Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | bijzondere wijze in de mens die naar het beeld en de gelijkenis
2 Inl, 0, 1,1 | vgl. Joh. 18, 38), op zoek naar een bedrieglijke vrijheid
3 Inl, 0, 1,1 | altijd door het heimwee naar de absolute waarheid en
4 Inl, 0, 1,1 | bewijst temeer het zoeken naar de zin van het leven. De
5 Inl, 0, 1,2 | de mensen bij het zoeken naar de zin van het leven leveren,
6 Inl, 0, 1,2 | plicht (rust), te kijken naar tekenen van de tijd en ze
7 Inl, 0, 1,2 | blijvende vragen van de mensen naar de zin van het tegenwoordige
8 Inl, 0, 1,2 | en toekomstige leven en naar hun onderlinge verhouding
9 Inl, 0, 1,3 | leven voor allen de weg naar het heil openstaat, waaraan
10 Inl, 0, 2,4 | bijzonder moet de discrepantie naar voren gebracht worden tussen
11 Inl, 0, 2,5 | Terwijl zij verwijst naar de Catechismus “als goedgekeurde
12 I, 0, 3 | Er kwam een man naar Jezus..” (Mt. 19, 16)~
13 I, 0, 3,6 | horen. “Er kwam een man naar Jezus en vroeg: Meester,
14 I, 0, 3,6 | antwoordde: Wat vraagt je Mij naar het goede? Slechts één is “
15 I, 0, 3,7 | 7. “Er kwam een man naar Jezus..” In de jongeman,
16 I, 0, 3,7 | eerste plaats een vraag naar de regels, die gevolgd moeten
17 I, 0, 3,7 | als wel veeleer een vraag naar de zingeving van het leven.
18 I, 0, 4,8 | neemt en stap voor stap naar de waarheid voert. ~
19 I, 0, 5,9 | zegt: “Wat vraag je Mij naar het goede? Slechts een is “
20 I, 0, 5,9 | Alleen God kan op de vraag naar het goede antwoorden, omdat
21 I, 0, 5,9 | Feitelijk betekent het vragen naar het goede uiteindelijk het
22 I, 0, 5,9 | uiteindelijk het zich toewenden naar God, de volheid van het
23 I, 0, 5,9 | Jezus herleidt de vraag naar het zedelijk goede tot haar
24 I, 0, 5,10 | gelooft, dat de mens, die naar het beeld van God geschapen,
25 I, 0, 5,10 | hij liefheeft; hij hoeft naar geen andere, grotere vergoeding
26 I, 0, 5,11 | goed is”, verwijst ons dus naar de “eerste tafel” van de
27 I, 0, 6,12 | Alleen God kan op de vraag naar het goede antwoorden, omdat
28 I, 0, 6,12 | het leven en leiden hen naar Hem. Uit de mond van Jezus,
29 I, 0, 6,13 | zijn wezenlijke plichten naar voren en daarmee, indirect,
30 I, 0, 6,13 | noodzakelijke etappe op de weg naar de vrijheid, haar begin: “
31 I, 0, 6,13 | hij het hoofd op te heffen naar de vrijheid, maar dat is
32 I, 0, 6,14 | zich door Jezus verwezen naar de beide geboden van de
33 I, 0, 6,15 | wie alleen maar begerig naar een vrouw kijkt, heeft in
34 I, 0, 7,16 | goede Meester het verlangen naar een volheid, die boven de
35 I, 0, 7,17 | is, waarop het verlangen naar volmaaktheid kan kiemen
36 I, 0, 7,17 | kan kiemen en rijpen, dus naar de verwerkelijking van hun
37 I, 0, 7,17 | integendeel, ze verwijzen naar elkaar. De leerling van
38 I, 0, 7,18 | 18. Wie “naar het vlees leeft” ervaart
39 I, 0, 7,18 | liefde, die uit eigen impuls naar volmaaktheid streeft en
40 I, 0, 8,19 | alleen om, te luisteren naar een leer en een gebod in
41 I, 0, 8,20 | woorden die vooruitwijzen naar het offergeschenk van zijn
42 I, 0, 8,21 | leeft, is hij opgeroepen om naar de geest te leven en van
43 I, 0, 8,21 | totale zelfgave, die wij naar het gebod van Jezus - volgens
44 I, 0, 9,22 | Maar de Meester verwijst naar de macht van God: “Voor
45 I, 0, 9,22 | vrouw af onder verwijzing naar een in vergelijking met
