Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 I, 0, 6,12(20) | Vgl. H. Maximus Confessor, Quaestiones
2 I, 0, 6,14 | van woorden schrijft de H. Johannes: “Als iemand zegt:
3 I, 0, 6,15 | Rom. 10, 4), schrijft de H. Ambrosius: “Einde niet
4 I, 0, 6,15(24) | Vgl. H. Augustinus, De Sermone
5 I, 0, 6,15(25) | 18, 37: PL 15, 1541; Vgl. H. Cromatius van Aquileia,
6 I, 0, 7,16 | zijn van geest”, zoals de H. Mattheus preciseert (Mt.
7 I, 0, 7,17 | Rom. 13, 8-9). Nadat de H. Augustinus over het opvolgen
8 I, 0, 8,21 | zijn en dankbaar - roept de H. Augustinus zich tot de
9 I, 0, 9,22 | gegeven is” (Rom. 5, 5). De H. Augustinus vraagt zich
10 I, 0, 9,23 | de Heer Jezus. Zo vat de H. Augustinus opnieuw op wonderlijke
11 I, 0, 9,24 | gave en de opgave, heeft de H. Augustinus met deze eenvoudige
12 I, 0, 9,24 | blijf (Joh. 15, 10). De H. Thomas, die de kern van
13 I, 0, 9,24 | Oost en West, vooral van de H. Augustinus, 32 schrijven:
14 I, 0, 9,24 | 21). Tegelijk heeft de H. Johannes Chrysostomus opgemerkt,
15 I, 0, 10,25 | Heer aan zijn leerlingen de H. Geest beloofd: Hij zou
16 I, 0, 10,26(35) | Vgl. H. Irenaeus, Adversus haereses,
17 I, 0, 10,26(36) | Vgl. H. Justinus, Apologia, I,
18 I, 0, 10,26(38) | Vgl. H. Ignatius van Antiochië,
19 I, 0, 10,26(38) | F.X. Funk, I, 234-235; H. Irenaeus, Adversus Haereses,
20 II, 0, 12,34 | deze zin placht kardinaal J.H. Newman, prominent voorvechter
21 II, 1, 1,36(61) | Vgl. H. Thomas van Aquino Summa
22 II, 1, 2,38 | wordt. Zo schrijft bv. de H. Gregorius van Nyssa: “De
23 II, 1, 2,40(69) | Vgl. H. Thomas van Aquino Summa
24 II, 1, 2,41(74) | H. Augustinus, Enarratio in
25 II, 1, 3,42 | In deze zin schrijft de H. Thomas in een commentaar
26 II, 1, 3,43 | eeuwige wet van God. De H. Augustinus definieert haar
27 II, 1, 3,43 | haar te verstoren”; 79 de H. Thomas vereenzelvigt haar
28 II, 1, 3,43 | schepselen - schrijft de H. Thomas - is het met verstand
29 II, 1, 3,45 | Over deze wet schrijft de H. Thomas: “Deze wet kan in
30 II, 1, 5,51 | opgeschreven - vroeg de H. Augustinus zich af -..
31 II, 1, 5,51(93) | Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa
32 II, 1, 5,53(98) | Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa
33 II, 1, 5,53(98) | Theologiae I-II, q. 108, a. 1. De h. Thomas baseert het niet
34 II, 1, 5,53(99) | H. Vincenzo di Lerins, Comminitorium
35 II, 2, 2,57 | Naar de woorden van de H. Paulus plaats het geweten
36 II, 2, 2,58 | Het geweten - schrijft de H. Bonaventura - is als het
37 II, 2, 2,59 | 59. De H. Paulus beperkt zich niet
38 II, 2, 2,59(105) | Congregratie van het H. Officie, instructie over
39 II, 2, 3,63(108) | Vgl. H. Thomas van Aquino, De Veritate,
40 II, 2, 3,64(110) | Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa
41 II, 3, 1,66 | we in de woorden van de H. Paulus: “Jullie zijn tot
42 II, 3, 1,68(113) | openbaring, Dei Verbum, 5; vgl. H. Congregatie voor de geloofsleer,
43 II, 4, 1,71 | diepteprofiel, zoals de H. Gregorius van Nyssa indrukwekkend
44 II, 4, 1,71(120) | Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa
45 II, 4, 1,72(122) | Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa
46 II, 4, 1,73 | zijn beeld - schrijft de H. Cyrillus van Alexandrië -,
47 II, 4, 1,73(124) | Tiberium Diaconum sociosque: H. Cyrillus van Alexandrië,
48 II, 4, 2,78 | deugdelijke analyse van de H. Thomas aantoont. 126 Om
49 II, 4, 2,78 | niet zelden - schrijft de H. Thomas van Aquino - dat
50 II, 4, 2,78(129) | H. Alfonsus Maria van Liguori,
51 II, 4, 3,79 | beschermde bona, die volgens de H. Thomas de hele natuurwet
52 II, 4, 3,81 | peccata sunt) - schrijft de H. Augustinus -, zoals diefstal,
53 II, 4, 3,81(134) | VII, 18: PL 40, 528; vlg. H. Thomas van Aquino, Quaestiones
54 III, 0, 6,91(143) | H. Beda Venerabilis, Homeliarum
55 III, 0, 9,102(162)| De bekende tekst van de H. Augustinus, die het concilie
56 III, 0, 11,111(176)| H. Congregatie voor de katholieke
|