Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
globaal 1
god 311
goddelijk 3
goddelijke 57
goddeloosheid 1
goden 2
gods 37
Frequency    [«  »]
58 6
58 joh
57 5
57 goddelijke
56 h
56 kunnen
55 8
Ioannes Paulus PP. II
Veritatis Splendor

IntraText - Concordances

goddelijke

   Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,3 | toe: “Evenmin weigert de goddelijke Voorzienigheid de onmisbare 2 Inl, 0, 1,3 | inspannen om, niet zonder de goddelijke genade, tot een leven in 3 Inl, 0, 2,5(12) | Dogmatische constitutie over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum, 4 I, 0, 5,11 | van een deelname aan het goddelijke goedzijn, dat zich in Jezus 5 I, 0, 7,17 | nodig: “Als je wilt”, en het goddelijke geschenk van de genade: “ 6 I, 0, 7,17 | betrekking van de vrijheid tot de goddelijke wet. De vrijheid van de 7 I, 0, 10,26 | over het doorgeven van de goddelijke gaven door de sacramenten 8 I, 0, 10,27(39) | Dogmatische constitutie over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum, 9 I, 0, 10,27 | gelovige uitdrukking van de goddelijke wijsheid en van de goddelijke 10 I, 0, 10,27 | goddelijke wijsheid en van de goddelijke wil. ~Binnen de overlevering 11 II, 0, 11,28(43) | Dogmatische constitutie over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum, 12 II, 0, 11,29 | een wetenschap die de goddelijke openbaring aanvaardt en 13 II, 0, 11,29(48) | Dogmatische constitutie over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum, 14 II, 1, 1,36 | menselijke vrijheid tegenover de goddelijke wet plaatsen, noch het bestaan 15 II, 1, 1,36 | verstand afhankelijk is van de goddelijke wijsheid en dat - in de 16 II, 1, 1,36 | de gevallen natuur - de goddelijke openbaring noodzakelijk 17 II, 1, 1,37 | blijvende morele inhoud in de goddelijke openbaring te loochenen: 18 II, 1, 2,38 | diepte van de deelname aan de goddelijke heerschappij, waartoe de 19 II, 1, 2,40 | die niets anders dan de goddelijke Wijsheid is. 69 Aan het 20 II, 1, 2,40 | natuurlijke verstand, dat uit de goddelijke Wijsheid voortkomt, is zij 21 II, 1, 2,40 | verstand aan de wijsheid van de goddelijke Schepper en Wetgever loochent 22 II, 1, 2,41 | zijn, tegengesteld aan de goddelijke wijsheid en aan de waardigheid 23 II, 1, 2,41 | natuurlijke verstand en van de goddelijke openbaring, die hem de eisen 24 II, 1, 2,41 | moet als uitdrukking van de goddelijke wijsheid begrepen worden: 25 II, 1, 3,42 | is dan een afdruk van het goddelijke licht in ons”. 76 Daaruit 26 II, 1, 3,43 | van het menselijk leven de goddelijke, eeuwige, objectieve en 27 II, 1, 3,43 | de zachte leiding van de goddelijke voorzienigheid de onveranderlijke 28 II, 1, 3,43 | haar met hetplan van de goddelijke wijsheid, die alles beweegt 29 II, 1, 3,43 | wijze onderworpen aan de goddelijke voorzienigheid, omdat het 30 II, 1, 3,44 | hogere intellectvan de goddelijke Wetgever: “Maar dit voorschrift 31 II, 1, 3,44 | het bijzonder het door de goddelijke openbaring en door het geloof 32 II, 1, 5,52 | dezelfde roeping en dezelfde goddelijke bestemming95 geschapen 33 II, 1, 5,52(94) | werkelijkheid stellen de goddelijke openbaring en ook, op eigen 34 II, 2, 2,60 | waarheid wordt door degoddelijke wet”, de universele en objectieve 35 II, 2, 3,64 | nog fundamenteler, in de goddelijke deugden van het geloof, 36 II, 3, 1,66(112)| Dogmatische constitutie over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum, 37 II, 3, 1,67 | de mens in staat om, de goddelijke oproep volgend, zijn leven 38 II, 3, 1,68(113)| Dogmatische constitutie over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum, 39 II, 3, 2,70 | in tegenspraak is met de goddelijke wil (conversio ad creaturam - 40 II, 4, 1,72 | God (dan noemt men hetgoddelijke wet”). Het handelen is zedelijk 41 II, 4, 1,72 | door het opvolgen van de goddelijke geboden, die het menselijk 42 II, 4, 1,73 | leven de trekken van zijn goddelijke natuur in ons tot schittering 43 II, 4, 1,73(123)| roeping is, namelijk een goddelijke, moeten wij eraan vasthouden, 44 II, 4, 2,76 | tegen de geboden van de goddelijke en van de natuurwet, als 45 II, 4, 3,83 | gehoorzaamheid jegens de goddelijke wet, die in het gebod van 46 III, 0, 4,86 | heeft door deelname aan het goddelijke leven zelf met Hem vriendschap 47 III, 0, 5,89 | en het onderhouden van de goddelijke geboden. Zoals de evangelist 48 III, 0, 6,91 | rechtvaardig is dat te doen wat de goddelijke wet als slecht verklaart, 49 III, 0, 6,93 | verlangen, met het smeken om goddelijke genade in het gebed tot 50 III, 0, 6,94 | basis van de kiem van de goddelijke logos, die in het hele mensengeslacht 51 III, 0, 9,103 | 103. Met hulp van de goddelijke genade en door de medewerking 52 III, 0, 9,103 | eigenschappen; en toch heeft zij op goddelijke wijze de vroeger belastende 53 III, 0, 11,111 | de heilsgemeenschap op de goddelijke oproep moet geven. Op deze 54 III, 0, 11,112 | hart en zijn roeping tot goddelijke liefde. ~Terwijl de menswetenschappen 55 III, 0, 11,112 | tegen de wanhoop, dat ze de goddelijke wet niet kunnen kennen en 56 III, 0, 11,113 | vertrouwen richten op de goddelijke genade, op te voeden. ~Ook 57 Slot, 0, 12,120 | moeder, die voor ons de goddelijke barmhartigheid verkrijgt. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License