1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4141
Chapter, Thema, Paragraph, Number
2501 II, 4, 1,72 | zedelijk goed, wanneer de uit de vrijheid voortkomende keuzen
2502 II, 4, 1,72 | keuzen met het ware goed van de mensen overeenkomen en zo
2503 II, 4, 1,72 | mensen overeenkomen en zo de uitdrukking zijn van de
2504 II, 4, 1,72 | de uitdrukking zijn van de bewuste afstemming van de
2505 II, 4, 1,72 | de bewuste afstemming van de persoon op haar laatste
2506 II, 4, 1,72 | het hoogste Goed, waarin de mens zijn volle en volmaakte
2507 II, 4, 1,72 | en volmaakte geluk vindt. De inleidende vraag in het
2508 II, 4, 1,72 | vraag in het gesprek van de jongeman met Jezus: “Wat
2509 II, 4, 1,72 | verduidelijkt rechtstreeks de wezenlijke samenhang tussen
2510 II, 4, 1,72 | wezenlijke samenhang tussen de morele waarde van een handeling
2511 II, 4, 1,72 | en het laatste doel van de mens. Jezus bevestigt in
2512 II, 4, 1,72 | bevestigt in zijn antwoord de overtuiging van zijn gesprekspartner:
2513 II, 4, 1,72 | geboden is, die “alleen de Goede” is, is de noodzakelijke
2514 II, 4, 1,72 | alleen de Goede” is, is de noodzakelijke voorwaarde
2515 II, 4, 1,72 | noodzakelijke voorwaarde voor, en de weg naar de zaligheid: “
2516 II, 4, 1,72 | voorwaarde voor, en de weg naar de zaligheid: “Wanneer je het
2517 II, 4, 1,72 | bereiken, onderhoud dan de geboden” (Mt. 19, 17). Het
2518 II, 4, 1,72 | Jezus en het refereren aan de geboden maken ook duidelijk,
2519 II, 4, 1,72 | maken ook duidelijk, dat de weg naar het doel uitgestippeld
2520 II, 4, 1,72 | wordt door het opvolgen van de goddelijke geboden, die
2521 II, 4, 1,72 | kan weg ten leven zijn. ~De door het verstand geleide
2522 II, 4, 1,72 | verstand geleide afstemming van de menselijke handelingen op
2523 II, 4, 1,72 | streven naar dit goede vormen de zedelijkheid. Het menselijk
2524 II, 4, 1,72 | bereiken, of simpelweg omdat de bedoeling van de handelende
2525 II, 4, 1,72 | simpelweg omdat de bedoeling van de handelende goed is. 122
2526 II, 4, 1,72 | zedelijk goed, wanneer het de bewuste afstemming van de
2527 II, 4, 1,72 | de bewuste afstemming van de menselijke persoon op het
2528 II, 4, 1,72 | persoon op het laatste doel en de overeenstemming van de concrete
2529 II, 4, 1,72 | en de overeenstemming van de concrete handeling met het
2530 II, 4, 1,72 | Wanneer het object van de concrete handeling niet
2531 II, 4, 1,72 | niet met het ware goede van de persoon in overeenstemming
2532 II, 4, 1,72 | overeenstemming is, maakt de keuze van deze handeling
2533 II, 4, 1,73 | 73. Dankzij de openbaring van God en van
2534 II, 4, 1,73 | God en van het geloof weet de christen van het “nieuwe”,
2535 II, 4, 1,73 | van het “nieuwe”, waardoor de zedelijkheid van zijn daden
2536 II, 4, 1,73 | uitdrukking te geven aan de bestaande of niet bestaande
2537 II, 4, 1,73 | Christus en zijn Geest is de christen een “nieuwe schepping”,
2538 II, 4, 1,73 | afwijken van het beeld van de Zoon, die de Eerstgeborene
2539 II, 4, 1,73 | het beeld van de Zoon, die de Eerstgeborene onder vele
2540 II, 4, 1,73 | tegenover het geschenk van de Geest en opent zich, of
2541 II, 4, 1,73 | voor het eeuwig leven, de gemeenschap van aanschouwing,
2542 II, 4, 1,73 | liefde en zaligheid met God de Vader, Zoon en heilige Geest. 123
2543 II, 4, 1,73 | naar zijn beeld - schrijft de H. Cyrillus van Alexandrië -,
2544 II, 4, 1,73 | van Alexandrië -, dat door de heiliging en de gerechtigheid
2545 II, 4, 1,73 | dat door de heiliging en de gerechtigheid en het goede
2546 II, 4, 1,73 | goede en deugdzame leven de trekken van zijn goddelijke
2547 II, 4, 1,73 | tot schittering komen.. De schoonheid van dit beeld
2548 II, 4, 1,73 | zijn, wanneer wij ons in de werken goede mensen betuigen”. 124 ~
2549 II, 4, 1,73(123) | Vaticaans concilie verklaart in de pastorale constitutie over
2550 II, 4, 1,73(123) | pastorale constitutie over de Kerk in de wereld van deze
2551 II, 4, 1,73(123) | constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd: “Dit
2552 II, 4, 1,73(123) | Dit geldt niet alleen voor de christengelovigen, maar
2553 II, 4, 1,73(123) | goedwillende mensen, in wier hart de genade op een onzichtbare
2554 II, 4, 1,73(123) | wij eraan vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen
2555 II, 4, 1,73(123) | Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt om,
2556 II, 4, 1,73 | karakter, omdat het uit de vrije en bewuste afstemming
2557 II, 4, 1,73 | laatste doel (telos) van de mens, bestaat. Dat bevestigt
2558 II, 4, 1,73 | bestaat. Dat bevestigt weer de vraag van de jongeman aan
2559 II, 4, 1,73 | bevestigt weer de vraag van de jongeman aan Jezus: “Wat
2560 II, 4, 1,73 | dimensie, die alleen van de bedoeling zou afhangen.
2561 II, 4, 1,73 | handelwijzen uit zichzelf de eigenschap toekomt, op dit
