289 Exo 23:27 | al uw vijanden u den nek toekeren. ~
5290 Gen 27:77 | en de vroegelingen Jakob toekwamen. ~
5291 1Kor 7:6 | 6 Doch dit zeg ik uit toelating, niet uit bevel. ~
5292 Psa 21:13 | Gij het op hun aangezicht toeleggen. ~
5293 Rom 5:2 | 2 Door Welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot
5294 Mark 9:15 | ziende, werd verbaasd, en toelopende groetten zij Hem. ~
5295 Jer 6:10 | onbesneden, dat zij niet kunnen toeluisteren; ziet, het woord des HEEREN
5296 Jes 66:7 | werkloon in hun boezem weder toemeten. ~
5297 Eze 22:30 | hen, die den muur mocht toemuren, en voor Mijn aangezicht
5298 Jes 59:12 | worden: Die de bressen toemuurt, die de paden weder opmaakt,
5299 Jes 44:5 | ben des HEEREN, en zich toenoemen met den naam van Israel. ~
5300 Jes 40:18 | gelijkenis zult gij op Hem toepassen? ~
5301 2Kor 5:19 | verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der
5302 Zac 4:7 | hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen: Genade, genade zij
5303 Ric 3:22 | en het vet om het lemmer toesloot (want hij trok het zwaard
5304 Joha 21:5 | Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen. ~
5305 Psa 58:5 | dove adder, die haar oren toestopt; ~
5306 Deu 22:1 | broeder ganselijk weder toesturen. ~
5307 Ezra 1:8 | Sesbazar, den vorst van Juda, toetelde. ~
5308 Deu 25:11 | twisten, en de vrouw des enen toetreedt, om haar man uit de hand
5309 Psa 26:2 | HEERE, en verzoek mij; toets mijn nieren en mijn hart. ~
5310 Joz 24:4 | volken door het lot doen toevallen, ten erfdeel voor uw stammen,
5311 2The 2:1 | Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem, ~
5312 Spre 28:17 | ziel, zal naar den kuil toevlieden; men ondersteune hem niet! ~
5313 Job 9:26 | gelijk een arend naar het aas toevliegt. ~
5314 Psa 120:3 | geven, of wat zal zij U toevoegen? ~
5315 Psa 72:10 | en Seba zullen vereringen toevoeren. ~
5316 Job 36:3 | mijn Schepper gerechtigheid toewijzen. ~
5317 Ric 15:27 | duizend mannen en vrouwen, die toezagen, als Simson speelde. ~
5318 Psa 119:38 | 38 Bevestig Uw toezeggingen aan Uw knecht, die Uw vreze
5319 1Kon 11:18 | huis gaf, en hem voeding toezeide, en hem een land gaf. ~
5320 Heb 12:15 | 15 Toeziende, dat niet iemand verachtere
5321 Est 2:3 | 3 En de koning bestelle toezieners in al de landschappen zijns
5322 Deu 1:1 | tussen Paran en tussen Tofel, en Laban, en Hazeroth,
5323 2Kro 34:22 | van Sallum, den zoon van Tokhath, den zoon van Hasra, den
5324 Num 26:23 | van Tola het geslacht der Tolaieten; van Puva het geslacht der
5325 Matt 17:25 | aarde, van wie nemen zij tollen of schatting, van hun zonen,
5326 Deu 1:43 | handeldet trotselijk, en toogt op naar het gebergte. ~
5327 Exo 25:30 | op deze tafel altijd het toonbrood voor Mijn aangezicht leggen. ~
5328 Num 4:7 | 7 Zij zullen ook op de toontafel een kleed van hemelsblauw
5329 Psa 2:12 | den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat,
5330 Spre 21:19 | een zeer kijfachtige en toornige huisvrouw. ~
5331 Psa 21:10 | vurige oven ter tijd uws toornigen aangezichts; de HEERE zal
5332 Psa 7:12 | een God, Die te allen dage toornt. ~
5333 Eze 28:13 | uw deksel, sardisstenen, topazen en diamanten, turkooizen,
5334 Hoo 5:13 | specerijen, als welriekende torentjes; Zijn lippen zijn als lelien,
5335 Joha 2:15 | 15 En een gesel van touwtjes gemaakt hebbende, dreef
5336 2Kro 33:6 | op vogelgeschrei acht, en toverde, en hij stelde waarzeggers
5337 Exo 22:18 | 18 De toveres zult gij niet laten leven. ~
5338 Dan 1:20 | hen tienmaal boven al de tovernaars en sterrekijkers, die in
5339 Ric 4:28 | Seir, toen Gij daarheen traadt van het veld van Edom, beefde
5340 2Pet 3:9 | niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig
