Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,2 | aan de mens en ontsluit hem zijn hoogste roeping”1. ~
2 Inl, 0, 1,3 | beschouwd en als een gave door Hem verleend, die elke mens
3 Inl, 0, 2,4 | het verbond van God met hem, werkelijk het vermogen,
4 I, 0, 3,6 | geboden! Daarop vroeg hij Hem: Welke? Jezus antwoordde:
5 I, 0, 3,6 | De jongeman antwoordde Hem: Al deze geboden heb ik
6 I, 0, 3,7 | Verlosser van de mens, nadert en hem de morele vraag stelt. Voor
7 I, 0, 4,8 | de Persoon van Jezus in hem nieuwe vragen over het zedelijk
8 I, 0, 4,8 | Hij merkt de behoefte om Hem te ontmoeten die zijn verkondigingswerk
9 I, 0, 4,8 | Christus wenden, om van Hem het antwoord te krijgen
10 I, 0, 4,8 | met alles wat hij is in Hem binnengaan; hij moet om
11 I, 0, 4,8 | innerlijk proces zich diep in hem voltrekt, brengt de mens
12 I, 0, 4,8 | onderzoeken, waarbij wij ons door Hem laten leiden. Jezus antwoordt
13 I, 0, 5,9 | en hart zich wenden tot Hem, die “alleen de Goede” is: “
14 I, 0, 5,10 | zijn liefde voor de mens, hem zijn wet schenkt (vgl. Ex.
15 I, 0, 5,10 | herstellen, en meer nog, om hem in zijn liefde binnen te
16 I, 0, 5,10 | te weerspiegelen: “Voor hem die God liefheeft is het
17 I, 0, 5,10 | liefheeft is het voldoende hem te bevallen die hij liefheeft;
18 I, 0, 5,11 | ondoorgrondelijke heerlijkheid alleen Hem te vereren (vgl. Ex. 20,
19 I, 0, 5,11 | erin, aan God te behoren, Hem te gehoorzamen, deemoedig
20 I, 0, 5,11 | gehoorzamen, deemoedig met Hem onze weg te gaan, gerechtigheid
21 I, 0, 5,11 | Heer als God te erkennen en Hem de Hem alleen toekomende
22 I, 0, 5,11 | God te erkennen en Hem de Hem alleen toekomende verering
23 I, 0, 5,11 | openbaart en meedeelt, in Hem die de rijke jongeling met
24 I, 0, 6,12 | mens geschapen heeft en hem met wijsheid en liefde door
25 I, 0, 6,12 | wijsheid en liefde door de hem in het hart geschreven wet (
26 I, 0, 6,12 | Jer. 17, 1). Dan wordt hem “een nieuw hart” geschonken,
27 I, 0, 6,12 | hart” geschonken, want in hem zal “een nieuwe geest”,
28 I, 0, 6,12 | leven en leiden hen naar Hem. Uit de mond van Jezus,
29 I, 0, 6,13 | worden; “Daarna vroeg hij Hem: Welke?” (Mt. 19, 18). Hij
30 I, 0, 6,13 | gebracht, herinnert Hij hem aan de geboden van de Decaloog,
31 I, 0, 6,13 | sommen; maar dat het er Hem veeleer om gaat, de jonge
32 I, 0, 6,14 | wetgeleerden bewijst: als deze Hem een bijna gelijke vraag
33 I, 0, 6,15 | beslissingen en daden van Hem getuigenis af te leggen (
34 I, 0, 7,16 | wordt. En, ofschoon het hem mogelijk is, zulk een antwoord
35 I, 0, 7,16 | Jezus wordt hij gewaar, dat hem nog iets ontbreekt. Op het
36 I, 0, 7,16 | tot levensgemeenschap met Hem. 26 ~
37 I, 0, 7,17 | antwoord begrepen heeft, dat hem door Jezus gegeven werd: “
38 I, 0, 8,19 | neemt en ons uitnodigt om Hem te volgen. De oproep richt
39 I, 0, 8,19 | volgen, tot wie de Vader zelf hem leidt (vgl. Joh. 6, 44). ~
40 I, 0, 8,19 | antwoord van het geloof Hem volgt, die de vleesgeworden
41 I, 0, 8,19 | de Vader voert zodat wie Hem, de Zoon, ziet, de Vader
42 I, 0, 8,20 | 20. Jezus roept ertoe op, Hem te volgen en te wandelen
43 I, 0, 8,20 | de weg van de liefde voor Hem, een liefde die zich uit
44 I, 0, 8,20 | leven. Want deze daden van Hem en vooral zijn lijden en
45 I, 0, 8,20 | verlangt Jezus, door allen die Hem volgen, nagevolgd worden.
46 I, 0, 8,20 | Jezus de jongeman oproept om Hem op de weg der volmaaktheid
47 I, 0, 8,20 | volgen, verlangt Hij van hem, volmaakt te zijn in het
48 I, 0, 8,20 | Meester, de liefde van Hem, die “tot aan de voleinding”
49 I, 0, 8,20 | begeven in de navolging van Hem: “Wie mijn leerling wil