2562 II, 4, 1,73 | met het authentieke door de geboden beschermde zedelijke
2563 II, 4, 1,73 | beschermde zedelijke goed van de mensen. Juist dat snijdt
2564 II, 4, 1,73 | aan in het antwoord aan de rijke jongeling: “Wanneer
2565 II, 4, 1,73 | bereiken, onderhoud dan de geboden! (Mt. 19, 17). ~
2566 II, 4, 1,73 | afstemming, krachtens welke de mens voor zijn handelingen “
2567 II, 4, 1,73 | aan het oordeel van God, de rechtvaardige en goede Rechter,
2568 II, 4, 1,73 | het kwade straft, zoals de apostel Paulus uiteenzet: “
2569 II, 4, 1,74 | 74. Maar waar hangt de morele waardering van het
2570 II, 4, 1,74 | van het vrije handelen van de mens vanaf? Waarvan krijgt
2571 II, 4, 1,74 | krijgt deze afstemming van de menselijke handelingen op
2572 II, 4, 1,74 | op God een waarborg? Van de intentie van het handelend
2573 II, 4, 1,74 | het handelend subject, van de omstandigheden - en in het
2574 II, 4, 1,74 | en in het bijzonder van de gevolgen - van zijn handelen,
2575 II, 4, 1,74 | zo genoemde, probleem van de “bronnen van de moraliteit”.
2576 II, 4, 1,74 | probleem van de “bronnen van de moraliteit”. En juist met
2577 II, 4, 1,74 | probleem hebben zich in de laatste decennia nieuwe -
2578 II, 4, 1,74 | zorgvuldige verheldering van de kant van het leergezag van
2579 II, 4, 1,74 | kant van het leergezag van de Kerk vereisen. ~Enkele “
2580 II, 4, 1,74 | richten hun aandacht op de overeenstemming van de menselijke
2581 II, 4, 1,74 | op de overeenstemming van de menselijke handelingen met
2582 II, 4, 1,74 | menselijke handelingen met de door de handelende nagestreefde
2583 II, 4, 1,74 | handelingen met de door de handelende nagestreefde
2584 II, 4, 1,74 | nagestreefde doelen en met de waarden die hij voorheeft
2585 II, 4, 1,74 | voorheeft te realiseren. De criteria voor de morele
2586 II, 4, 1,74 | realiseren. De criteria voor de morele beoordeling van een
2587 II, 4, 1,74 | handeling worden gehaald uit de afweging van de niet-zedelijke
2588 II, 4, 1,74 | gehaald uit de afweging van de niet-zedelijke en voor-morele
2589 II, 4, 1,74 | die men wil bereiken en de daarmee overeenstemmende
2590 II, 4, 1,74 | gedrag zijn, dat in staat is de bona “zeer groot” en de
2591 II, 4, 1,74 | de bona “zeer groot” en de mala “zeer klein te maken”. ~
2592 II, 4, 1,74 | te maken”. ~Velen onder de katholieke moraaltheologen
2593 II, 4, 1,74 | en pragmatisme, waarbij de moraliteit van de menselijke
2594 II, 4, 1,74 | waarbij de moraliteit van de menselijke handelingen beoordeeld
2595 II, 4, 1,74 | het laatste ware doel van de mens. Terecht zijn zij zich
2596 II, 4, 1,74 | zijn zij zich bewust van de noodzakelijkheid, om voor
2597 II, 4, 1,74 | argumenten te vinden, om de eisen van het zedelijk leven
2598 II, 4, 1,74 | noodzakelijk, aangezien de in de natuurwet vastgelegde
2599 II, 4, 1,74 | noodzakelijk, aangezien de in de natuurwet vastgelegde zedelijke
2600 II, 4, 1,74 | zoeken strookt overigens met de eisen van dialoog en samenwerking
2601 II, 4, 1,74 | dialoog en samenwerking met de niet-katholieken en de niet-gelovigen,
2602 II, 4, 1,74 | met de niet-katholieken en de niet-gelovigen, speciaal
2603 II, 4, 1,75 | aandacht aan het feit, dat de wil in de concrete keuzen,
2604 II, 4, 1,75 | het feit, dat de wil in de concrete keuzen, die hij
2605 II, 4, 1,75 | op het laatste doel van de mens. Anderen daarentegen
2606 II, 4, 1,75 | inspireren door een opvatting van de vrijheid, die van de feitelijke
2607 II, 4, 1,75 | van de vrijheid, die van de feitelijke voorwaarden voor
2608 II, 4, 1,75 | objectieve betrekking tot de waarheid van het goede en
2609 II, 4, 1,75 | van haar bestemming door de keuze van concrete gedragswijzen,
2610 II, 4, 1,75 | Volgens deze theorieën zou de vrije wil dus noch zedelijk
2611 II, 4, 1,75 | teleologisme”, als methode van de ontdekking van de morele
2612 II, 4, 1,75 | methode van de ontdekking van de morele norm, kan dus - volgens
2613 II, 4, 1,75 | norm, kan dus - volgens de aan verschillende denkstromingen
2614 II, 4, 1,75 | eerste tracht criteria voor de juistheid van een bepaald
2615 II, 4, 1,75 | en alleen voortkomen uit de berekenbare gevolgen van
2616 II, 4, 1,75 | tweede - onder afweging van de waarden en de beoogde bona -
2617 II, 4, 1,75 | afweging van de waarden en de beoogde bona - oriënteert
2618 II, 4, 1,75 | oriënteert zich eerder op de erkende evenredigheid tussen
2619 II, 4, 1,75 | erkende evenredigheid tussen de goede en slechte effecten,
2620 II, 4, 1,75 | werkelijk mogelijk zijn. ~De teleologische ethische doctrines (
2621 II, 4, 1,75 | consequentialisme) erkennen wel dat de zedelijke waarden door verstand
2622 II, 4, 1,75 | voor het verkrijgen van de nagestreefde waarden verantwoordelijk
2623 II, 4, 1,75 | maar dit in dubbel opzicht: De door een menselijke handeling
2624 II, 4, 1,75 | schadelijkheden, die zowel voor de handelende als ook voor