5341 Job 28:11 | rivier toe, dat niet een traan uitkomt, en het verborgene
5342 Luk 3:1 | Iturea en over het land Trachonitis, en Lysanias een viervorst
5343 Psa 68:8 | uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de woestijn; Sela. ~
5344 Heb 12:12 | Daarom richt weder op de trage handen, en de slappe knieen;
5345 Luk 24:25 | hen: O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven
5346 Psa 80:6 | 6 Gij spijst hen met tranenbrood, en drenkt hen met tranen
5347 2Kon 9:13 | onder hem, op den hoogsten trap; en zij bliezen met de bazuin,
5348 Jer 51:33 | het is tijd, dat men ze trede; nog een weinig, dan zal
5349 Jes 16:10 | gejuich gemaakt; de druiven treder treedt geen wijn uit
5350 Jer 25:30 | vreugdegeschrei, als de druiven treders, uitroepen tegen alle inwoners
5351 Deu 19:5 | schiet af van den steel, en treft zijn naaste, dat hij sterve;
5352 Hos 9:4 | offeranden zouden hun zijn als treurbrood; allen, die dat zouden eten,
5353 Num 14:39 | de kinderen Israels. Toen treurde het volk zeer. ~
5354 Mark 16:10 | Hem geweest waren, welke treurden en weenden. ~
5355 Dan 10:2 | die dagen was ik, Daniel, treurende drie weken der dagen. ~
5356 Jer 31:25 | gemaakt, en Ik heb alle treurige ziel vervuld. ~
5357 2Kor 2:14 | Die ons allen tijd doet triomferen in Christus, en den reuk
5358 Jes 3:16 | met de ogen, al gaande en trippelende daarhenen treden, en
5359 Jer 31:20 | zoon, is hij Mij niet een troetelkind? Want sinds Ik tegen hem
5360 Mic 1:16 | kaal en scheer u, om uw troetelkinderen; verwijd uw kaalheid, als
5361 Hand 14:15 | aan te Samos, en bleven te Trogyllion, en den dag daaraan kwamen
5362 Job 17:6 | volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor ieders aangezicht. ~
5363 2Kro 29:28 | zong, en met trompetten trompette; dit alles totdat het brandoffer
5364 Jes 11:1 | voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isai, en een Scheut
5365 Jer 16:7 | te drinken geven uit den troostbeker, over iemands vader of over
5366 Klaa 1:35 | u vergelijken, dat ik u trooste, gij jonkvrouw, dochter
5367 Zac 1:13 | mij sprak, goede woorden, troostelijke woorden. ~
5368 Eze 31:16 | bomen, die water drinken, troostten zich in het onderste der
5369 Psa 101:5 | die hoog van ogen is, en trots van hart, die zal ik niet
5370 Psa 19:14 | Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen;
5371 Matt 24:38 | zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende,
5372 Rom 16:12 | 12 Groet Tryfena en Tryfosa, vrouwen die
5373 Rom 16:12 | 12 Groet Tryfena en Tryfosa, vrouwen die in den Heere
5374 Gen 10:18 | 18 En de Arvadiet, en de Tsemariet, en de Hamathiet; en daarna
5375 Ric 6:22 | tot Beth-Sitta toe naar Tseredath, tot aan de grens van Abel-Mehola,
5376 Eze 10:9 | was als de verf van een turkoois-steen. ~
5377 Eze 28:13 | sardisstenen, topazen en diamanten, turkooizen, sardonixstenen en jaspisstenen,
5378 Jer 15:11 | benauwdheid, bij den vijand voor u tussenkome! ~
5379 Matt 10:35 | ben gekomen, om den mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader,
5380 1Tim 3:8 | moeten eerbaar zijn, niet tweetongig, niet die zich tot veel
5381 Hand 5:17 | alzo Petrus in zichzelven twijfelde, wat toch het gezicht mocht
5382 Matt 28:17 | zij Hem aan; doch sommigen twijfelden. ~
5383 Matt 21:21 | gij geloof hadt, en niet twijfeldet, gij zoudt niet alleenlijk
5384 Mark 11:23 | zee geworpen; en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven
5385 Hand 19:20 | onderzoeking van deze zaak in twijfeling was, zeide ik, of hij wilde
5386 Luk 21:25 | benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven
5387 Jes 17:6 | in den top der opperste twijg, en vier of vijf aan zijn
