Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
persona 2
personele 1
personen 12
persoon 94
persoonlijk 6
persoonlijke 18
perspectief 6
Frequency    [«  »]
103 kan
97 geweten
95 dit
94 persoon
94 zij
93 wil
88 hebben
Ioannes Paulus PP. II
Veritatis Splendor

IntraText - Concordances

persoon

   Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 I, 0, 4,8 | dat de uitstraling van de Persoon van Jezus in hem nieuwe 2 I, 0, 6,13 | waarde van de menselijke persoon tot uitdrukking, diehet 3 I, 0, 6,13 | dat ene dat de menselijke persoon betreft, op de zelfde wijze 4 I, 0, 6,13 | identiteit van de menselijke persoon als geestelijk en lichamelijk 5 I, 0, 6,13 | natuur van de menselijke persoon”. 22 ~De geboden waaraan 6 I, 0, 6,13 | bestemd het welzijn van de persoon, evenbeeld van God, door 7 I, 0, 8,19 | er heel radicaal om, de Persoon van Jezus zelf aan te hangen, 8 I, 0, 10,25 | en Eeuwige Verbond in de Persoon van Gods Zoon vervulde zedelijke 9 I, 0, 10,27 | grondrechten van de menselijke persoon of het heil van de zielen 10 II, 0, 11,29 | menselijke handelingen en van de persoon, die ze voltrekt, tot inhoud 11 II, 0, 11,30 | plichten van de menselijke persoon kennen? - kunnen samengevat 12 II, 0, 12,31 | waarde van de menselijke persoon worden de mensen van onze 13 II, 0, 12,31 | rechten van de menselijke persoon, in hun gezamenlijkheid 14 II, 0, 12,31 | uniciteit van de menselijke persoon alsook voor de achting die 15 II, 0, 12,32 | handeling van het inzicht van de persoon wiens taak het is, om de 16 II, 1, 2,40 | en inventiviteit, die de persoon eigen zijn, en die bron 17 II, 1, 2,40 | autonomie70 van de mens als persoon en subject van zijn handelingen 18 II, 1, 2,41 | waardigheid van de menselijke persoon. ~Sommigen spreken met recht 19 II, 1, 2,41 | vrijheid van de menselijke persoon het beeld en de nabijheid 20 II, 1, 4,48 | noodzakelijke, maar voor de persoon, het menselijk subject en 21 II, 1, 4,48 | het, waardoor dit - als persoon - een geheel - corpore et 22 II, 1, 4,48 | ingebonden zijn. De menselijke persoon is, inclusief het lichaam, 23 II, 1, 4,48 | deugd ontdekt de menselijke persoon in haar lichaam de anticiperende 24 II, 1, 4,48 | waardigheid van de menselijke persoon - die door zichzelf bevestigd 25 II, 1, 4,48 | bona, waartoe de menselijke persoon van nature neigt. En aangezien 26 II, 1, 4,48 | aangezien de menselijke persoon zich niet laat reduceren 27 II, 1, 4,48 | oorspronkelijke morele eis om de persoon als einddoel en nooit als 28 II, 1, 4,49 | heropleven, die de menselijke persoon reduceren tot eengeestelijke”, 29 II, 1, 4,49 | onscheidbaar: in de menselijke persoon, in de opzettelijk handelende 30 II, 1, 4,50 | natuur van demenselijke persoon”, 89 die de persoon zelf 31 II, 1, 4,50 | menselijke persoon”, 89 die de persoon zelf in de eenheid van ziel 32 II, 1, 4,50 | natuur van de menselijke persoon. Ze kan dus niet als louter 33 II, 1, 4,50 | waardigheid die de menselijke persoon eigen is, en niet louter 34 II, 1, 4,50 | oog op het welzijn van de persoon, dat zich steeds omwille 35 II, 1, 4,50 | betrekking tot tot de menselijke persoon in haarverenigde totaliteit”, 36 II, 1, 4,50 | hebben op de menselijke persoon en haar authentieke verwerkelijking, 37 II, 1, 5,51 | verstandsnatuur van de menselijke persoon, is zij aan ieder met verstand 38 II, 1, 5,51 | waardigheid van de menselijke persoon tot uitdrukking brengt en 39 II, 1, 5,51 | afzonderlijke menselijke persoon: ze omsluit integendeel 40 II, 1, 5,52 | van de wil der handelende persoon, met haar roeping tot leven 41 II, 1, 5,53 | hij zijn waardigheid als persoon verdedigt door in overeenstemming 42 II, 2, 1,54 | hartvan de menselijke persoon, dat wil zeggen in haar 43 II, 2, 2,57 | binnenste van de menselijke persoon zich afspeelt, blijft voor 44 II, 2, 2,57 | getuigenis alleen tot de persoon zelf. En alleen de persoon 45 II, 2, 2,57 | persoon zelf. En alleen de persoon op haar beurt kent het eigen 46 II, 2, 