50 I, 0, 8,21 | Christus te zijn betekent aan Hem gelijk worden, Hem, die
51 I, 0, 8,21 | betekent aan Hem gelijk worden, Hem, die zich tot knecht gemaakt
52 I, 0, 8,21 | Christus in het hart van hem die gelooft (vgl. Eph. 3,
53 I, 0, 8,21 | Heer en gelijkvormig aan Hem gemaakt. Dat is de vrucht
54 I, 0, 8,21 | verrijzenis, zij “bekleedt hem met Christus” (vgl. Gal.
55 I, 0, 9,22 | bij de oproep van Jezus om Hem te volgen, wiens eisen de
56 I, 0, 9,23 | onvermogen te overzien en hem, doordat hij hem de arrogantie
57 I, 0, 9,23 | overzien en hem, doordat hij hem de arrogantie van de zelfgenoegzaamheid
58 II, 0, 11,28 | zijn handelen aan God, aan Hem, die “alleen goed” is; de
59 II, 0, 11,29 | zedelijk handelen bestaat in Hem, die “alleen goed is” en
60 II, 0, 11,29 | mens doordat Hij zich aan hem schenkt in Christus, de
61 II, 1, 1,35 | zijn eigen liefde legt Hij hem dit voor in de geboden. ~
62 II, 1, 2,39 | toevertrouwd. God heeft hem “de macht over de eigen
63 II, 1, 2,40 | van God en vindt altijd in Hem haar bron: Op grond van
64 II, 1, 2,40 | betekent, dat de mens een hem eigen, van de Schepper ontvangen
65 II, 1, 2,41 | goddelijke openbaring, die hem de eisen en oproepen van
66 II, 1, 3,42 | In zijn streven naar God, Hem die “alleen goed is”, moet
67 II, 1, 3,42 | Ps. 4, 6), alsof mensen hem naar de werken van de gerechtigheid
68 II, 1, 3,44 | God ons nabij is, waar we Hem ook aanroepen? Of welke
69 II, 1, 4,46 | te onderwerpen, ja zelfs hem te determineren. Vandaag
70 II, 1, 4,47 | wezen-met-verstand geschapen, Hij heeft hem “aan de macht van zijn eigen
71 II, 1, 4,47 | overgelaten en verwacht van hem een zelfstandige, verstandige
72 II, 1, 4,50 | dient zij de mens en wijst hem de weg van de ware liefde,
73 II, 1, 5,51 | gerechtigheid bewerkt, waarbij ze hem niet meer verlaat, maar
74 II, 1, 5,51 | meer verlaat, maar zich bij hem indrukt zoals de voorstelling
75 II, 1, 5,52 | en goed, God te dienen, Hem de passende verering te
76 II, 1, 5,52 | brengen; nooit echter kan hem belet worden bepaalde handelingen
77 II, 2, 1,54 | en waarvan de stem, die hem steeds weer oproept om het
78 II, 2, 1,55 | persoonlijke opgaven, die God hem toevertrouwt. ~Met de bedoeling
79 II, 2, 2,58 | doordringen, wanneer ze hem fortiter et suaviter tot
80 II, 2, 2,58 | eenzaamheid, maar maakt hem open voor de roep, voor
81 II, 2, 2,59 | of laten, of dat een door hem reeds uitgevoerde daad beoordeelt.
82 II, 2, 2,59 | als een goed herkent, dat hem hier en nu gegeven is. Het
83 II, 2, 2,61 | juiste gewetensoordeel in hem getuige van de universele
84 II, 2, 2,61 | van het geweten blijft in hem ook zoiets als een onderpand
85 II, 2, 3,62 | uit maken wat God wil: wat Hem bevalt, wat goed is en volmaakt” (
86 II, 2, 3,63 | mens bij: het vervolmaakt hem niet en helpt hem niet om
87 II, 2, 3,63 | vervolmaakt hem niet en helpt hem niet om hem te doen neigen
88 II, 2, 3,63 | niet en helpt hem niet om hem te doen neigen naar het
89 II, 2, 3,64 | wil en wat goed is: wat Hem bevalt, wat goed en volmaakt
90 II, 3, 1,66 | Jezus tot “navolging” van Hem - zo zegt Hij ook tegen
91 II, 3, 1,68 | doodzonde beledigt hij God, die hem de wet gegeven heeft, en
92 II, 3, 2,69 | door oprechte boete tot Hem te bekeren. Vandaar dat
93 II, 3, 2,70 | weloverwogen toestemming van hem die de daad volbracht, niet
94 II, 3, 2,70 | verbond van de liefde, dat Hij hem aanbiedt, afwijst, doordat
95 II, 4, 1,71 | en in een toebehoren aan Hem vrij tot volle en zalige
96 II, 4, 1,72 | goede doen, zoals het door Hem geboden is, die “alleen