5388 1Kro 12:37 | krijgsgereedschap ten oorlog, honderd en twintigduizend. ~
5389 Gen 17:31 | haar niet verderven om der twintigen wil. ~
5390 Ric 11:2 | en mijn volk waren zeer twistig met de kinderen Ammons;
5391 Hand 13:9 | in de school van zekeren Tyrannus. ~
5392 Psa 87:4 | ziet, de Filistijn, en de Tyrier, met den Moor, deze is aldaar
5393 Spre 30:1 | tot Ithiel, tot Ithiel en Uchal. ~
5394 Ezra 10:34 | Bani: Maadai, Amram, en Uel, ~
5395 Ezra 7:26 | hetzij ter dood, of tot uitbanning, of tot boete van goederen,
5396 Jes 35:6 | woestijn zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis. ~
5397 Jes 34:15 | en leggen, en haar jongen uitbikken, en onder haar schaduw vergaderen;
5398 Psa 27:12 | opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast. ~
5399 Job 11:20 | verwachting zal zijn de uitblazing der ziel. ~ ~
5400 Jes 1:31 | branden, en er zal geen uitblusser wezen. ~ ~ ~ ~ ~
5401 2Sa 21:17 | de lamp van Israel niet uitblust. ~
5402 2Pet 2:22 | wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel; en de gewassen zeug tot
5403 Psa 78:20 | en beken overvloediglijk uitbraken, zou Hij ook brood kunnen
5404 Jes 4:4 | oordeels, en door den Geest der uitbranding. ~
5405 Psa 38:35 | gewelddrijvende goddeloze, die zich uitbreidde als een groene inlandse
5406 Jes 54:2 | gordijnen uwer woningen uitbreide, verhinder het niet; maak
5407 Exo 37:9 | de beide vleugelen omhoog uitbreidende, bedekkende met hun vleugelen
5408 Job 36:29 | Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen
5409 Eze 27:7 | stiksel uit Egypte was uw uitbreidsel, dat het u tot een zeil
5410 Ric 5:18 | U kome, en mijn geschenk uitbrenge, en U voorzette. En Hij
5411 Joz 19:51 | kinderen Israels erfelijk uitdeelden te Silo, voor het aangezicht
5412 Jes 43:25 | het, Die uw overtredingen uitdelg, om Mijnentwil, en Ik gedenk
5413 1Kor 9:17 | maar indien onwillig, de uitdeling is mij evenwel toebetrouwd. ~
5414 Lev 6:11 | as tot buiten het leger uitdragen aan een reine plaats. ~
5415 Job 6:4 | vurig venijn mijn geest uitdrinkt; de verschrikkingen Gods
5416 Hos 9:14 | misdragende baarmoeder, en uitdrogende borsten. ~
5417 1Kon 17:7 | vele dagen, dat de beek uitdroogde; want geen regen was in
5418 Deu 27:8 | woorden dezer wet, die wel uitdrukkende. ~
5419 Fili 4:15 | medegedeeld heeft tot rekening van uitgaaf en ontvangst, dan gij alleen. ~
5420 Gen 35:28 | baarde, dat een de hand uitgaf; en de vroedvrouw nam dezelve,
5421 Jer 15:9 | geworden; zij heeft haar ziel uitgeblazen, haar zon is ondergegaan,
5422 1Sa 20:19 | als gij de drie dagen zult uitgebleven zijn, kom haastig af, en
5423 Psa 102:4 | en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard. ~
5424 Luk 7:12 | zie daar, een dode werd uitgedragen, die een eniggeboren zoon
5425 Heb 1:3 | Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid,
5426 Ezra 5:14 | die heeft de koning Kores uitgehaald uit den tempel van Babel,
5427 Num 5:8 | welken den HEERE weder uitgekeerd wordt, des priesters zijn;
5428 Luk 10:42 | Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal
5429 Hos 10:1 | 1 Israel is een uitgeledigde wijnstok, hij brengt weder
5430 Amos 3:11 | nederstorten, en uw paleizen zullen uitgeplunderd worden. ~
5431 Psa 22:6 | hebben zij geroepen, en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd,
5432 Num 16:38 | gezondigd hebben; dat men uitgerekte platen daarvan make, tot
5433 Eze 27:32 | geweest als Tyrus, als de uitgeroeide in het midden der zee? ~
5434 Psa 73:2 | mijn treden waren bijkans uitgeschoten. ~
5435 Spre 25:1 | Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven hebben. ~
5436 2Kro 2:10 | houwen, twintig duizend kor uitgeslagen tarwe, en twintig duizend
