Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,1 | herkennen, geschaad en zijn wil, om zich aan haar te onderwerpen,
2 Inl, 0, 1,3 | tot alle mensen van goede wil te richten. Vaticanum II
3 Inl, 0, 1,3 | van het geweten herkende wil onder de invloed van de
4 I, 0, 4,8 | volle openbaring van de wil van de Vader de waarheid
5 I, 0, 4,8 | die zichzelf ten diepste wil begrijpen - en niet alleen
6 I, 0, 5,9 | Jezus de vraag beantwoordt, wil Hij dat de jongeman helderheid
7 I, 0, 5,11 | wet “te vervullen”, dat wil zeggen de Heer als God te
8 I, 0, 6,12 | tien woorden” gedaan, dat wil zeggen met de geboden van
9 I, 0, 7,16 | preciseert (Mt. 5, 3), dat wil zeggen de deemoedigen. In
10 I, 0, 7,18 | Gal. 5, 16) en de anderen wil dienen, vindt in de wet
11 I, 0, 8,20 | mens verlangt, die zich wil begeven in de navolging
12 I, 0, 8,20 | Hem: “Wie mijn leerling wil zijn, die moet zichzelf
13 I, 0, 10,27 | wijsheid en van de goddelijke wil. ~Binnen de overlevering
14 II, 0, 11,28 | zedelijk handelen leert, dat wil zeggen het handelen dat
15 II, 0, 11,29 | die de “moraliteit”, dat wil zeggen: het goede en het
16 II, 0, 11,29 | het geloofsgoed zelf, dat wil zeggen de geloofswaarheden,
17 II, 0, 12,32 | oorspronkelijke staat gezien, dat wil zeggen als een handeling
18 II, 1, 1,36 | als verplichting aan de wil opleggen krachtens hun voorafgaande
19 II, 1, 1,37 | waarlijk “objectieve”, dat wil zeggen aan de concrete historische
20 II, 1, 2,39 | vormt naar zijn verstand en wil, zo bevestigt, ontwikkelt
21 II, 1, 2,41 | verstand en van de menselijke wil aan de wijsheid en de voorzienigheid
22 II, 1, 3,42 | 42. De naar de wil van God gevormde vrijheid
23 II, 1, 3,43 | als “het verstand of de wil van God, die gebiedt om
24 II, 1, 3,43 | voorzienigheid, want Hij wil de wereld met de hulp van
25 II, 1, 3,43 | hulp van de mens zelf, dat wil zeggen door zijn verstandige
26 II, 1, 3,44 | verstand en van de menselijke wil aan Gods wijsheid en wet
27 II, 1, 3,45 | Geest genoemd worden, dat wil zeggen het geloof, dat in
28 II, 1, 4,48 | het verstand en de vrije wil in alle lichamelijke en
29 II, 1, 4,50 | verenigde totaliteit”, dat wil zeggen “als ziel die zich
30 II, 1, 5,52 | geval met de goedheid van de wil der handelende persoon,
31 II, 1, 5,52 | situatie, een passende - dat wil zeggen met de waardigheid
32 II, 2, 1,54 | menselijke persoon, dat wil zeggen in haar zedelijk
33 II, 2, 2,57 | ontrouw jegens de wet, dat wil zeggen van zijn natuurlijke
34 II, 2, 2,59 | een praktisch oordeel, dat wil zeggen een oordeel, dat
35 II, 2, 3,62 | staat om uit maken wat God wil: wat Hem bevalt, wat goed
36 II, 2, 3,62 | onoverkomelijke onwetendheid, dat wil zeggen een onkunde waarvan
37 II, 2, 3,63 | opzettelijk dwaalt, dat wil zeggen “als de mens er geen
38 II, 2, 3,64 | uit te maken wat God van u wil en wat goed is: wat Hem
39 II, 2, 3,64 | in acht nemen. Volgens de wil van Christus immers is de
40 II, 3, 1,65 | afzonderlijke “binnenwereldse” - dat wil zeggen de betrekkingen van
41 II, 3, 1,65 | af te tekenen: de van de wil afhankelijk orde van goed
42 II, 3, 1,66 | openbarende God met verstand en wil volledig te onderwerpen”.112
43 II, 3, 1,66 | Wie zijn leven redden wil, zal het verliezen; maar
44 II, 3, 1,67 | vrije beslissing naar de wil, de wijsheid en de wet van
45 II, 3, 1,67 | betrekking in van de vrije wil met die bona en mala zoals
46 II, 3, 1,67 | geboden daarentegen, dat wil zeggen die, die zekere concrete
47 II, 3, 2,69 | totaliteit in beslag neemt, dat wil zeggen precies een daad