2625 II, 4, 1,75 | effecten verbonden, zou men de zedelijkheid van de handeling
2626 II, 4, 1,75 | men de zedelijkheid van de handeling gedifferentieerd
2627 II, 4, 1,75 | goedzijn” op grond van de op zedelijke bona gerichte
2628 II, 4, 1,75 | daarom al mogelijk zou zijn, de wil van de persoon die ze
2629 II, 4, 1,75 | mogelijk zou zijn, de wil van de persoon die ze kiest, als
2630 II, 4, 1,75 | toelaatbaar beoordeeld worden, als de bedoeling van het subject,
2631 II, 4, 1,75 | verantwoordelijke” afweging van de bij de concrete handeling
2632 II, 4, 1,75 | verantwoordelijke” afweging van de bij de concrete handeling op het
2633 II, 4, 1,75 | staande bona, zich richt op de zedelijke waarden die in
2634 II, 4, 1,75 | zedelijke waarden die in de gegeven situatie voor beslissend
2635 II, 4, 1,75 | beslissend worden gehouden. ~De beoordeling van de gevolgen
2636 II, 4, 1,75 | gehouden. ~De beoordeling van de gevolgen van de handeling
2637 II, 4, 1,75 | beoordeling van de gevolgen van de handeling op grond van de
2638 II, 4, 1,75 | de handeling op grond van de evenredigheid van de daad
2639 II, 4, 1,75 | van de evenredigheid van de daad met zijn effecten en
2640 II, 4, 1,75 | daad met zijn effecten en de onderlinge effecten zou
2641 II, 4, 1,75 | effecten zou enkel en alleen de voor-morele orde betreffen.
2642 II, 4, 1,75 | voor-morele orde betreffen. Over de zedelijke soortbepaaldheid
2643 II, 4, 1,75 | zedelijke soortbepaaldheid van de handelingen, dat wil zeggen
2644 II, 4, 1,75 | of slechtheid, zou alleen de trouw van de persoon jegens
2645 II, 4, 1,75 | zou alleen de trouw van de persoon jegens de hoogste
2646 II, 4, 1,75 | trouw van de persoon jegens de hoogste waarden van liefde
2647 II, 4, 1,75 | Volgens deze visie zou dan de bewuste instemming met bepaalde
2648 II, 4, 1,75 | bepaalde gedragswijzen, die in de traditionele moraal als
2649 II, 4, 2 | Het object van de vrije menselijke handeling~
2650 II, 4, 2,76 | van hun verwantschap met de natuurwetenschappelijke
2651 II, 4, 2,76 | streeft er terecht naar, de technische en economische
2652 II, 4, 2,76 | te ordenen op grond van de berekening van de hulpbronnen
2653 II, 4, 2,76 | grond van de berekening van de hulpbronnen en de winsten,
2654 II, 4, 2,76 | berekening van de hulpbronnen en de winsten, de werkwijzen en
2655 II, 4, 2,76 | hulpbronnen en de winsten, de werkwijzen en hun effecten.
2656 II, 4, 2,76 | Ze willen bevrijden van de dwang van een voluntaristische
2657 II, 4, 2,76 | zijn echter niet trouw aan de leer van de Kerk, wanneer
2658 II, 4, 2,76 | niet trouw aan de leer van de Kerk, wanneer ze menen dat
2659 II, 4, 2,76 | wanneer ze menen dat ze de vrije en weloverwogen keuze
2660 II, 4, 2,76 | gedragswijzen, die ingaan tegen de geboden van de goddelijke
2661 II, 4, 2,76 | ingaan tegen de geboden van de goddelijke en van de natuurwet,
2662 II, 4, 2,76 | van de goddelijke en van de natuurwet, als zedelijk
2663 II, 4, 2,76 | kunnen zich niet beroepen op de katholieke morele traditie:
2664 II, 4, 2,76 | enkele concrete situaties de betere mogelijkheden voor
2665 II, 4, 2,76 | gevallen betreft, waarin de wet onbepaald was en dus
2666 II, 4, 2,76 | onbepaald was en dus ook de absolute geldigheid van
2667 II, 4, 2,76 | absolute geldigheid van de morele negatieve geboden,
2668 II, 4, 2,76 | verplichten, niet in twijfel trok. De gelovigen moeten de specifieke,
2669 II, 4, 2,76 | trok. De gelovigen moeten de specifieke, door de Kerk
2670 II, 4, 2,76 | moeten de specifieke, door de Kerk in de Naam van God,
2671 II, 4, 2,76 | specifieke, door de Kerk in de Naam van God, de Schepper
2672 II, 4, 2,76 | Kerk in de Naam van God, de Schepper en Heer, voorgelegde
2673 II, 4, 2,76 | respecteren. 125 Wanneer de apostel Paulus de vervulling
2674 II, 4, 2,76 | Wanneer de apostel Paulus de vervulling van de wet samenvat
2675 II, 4, 2,76 | Paulus de vervulling van de wet samenvat in het gebod
2676 II, 4, 2,76 | samenvat in het gebod om de naaste te beminnen als zichzelf (
2677 II, 4, 2,76 | zwakt hij daarmee niet de geboden af, maar hij bevestigt
2678 II, 4, 2,76 | gewicht duidelijk maakt. De liefde tot God en de naastenliefde
2679 II, 4, 2,76 | maakt. De liefde tot God en de naastenliefde zijn niet
2680 II, 4, 2,76 | van het onderhouden van de geboden van het Verbond,
2681 II, 4, 2,76 | van Jezus Christus en in de gave van de Geest vernieuwd
2682 II, 4, 2,76 | Christus en in de gave van de Geest vernieuwd werd. Het
2683 II, 4, 2,76 | vernieuwd werd. Het strekt de christenen tot eer, God
2684 II, 4, 2,76 | meer te gehoorzamen dan de mensen (vgl. Hand. 4, 19;
2685 II, 4, 2,76 | op zich te nemen, zoals de heilige mannen en vrouwen
2686 II, 4, 2,76 | die tegen het geloof of de deugd inging. ~
2687 II, 4, 2,76(125) | Sess. VI, decreet over de rechtvaardiging Cum hoc