97 II, 4, 1,73 | waardigheid en roeping, die hem door genade geschonken zijn:
98 II, 4, 2,78 | nutteloze wijze handelt, omdat hem de goede wil ontbreekt.
99 II, 4, 2,78 | vraag of dit object op God, Hem dus, die “alleen “de Goede”
100 II, 4, 3,83 | over de mens en respecteert hem daarmee en bevordert zijn
101 II, 4, 3,83 | Jezus Christus zelf is. In Hem, die de Waarheid is (vgl.
102 II, 4, 3,83 | vrijheid en de liefde: in Hem is het ons gegeven, ons
103 III, 0, 4,85 | wat God wil, wat goed is, Hem gevallig en volmaakt. (Rom.
104 III, 0, 4,85 | bewust is, dat alleen bij Hem het ware en definitieve
105 III, 0, 4,85 | apostel Paulus van de aan hem gegeven zending had: “Want
106 III, 0, 4,86 | goddelijke leven zelf met Hem vriendschap te sluiten.
107 III, 0, 4,86 | andere te leren kennen en van hem te houden. 138 De vrijheid
108 III, 0, 4,86 | een radicaal verzet, dat hem de waarheid en het goede
109 III, 0, 4,87 | ware aanbidders van God Hem “in geest en in waarheid”
110 III, 0, 5,89 | schrijft: “God is licht en in Hem is geen duisternis. Als
111 III, 0, 5,89 | zeggen dat we gemeenschap met Hem hebben en toch in duisternis
112 III, 0, 5,89 | Hierdoor weten we dat we Hem kennen: als we zijn geboden
113 III, 0, 5,89 | onderhouden. Wie zegt dat hij Hem kent maar zich niet stoort
114 III, 0, 5,89 | en de waarheid is niet in hem. Wie zich echter aan zijn
115 III, 0, 5,89 | aan zijn woord houdt, in hem is de liefde van God waarachtig
116 III, 0, 5,89 | weten we zeker dat we “in Hem zijn”. Wie zegt, dat hij
117 III, 0, 5,89 | zijn”. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, moet ook leven,
118 III, 0, 6,91 | liefde te getuigen en om hem niet te verloochenen. Daarin
119 III, 0, 6,91 | de Vader en stelden het Hem ter beschikking, die hen
120 III, 0, 6,92 | mens, en zelfs nog meer bij hem die het onrecht begaat,
121 III, 0, 6,93 | inspanningen opgeroepen, waarbij hem de deugd van heldhaftigheid
122 III, 0, 8,99 | de waarheid over de door Hem geschapen en verloste mens.
123 III, 0, 8,99 | tot het uiterste van de hem ter beschikking staande
124 III, 0, 8,100 | naaste te garanderen en hem te geven wat hem toekomt;
125 III, 0, 8,100 | garanderen en hem te geven wat hem toekomt; en de solidariteit
126 III, 0, 9,104 | zetten en te vervalsen, om hem aan de omstandigheden aan
127 III, 0, 9,105 | mens is niets waard, als U hem niet opzoekt. Vergeet de
128 III, 0, 9,105 | die hij aankijkt. Voor Hem een alle schuld verzengend
129 III, 0, 10,108 | koninklijke dingen; door Hem zijn ze gesterkt zodat ze
130 III, 0, 10,108 | bewapend en gesterkt door Hem; in zich droegen ze de gaven,
131 III, 0, 12,114 | ervan gewezen, toen Hij hem opriep tot navolging in
132 III, 0, 12,115 | pastorale liefde de oproep van Hem, die “ons het eerst heeft
133 III, 0, 12,117 | kan. En als christenen aan Hem een vraag stellen die uit
134 Slot, 0, 12,118| waardoor wij worden uitgenodigd Hem te ontmoeten en, samen met
135 Slot, 0, 12,118| ontmoeten en, samen met Petrus, Hem als de “Zoon van de levende
136 Slot, 0, 12,118| zonde van de mens tegen hem opgeworpen hindernissen
137 Slot, 0, 12,119| Jezus Christus, zich aan Hem over te geven, zich door
138 Slot, 0, 12,120| van de geboorte, ze voedt Hem, ze brengt Hem groot en
139 Slot, 0, 12,120| ze voedt Hem, ze brengt Hem groot en begeleidt Hem tot
140 Slot, 0, 12,120| brengt Hem groot en begeleidt Hem tot die hoogste daad van
141 Slot, 0, 12,120| de zondaar en houdt van hem met moederlijke liefde.
142 Slot, 0, 12,120| zondaar misleid wordt door hem, die doet alsof hij iemand
143 Slot, 0, 12,120| goede werken doet, ~die door Hem van te voren ~bereid werden (
|