46 I, 0, 9,22 | Mt. 19, 8). De verwijzing naar het “begin” ontstelt de
47 I, 0, 9,22 | algemene regel geeft, verwijst naar de nieuwe, verrassende mogelijkheid,
48 I, 0, 9,23 | De liefde en het leven naar het evangelie mogen niet
49 I, 0, 10,27 | om de mens op zijn weg naar de waarheid en de vrijheid
50 II, 0, 11,29 | de theologie eigen zijn naar steeds geschikter manieren
51 II, 0, 11,30 | zijn; daartoe verwijs ik naar die elementen van de zedenleer
52 II, 0, 11,30 | heeft het? Wat is de weg naar het ware geluk? Wat is de
53 II, 0, 11,30 | menigte leraars aanschaffen naar eigen smaak, die hun naar
54 II, 0, 11,30 | naar eigen smaak, die hun naar de mond praten. En zij zullen
55 II, 0, 11,30 | waarheid om te luisteren naar allerlei mythen. Maar gij,
56 II, 0, 12,31(52)| humanae, 1, met verwijzing naar Johannes XXIII, encycliek
57 II, 0, 12,31(52)| 1963), 279; ibid., 265, en naar Pius XII, Radiotoespraak (
58 II, 0, 12,31 | gewetensvrijheid op de weg naar waarheid wordt steeds meer
59 II, 0, 12,34 | hoogachten en er hartstochtelijk naar streven”, haar echter “vaak
60 II, 0, 12,34 | zijn weg van het zoeken naar de waarheid gerespecteerd
61 II, 1, 1,36 | het begin van dit streven naar een nieuwe bezinning enkele
62 II, 1, 2,38 | menselijke vrijheid steeds naar voren gehaald wordt. Zo
63 II, 1, 2,38 | doet: hij regeert zichzelf naar eigen believen autocratisch.
64 II, 1, 2,39 | wereld regeert, haar vormt naar zijn verstand en wil, zo
65 II, 1, 2,39 | mens ze zonder verwijzing naar de Schepper zou kunnen gebruiken”. 67
66 II, 1, 2,40 | creatieve vrijheid die al naar gelang van de historische
67 II, 1, 3,42 | 42. De naar de wil van God gevormde
68 II, 1, 3,42 | toeleg”. 75 ~In zijn streven naar God, Hem die “alleen goed
69 II, 1, 3,42 | 4, 6), alsof mensen hem naar de werken van de gerechtigheid
70 II, 1, 3,43 | Het Concilie verwijst naar de “klassieke” leer over
71 II, 1, 3,43 | wijsheid, die alles beweegt naar het geboden doel toe”. 80
72 II, 1, 3,44 | zondigen”, verwijst Leo XIII naar het “hogere intellect” van
73 II, 1, 3,45 | dit plan is de enige weg naar bevestiging van de vrijheid. ~
74 II, 1, 4,47 | ontoelaatbaar veroordeeld zijn. Maar naar de mening van deze theologen
75 II, 1, 4,48 | beroepen, om daarin te zoeken naar een oriëntering van het
76 II, 1, 5,53 | maar zou ook de verwijzing naar het “begin” onbegrijpelijk
77 II, 1, 5,53 | het leergezag van de Kerk naar de historische omstandigheden
78 II, 1, 5,53 | begeleid door het streven naar verstaanbaarheid en formulering,
79 II, 2, 1,55 | 55. Naar de mening van verschillende
80 II, 2, 1,55 | karakter van het geweten naar voren te brengen, noemen
81 II, 2, 2,57 | vrijspreken” (Rom. 2, 14-15). ~Naar de woorden van de H. Paulus
82 II, 2, 2,61 | aan het hardnekkige zoeken naar de waarheid en aan de bereidheid
83 II, 2, 3 | Naar het ware en goede zoeken~
84 II, 2, 3,62 | te weinig moeite doet om naar het ware en goede te zoeken,
85 II, 2, 3,62 | 1 Tim. 1, 5) te hebben, naar de waarheid zoeken en overeenkomstig
86 II, 2, 3,63 | niet om hem te doen neigen naar het hoogste goed. Voor we
87 II, 2, 3,63 | omdat wij geweigerd hebben, naar het licht te gaan (vgl.
88 II, 3, 1,65 | categoriale “ bona genoemd”). Maar naar de mening van enkele theologen
89 II, 3, 1,67 | zich uit vrije beslissing naar de wil, de wijsheid en de