2688 II, 4, 2,76(125) | 8 september 1713) tegen de dwalingen van Pascasio Quesnel,
2689 II, 4, 2,77 | redelijke criteria voor de juiste zedelijke beslissing
2690 II, 4, 2,77 | beslissing te verschaffen, houden de genoemde theorieën rekening
2691 II, 4, 2,77 | genoemde theorieën rekening met de bedoeling en de gevolgen
2692 II, 4, 2,77 | rekening met de bedoeling en de gevolgen van het menselijk
2693 II, 4, 2,77 | handelen. Zeker moeten zowel de bedoeling - zoals Jezus
2694 II, 4, 2,77 | duidelijke tegenstelling met de schriftgeleerden en farizeeën,
2695 II, 4, 2,77 | 21; Mt. 15, 19) -, alsook de als gevolg van een bijzondere
2696 II, 4, 2,77 | verantwoordelijkheid. Maar de overweging van deze gevolgen -
2697 II, 4, 2,77 | gevolgen - evenmin als van de bedoelingen - volstaat niet
2698 II, 4, 2,77 | bedoelingen - volstaat niet voor de waardering van de morele
2699 II, 4, 2,77 | niet voor de waardering van de morele kwaliteit van een
2700 II, 4, 2,77 | van een concrete keuze. De afweging van bona en mala
2701 II, 4, 2,77 | van bona en mala die als de gevolgen van een handeling
2702 II, 4, 2,77 | om te kunnen bepalen of de keuze van dit gedrag “naar
2703 II, 4, 2,77 | geoorloofd of ongeoorloofd is. De voorzienbare gevolgen horen
2704 II, 4, 2,77 | tot die omstandigheden van de daad, die weliswaar de zwaarte
2705 II, 4, 2,77 | van de daad, die weliswaar de zwaarte van een slechte
2706 II, 4, 2,77 | resp. slechte effecten van de eigen handelingen te beoordelen:
2707 II, 4, 2,77 | waardering afhangen, waarvan de criteria in duisternis verkeren?
2708 II, 4, 2,78 | 78. De moraliteit van de menselijke
2709 II, 4, 2,78 | 78. De moraliteit van de menselijke handeling is
2710 II, 4, 2,78 | handeling is van het door de vrije wil redelijk gekozen
2711 II, 4, 2,78 | object afhankelijk, zoals ook de scherpzinnige, nog altijd
2712 II, 4, 2,78 | deugdelijke analyse van de H. Thomas aantoont. 126
2713 II, 4, 2,78 | daarom in het perspectief van de handelende persoon verplaatsen.
2714 II, 4, 2,78 | verplaatsen. Het object van de wilsdaad is immers een vrij
2715 II, 4, 2,78 | gedrag. Voorzover het met de orde van het verstand overeenstemt,
2716 II, 4, 2,78 | overeenstemt, is het oorzaak van de goedheid van de wil, maakt
2717 II, 4, 2,78 | oorzaak van de goedheid van de wil, maakt het ons zedelijk
2718 II, 4, 2,78 | doel in het volmaakte goed, de oorspronkelijke liefde,
2719 II, 4, 2,78 | naar het feit dat ze in de uitwendige wereld een bepaalde
2720 II, 4, 2,78 | van een vrije keuze, die de wilsakt van de handelende
2721 II, 4, 2,78 | keuze, die de wilsakt van de handelende persoon stempelt.
2722 II, 4, 2,78 | deze zin zijn er, zoals de Catechismus van de katholieke
2723 II, 4, 2,78 | zoals de Catechismus van de katholieke Kerk leert, “
2724 II, 4, 2,78 | concrete gedragswijzen, waarvan de keuze altijd verkeerd is,
2725 II, 4, 2,78 | verkeerd is, omdat hun keuze de ongeordendheid van de wil
2726 II, 4, 2,78 | keuze de ongeordendheid van de wil insluit, dat wil zeggen
2727 II, 4, 2,78 | gebeurt niet zelden - schrijft de H. Thomas van Aquino - dat
2728 II, 4, 2,78 | Thomas van Aquino - dat de mens met goede bedoeling,
2729 II, 4, 2,78 | wijze handelt, omdat hem de goede wil ontbreekt. Bijvoorbeeld:
2730 II, 4, 2,78 | geven: Ofschoon in dit geval de bedoeling juist is, ontbreekt
2731 II, 4, 2,78 | juist is, ontbreekt hier de juistheid van een gepaste
2732 II, 4, 2,78 | gepaste wil. Kort en goed, de goede bedoeling is zeker
2733 II, 4, 2,78 | Sommigen leggen ons in de mond: Laat ons het slechte
2734 II, 4, 2,78(127) | Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 1761. ~
2735 II, 4, 2,78 | veroordeeld” (Rom. 3, 8)”. 128 ~De reden waarom de goede bedoeling
2736 II, 4, 2,78 | De reden waarom de goede bedoeling niet volstaat,
2737 II, 4, 2,78 | niet volstaat, maar ook de juiste keuze van de werken
2738 II, 4, 2,78 | ook de juiste keuze van de werken nodig is, ligt in
2739 II, 4, 2,78 | is, ligt in het feit dat de menselijke handeling afhangt
2740 II, 4, 2,78 | van haar object resp. van de vraag of dit object op God,
2741 II, 4, 2,78 | God, Hem dus, die “alleen “de Goede” is, afgestemd kan
2742 II, 4, 2,78 | kan worden of niet en zo de volmaaktheid van de menselijke
2743 II, 4, 2,78 | en zo de volmaaktheid van de menselijke persoon bewerkt.
2744 II, 4, 2,78 | overeenkomt met het goed van de persoon, met respect voor
2745 II, 4, 2,78 | persoon, met respect voor de bona die voor haar zedelijk
2746 II, 4, 2,78 | zedelijk van belang zijn. De christelijke ethiek, die
2747 II, 4, 2,78 | wijst het dus niet af om de innerlijk “teleologie” van
2748 II, 4, 2,78 | nemen, voorzover gericht op de bevordering van het ware
2749 II, 4, 2,78 | bevordering van het ware goede van de persoon; zij houdt er echter
2750 II, 4, 2,78 | nagestreefd wordt, wanneer de wezenlijke aspecten van
