Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | de waarheid verlicht het verstand en vormt de vrijheid van
2 Inl, 0, 1,1 | van het vermogen van het verstand en de volharding van de
3 I, 0, 5,9 | slechts gevonden wordt doordat verstand en hart zich wenden tot
4 I, 0, 5,10 | uw wijsheid wordt in het verstand van de mens geprezen. Terwijl
5 I, 0, 6,12 | ingegeven licht van het verstand, waardoor wij weten, wat
6 I, 0, 7,17 | conflict is met de wet van mijn verstand”.. Deels vrijheid, deels
7 II, 0, 11,29 | eisen van het menselijk verstand. De moraaltheologie is een
8 II, 0, 12,32 | van een voor het menselijk verstand kenbare universele waarheid
9 II, 1, 1,36 | overdenken van de rol van het verstand en van het geloof bij het
10 II, 1, 1,36 | erkenning door het menselijk verstand en, concreet, het persoonlijke
11 II, 1, 1,36 | gegeven dat het menselijk verstand afhankelijk is van de goddelijke
12 II, 1, 1,36 | volledige soevereiniteit van het verstand op het gebied van de zedelijke
13 II, 1, 1,36 | uitsluitend in het menselijk verstand zou hebben. Als schepper
14 II, 1, 1,36 | die zin, dat het menselijk verstand haar wetgevingsautonomie
15 II, 1, 1,36 | en dat de mens door zijn verstand aan de eeuwige wet deelheeft,
16 II, 1, 1,37 | autonomie van het menselijk verstand leidt, zoals iedereen ziet,
17 II, 1, 2,39 | regeert, haar vormt naar zijn verstand en wil, zo bevestigt, ontwikkelt
18 II, 1, 2,40 | actieve rol van het menselijk verstand bij de ontdekking en toepassing
19 II, 1, 2,40 | zijn. Anderzijds put het verstand zijn waarheid en zijn gezag
20 II, 1, 2,40 | grond van het natuurlijke verstand, dat uit de goddelijke Wijsheid
21 II, 1, 2,40 | ingegeven licht van het verstand. Dankzij dat licht weten
22 II, 1, 2,40 | autonomie van het praktische verstand betekent, dat de mens een
23 II, 1, 2,40 | Maar de autonomie van het verstand kan niet de schepping van
24 II, 1, 2,40 | zedelijke normen door het verstand betekenen. 72 Zou een dergelijke
25 II, 1, 2,40 | deelname van het praktische verstand aan de wijsheid van de goddelijke
26 II, 1, 2,41 | deelneming van het menselijke verstand en van de menselijke wil
27 II, 1, 2,41 | licht van het natuurlijke verstand en van de goddelijke openbaring,
28 II, 1, 3,42 | licht van het natuurlijke verstand, weerschijn van de schittering
29 II, 1, 3,42 | licht van het natuurlijke verstand, waarmee wij het goede van
30 II, 1, 3,42 | natuur van wezens zonder verstand, maar omdat het verstand,
31 II, 1, 3,42 | verstand, maar omdat het verstand, dat haar uitvaardigt, tot
32 II, 1, 3,43 | definieert haar als “het verstand of de wil van God, die gebiedt
33 II, 1, 3,43 | maar “van binnen”, door het verstand dat, wanneer het met behulp
34 II, 1, 3,43 | de H. Thomas - is het met verstand begiftigde schepsel op voortreffelijke
35 II, 1, 3,43 | de eeuwige wet in het met verstand begiftigde schepsel wordt
36 II, 1, 3,44 | onderschikking van het menselijk verstand en van de menselijke wil
37 II, 1, 3,44 | daar zij het menselijke verstand zelf is, waar het ons gebiedt,
38 II, 1, 3,44 | voorschrift van het menselijke verstand zou geen kracht van wet
39 II, 1, 3,44 | de uitleg van een hoger verstand was, waaraan onze geest
40 II, 1, 3,44 | hun is ingeplant die het verstand gebruiken, en die hen voert
41 II, 1, 3,44 | zelf met behulp van zijn verstand maakt, in het bijzonder
42 II, 1, 3,44 | door het geloof verlichte verstand, krachtens de wet die God
43 II, 1, 3,45 | door de verlichting van het verstand leert wat men moet doen,
44 II, 1, 4,47 | rekening. De mens als met verstand begiftigd wezen kan - in
45 II, 1, 4,48 | een oriëntering van het verstand voor de zedelijke orde,
46 II, 1, 4,48 | menselijke zijn, welker met verstand begiftigde ziel per se et
47 II, 1, 4,48 | herinneren er ook aan, dat het verstand en de vrije wil in alle
48 II, 1, 4,48 | Door het licht van het verstand en de ondersteuning van
49 II, 1, 4,48 | moet worden -begrijpt het verstand de bijzondere zedelijke
50 II, 1, 4,50 | moet als de orde van het verstand gedefinieerd worden, volgens
51 II, 1, 5,51 | persoon, is zij aan ieder met verstand begiftigd en in de geschiedenis
52 II, 1, 5,51 | van de natuurwet door het verstand. Voorzover echter de natuurwet
53 II, 1, 5,52(94)| zijn en die in alle met verstand begiftigde levende wezens
54 II, 1, 5,52 | inzichten van het praktische verstand en worden door het oordeel
55 II, 2, 2,59 | principe van het praktische verstand hoort tot de natuurwet,
56 II, 2, 2,59 | veeleer erkend, wanneer het verstand hun toepassingen in de concrete
57 II, 2, 2,61 | 61. De in de wet van het verstand uitgesproken waarheid over
58 II, 3, 1,66 | zich openbarende God met verstand en wil volledig te onderwerpen”.112
59 II, 3, 1,67 | heeft steeds het gezonde verstand de opgave om vast te stellen,
60 II, 4, 1,72 | zowel door het natuurlijke verstand van de mens gekend (vandaar
61 II, 4, 1,72 | leven zijn. ~De door het verstand geleide afstemming van de
62 II, 4, 1,72 | goed, zoals het door het verstand in zijn waarheid herkend
63 II, 4, 1,73 | gaat het om een door het verstand geleide en vrije, bewuste
64 II, 4, 1,74 | noodzakelijkheid, om voor het verstand inzichtelijke, steeds steekhoudender
65 II, 4, 1,74 | kennis van het menselijk verstand toegankelijk is. Dit zoeken
66 II, 4, 1,75 | de zedelijke waarden door verstand en openbaring aangetoond
67 II, 4, 2,78 | het met de orde van het verstand overeenstemt, is het oorzaak
68 II, 4, 3,79 | Of dit zo is, herkent het verstand in het zijn van de mens
69 II, 4, 3,80 | 80. Nu getuigt het verstand, dat er objecten van de
70 III, 0, 4,86 | doel in de gemeenschap. ~Verstand en ervaring spreken niet
71 III, 0, 5,88 | uitspraken, die door het verstand aangenomen worden en bevestigd
72 III, 0, 11,109 | vanuit zijn natuur aan het verstand, want het onthult de mens
73 III, 0, 11,109 | drukken, toch nodigt ze ons verstand - dit geschenk van God,
|