Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 2,4 | onaanvaardbaar gehouden; men is van mening, dat het leergezag
2 Inl, 0, 2,4 | beslist zou worden, terwijl men inzake de moraal een pluralisme
3 Inl, 0, 2,5 | het hoofd te bieden, wat men wel zonder twijfel een echte
4 I, 0, 7,16 | deemoedigen. In deze zin kan men zeggen, dat ook de zaligsprekingen
5 I, 0, 8,19 | volgen van Jezus, nadat men van het eigen bezit en van
6 I, 0, 9,23 | is de wet gegeven, opdat men de genade afsmeekt; de genade
7 I, 0, 9,23 | genade werd gegeven, opdat men de wet zou vervullen”. 30 ~
8 I, 0, 9,24 | onder de voorwaarde, dat men de geboden onderhoudt, kan
9 I, 0, 9,24 | geboden onderhoudt, kan men, zoals Jezus zegt, in de
10 I, 0, 9,24 | tevreden te zeggen, wat men doen moet, maar ze verleent
11 II, 0, 11,29 | over geloofswaarheden, die men moet geloven en in het leven
12 II, 0, 11,30 | karakter van de mens? Hoe kan men in overeenstemming met de
13 II, 0, 12,32 | 32. Zo is men in sommige moderne denkstromingen
14 II, 0, 12,32 | denkstromingen ertoe gekomen dat men de vrijheid zozeer verheerlijkt
15 II, 0, 12,32 | zozeer verheerlijkt dat men haar tot een Absolutum maakt,
16 II, 0, 12,32 | over de verplichting dat men het eigen geweten moet volgen
17 II, 0, 12,32 | overeenstemming met zichzelf” zodat men tot een radicaal subjectivistische
18 II, 0, 12,32 | en nu te kiezen gedrag; men kwam ertoe, aan het geweten
19 II, 0, 12,33 | van de mensheid besluit men, zoal niet tot de ontkenning
20 II, 1, 1,36 | door Vaticanum II60 wilde men de dialoog met de moderne
21 II, 1, 1,36 | cultuur bevorderen doordat men het rationele - en daarmee
22 II, 1, 1,36 | zien. 61 Daarenboven wilde men het innerlijke karakter
23 II, 1, 1,36 | schepper van deze wet kon men geenszins God zien, alleen
24 II, 1, 1,36 | hebben er nu toe geleid, dat men tegen de Heilige Schrift
25 II, 1, 1,37 | zouden hebben. Bijgevolg kwam men ertoe om het bestaan van
26 II, 1, 1,37 | rede recht te doen, doordat men de geldige elementen van
27 II, 1, 2,40 | Dankzij dat licht weten we wat men doen en wat men mijden moet.
28 II, 1, 2,40 | weten we wat men doen en wat men mijden moet. Dit licht en
29 II, 1, 2,40 | dergelijke autonomie inhouden dat men de deelname van het praktische
30 II, 1, 2,40 | Wetgever loochent of dat men een pleidooi houdt voor
31 II, 1, 3,45 | van het verstand leert wat men moet doen, maar ook genegen
32 II, 1, 3,45 | van de “nieuwe”, dan mag men toch niet vergeten dat deze
33 II, 1, 4,46 | debatten gevlamd, zoals men uit de leer van het Concilie
34 II, 1, 4,46 | betekent tenslotte, dat men de vrijheid door zichzelf
35 II, 1, 4,46 | zichzelf definieert en dat men haar maakt tot scheppende
36 II, 1, 4,47 | biologische wetten waren. Zo zou men al te oppervlakkig aan bepaalde
37 II, 1, 4,47 | God echter - zo beweert men dan - heeft de mens als
38 II, 1, 4,48 | zonder achting waarvoor men vervalt tot relativisme
39 II, 1, 4,50 | 50. Men kan nu de ware betekenis
40 II, 1, 4,50 | 13). In werkelijkheid kan men alleen met betrekking tot
41 II, 1, 5,52 | echter een ondergrens: gaat men daaronder, dan schendt men
42 II, 1, 5,52 | men daaronder, dan schendt men het gebod. Bovendien hangt
43 II, 1, 5,52 | Bovendien hangt dat wat men in een bepaalde situatie
44 II, 1, 5,53 | bevindt, maar evenmin kan men bestrijden, dat de mens
45 II, 1, 5,53(100)| 1962) heeft gesproken: “men moet deze veilige en onveranderlijke
46 II, 1, 5,53(100)| onveranderlijke leer, waaraan men een trouwe onderdanigheid
47 II, 1, 5,53(100)| geformuleerd worden, waarbij men echter dezelfde zin en betekenis
48 II, 2, 1,54 | Daarom hangt de wijze waarop men de betrekking tussen vrijheid
49 II, 2, 1,54 | samen met de opvatting die men over het zedelijk geweten
50 II, 2, 1,55 | verschillende theologen heeft men, tenminste in zekere perioden
51 II, 2, 1,56 | Krachtens dit beginsel matigt men zich aan om het toelaten
52 II, 2, 2,58 | de mens met zichzelf zal men nooit ten volle kunnen waarderen.
53 II, 2, 2,58 | het geweten vandaan”. 103 Men kan dus zeggen, dat het
54 II, 2, 2,59 | verstandige overtuiging, dat men het goede moet liefhebben
