Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1 | Jezus Christus, het ware Licht,
2 Inl, 0, 1,1 | 1. Door het geloof in Jezus Christus, “het ware Licht,
3 Inl, 0, 1,2 | stralen over het aanschijn van Jezus Christus, “evenbeeld van
4 Inl, 0, 1,2 | religieuze en morele vragen, door Jezus Christus gegeven, ja, is
5 Inl, 0, 1,2 | Christus gegeven, ja, is Jezus Christus zelf het antwoord,
6 Inl, 0, 1,2 | zijn hoogste roeping”1. ~Jezus Christus, “het Licht van
7 Inl, 0, 1,2 | komt uit de waarheid van Jezus Christus en zijn evangelie.
8 Inl, 0, 2,4 | Naam en met het gezag van Jezus Christus hebben zij vermaand,
9 I, 0, 3 | Er kwam een man naar Jezus..” (Mt. 19, 16)~
10 I, 0, 3,6 | 6. Het gesprek van Jezus met de rijke jongeling,
11 I, 0, 3,6 | horen. “Er kwam een man naar Jezus en vroeg: Meester, wat voor
12 I, 0, 3,6 | Daarop vroeg hij Hem: Welke? Jezus antwoordde: Je zult niet
13 I, 0, 3,6 | Wat ontbreekt mij nu nog? Jezus antwoordde: Als je volmaakt
14 I, 0, 3,7 | 7. “Er kwam een man naar Jezus..” In de jongeman, wiens
15 I, 0, 4,8 | die de rijke jongeling aan Jezus van Nazareth richt, een
16 I, 0, 4,8 | De gesprekspartner van Jezus vermoedt, dat er een samenhang
17 I, 0, 4,8 | opgegroeid. Wanneer hij Jezus deze vraag stelt, mogen
18 I, 0, 4,8 | uitstraling van de Persoon van Jezus in hem nieuwe vragen over
19 I, 0, 4,8 | zin van het antwoord van Jezus onderzoeken, waarbij wij
20 I, 0, 4,8 | ons door Hem laten leiden. Jezus antwoordt namelijk met pedagogisch
21 I, 0, 5,9 | 9. Jezus zegt: “Wat vraag je Mij
22 I, 0, 5,9 | vgl. Lc. 18, 19). ~Voordat Jezus de vraag beantwoordt, wil
23 I, 0, 5,9 | de volheid van het goede. Jezus laat zien, dat de vraag
24 I, 0, 5,9 | 22, 37) bemind te worden. Jezus herleidt de vraag naar het
25 I, 0, 5,11 | goddelijke goedzijn, dat zich in Jezus openbaart en meedeelt, in
26 I, 0, 5,11 | vermoedt, zal tenslotte door Jezus zelf volledig onthuld worden
27 I, 0, 6,12 | is “de Goede” antwoordt Jezus daarom de jongeman: “Wanneer
28 I, 0, 6,12 | naar Hem. Uit de mond van Jezus, de nieuwe Mozes, worden
29 I, 0, 6,12 | belofte het “Hemelrijk”, zoals Jezus aan het begin van de Bergrede -
30 I, 0, 6,12 | navolging van Christus. Jezus zegt namelijk na de ontmoeting
31 I, 0, 6,13 | 13. Het antwoord van Jezus is voor de jonge man niet
32 I, 0, 6,13 | God te verkondigen. Nadat Jezus de blik van de jongeman
33 I, 0, 6,13 | betrekking hebben op de naaste; “Jezus antwoordde: Je zult niet
34 I, 0, 6,13 | Marcus en Lucas blijkt dat Jezus niet de bedoeling heeft,
35 I, 0, 6,13 | De geboden waaraan Jezus zijn jonge gesprekspartner
36 I, 0, 6,14 | betekent natuurlijk niet, dat Jezus voorrang zou willen geven
37 I, 0, 6,14 | stelt, ziet hij zich door Jezus verwezen naar de beide geboden
38 I, 0, 6,14 | onlosmakelijke eenheid wordt door Jezus met zijn woorden en met
