Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zaligsprekingen 7
zalving 2
ze 179
zedelijk 86
zedelijke 130
zedelijkheid 14
zedeloze 1
Frequency    [«  »]
88 hebben
87 2
87 goed
86 zedelijk
82 geest
73 handelingen
73 je
Ioannes Paulus PP. II
Veritatis Splendor

IntraText - Concordances

zedelijk

   Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,3 | juist op de weg van het zedelijk leven voor allen de weg 2 Inl, 0, 2,5 | De Catechismus stelt het zedelijk leven van de gelovigen in 3 I, 0, 4,8 | is: want zij betreft het zedelijk goede, dat in het eigen 4 I, 0, 4,8 | samenhang bestaat tussen het zedelijk goede en de volledige vervulling 5 I, 0, 4,8 | hem nieuwe vragen over het zedelijk goede deed opkomen. Hij 6 I, 0, 4,8 | Vader de waarheid over het zedelijk handelen. Aan de oorsprong 7 I, 0, 5,9 | herleidt de vraag naar het zedelijk goede tot haar religieuze 8 I, 0, 5,10 | verder het “model” van het zedelijk handelen blijft, overeenkomstig 9 I, 0, 5,10 | volk” (Lev. 26, 12). ~Het zedelijk leven blijkt het verschuldigde 10 I, 0, 7,16 | normatieve aanwijzingen voor het zedelijk leven voortvloeien. In hun 11 I, 0, 7,18 | Rom. 8, 21), en zo in het zedelijk leven op de verheven roeping 12 I, 0, 8,20 | zijn geboden vormen het zedelijk richtsnoer voor het christelijke 13 I, 0, 10,26 | 26. In het zedelijk onderricht van de apostelen 14 I, 0, 10,26 | nieuwe wet geïnspireerde zedelijk gedrag. 37 De Kerk is namelijk 15 I, 0, 10,27 | van het geloof en van het zedelijk leven in de eenheid van 16 I, 0, 10,27 | van de waarheid over het zedelijk handelen. Inderdaadkomt 17 II, 0, 11,28 | Testament ten aanzien van het zedelijk handelen op een rij te zetten. 18 II, 0, 11,28 | de samenhang tussen het zedelijk goede van de menselijke 19 II, 0, 11,28 | bron en oorsprong van het zedelijk leven van denieuwe schepping” ( 20 II, 0, 11,28 | het ten aanzien van het zedelijk handelen leert, dat wil 21 II, 0, 11,29 | en het einddoel van het zedelijk handelen bestaat in Hem, 22 II, 0, 11,30 | toe bij de vorming van het zedelijk karakter van de mens? Hoe 23 II, 0, 12,32 | hoogste instantie van het zedelijk oordeel toegeschreven, die 24 II, 0, 12,32 | subjectivistische opvatting over het zedelijk oordeel komt. ~Zoals meteen 25 II, 1, 1,37 | Aangezien ze echter het zedelijk leven in een christelijk 26 II, 1, 2,39 | gelijkenis met God, wanneer hij zedelijk goede handelingen voltrekt. ~ 27 II, 1, 2,40 | toepassing van de zedenwet: Het zedelijk leven vereist creativiteit 28 II, 1, 2,40 | Wijsheid is. 69 Aan het zedelijk leven ligt dus het principe 29 II, 1, 3,43 | natuurlijke neiging heeft tot de zedelijk geboden handeling en tot 30 II, 1, 4,47 | kunstmatige bevruchting als zedelijk ontoelaatbaar veroordeeld 31 II, 1, 5,52 | anderzijds niet, dat in het zedelijk leven de verboden belangrijker 32 II, 2, 1,54 | dat wil zeggen in haar zedelijk geweten: “In het diepst 33 II, 2, 1,54 | opvatting die men over het zedelijk geweten heeft. In deze zin 34 II, 2, 1,54 | tot een opvatting van het zedelijk geweten alsscheppende” 35 II, 2, 1,55 | haar betekenis voor het zedelijk leven verleidt sommige auteurs 36 II, 2, 1,56 | rechtvaardigen, volgens welke het zedelijk geweten feitelijk niet in 37 II, 2, 1,56 | dan de identiteit van het zedelijk geweten zelf tegenover de 38 II, 2, 2,58 | gehoorzaamheid oproepen: “Het zedelijk geweten sluit de mens niet 39 II, 2, 2,58 | hele waardigheid van het zedelijk geweten: dat het namelijk 40 II, 2, 2,59 | duidelijk, namelijk dat het een zedelijk oordeel over de mens en 41 II, 2, 2,59 | universele aanspraken van het zedelijk goede uiteenzet, is het 42 II, 2, 2,60 | voort uit de