55 II, 2, 3,62 | waardigheid verliest. Dat kan men echter niet zeggen wanneer
56 II, 2, 3,64 | maken. Daarmee analoog moet men de oproep van de apostel
57 II, 3, 1,65 | ontwikkelen. Met recht beklemtoont men, dat vrijheid niet alleen
58 II, 3, 1,65 | besluit over de vraag of men het eigen leven voor of
59 II, 3, 1,65 | Met recht onderstreept men de eminente betekenis van
60 II, 3, 1,65 | bekeken. Het resultaat waar men toe komt, luidt: de in eigenlijke
61 II, 3, 1,65 | of concrete gedragswijzen men kiest, is daarvoor geheel
62 II, 3, 1,66 | geloofsdaden en beslissingen, die men fundamentele optie kan noemen.
63 II, 3, 1,67 | beoordeeld worden, wanneer men afziet van de overeenstemming,
64 II, 3, 1,67 | bepaalde situatie, terwijl men bijvoorbeeld andere, misschien
65 II, 3, 1,67 | handelen alleen daarin, dat men de zedenwet gehoorzaamt
66 II, 3, 2,70 | toestemming”. Overigens kent men zowel in de moraaltheologie
67 II, 3, 2,70 | aanwezig was. Evenzeer “moet men vermijden om de doodzonde
68 II, 3, 2,70 | fundamentalis”) tegen God, zoals men tegenwoordig pleegt te zeggen,
69 II, 3, 2,70 | tegenwoordig pleegt te zeggen, waar men dan een uitdrukkelijke en
70 II, 3, 2,70 | psychologisch niveau kan men echter niet overgaan tot
71 II, 4, 1,72 | openbaring van God (dan noemt men het “goddelijke wet”). Het
72 II, 4, 1,74 | en voor-morele bona die men wil bereiken en de daarmee
73 II, 4, 1,74 | voor-morele waarden die men wil respecteren. Voor sommigen
74 II, 4, 1,75 | gebrekkig begrip van wat men het “object” van het zedelijk
75 II, 4, 1,75 | effecten verbonden, zou men de zedelijkheid van de handeling
76 II, 4, 2,77 | niet mogelijk. Hoe moet men proporties vaststellen,
77 II, 4, 2,77 | duisternis verkeren? Hoe zou men op grond van dergelijke
78 II, 4, 2,78 | kunnen vaststellen, moet men zich daarom in het perspectief
79 II, 4, 2,78 | zedelijke handeling kan men dus niet een proces of een
80 II, 4, 3 | Het “in zichzelf slechte”: Men mag geen kwaad doen, opdat
81 II, 4, 3,79 | 79. Daarom moet men de opvatting, die typisch
82 II, 4, 3,80(131)| 1967): AAS 59 (1967), 962: “Men moet vermijden de gelovigen
83 II, 4, 3,80 | 8); dat wil zeggen dat men niet positief mag willen,
84 II, 4, 3,80 | mensonwaardig is, ook al bedoelt men daarmee het welzijn van
85 II, 4, 3,83 | concentreert zich, zoals men ziet, in zekere zin de vraag
86 III, 0, 4,84 | zelfvernietiging. Indien men naar bepaalde stemmen zou
87 III, 0, 4,84 | dan lijkt het erop dat men niet meer de onveranderlijke
88 III, 0, 4,84 | geboden van de zedenwet stelt men de zogenaamde concrete situatie,
89 III, 0, 4,84 | concrete situatie, omdat men er in feite niet meer er
90 III, 0, 5,89 | boven op een berg ligt! Men steekt toch ook niet een
91 III, 0, 5,89 | korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard,
92 III, 0, 6,91 | omstandigheden bindend inhoudt, dat men zich houdt aan de geboden
93 III, 0, 6,93 | waardevolle bijdrage, opdat men - niet alleen in de burgerlijke
94 III, 0, 7,95 | Deze zou het, zo zegt men, aan begrip en barmhartigheid
95 III, 0, 7,95 | niet tot stand, doordat men de zedelijke waarheid verbergt
96 III, 0, 7,95 | of afzwakt, maar doordat men ze in haar diepe betekenis
97 III, 0, 7,95 | onsterfelijke zielen, als men op geen enkele manier beperkingen
98 III, 0, 8,98 | elk individu leren, kan men gemakkelijk aan de wortels
99 III, 0, 8,101 | de staat hebben. 160 Als men zich er niet aan houdt,
100 III, 0, 9,102 | maant hij, te doen, wat men kan en af te smeken wat
101 III, 0, 9,102 | kan en af te smeken wat men niet kan”, en hij helpt
102 III, 0, 9,102 | kan”, en hij helpt zo, dat men het kan; “zijn geboden zijn
103 III, 0, 9,103 | ideaal” zou zijn, dat, zoals men zegt, aan de concrete mogelijkheden
104 III, 0, 9,104 | uiteindelijk ertoe leidt, dat men alle waardeoordelen door
105 III, 0, 10,107 | over een nieuw leven, dat men leven, van een weg die men
106 III, 0, 10,107 | men leven, van een weg die men volgen moet, om leerling
107 III, 0, 10,107 | fascinerende weg vormt waarop men onmiddellijk de schoonheid
|