5437 Rom 3:27 | Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken?
5438 1Kon 6:35 | overtoog, gericht naar het uitgesnedene. ~
5439 Eze 20:6 | een land, dat Ik voor hen uitgespeurd had, vloeiende van melk
5440 Lev 18:28 | het volk, dat voor u was, uitgespuwd heeft. ~
5441 Spre 13:12 | 12 De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar
5442 Zep 3:19 | hinkenden behoeden, en de uitgestotenen verzamelen; en Ik zal ze
5443 Gen 27:26 | plaatse, dat men de kleinste uitgeve voor de eerstgeborene. ~
5444 Ric 13:18 | mijn raadsel niet hebben uitgevonden. ~
5445 Psa 73:2 | mijn voeten waren bijna uitgeweken; mijn treden waren bijkans
5446 Psa 80:14 | zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet, en het wild des velds heeft
5447 1Sa 16:1 | koning onder zijn zonen uitgezien. ~
5448 Job 32:11 | aanmerkingen, totdat gij redenen uitgezocht hadt. ~
5449 Jes 51:17 | gij gedronken, ja, uitgezogen. ~
5450 Eze 14:19 | grimmigheid daarover met bloed uitgiete, om daarvan mensen en beesten
5451 1Pet 4:4 | niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, en u
5452 Job 29:6 | de rots bij mij oliebeken uitgoot; ~
5453 Num 16:14 | gij de ogen dezer mannen uitgraven? Wij zullen niet opkomen! ~
5454 Matt 12:11 | hetzelve niet zal aangrijpen en uitheffen? ~
5455 Psa 22:9 | gewenteld, dat Hij hem nu uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl
5456 Psa 18:49 | 49 Die mij uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij
5457 Jes 22:16 | die zijn graf in de hoogte uithouwt, die een woning voor zich
5458 Jes 19:6 | terugdrijven, zij zullen ze uithozen, en de gedamde stromen opdrogen;
5459 Luk 11:49 | en sommigen zullen zij uitjagen; ~
5460 Gen 24:8 | Filistijnen, ten venster uitkeek, en hij zag, dat, ziet,
5461 Job 9:14 | antwoorden, en mijn woorden uitkiezen tegen Hem? ~
5462 2Kon 10:25 | slaat hen, dat niemand uitkome. En zij sloegen hen met
5463 Psa 68:21 | den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood. ~
5464 Job 28:11 | toe, dat niet een traan uitkomt, en het verborgene brengt
5465 Dan 2:8 | dat gijlieden den tijd uitkoopt, dewijl gij ziet, dat de
5466 Luk 1:22 | 22 En als hij uitkwam, kon hij tot hen niet spreken;
5467 Psa 81:10 | 10 Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u
5468 Jer 51:51 | aangezicht bedekt; omdat uitlandsen over de heiligdommen
5469 Lev 16:10 | weggaanden bok naar de woestijn uitlate. ~
5470 Jer 51:2 | haar wannen, en haar land uitledigen zullen; want zij zullen
5471 Psa 112:5 | man, die zich ontfermt en uitleent; Jod. hij beschikt zijn
5472 1Kor 14:13 | bidde, dat hij het moge uitleggen. ~
5473 2Sa 17:1 | nu twaalf duizend mannen uitlezen, dat ik mij opmake en David
5474 Eze 17:6 | uit, en werd tot een welig uitlopende wijnstok, doch nederig van
5475 2Kro 34:14 | 14 En als zij het geld uitnamen, dat in het huis des HEEREN
5476 Efez 2:7 | de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door
5477 Spre 30:17 | zullen de raven der beek uitpikken, en des arends jongen zullen
5478 Jes 50:6 | dengenen, die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg
5479 Psa 74:8 | gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen
5480 Spre 19:19 | dragen; want zo gij hem uitredt, zo zult gij nog moeten
5481 Hand 16:25 | alzo zij hem met de riemen uitrekten, zeide Paulus tot den hoofdman
5482 Jer 36:9 | voor des HEEREN aangezicht uitriepen, allen volke te Jeruzalem,