waarheid over zedelijk goed en kwaad: ze is ertoe 43 II, 2, 2,61 | uitgesproken waarheid over het zedelijk goede wordt door het oordeel 44 II, 2, 3,63 | dwaling ten aanzien van het zedelijk goede met deobjectieve” 45 II, 3, 1,65 | zou de sleutelrol in het zedelijk leven toekomen aan een “ 46 II, 3, 1,65 | aanneemt, wanneer zij het zedelijkgoedeenslechteuitdrukkelijk 47 II, 3, 1,65 | feitelijk betrekking heeft als zedelijk juist of verkeerd worden 48 II, 3, 1,66 | fundamentele beslissing, die het zedelijk leven kenmerkt en die met 49 II, 3, 1,67 | wanneer de mens in een zedelijk ernstige materie zijn vrijheid 50 II, 3, 1,67 | eenheid-van-lichaam-en-ziel van het zedelijk handelen. Een fundamentele 51 II, 3, 1,67 | verschillende verplichtingen van het zedelijk leven. De moraliteit kan 52 II, 3, 1,67 | herkend, dan bestaat het zedelijk goede handelen alleen daarin, 53 II, 3, 1,68 | voor de liefde zou de mens zedelijk goed kunnen blijven, in 54 II, 3, 2,70 | beslist dat op ernstige wijze zedelijk ongeordend is. Feitelijk 55 II, 4, 1,71 | levende zetel heeft in het zedelijk geweten, uit en verwerkelijkt 56 II, 4, 1,72 | goddelijke wet”). Het handelen is zedelijk goed, wanneer de uit de 57 II, 4, 1,72 | dus niet louter daarom als zedelijk goed gekwalificeerd worden, 58 II, 4, 1,72 | menselijk handelen is dan zedelijk goed, wanneer het de bewuste 59 II, 4, 1,72 | handeling onze wil en ons zelf zedelijk slecht en brengt ons daarmee 60 II, 4, 1,73 | In deze zin bezit het zedelijk leven een wezenlijkteleologisch” 61 II, 4, 1,74 | vinden, om de eisen van het zedelijk leven te rechtvaardigen 62 II, 4, 1,75 | men hetobjectvan het zedelijk handelen noemt, samenhangen. 63 II, 4, 1,75 | zijn voorwaarde voor zijn zedelijk goedzijn en voor zijn afstemming 64 II, 4, 1,75 | zou de vrije wil dus noch zedelijk onderworpen zijn aan bepaalde 65 II, 4, 1,75 | moeten beoordelen: haar zedelijkgoedzijnop grond van 66 II, 4, 1,75 | persoon die ze kiest, als zedelijkgoedofslechtte bestempelen. 67 II, 4, 1,75 | bona direct kwetst, als zedelijk toelaatbaar beoordeeld worden, 68 II, 4, 1,75 | gelden, ook niets objectief zedelijk slechts insluiten. ~ 69 II, 4, 2,76 | en van de natuurwet, als zedelijk goed kunnen rechtvaardigen. 70 II, 4, 2,77 | soortofin zichzelfzedelijk goed of slecht, geoorloofd 71 II, 4, 2,78 | een handeling, dat haar zedelijk specificeert, te kunnen 72 II, 4, 2,78 | van de wil, maakt het ons zedelijk volmaakter en helpt het 73 II, 4, 2,78 | insluit, dat wil zeggen een zedelijk kwaad”. 127Het gebeurt 74 II, 4, 2,78 | voor de bona die voor haar zedelijk van belang zijn. De christelijke 75 II, 4, 3,79 | species - hunobject” - als zedelijk slecht te beoordelen zonder 76 II, 4, 3,82 | handelingen naar hun species als zedelijk slecht te kwalificeren, 77 III | verliezen” (1 Kor. 1, 17)~Het zedelijk goede voor het leven van 78 III, 0, 4,85 | staan bij de vorming van een zedelijk geweten, dat in staat is 79 III, 0, 6,92 | het ware gezicht van de zedelijk slechte handeling: ze is 80 III, 0, 6,94 | de absoluutheid van het zedelijk goede staan de christenen 81 III, 0, 8,98 | de culturele kwestie het zedelijk gevoel, dat van zijn kant 82 III, 0, 8,101| burgerlijke samenleving elk zeker zedelijk referentiepunt ontneemt, 83 III, 0, 10,107| gedragingen te leven. In het zedelijk bestaan openbaart en verwezenlijkt 84 III, 0, 11,110| hen, deze gewetensvol als zedelijk verplichtend te beschouwen. 85 III, 0, 11,112| gedrag ten onrechte als zedelijk juist beschouwt, dat door 86 III, 0, 11,113| taak, de gelovigen tot dit zedelijk onderscheidingsvermogen,


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License