Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,2 | van de naties, 3 terwijl zij rekening houdt met de nieuwe
2 Inl, 0, 1,2 | van het evangelie. Zo kan zij dan op een steeds aan een
3 Inl, 0, 2,4 | van Jezus Christus hebben zij vermaand, verkondigd, verklaard:
4 Inl, 0, 2,4 | strijd voor de mens hebben zij gesterkt, opgericht en getroost;
5 Inl, 0, 2,4 | Geest der Waarheid hebben zij bijgedragen tot een beter
6 Inl, 0, 2,5 | Christus” (Phil. 1, 27). Zij worden daartoe in staat
7 Inl, 0, 2,5 | gebed ontvangen”. 10 Terwijl zij verwijst naar de Catechismus “
8 I, 0, 4,8 | en onontkoombaar is: want zij betreft het zedelijk goede,
9 I, 0, 6,13 | God. Tegelijkertijd leren zij ons de ware natuur van de
10 I, 0, 6,13 | ware natuur van de mens. Zij brengen zijn wezenlijke
11 I, 0, 6,13 | ze als controle daarvoor. Zij vormen de eerste noodzakelijke
12 I, 0, 6,15 | onderzoeken de Schriften: juist zij leggen getuigenis over Mij
13 I, 0, 8,21 | van dood en verrijzenis, zij “bekleedt hem met Christus” (
14 I, 0, 9,22 | ontstelt de leerlingen, en zij geven als commentaar daarop: “
15 I, 0, 9,22 | woord bevatten, maar alleen zij, aan wie het gegeven is” (
16 I, 0, 9,23 | de wet vereist, maar die zij aan niemand kan schenken,
17 I, 0, 9,23 | gedacht worden, want dat wat zij verlangen gaat de krachten
18 I, 0, 10,27 | Kerkvaders en -leraars belijdt zij de waarheid van het vleesgeworden
19 I, 0, 10,27 | Jezus staat, garandeert, dat zij heilig bewaard, getrouw
20 II, 0, 11,28 | 4, 1); daardoor bereikt zij een verdere ontwikkeling
21 II, 0, 11,28 | niet opgehouden - en kan zij nooit ophouden - het “geheim
22 II, 0, 11,30 | niet meer zullen verdragen. Zij zullen zich een menigte
23 II, 0, 11,30 | naar de mond praten. En zij zullen hun oren sluiten
24 II, 0, 12,31 | denken over de moraal zijn, zij het ook telkens op verschillende
25 II, 0, 12,31 | aanspraak op maken, “dat zij bij hun handelen hun eigen
26 II, 0, 12,31 | van God: en daarom moeten zij gecorrigeerd resp. in het
27 II, 0, 12,33 | legitiem te trekken zijn, dat zij de werkelijkheid van de
28 II, 1, 1,35 | van goed en kwaad”, omdat zij ertoe geroepen is, de zedenwet
29 II, 1, 1,36 | normen betwijfelen, toch werd zij uitgedaagd tot een grondig
30 II, 1, 1,37 | normen wordt geloochend: Zij zouden niet tot de eigenlijke
31 II, 1, 2,40 | goddelijke Wijsheid voortkomt, is zij tegelijk de wet die de mens
32 II, 1, 2,41 | daaraan onderwerpt, onderwerpt zij zich aan de waarheid van
33 II, 1, 3,44 | geschreven en gebeiteld is, daar zij het menselijke verstand
34 II, 1, 3,45 | religieus respect, terwijl zij door de authentieke uitleg
35 II, 1, 4,46 | vergelijkbare spanning, zij het ook in een andere zin,
36 II, 1, 4,46 | biologische natuur, die zij stap voor stap zou moeten
37 II, 1, 4,46 | opvattingen erin overeen, dat zij de eigen dimensie van de
38 II, 1, 4,46 | handelen en kunnen gereduceerd: zij zou door de vrijheid fundamenteel
39 II, 1, 4,46 | moeten worden, aangezien zij begrenzing en ontkenning
40 II, 1, 4,48 | van het menselijke zijn; zij is het, waardoor dit - als
41 II, 1, 4,48 | eenheid van ziel en lichaam is zij het subject van haar zedelijke
42 II, 1, 4,49 | vrij overwogen doen houden zij zich samen staande of gaan
43 II, 1, 4,50 | vervalsen, afwijst, dan dient zij de mens en wijst hem de
44 II, 1, 5,51 | juiste wet gedicteerd en gaat zij over in het hart van de
45 II, 1, 5,51 | natuurwet besloten. Daar zij staat geschreven in de verstandsnatuur
46 II, 1, 5,51 | de menselijke persoon, is zij aan ieder met verstand begiftigd
47 II, 1, 5,51 | rechten en plichten legt, is zij in haar geboden universeel,