5483 1Kon 18:4 | Izebel de profeten des HEEREN uitroeide, dat Obadja honderd profeten
5484 Jer 17:8 | geplant is, en zijn wortelen uitschiet aan een rivier, en gevoelt
5485 Gen 1:11 | God zeide: Dat de aarde uitschiete gras, kruid zaadzaaiende,
5486 Eze 31:5 | de grote wateren, als hij uitschoot. ~
5487 Jes 42:14 | en Mij ingehouden; Ik zal uitschreeuwen, als een, die baart, Ik
5488 Ric 15:20 | op andere malen, en mij uitschudden; want hij wist niet, dat
5489 Hos 14:6 | en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon. ~
5490 Exo 21:27 | tand van zijn dienstmaagd uitslaat, zo zal hij hem vrijlaten
5491 Gal 4:17 | over u; maar zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt
5492 Jes 33:23 | zij zullen het zeil niet uitspannen; dan zal de roof van een
5493 Deu 1:22 | heenzenden, die ons het land uitspeuren, en ons bescheid wederbrengen,
5494 Job 38:11 | 11 Dat hij uitspeurt op de bergen, is zijn weide;
5495 Lev 5:4 | onbedacht met zijn lippen uitsprekende, om kwaad te doen, of om
5496 Jes 22:24 | het huis zijns vaders, der uitspruitelingen en der afkomelingen, ook
5497 Neh 3:25 | die van des konings huis uitsteekt, die bij den voorhof der
5498 Exo 23:31 | gij hen voor uw aangezicht uitstoot. ~
5499 Spre 18:4 | springader der wijsheid is een uitstortende beek. ~
5500 Eze 45:9 | gerechtigheid; neemt uw uitstortingen op van Mijn volk, spreekt
5501 1Kon 18:28 | totdat zij bloed over zich uitstortten. ~
5502 Klaa 1:36 | gezien ijdele lasten en uitstotingen. ~
5503 Jes 8:8 | aan den hals reiken; en de uitstrekkingen zijner vleugelen zullen
5504 Spre 11:24 | 24 Er is een, die uitstrooit, denwelken nog meer toegedaan
5505 Hos 2:2 | Opdat Ik ze niet naakt uitstrope, en zette ze als ten dage,
5506 Jes 5:24 | alzo zal hun wortel als een uittering wezen; en hun bloem zal
5507 Psa 104:20 | al het gedierte des wouds uittreedt: ~
5508 2Kro 3:10 | heiligen, twee cherubim van uittrekkend werk, en hij overtoog die
5509 Kol 2:11 | handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden
5510 Klaa 1:89 | Samech. Gij hebt ons tot een uitvaagsel en wegwerpsel gesteld, in
5511 1Kor 4:13 | bidden; wij zijn geworden als uitvaagsels der wereld en aller afschrapsel
5512 Jes 14:23 | met een bezem des verderfs uitvagen, spreekt de HEERE der heirscharen. ~
5513 Psa 144:14 | dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze
5514 2Pet 3:17 | mede afgerukt wordt, en uitvalt van uw vastigheid; ~
5515 Luk 8:33 | 33 En de duivelen, uitvarende van den mens, voeren in
5516 Job 11:17 | middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als de morgenstond zult
5517 Deu 8:7 | die in dalen en in bergen uitvlieten; ~
5518 Psa 78:20 | geslagen, dat er wateren uitvloeiden, en beken overvloediglijk
5519 Hoo 4:16 | hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot
5520 2Kon 21:35 | dat de Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg in het leger van
5521 1Kon 8:53 | onze vaderen uit Egypte uitvoerdet, Heere HEERE! ~
5522 2Sa 5:2 | ons was, waart gij Israel uitvoerende en inbrengende; ook heeft
5523 Jes 30:13 | gelijk een vallende scheur, uitwaarts gebogen in een hogen muur,
5524 Jes 45:8 | zich, en dat allerlei heil uitwasse, en gerechtigheid te zamen
5525 1Kon 4:33 | hysop, die aan den wand uitwast; hij sprak ook van het vee,
5526 2Kor 4:16 | wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo
5527 Lev 18:24 | die Ik van uw aangezicht uitwerpe, zijn met alle deze verontreinigd; ~
|