2751 II, 4, 2,78 | wezenlijke aspecten van de menselijke natuur gerespecteerd
2752 II, 4, 2,78 | natuur gerespecteerd worden. De krachtens haar object goede
2753 II, 4, 2,78 | menselijke handeling bezit ook de eigenschap om op het laatste
2754 II, 4, 2,78 | beslissende volkomenheid, wanneer de wil haar door de liefde
2755 II, 4, 2,78 | wanneer de wil haar door de liefde daadwerkelijk op
2756 II, 4, 2,78 | afstemt. In deze zin leert de patroon van de moraaltheologen
2757 II, 4, 2,78 | zin leert de patroon van de moraaltheologen en biechtvaders: “
2758 II, 4, 2,78(128) | in decem legis praecepta. De dilectione Dei: Opuscla
2759 II, 4, 3,79 | 79. Daarom moet men de opvatting, die typisch is
2760 II, 4, 3,79 | dat het onmogelijk is om de bewuste keuze van enkele
2761 II, 4, 3,79 | slecht te beoordelen zonder de bedoeling, waarmee deze
2762 II, 4, 3,79 | oordeel is het object van de menselijke handeling dat
2763 II, 4, 3,79 | verstand in het zijn van de mens zelf, begrepen in zijn
2764 II, 4, 3,79 | Precies die zaken vormen de inhoud van de natuurwet
2765 II, 4, 3,79 | zaken vormen de inhoud van de natuurwet en daarmee het
2766 II, 4, 3,79 | geordende geheel van “bona voor de menselijke persoon” die
2767 II, 4, 3,79 | stellen van het “goede van de persoon”, het goede, dat
2768 II, 4, 3,79 | voltooiïng is. dat zijn de door de geboden (van de
2769 II, 4, 3,79 | voltooiïng is. dat zijn de door de geboden (van de Decaloog)
2770 II, 4, 3,79 | de door de geboden (van de Decaloog) beschermde bona,
2771 II, 4, 3,79 | beschermde bona, die volgens de H. Thomas de hele natuurwet
2772 II, 4, 3,79 | die volgens de H. Thomas de hele natuurwet bevat. 130 ~
2773 II, 4, 3,80 | verstand, dat er objecten van de menselijke handelingen zijn,
2774 II, 4, 3,80 | tegenspraak met het goede van de naar zijn beeld geschapen
2775 II, 4, 3,80 | geschapen persoon zijn. Dit zijn de handelingen, die in de morele
2776 II, 4, 3,80 | zijn de handelingen, die in de morele overlevering van
2777 II, 4, 3,80 | morele overlevering van de Kerk “in zich slecht” (intrinsece
2778 II, 4, 3,80 | object, onafhankelijk van de verdere bedoelingen van
2779 II, 4, 3,80 | verdere bedoelingen van de handelende en van de omstandigheden.
2780 II, 4, 3,80 | van de handelende en van de omstandigheden. Daarom leert
2781 II, 4, 3,80 | omstandigheden. Daarom leert de Kerk - zonder ook maar het
2782 II, 4, 3,80 | zonder ook maar het minst de invloed te ontkennen die
2783 II, 4, 3,80 | invloed te ontkennen die de omstandigheden en vooral
2784 II, 4, 3,80 | omstandigheden en vooral de bedoelingen op de moraliteit
2785 II, 4, 3,80 | vooral de bedoelingen op de moraliteit hebben - dat “
2786 II, 4, 3,80 | zichzelf, onafhankelijk van de omstandigheden, vanwege
2787 II, 4, 3,80 | geeft, in samenhang met de eerbied, die de menselijke
2788 II, 4, 3,80 | samenhang met de eerbied, die de menselijke persoon verdient,
2789 II, 4, 3,80 | bij zulke handelingen aan de hand van voorbeelden: “Al
2790 II, 4, 3,80 | vrijwillige zelfmoord; al wat de integriteit van de menselijke
2791 II, 4, 3,80 | al wat de integriteit van de menselijke persoon aantast,
2792 II, 4, 3,80 | geestelijke foltering, pogingen om de mens psychisch in zijn macht
2793 II, 4, 3,80 | wat een belediging is voor de menselijke waardigheid,
2794 II, 4, 3,80 | arbeidsvoorwaarden waarbij de arbeiders als louter winst-werktuigen
2795 II, 4, 3,80 | zijn een aantasting van de menselijke beschaving en
2796 II, 4, 3,80 | volledig in tegenspraak met de eer van de Schepper”. 132 ~
2797 II, 4, 3,80 | tegenspraak met de eer van de Schepper”. 132 ~Over de
2798 II, 4, 3,80(131) | Paulus VI, Toespraak tot de leden van de Congregatie
2799 II, 4, 3,80(131) | Toespraak tot de leden van de Congregatie van de Heiligste
2800 II, 4, 3,80(131) | leden van de Congregatie van de Heiligste Verlosser (September
2801 II, 4, 3,80(131) | 962: “Men moet vermijden de gelovigen te verleiden anders
2802 II, 4, 3,80(131) | na het concilie vandaag de dag sommige gedragingen
2803 II, 4, 3,80(131) | gedragingen zijn toegestaan, die de Kerk vroeger als in zich
2804 II, 4, 3,80(131) | gemakkelijk het gehele erfgoed van de leer van de Kerk in twijfel
2805 II, 4, 3,80(131) | erfgoed van de leer van de Kerk in twijfel zou kunnen
2806 II, 4, 3,80 | de Schepper”. 132 ~Over de in zichzelf slechte handelingen
2807 II, 4, 3,80 | praktijken, door middel waarvan de huwelijksdaad opzettelijk
2808 II, 4, 3,80 | wezen een overtreding van de morele orde betekent en
2809 II, 4, 3,80 | individu, van het gezin of van de maatschappij te verdedigen
2810 II, 4, 3,80(132) | Pastorale constitutie over de Kerk in de wereld van deze
2811 II, 4, 3,80(132) | constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium
2812 II, 4, 3,81 | 81. Wanneer de Kerk het bestaan van “in