48 II, 1, 5,51 | buiten beschouwing, noch is zij in tegenspraak met de eenmaligheid
49 II, 1, 5,52(94) | de natuurlijke rede, daar zij de echte behoeften van het
50 II, 1, 5,53 | juist de natuur van de mens: zij precies is de maat van de
51 II, 1, 5,53(100)| onderzoeken en verklaren, dat zij aan onze tijd wordt aangepast.
52 II, 1, 5,53(100)| worden van de wijze waarop zij geformuleerd worden, waarbij
53 II, 2, 2,57 | wat de wet verlangt, zijn zij zichzelf tot wet, al bezitten
54 II, 2, 2,57 | zichzelf tot wet, al bezitten zij de wet dan niet. Door hun
55 II, 2, 2,57 | niet. Door hun daden tonen zij, dat de wet in hun hart
56 II, 2, 2,60 | aantrekkingskracht ervaart en waarvan zij de geboden aanneemt: Het
57 II, 2, 3,64 | het algemeen nodig, maar zij volstaat niet: een soort
58 II, 3, 1,65 | handeling te kiezen; maar zij is, binnen zo”n keuze, ook
59 II, 3, 1,65 | mens “vorm” geven, doordat zij als het ware tot de bedding
60 II, 3, 1,65 | ontkoppeling aanneemt, wanneer zij het zedelijk “goede” en “
61 II, 3, 1,67 | fundamentele optie - voor zover zij zich onderscheidt van een
62 II, 3, 1,67 | uitdrukkelijk de mogelijkheden die zij actualiseert in acht te
63 II, 3, 1,67 | concretiseringen waarin zij tot uitdrukking komt, doet
64 II, 3, 1,67 | met die bona en mala zoals zij door de natuurwet als het
65 II, 3, 1,67 | legitieme uitzondering; zij laten geen moreel aanvaardbare
66 II, 3, 1,67 | gehoorzaamt en de handeling die zij verbiedt achterwege laat. ~
67 II, 3, 2,69 | In deze zin - zo voegen zij eraan toe - is het minstens
68 II, 3, 2,69 | meten aan de graad waarin zij de vrijheid van de handelende
69 II, 4, 1,71 | zedelijke handelingen, omdat zij het goedzijn of de slechtheid
70 II, 4, 1,71 | vrije keuzen kwalificeren zij in moreel opzicht de persoon
71 II, 4, 1,73 | bedoeling zou afhangen. Zij veronderstelt, dat aan deze
72 II, 4, 1,73 | te kunnen worden, omdat zij namelijk overeenkomen met
73 II, 4, 1,74 | van de mens. Terecht zijn zij zich bewust van de noodzakelijkheid,
74 II, 4, 1,75 | aangetoond worden; maar zij houden eraan vast, dat met
75 II, 4, 2,78 | ware goede van de persoon; zij houdt er echter aan vast,
76 II, 4, 3,79 | handeling dat erover beslist, of zij op het goede en op het laatste
77 II, 4, 3,79 | persoon”, het goede, dat zij zelf en dat haar voltooiïng
78 II, 4, 3,80 | laten afstemmen”, omdat zij in radicale tegenspraak
79 II, 4, 3,80 | menselijke beschaving en zij werpen meer een smet op
80 II, 4, 3,81 | handelingen leert, dan vat zij de leer van de Heilige Schrift
81 II, 4, 3,83 | zichzelf al slecht zijn, blijft zij trouw aan de volle waarheid
82 II, 4, 3,83 | Als gevolg daarvan moet zij de boven uiteengezette theorieën,
83 III, 0, 5,89 | oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en
84 III, 0, 6,91 | van Israël; zo verkondigt zij door haar handelingen de
85 III, 0, 6,91 | verloochenen. Daarin volgden zij de Heer Jezus, die voor
86 III, 0, 6,91 | de dood op zich, dan dat zij een afgodische daad stelden
87 III, 0, 9,102 | buitengewone offers en wordt zij duur betaald: ze kan ook
88 III, 0, 9,103 | eigenschappen; en toch heeft zij op goddelijke wijze de vroeger
89 III, 0, 9,105 | getuigenis antwoordt hij: “Dank zij God door Jezus Christus,
90 III, 0, 10,108 | nieuwe zedelijke leven dat zij in haar vruchten van heiligheid
91 Slot, 0, 12,120 | mensheid toevertrouwt. Als zij aan de voet van het kruis
92 Slot, 0, 12,120 | smeekt, die niet weten wat zij doen (vgl. Lc. 23, 34) ervaart
93 Slot, 0, 12,120 | Gods, of luisterrijker dan zij, die door de Luister zelf
94 Slot, 0, 12,120 | de mensen geeft. Terwijl zij de gebeurtenissen die ze
|