39 I, 0, 6,15 | van het evangelie, 24 zegt Jezus: “Denk niet dat ik gekomen
40 I, 0, 6,15 | afschrift van de waarheid”. 25 ~Jezus brengt de geboden van God,
41 I, 0, 6,15 | hoogste eisen te voldoen. Jezus laat zien, dat de geboden
42 I, 0, 6,15 | Mt. 5, 21-22. 27-28). Jezus zelf is de levende “vervulling”
43 I, 0, 7,16 | bevredigt de jongeman niet, die Jezus vraagt: “Al deze geboden
44 I, 0, 7,16 | verwijderd is oog in oog met Jezus wordt hij gewaar, dat hem
45 I, 0, 7,16 | besef van dit tekort gaat Jezus in zijn laatste antwoord
46 I, 0, 7,16 | passage uit het antwoord van Jezus, zo moet ook deze passage
47 I, 0, 7,16 | horen in het antwoord dat Jezus op de vraag van de jongeman
48 I, 0, 7,17 | begrepen heeft, dat hem door Jezus gegeven werd: “Als je het
49 I, 0, 7,17 | Christus. ~Het gesprek van Jezus met de jongeman helpt ons
50 I, 0, 7,17 | van de mens geroepen is. Jezus wijst de jongeman op de
51 I, 0, 7,17 | je.. wilt”. Het woord van Jezus onthult de bijzondere dynamiek
52 I, 0, 7,18 | geboden en de uitnodiging van Jezus aan de rijke jongeling staan
53 I, 0, 7,18 | Lucas-evangelie preciseert Jezus de betekenis van deze volmaaktheid
54 I, 0, 8,19 | Christus, in het volgen van Jezus, nadat men van het eigen
55 I, 0, 8,19 | vgl. Joh. 16, 13). ~Het is Jezus zelf, die het initiatief
56 I, 0, 8,19 | 21), zo moet de leerling Jezus volgen, tot wie de Vader
57 I, 0, 8,19 | radicaal om, de Persoon van Jezus zelf aan te hangen, om zijn
58 I, 0, 8,19 | is, wordt de leerling van Jezus werkelijk leerling van God (
59 I, 0, 8,19 | van God (vgl. Joh. 6, 45). Jezus is inderdaad het Licht der
60 I, 0, 8,20 | 20. Jezus roept ertoe op, Hem te volgen
61 I, 0, 8,20 | verlangt de navolging van Jezus, in het bijzonder van zijn
62 I, 0, 8,20 | 14-15). Het handelen van Jezus en zijn woord, zijn daden
63 I, 0, 8,20 | liefde moet, zo verlangt Jezus, door allen die Hem volgen,
64 I, 0, 8,20 | ook de maat aan, waarmee Jezus bemind heeft en waarmee
65 I, 0, 8,20 | zoals Ik u bemind heb”, gaat Jezus verder met de woorden die
66 I, 0, 8,20 | Joh. 15, 13). ~Wanneer Jezus de jongeman oproept om Hem
67 I, 0, 8,20 | te leven. Dat is het wat Jezus van iedere mens verlangt,
68 I, 0, 8,21 | hij door God in Christus Jezus leeft, is hij opgeroepen
69 I, 0, 8,21 | die wij naar het gebod van Jezus - volgens het getuigenis
70 I, 0, 9,22 | slot van het gesprek van Jezus met de rijke jongeman: “
71 I, 0, 9,22 | schrikken bij de oproep van Jezus om Hem te volgen, wiens
72 I, 0, 9,22 | Mattheus-evangelie (19, 3-10) wijst Jezus, bij de interpretatie van
73 I, 0, 9,22 | trouwen” (Mt. 19, 10). En Jezus, die zich op bijzondere
74 I, 0, 9,22 | genade van God geopend wordt: Jezus zei tot hen: “Niet allen
75 I, 0, 9,22 | ontvangen heeft. Zoals de Heer Jezus de liefde van zijn Vader
76 I, 0, 9,23 | geest en van het leven in Jezus Christus heeft je vrijgemaakt