2813 II, 4, 3,81 | handelingen leert, dan vat zij de leer van de Heilige Schrift
2814 II, 4, 3,81 | dan vat zij de leer van de Heilige Schrift op. De apostel
2815 II, 4, 3,81 | van de Heilige Schrift op. De apostel stelt categorisch
2816 II, 4, 3,81 | Kor. 6, 9-10). ~Wanneer de daden in zichzelf slecht
2817 II, 4, 3,81 | God en op het goede van de menselijke persoon: “Wie
2818 II, 4, 3,81 | Wie zou met het oog op de handelingen die “van zichzelf”
2819 II, 4, 3,81 | peccata sunt) - schrijft de H. Augustinus -, zoals diefstal,
2820 II, 4, 3,81 | zijn? “.134 ~Daarom kunnen de omstandigheden of de bedoelingen
2821 II, 4, 3,81 | kunnen de omstandigheden of de bedoelingen nooit een reeds
2822 II, 4, 3,81(134) | 7, a. 2; Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 1753-
2823 II, 4, 3,82 | 82. Voor het overige is de bedoeling dan goed, wanneer
2824 II, 4, 3,82 | ze op het ware goed van de persoon, met het oog op
2825 II, 4, 3,82 | laatste doel, gericht is. De handelingen echter die op
2826 II, 4, 3,82 | zijn af te stemmen en die “de menselijke persoon onwaardig”
2827 II, 4, 3,82 | betekent het in acht nemen van de normen, die zulke handelingen
2828 II, 4, 3,82 | alleen geen beperking voor de goede bedoeling, het is
2829 II, 4, 3,82 | bedoeling, het is juist de fundamentele uitdrukking
2830 II, 4, 3,82 | van een goede bedoeling. ~De leer van het object als
2831 II, 4, 3,82 | het object als bron van de zedelijkheid is authentieke
2832 II, 4, 3,82 | authentieke uitdrukkingsvorm van de bijbelse moraal van het
2833 II, 4, 3,82 | moraal van het Verbond en van de geboden, de liefde en de
2834 II, 4, 3,82 | Verbond en van de geboden, de liefde en de overige deugden.
2835 II, 4, 3,82 | de geboden, de liefde en de overige deugden. De zedelijke
2836 II, 4, 3,82 | liefde en de overige deugden. De zedelijke kwaliteit van
2837 II, 4, 3,82 | menselijk handelen hangt van de trouw aan deze geboden af,
2838 II, 4, 3,82 | als dwaas worden afgewezen de mening, dat het onmogelijk
2839 II, 4, 3,82 | het onmogelijk zou zijn om de bewuste keuze van enkele
2840 II, 4, 3,82 | te kwalificeren, zonder de bedoeling op grond waarvan
2841 II, 4, 3,82 | of zonder het geheel van de voorzienbare gevolgen van
2842 II, 4, 3,82 | verstandelijke bepaling van de moraliteit van het menselijk
2843 II, 4, 3,82 | verplicht: en dat tot schade van de broederlijkheid onder de
2844 II, 4, 3,82 | de broederlijkheid onder de mensen en de waarheid over
2845 II, 4, 3,82 | broederlijkheid onder de mensen en de waarheid over het goede
2846 II, 4, 3,82 | evenzeer tot nadeel van de kerkelijke gemeenschap. ~
2847 II, 4, 3,82(135) | Vat. II, Verklaring over de godsdienstvrijheid Dinitatis
2848 II, 4, 3,83 | 83. In het probleem van de zedelijkheid van het menselijk
2849 II, 4, 3,83 | handelen en speciaal in de vraag naar het bestaan van
2850 II, 4, 3,83 | men ziet, in zekere zin de vraag naar de mens zelf,
2851 II, 4, 3,83 | zekere zin de vraag naar de mens zelf, naar zijn waarheid
2852 II, 4, 3,83 | zelf, naar zijn waarheid en de daaruit voortvloeiende consequenties.
2853 II, 4, 3,83 | voortvloeiende consequenties. Wanneer de Kerk erkent en leert dat
2854 II, 4, 3,83 | zijn, blijft zij trouw aan de volle waarheid over de mens
2855 II, 4, 3,83 | aan de volle waarheid over de mens en respecteert hem
2856 II, 4, 3,83 | gevolg daarvan moet zij de boven uiteengezette theorieën,
2857 II, 4, 3,83 | echter niet toe beperken, de gelovigen over de dwalingen
2858 II, 4, 3,83 | beperken, de gelovigen over de dwalingen en gevaren van
2859 II, 4, 3,83 | onderrichten. We moeten vooral de fascinerende schittering
2860 II, 4, 3,83 | Christus zelf is. In Hem, die de Waarheid is (vgl. Joh. 14,
2861 II, 4, 3,83 | is (vgl. Joh. 14, 6), kan de mens middels zijn goede
2862 II, 4, 3,83 | tot gehoorzaamheid jegens de goddelijke wet, die in het
2863 II, 4, 3,83 | wet, die in het gebod van de liefde tot God en de naaste
2864 II, 4, 3,83 | van de liefde tot God en de naaste samengevat is, volledig
2865 II, 4, 3,83 | dat alles geschiedt door de gave van de heilige Geest,
2866 II, 4, 3,83 | geschiedt door de gave van de heilige Geest, de Geest
2867 II, 4, 3,83 | gave van de heilige Geest, de Geest van de waarheid, de
2868 II, 4, 3,83 | heilige Geest, de Geest van de waarheid, de vrijheid en
2869 II, 4, 3,83 | de Geest van de waarheid, de vrijheid en de liefde: in
2870 II, 4, 3,83 | waarheid, de vrijheid en de liefde: in Hem is het ons
2871 II, 4, 3,83 | is het ons gegeven, ons de wet eigen te maken en haar
2872 II, 4, 3,83 | haar als een ~impuls voor de ware persoonlijke vrijheid
2873 II, 4, 3,83 | begrijpen en te beleven. “De volmaakte wet is de wet
2874 II, 4, 3,83 | beleven. “De volmaakte wet is de wet van de vrijheid” (Jac.
2875 II, 4, 3,83 | volmaakte wet is de wet van de vrijheid” (Jac. 1, 25). ~