48 II, 3, 2,69 | Christus en zijn Kerk verenigd wil blijven, zo gemakkelijk
49 II, 3, 2,70 | tegenspraak is met de goddelijke wil (conversio ad creaturam -
50 II, 4, 1,72 | van deze handeling onze wil en ons zelf zedelijk slecht
51 II, 4, 1,72 | doel, het hoogste goed, dat wil zeggen God zelf. ~
52 II, 4, 1,74 | voor-morele bona die men wil bereiken en de daarmee overeenstemmende
53 II, 4, 1,74 | voor-morele waarden die men wil respecteren. Voor sommigen
54 II, 4, 1,75 | aandacht aan het feit, dat de wil in de concrete keuzen, die
55 II, 4, 1,75 | deze theorieën zou de vrije wil dus noch zedelijk onderworpen
56 II, 4, 1,75 | al mogelijk zou zijn, de wil van de persoon die ze kiest,
57 II, 4, 1,75 | van de handelingen, dat wil zeggen over hun goedheid
58 II, 4, 2,78 | is van het door de vrije wil redelijk gekozen object
59 II, 4, 2,78 | oorzaak van de goedheid van de wil, maakt het ons zedelijk
60 II, 4, 2,78 | de ongeordendheid van de wil insluit, dat wil zeggen
61 II, 4, 2,78 | van de wil insluit, dat wil zeggen een zedelijk kwaad”. 127 “
62 II, 4, 2,78 | handelt, omdat hem de goede wil ontbreekt. Bijvoorbeeld:
63 II, 4, 2,78 | juistheid van een gepaste wil. Kort en goed, de goede
64 II, 4, 2,78 | volkomenheid, wanneer de wil haar door de liefde daadwerkelijk
65 II, 4, 3,80 | zichzelf reeds slecht, dat wil zeggen alleen al op grond
66 II, 4, 3,80 | volgen (vgl. Rom. 3, 8); dat wil zeggen dat men niet positief
67 II, 4, 3,82 | semper et pro semper, dat wil zeggen zonder uitzondering,
68 III, 0, 4,85 | kunt onderscheiden wat God wil, wat goed is, Hem gevallig
69 III, 0, 4,86 | vrijheid van een schepsel, dat wil zeggen geschonken vrijheid,
70 III, 0, 4,87 | vrijheid zich in de liefde dat wil zeggen in de zelfgave, verwezenlijkt.
71 III, 0, 4,87 | 15, 13), gaat uit vrije wil de passie tegemoet (vgl.
72 III, 0, 4,87 | betekenis van de vrijheid wil begrijpen: de zelfgave in
73 III, 0, 4,87 | onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de wil van God. Zijn gekruisigd
74 III, 0, 5,88 | heeft (vgl. Gal. 2, 20) dat wil zeggen in de grootste liefde
75 III, 0, 5,89 | slaan: “Wie mijn volgeling wil zijn moet Mij volgen door
76 III, 0, 6,90 | waarde van de persoon, dat wil zeggen de onschendbaarheid
77 III, 0, 7,95 | aan alle mensen van goede wil voor zonder hun eis tot
78 III, 0, 7,96 | moet de categorische, dat wil zeggen ontoegeeflijke en
79 III, 0, 8,98 | oorzaken ontdekken, dat wil zeggen oorzaken, die met
80 III, 0, 8,99 | band tussen wijsheid en wil van God - een uiterst belangrijke
81 III, 0, 9,102 | Ik doe niet dat wat ik wil, maar dat, wat ik haat.
82 III, 0, 9,102 | doe niet het goede, dat ik wil, maar het kwade, dat ik
83 III, 0, 9,102 | maar het kwade, dat ik niet wil” (Rom. 7. 15. 19). ~Waar
84 III, 0, 9,102 | onafhankelijkheid zelf erover wil beslissen, wat goed en wat
85 III, 0, 9,103 | terug te voeren, maar op de wil van de mens, zich te onttrekken
86 III, 0, 9,105 | mogelijkheden van de mens - dat wil zeggen de mogelijkheden
87 III, 0, 10,106 | nieuwe evangelisatie dat wil zeggen aan de verkondiging
88 III, 0, 12,114 | ze zijn authentieke, dat wil zeggen met de autoriteit
89 Slot, 0, 12,118| gelovigen en de mensen van goede wil, de studie van de vakmensen
90 Slot, 0, 12,118| God bevalt en volgens zijn wil is, is tot op zekere hoogte
91 Slot, 0, 12,119| Kerk bereiken. “Wie leven wil - herinnert ons de heilige
92 Slot, 0, 12,120| eeuwige Woord van God, dat de wil van de Vader openbaart en
93 Slot, 0, 12,120| 4) ~opdat hij uit vrije wil ~de goede werken doet, ~
|