77 I, 0, 9,23 | geschonken door de Heer Jezus. Zo vat de H. Augustinus
78 I, 0, 9,23 | de waarheid kwamen door Jezus Christus” (Joh. 1, 17).
79 I, 0, 9,24 | draagt het bewustzijn, in Jezus Christus de liefde Gods
80 I, 0, 9,24 | in de Naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben,
81 I, 0, 9,24 | onderhoudt, kan men, zoals Jezus zegt, in de liefde “blijven”: “
82 I, 0, 9,24 | de morele boodschap van Jezus en van de verkondiging der
83 I, 0, 10,25 | 25. Het gesprek van Jezus met de rijke jongeling wordt
84 I, 0, 10,25 | te interpreteren is door Jezus aan de apostelen en hun
85 I, 0, 10,27 | eenheid van de Kerk is de door Jezus aan de apostelen toevertrouwde
86 I, 0, 10,27 | geboden en van de leer van Jezus staat, garandeert, dat zij
87 I, 0, 10,27 | uitgeoefend in de Naam van Jezus Christus”. 41 Op deze wijze
88 I, 0, 10,27 | leergezag, in trouw aan Jezus Christus en in de continuïteit
89 II, 0, 11,28 | beschouwing van het gesprek tussen Jezus en de rijke jongeman maakt
90 II, 0, 11,28 | gedacht aan de woorden die Jezus tot de rijke jongeling heeft
91 II, 0, 11,29 | de bisschoppen, aan wie Jezus Christus vooral de dienst
92 II, 0, 11,30 | jongeman in het evangelie aan Jezus stelt: “Meester, wat voor
93 II, 0, 11,30 | winnen?” De Kerk, die door Jezus uitgezonden werd om het
94 II, 0, 11,30 | van God en van Christus Jezus die levenden en doden zal
95 II, 1, 2,38 | de woorden uit het boek Jezus Sirach verheldert Vaticanum
96 II, 1, 3,45 | voltooiïng” van de wet van God in Jezus Christus en in zijn Geest
97 II, 1, 3,45 | van het leven in Christus Jezus” (Rom. 8, 2). Over deze
98 II, 1, 5,52 | gezien hebben, bevestigt Jezus zelf de onvermijdelijkheid
99 II, 1, 5,53 | onbegrijpelijk laten worden, die Jezus juist daar maakte waar de
100 II, 2, 2,59 | oordelen, door Christus Jezus” (Rom. 2, 16). ~Het oordeel
101 II, 2, 3,63 | vervorming van het geweten doelt Jezus, wanneer Hij vermaant: “
102 II, 2, 3,64 | aangehaalde woorden van Jezus vinden we ook de oproep
103 II, 2, 3,64 | liefde. in deze zin heeft Jezus gezegd: “Wie echter de waarheid
104 II, 3, 1,66 | fundamentele oproep van Jezus tot “navolging” van Hem -
105 II, 3, 1,66 | radicaliteit van de beslissing om Jezus na te volgen vindt een prachtige
106 II, 3, 1,66 | 8, 35). ~De oproep van Jezus “kom en volg Mij” betekent
107 II, 3, 2,69 | dat een christen, die met Jezus Christus en zijn Kerk verenigd
108 II, 4, 1,72 | gesprek van de jongeman met Jezus: “Wat voor goeds moet ik
109 II, 4, 1,72 | laatste doel van de mens. Jezus bevestigt in zijn antwoord
110 II, 4, 1,72 | 19, 17). Het antwoord van Jezus en het refereren aan de
111 II, 4, 1,73 | genade geschonken zijn: In Jezus Christus en zijn Geest is
112 II, 4, 1,73 | vraag van de jongeman aan Jezus: “Wat voor goeds moet ik
113 II, 4, 1,73 | mensen. Juist dat snijdt Jezus aan in het antwoord aan