2876 III | goede voor het leven van de Kerk en van de wereld~
2877 III | leven van de Kerk en van de wereld~
2878 III, 0, 4 | heeft ons vrijgemaakt om in de vrijheid te blijven” (Gal.
2879 III, 0, 4,84 | 84. De fundamentele vraag, die
2880 III, 0, 4,84 | fundamentele vraag, die de bovengenoemde moraaltheorieën
2881 III, 0, 4,84 | manier stellen, is die naar de relatie tussen de vrijheid
2882 III, 0, 4,84 | die naar de relatie tussen de vrijheid van de mens en
2883 III, 0, 4,84 | relatie tussen de vrijheid van de mens en de wet van God,
2884 III, 0, 4,84 | vrijheid van de mens en de wet van God, uiteindelijk
2885 III, 0, 4,84 | wet van God, uiteindelijk de vraag naar de relatie tussen
2886 III, 0, 4,84 | uiteindelijk de vraag naar de relatie tussen vrijheid
2887 III, 0, 4,84 | het christelijke geloof en de leer van de Kerk leidt “
2888 III, 0, 4,84 | christelijke geloof en de leer van de Kerk leidt “slechts de vrijheid,
2889 III, 0, 4,84 | van de Kerk leidt “slechts de vrijheid, die zich aan de
2890 III, 0, 4,84 | de vrijheid, die zich aan de waarheid onderwerpt, de
2891 III, 0, 4,84 | de waarheid onderwerpt, de menselijke persoon naar
2892 III, 0, 4,84 | welzijn. Het welzijn van de persoon bestaat erin, zich
2893 III, 0, 4,84 | persoon bestaat erin, zich in de waarheid te bevinden en
2894 III, 0, 4,84 | waarheid te bevinden en de waarheid te doen”. 136 ~
2895 III, 0, 4,84 | waarheid te doen”. 136 ~De vergelijking van de positie
2896 III, 0, 4,84 | De vergelijking van de positie van de Kerk met
2897 III, 0, 4,84 | vergelijking van de positie van de Kerk met de huidige maatschappelijke
2898 III, 0, 4,84 | positie van de Kerk met de huidige maatschappelijke
2899 III, 0, 4,84 | situatie toont onmiddellijk de dringende noodzaak, dat
2900 III, 0, 4,84 | fundamentele vraag, door de Kerk zelf een intensieve
2901 III, 0, 4,84 | wezenlijke samenhang van de waarheid, het goede en de
2902 III, 0, 4,84 | de waarheid, het goede en de vrijheid is in de moderne
2903 III, 0, 4,84 | goede en de vrijheid is in de moderne cultuur praktisch
2904 III, 0, 4,84 | is tegenwoordig een van de bijzondere eisen die aan
2905 III, 0, 4,84 | bijzondere eisen die aan de zending van de Kerk gesteld
2906 III, 0, 4,84 | eisen die aan de zending van de Kerk gesteld worden ter
2907 III, 0, 4,84 | gesteld worden ter redding van de wereld, de mens te leiden
2908 III, 0, 4,84 | ter redding van de wereld, de mens te leiden naar het
2909 III, 0, 4,84 | ontdekken van deze samenhang. De vraag van Pilatus: “Wat
2910 III, 0, 4,84 | tegenwoordig zichtbaar aan de troosteloze radeloosheid
2911 III, 0, 4,84 | verschrikkelijke afglijden van de menselijke persoon in situaties
2912 III, 0, 4,84 | het erop dat men niet meer de onveranderlijke absoluutheid
2913 III, 0, 4,84 | Voor iedereen duidelijk is de verachting van het ontvangen
2914 III, 0, 4,84 | geboren menselijke leven; de voortdurende schending van
2915 III, 0, 4,84 | voortdurende schending van de grondrechten van de persoon;
2916 III, 0, 4,84 | van de grondrechten van de persoon; de onrechtvaardige
2917 III, 0, 4,84 | grondrechten van de persoon; de onrechtvaardige vernietiging
2918 III, 0, 4,84 | onrechtvaardige vernietiging van de voor het ware menselijke
2919 III, 0, 4,84 | bedenkelijker zaken gebeurd: de mens is er niet meer van
2920 III, 0, 4,84 | van overtuigd, alleen in de waarheid het heil te kunnen
2921 III, 0, 4,84 | het heil te kunnen vinden. De reddende, heilbrengende
2922 III, 0, 4,84 | heilbrengende kracht van de waarheid wordt aangevochten,
2923 III, 0, 4,84 | aangevochten, en alleen de - echter van elke objectiviteit
2924 III, 0, 4,84 | beroofde - vrijheid wordt de taak toegedacht, autonoom
2925 III, 0, 4,84 | gebied tot wantrouwen in de wijsheid van God, die de
2926 III, 0, 4,84 | de wijsheid van God, die de mens door middel van de
2927 III, 0, 4,84 | de mens door middel van de zedenwet leidt. Tegenover
2928 III, 0, 4,84 | zedenwet leidt. Tegenover de geboden van de zedenwet
2929 III, 0, 4,84 | Tegenover de geboden van de zedenwet stelt men de zogenaamde
2930 III, 0, 4,84 | van de zedenwet stelt men de zogenaamde concrete situatie,
2931 III, 0, 4,84 | meer er aan vast houdt dat de wet van God altijd het enige
2932 III, 0, 4,84 | het enige ware goede voor de mens is”. 137 ~
2933 III, 0, 4,84(136) | Toespraak tot de deelnemers van het Internationale
2934 III, 0, 4,85 | 85. De opgave van de Kerk om deze
2935 III, 0, 4,85 | 85. De opgave van de Kerk om deze ethische theorieën
2936 III, 0, 4,85 | onderscheiden, beperkt zich niet tot de ontmaskering en afwijzing,
2937 III, 0, 4,85 | gelovigen bij te staan bij de vorming van een zedelijk
2938 III, 0, 4,85 | beslissingen te nemen, zoals de apostel Paulus vermanend
2939 III, 0, 4,85 | geheim” - vindt dit werk van de Kerk niet zo zeer in de
