53
1 Wie heeft onze prediking
geloofd, en aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard?
2 Want Hij is als een rijsje
voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij
had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was
er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben.
3 Hij was veracht, en de
onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en
een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij
was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.
4 Waarlijk, Hij heeft onze
krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij
achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was.
5 Maar Hij is om onze
overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf,
die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is
ons genezing geworden.
6 Wij dwaalden allen als
schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer
aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.
7 Als dezelve geeist werd, toen
werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter
slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het
aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn
mond niet open.
8 Hij is uit den angst en uit
het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is
afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding Mijns volks is de
plage op Hem geweest.
9 En men heeft Zijn graf bij de
goddelozen gesteld, en Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij
geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is.
10 Doch het behaagde den HEERE
Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een
schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de
dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal
door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan.
11 Om den arbeid Zijner ziel zal
Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de
Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal
hun ongerechtigheden dragen.
12 Daarom zal Ik Hem een deel
geven van velen, en Hij zal de machtigen als een roof delen, omdat Hij Zijn
ziel uitgestort heeft in den dood, en met de overtreders is
geteld geweest, en Hij veler zonden gedragen
heeft, en voor de overtreders gebeden heeft.
|