Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,1 | 1. Door het geloof in Jezus Christus, “het
2 Inl, 0, 2,4 | onscheidbare samenhang tussen geloof en moraal, alsof het tot
3 Inl, 0, 2,4 | eenheid horen, alleen door het geloof beslist zou worden, terwijl
4 Inl, 0, 2,5 | Gods” voor. “Zich in het geloof van hun nieuwe waarde bewust,
5 I, 0, 6,12 | de dood, maar is in het geloof nu al licht der waarheid,
6 I, 0, 8,19 | door het antwoord van het geloof Hem volgt, die de vleesgeworden
7 I, 0, 8,21 | Phil. 2, 5-8). Door het geloof woont Christus in het hart
8 I, 0, 9,23 | van God mogelijk. Door het geloof in Christus zijn wij gerechtvaardigd (
9 I, 0, 9,24 | Nieuwe Wet is de door het geloof in Christus verleende genade
10 I, 0, 10,26 | over de zuiverheid van het geloof en over het doorgeven van
11 I, 0, 10,26 | heidenen niet alleen door hun geloof en hun liturgie, maar ook
12 I, 0, 10,26 | levensgemeenschap; haar norm is “het geloof, dat in de liefde werkzaam
13 I, 0, 10,26 | scheur mag de harmonie tussen geloof en leven bedreigen; de eenheid
14 I, 0, 10,27 | bevorderen en bewaren van het geloof en van het zedelijk leven
15 I, 0, 10,27 | situaties in het licht van het geloof. Ze kan echter alleen de
16 II, 0, 11,29 | zoeken om de leer van het geloof aan de mensen van hun tijd
17 II, 0, 11,29(49) | constitutie over het Katholieke geloof Dei Filius, cap. 4: DS,
18 II, 0, 12,31 | resp. in het licht van het geloof gezuiverd worden. 55 ~
19 II, 1, 1,36 | het verstand en van het geloof bij het aan het licht brengen
20 II, 1, 3,44 | goddelijke openbaring en door het geloof verlichte verstand, krachtens
21 II, 1, 3,45 | worden, dat wil zeggen het geloof, dat in de liefde werkzaam
22 II, 1, 5,53(100) | constitutie over het katholieke geloof Dei Filius, cap. 4: DS,
23 II, 1, 5,53(100) | substantie zelf van het geloof of de waarheden van onze
24 II, 2, 3,64 | goddelijke deugden van het geloof, de hoop en de liefde. in
25 II, 3, 1,66 | om de beslissing van het geloof, om de gehoorzaamheid van
26 II, 3, 1,66 | de gehoorzaamheid van het geloof (vgl. Rom. 16, 26), waarbij
27 II, 3, 1,66 | te onderwerpen”.112 Dit geloof, dat in de liefde werkzaam
28 II, 3, 1,66(112) | constitutie over het katholieke geloof Dei Filius, cap. 3: DS,
29 II, 3, 1,68 | ook wanneer hij in het geloof blijft, verliest hij de “
30 II, 3, 1,68 | ontrouw, die de mens het geloof zelf doet verliezen, maar
31 II, 4, 1,73 | openbaring van God en van het geloof weet de christen van het “
32 II, 4, 2,76 | verrichten die tegen het geloof of de deugd inging. ~
33 III, 0, 4,84 | Volgens het christelijke geloof en de leer van de Kerk leidt “
34 III, 0, 5,88 | schadelijker dichotomie, die het geloof scheidt van de moraal. ~
35 III, 0, 5,88 | christenen beïnvloedt, wier geloof daardoor ontkracht wordt
36 III, 0, 5,88 | christenen de nieuwheid van hun geloof en zijn oordeelskracht tegenover
37 III, 0, 5,88 | gelaat van het christelijk geloof terug te winnen en weer
38 III, 0, 5,88 | praktijk wordt gebracht. Het geloof is een beslissing, die een
39 III, 0, 5,89 | 89. Het geloof heeft ook een zedelijke
40 III, 0, 5,89 | zedelijke leven wordt het geloof tot “belijdenis” en dat
41 III, 0, 6,90 | straalt de relatie tussen geloof en moraal in haar volle
42 III, 0, 6,91 | getuigt niet alleen van haar geloof en haar verbondenheid met
43 III, 0, 6,91 | martelaren stierven om van hun geloof en hun liefde te getuigen
44 III, 0, 6,91 | en het getuigenis van het geloof. In hun gehoorzaamheid vertrouwden
45 III, 0, 10,106 | eens vervuld waren van het geloof, leidt niet alleen tot het
46 III, 0, 10,106 | tot het verlies van het geloof of tenminste tot het verdwijnen
47 III, 0, 10,107 | liefde verkondigde, tot geloof en tot bekering opgeroepen (
48 III, 0, 10,108 | daarmee het authentieke geloof van de Kerk tot uitdrukking - “
49 III, 0, 10,108 | evangelisatie, die “het geloof dat in de liefde werkzaam
50 III, 0, 11,109 | overeenstemming in zaken van geloof en zeden uit”. 169 ~Om haar
51 III, 0, 11,109 | Geest met de inhoud van het geloof zelf bezighouden. In de
52 III, 0, 11,109 | Schrift bewaard wordt. Het geloof appelleert vanuit zijn natuur
53 III, 0, 11,109 | die zich inspant om het geloof te begrijpen, als antwoord
54 III, 0, 11,110 | alleen op het gebied van het geloof, maar ook en onverbrekelijk
55 III, 0, 11,110 | zichzelf met de eisen van het geloof overeenstemmen en waarvan
56 III, 0, 11,110(174)| constitutie over het Katholieke geloof Dei Filius, cap. 4: DS,
57 III, 0, 11,112 | bovennatuurlijke zin van het geloof vooral het oog gericht op
58 III, 0, 11,112 | normaliteit” ontvouwen, leert het geloof, dat een dergelijke normaliteit
59 III, 0, 11,112 | alleen het christelijke geloof wijst de mens de terugweg
60 III, 0, 12,114 | verantwoordelijkheid inzake het geloof en het geloofsleven van
61 III, 0, 12,114 | volk de boodschap van het geloof en de toepassing in het
62 III, 0, 12,114 | 13, 52) Zo laten ze het geloof vruchtbaar worden en houden
63 III, 0, 12,114 | ze aan de eisen die het geloof stelt trouw blijven en volgens
64 III, 0, 12,116 | apostelen ontvangen katholieke geloof. Als bisschoppen hebben
65 III, 0, 12,116 | leer” (1 Tim. 1, 10) van geloof en moraal geleerd wordt. ~
66 Slot, 0, 12,119 | zekerheid van het christelijke geloof, waaraan het zijn diepe
|