114 II, 4, 2,76 | Verbond, dat in het Bloed van Jezus Christus en in de gave van
115 II, 4, 2,77 | zowel de bedoeling - zoals Jezus in duidelijke tegenstelling
116 II, 4, 3,83 | waarheid laten zien, die Jezus Christus zelf is. In Hem,
117 III, 0, 4,85 | blik onafgewend op de Heer Jezus richt. Zo ziet de Kerk dag
118 III, 0, 4,85 | Vooral in de gekruisigde Jezus vindt ze het antwoord op
119 III, 0, 4,87 | martelaarschap. Zo spreekt Jezus het uit voor Pilatus: “Hiertoe
120 III, 0, 4,87 | aanbidding van God worden in Jezus Christus als de diepste
121 III, 0, 4,87 | Al het overige openbaart Jezus met zijn eigen bestaan en
122 III, 0, 4,87 | beschouwing van de gekruisigde Jezus de koninklijke weg die de
123 III, 0, 4,87 | velen” (Mt. 20, 28). 141 ~Jezus is dus de levende en gepersonifieerde
124 III, 0, 5,88 | levensgemeenschap van de gelovigen met Jezus Christus die de Weg de Waarheid
125 III, 0, 5,89 | licht der wereld - heeft Jezus gezegd -. Een stad kan niet
126 III, 0, 5,89 | gave van zichzelf, zoals Jezus het gedaan heeft, die aan
127 III, 0, 5,89 | aan het kruis stervende Jezus schrijft Paulus aan de christenen
128 III, 0, 6,91 | talrijke getuigenissen van Jezus” leerlingen, te beginnen
129 III, 0, 6,91 | Daarin volgden zij de Heer Jezus, die voor Kajafas en Pilatus “
130 III, 0, 6,92 | grote strengheid vermaant Jezus ons: “Wat voor nut heeft
131 III, 0, 7,97 | tafel van de Decaloog, waar Jezus de jongeman uit het evangelie
132 III, 0, 9,103 | In het reddende kruis van Jezus, in de gave van de Heilige
133 III, 0, 9,105 | hij: “Dank zij God door Jezus Christus, onze Heer! (Rom.
134 III, 0, 10,106 | opdracht van de verrezen Jezus Christus, die de eigenlijke
135 III, 0, 10,107 | aanbieden van de moraal. Jezus zelf heeft toen hij het
136 III, 0, 10,107 | als hij de verrijzenis van Jezus van Nazareth van de doden
137 III, 0, 10,108 | zijn “.167 Aan de Geest van Jezus die door het deemoedige
138 III, 0, 11,109 | propheticum van de Heer Jezus door het geschenk van zijn
139 III, 0, 12,114 | brengt, zoals eens de Heer Jezus dat met de jongeman uit
140 III, 0, 12,114 | leven te verkrijgen? heeft Jezus verwezen naar God, de Heer
141 III, 0, 12,114 | van de moraal wordt door Jezus op een bijzondere manier
142 III, 0, 12,115 | ons kindzijn van God in Jezus Christus de ene Zoon (vgl.
143 III, 0, 12,117 | jongeman in het evangelie aan Jezus stelde: “Meester wat voor
144 III, 0, 12,117 | van de Kerk de stem van Jezus Christus, de stem van de
145 Slot, 0, 12,118| van barmhartigheid, omdat Jezus Christus, haar Zoon, door
146 Slot, 0, 12,118| van het nieuwe leven maakt Jezus ons tot deelhebbers van
147 Slot, 0, 12,119| zeggen, uit het volgen van Jezus Christus, zich aan Hem over
148 Slot, 0, 12,120| van barmhartigheid, omdat Jezus haar zijn Kerk en de hele
149 Slot, 0, 12,120| Wijsheid”. Deze wijsheid is Jezus Christus zelf, het eeuwige
|