2,60 | goed, waarvan de menselijke persoon de aantrekkingskracht ervaart 47 II, 2, 3,63 | oordeel begane kwaad kan de persoon die het begaat weliswaar 48 II, 3, 1,65 | van de betrekking tussen persoon en handeling voor. Ze spreken 49 II, 3, 1,65 | middel waarvan de menselijke persoon over zichzelf totaal beslist, 50 II, 3, 1,65 | niveau de vrijheid van de persoon zou uiten), maar het zijn 51 II, 3, 1,65 | zedelijke hoedanigheid van de persoon hangt alleen van de fundamentele 52 II, 3, 1,67 | roeping van de menselijke persoon. Iedere handelingskeuze 53 II, 3, 2,69 | zijn van een daad die de persoon in haar totaliteit in beslag 54 II, 3, 2,69 | vrijheid van de handelende persoon engageert, dan in de materie 55 II, 4, 1,71 | zij in moreel opzicht de persoon zelf, die ze voltrekt, en 56 II, 4, 1,72 | bewuste afstemming van de persoon op haar laatste doel, dus 57 II, 4, 1,72 | afstemming van de menselijke persoon op het laatste doel en de 58 II, 4, 1,72 | met het ware goede van de persoon in overeenstemming is, maakt 59 II, 4, 1,75 | zou zijn, de wil van de persoon die ze kiest, als zedelijk60 II, 4, 1,75 | zou alleen de trouw van de persoon jegens de hoogste waarden 61 II, 4, 2,78 | perspectief van de handelende persoon verplaatsen. Het object 62 II, 4, 2,78 | wilsakt van de handelende persoon stempelt. In deze zin zijn 63 II, 4, 2,78 | volmaaktheid van de menselijke persoon bewerkt. Een handeling is 64 II, 4, 2,78 | overeenkomt met het goed van de persoon, met respect voor de bona 65 II, 4, 2,78 | van het ware goede van de persoon; zij houdt er echter aan 66 II, 4, 3,79 | bona voor de menselijke persoondie zich in dienst stellen 67 II, 4, 3,79 | stellen van hetgoede van de persoon”, het goede, dat zij zelf 68 II, 4, 3,80 | naar zijn beeld geschapen persoon zijn. Dit zijn de handelingen, 69 II, 4, 3,80 | eerbied, die de menselijke persoon verdient, een uitvoerige 70 II, 4, 3,80 | integriteit van de menselijke persoon aantast, zoals verminking, 71 II, 4, 3,81 | goede van de menselijke persoon: “Wie zou met het oog op 72 II, 4, 3,82 | op het ware goed van de persoon, met het oog op haar laatste 73 II, 4, 3,82 | stemmen en diede menselijke persoon onwaardigzijn, staan altijd 74 III, 0, 4,84 | onderwerpt, de menselijke persoon naar zijn werkelijke welzijn. 75 III, 0, 4,84 | welzijn. Het welzijn van de persoon bestaat erin, zich in de 76 III, 0, 4,84 | afglijden van de menselijke persoon in situaties van een voortgaande 77 III, 0, 4,84 | van de grondrechten van de persoon; de onrechtvaardige vernietiging 78 III, 0, 4,85 | onherhaalbaarheid van de persoon respecteren en niet een 79 III, 0, 4,86 | waardigheid van de menselijke persoon gefundeerd wordt: in haar 80 III, 0, 6,90 | norm maken de waarde van de persoon, dat wil zeggen de onschendbaarheid 81 III, 0, 6,92 | levenvan de menselijke persoon, zoals de heilige Ignatius 82 III, 0, 7 | dienst van de menselijke persoon en de maatschappij~ 83 III, 0, 7,95 | Christus, die de Waarheid in Persoon is, steeds moet uitvoeren: “ 84 III, 0, 7,95 | waarde van de menselijke persoon weerspiegelt, interpreteert 85 III, 0, 7,95 | liefde voor de menselijke persoon, voor haar ware welzijn, 86 III, 0, 7,96 | van het unieke van zijn persoon en van de mogelijkheid van 87 III, 0, 7,97 | instituten de menselijke persoon is en ook zijn moet153 88 III, 0, 7,97 | grondrechten van de menselijke persoon te schenden. Alleen een 89 III, 0, 8,99 | waardigheid van elke menselijke persoon onverenigbare gedragspatronen 90 III, 0, 8,99 | authentieke vrijheid van de persoon. “Het totalitarisme komt 91 III, 0, 8,101| transcendente waarde van de persoon en in de objectieve zedelijke 92 III, 0, 8,101| grondrechten van de menselijke persoon en het vertalen van de religieuze 93 III, 0, 12,115| waardigheid van de menselijke persoon en met de waarheid van haar 94 III, 0, 12,115| alleen voor de individuele persoon maar ook voor de maatschappij. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License