2940 III, 0, 4,85 | de Kerk niet zo zeer in de uitspraken van de leer en
2941 III, 0, 4,85 | zeer in de uitspraken van de leer en de pastorale oproepen
2942 III, 0, 4,85 | uitspraken van de leer en de pastorale oproepen tot waakzaamheid
2943 III, 0, 4,85 | veel meer daarin, dat ze de blik onafgewend op de Heer
2944 III, 0, 4,85 | ze de blik onafgewend op de Heer Jezus richt. Zo ziet
2945 III, 0, 4,85 | Heer Jezus richt. Zo ziet de Kerk dag in dag uit met
2946 III, 0, 4,85 | definitieve antwoord op de zedelijke probleemstellingen
2947 III, 0, 4,85 | probleemstellingen ligt. ~Vooral in de gekruisigde Jezus vindt
2948 III, 0, 4,85 | vindt ze het antwoord op de vraag die tegenwoordig zoveel
2949 III, 0, 4,85 | zoveel mensen kwelt: hoe kan de gehoorzaamheid aan de algemene
2950 III, 0, 4,85 | kan de gehoorzaamheid aan de algemene en onveranderlijke
2951 III, 0, 4,85 | onveranderlijke zedelijke normen de uniciteit en onherhaalbaarheid
2952 III, 0, 4,85 | en onherhaalbaarheid van de persoon respecteren en niet
2953 III, 0, 4,85 | vrijheid en waarde worden ? De Kerk maakt zich die opvatting
2954 III, 0, 4,85 | over het geweten eigen, die de apostel Paulus van de aan
2955 III, 0, 4,85 | die de apostel Paulus van de aan hem gegeven zending
2956 III, 0, 4,85 | wijsheid (1 Kor. 1, 17. 23-24). De gekruisigde Christusopenbaart
2957 III, 0, 4,85 | gekruisigde Christusopenbaart de authentieke betekenis van
2958 III, 0, 4,85 | authentieke betekenis van de vrijheid, Hij leeft deze
2959 III, 0, 4,85 | vrijheid, Hij leeft deze in de volheid van zijn totale
2960 III, 0, 4,85 | totale zelfgave en roept de leerlingen op aan deze vrijheid
2961 III, 0, 4,86 | Verstandige overweging en de alledaagse ervaring tonen
2962 III, 0, 4,86 | alledaagse ervaring tonen de zwakte waardoor de vrijheid
2963 III, 0, 4,86 | tonen de zwakte waardoor de vrijheid van de mens getekend
2964 III, 0, 4,86 | waardoor de vrijheid van de mens getekend is. Ze is
2965 III, 0, 4,86 | mogelijkheid is. Het is de vrijheid van een schepsel,
2966 III, 0, 4,86 | evenbeeld van God, waardoor de waardigheid van de menselijke
2967 III, 0, 4,86 | waardoor de waardigheid van de menselijke persoon gefundeerd
2968 III, 0, 4,86 | wordt: in haar weerklinkt de oorspronkelijke roeping,
2969 III, 0, 4,86 | oorspronkelijke roeping, waarmee de Schepper de mens tot het
2970 III, 0, 4,86 | roeping, waarmee de Schepper de mens tot het ware goede
2971 III, 0, 4,86 | buiten zichzelf treedt, om de andere te leren kennen en
2972 III, 0, 4,86 | en van hem te houden. 138 De vrijheid heeft dus haar
2973 III, 0, 4,86 | heeft dus haar wortels in de waarheid over de mens en
2974 III, 0, 4,86 | wortels in de waarheid over de mens en haar uiteindelijke
2975 III, 0, 4,86 | haar uiteindelijke doel in de gemeenschap. ~Verstand en
2976 III, 0, 4,86 | spreken niet alleen over de zwakte van de menselijke
2977 III, 0, 4,86 | alleen over de zwakte van de menselijke vrijheid, maar
2978 III, 0, 4,86 | maar ook over haar drama. De mens ontdekt, dat zijn vrijheid
2979 III, 0, 4,86 | dat hij inderdaad er vaak de voorkeur aan geeft, eindige,
2980 III, 0, 4,86 | kiezen. Ja meer nog, in de vergissingen en negatieve
2981 III, 0, 4,86 | negatieve beslissingen bespeurt de mens het begin van een radicaal
2982 III, 0, 4,86 | radicaal verzet, dat hem de waarheid en het goede laat
2983 III, 0, 4,86 | zult worden” (Gen. 3, 5). De vrijheid moet dus bevrijd
2984 III, 0, 4,86 | heeft ons vrijgemaakt om in de vrijheid te blijven”. (Gal.
2985 III, 0, 4,86(138) | Pastorale constitutie over de Kerk in de wereld van deze
2986 III, 0, 4,86(138) | constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium
2987 III, 0, 4,87 | en openlijk erkennen van de waarheid de voorwaarde voor
2988 III, 0, 4,87 | erkennen van de waarheid de voorwaarde voor een authentieke
2989 III, 0, 4,87 | vrijheid is: “Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid
2990 III, 0, 4,87 | ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrij maken” (
2991 III, 0, 4,87 | maken” (Joh. 8, 32). 139 De waarheid maakt vrij ten
2992 III, 0, 4,87 | maakt vrij ten opzichte van de macht en verleent de kracht
2993 III, 0, 4,87 | van de macht en verleent de kracht tot het martelaarschap.
2994 III, 0, 4,87 | geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis
2995 III, 0, 4,87 | getuigenis af te leggen van de waarheid” (Joh. 18, 37).
2996 III, 0, 4,87 | Joh. 18, 37). Zo moeten de ware aanbidders van God
2997 III, 0, 4,87 | aanbidding worden ze vrij. De samenhang met de waarheid
2998 III, 0, 4,87 | ze vrij. De samenhang met de waarheid en de aanbidding
2999 III, 0, 4,87 | samenhang met de waarheid en de aanbidding van God worden
3000 III, 0, 4,87 | worden in Jezus Christus als de diepste wortel van de vrijheid
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4141 |