90 II, 3, 2,70 | ad creaturam - toewending naar het geschapene). Dit kan
91 II, 4, 1,72 | voorwaarde voor, en de weg naar de zaligheid: “Wanneer je
92 II, 4, 1,72 | ook duidelijk, dat de weg naar het doel uitgestippeld wordt
93 II, 4, 1,72 | goede en het bewuste streven naar dit goede vormen de zedelijkheid.
94 II, 4, 1,73 | Christus “vormt ons zo naar zijn beeld - schrijft de
95 II, 4, 1,74 | juist, resp. verkeerd zijn, naar gelang het voor alle betrokken
96 II, 4, 1,74 | stellen. En het onderzoek naar deze argumenten is legitiem
97 II, 4, 2,76 | denken streeft er terecht naar, de technische en economische
98 II, 4, 2,77 | en farizeeën, die zonder naar het hart te kijken, bepaalde
99 II, 4, 2,77 | de keuze van dit gedrag “naar haar soort” of “in zichzelf”
100 II, 4, 2,78 | beoordeeld zouden moeten worden naar het feit dat ze in de uitwendige
101 II, 4, 3,79 | resp. concrete handelingen naar hun species - hun “object” -
102 II, 4, 3,80 | tegenspraak met het goede van de naar zijn beeld geschapen persoon
103 II, 4, 3,82 | resp. concrete handelingen naar hun species als zedelijk
104 II, 4, 3,83 | en speciaal in de vraag naar het bestaan van in zichzelf
105 II, 4, 3,83 | in zekere zin de vraag naar de mens zelf, naar zijn
106 II, 4, 3,83 | vraag naar de mens zelf, naar zijn waarheid en de daaruit
107 III, 0, 4,84 | indringende manier stellen, is die naar de relatie tussen de vrijheid
108 III, 0, 4,84 | God, uiteindelijk de vraag naar de relatie tussen vrijheid
109 III, 0, 4,84 | onderwerpt, de menselijke persoon naar zijn werkelijke welzijn.
110 III, 0, 4,84 | wereld, de mens te leiden naar het opnieuw ontdekken van
111 III, 0, 4,84 | vandaan komt en waar hij naar toe gaat. En zo beleven
112 III, 0, 4,84 | zelfvernietiging. Indien men naar bepaalde stemmen zou luisteren,
113 III, 0, 4,85 | met onvermoeibare liefde naar Christus, omdat ze zich
114 III, 0, 4,86 | een veelomvattende opening naar alle mensen, in zoverre
115 III, 0, 5,89 | Leidt een leven van liefde naar het voorbeeld van Christus
116 III, 0, 6,92 | persoonlijke waardigheid van de naar het beeld en de gelijkenis
117 III, 0, 8,98 | heftiger wordt het verlangen naar radicale persoonlijke en
118 III, 0, 8,99 | gebruik te maken om zonder naar rechten van de anderen te
119 III, 0, 8,100 | een ideologie, uit zucht naar winst of vanuit een totalitaire
120 III, 0, 9,102 | De ogen van God kijken naar het handelen van de mensen,
121 III, 0, 9,105 | mens - het verlangen op naar genade en maakt de grond
122 III, 0, 9,105 | dat God hen niet afwijst, naar wie Hij kijkt, want hij
123 III, 0, 11,109 | aan degenen die vraagt naar zijn hoop, daarvan rekenschap
124 III, 0, 11,110 | voor de moraaltheologie naar voren gebracht worden, in
125 III, 0, 11,112 | wijst de mens de terugweg naar het “begin” (vgl. Mt. 19,
126 III, 0, 12,114 | geloofsboden, die nieuwe leerlingen naar Christus leiden; ze zijn
127 III, 0, 12,114 | te leren, wat ze op weg naar de Heer brengt, zoals eens
128 III, 0, 12,114 | verkrijgen? heeft Jezus verwezen naar God, de Heer van de schepping
129 III, 0, 12,115 | genade van Christus op de weg naar de volheid van het leven
130 Slot, 0, 12,118 | en leidt ons in de Geest naar de Vader. ~
131 Slot, 0, 12,119 | weet, waar te leven en waar naar toe te leven. Laat hij naderen,
|