1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2377
Chapter, Thema, Paragraph, Number
501 I, 0, 10,27 | aangeboden en in de wisseling van tijden en omstandigheden
502 I, 0, 10,27 | worden. Deze “actualisering” van de geboden is teken en vrucht
503 I, 0, 10,27 | geboden is teken en vrucht van een dieper binnendringen
504 I, 0, 10,27 | binnendringen in de openbaring en van een begrip van nieuwe historische
505 I, 0, 10,27 | openbaring en van een begrip van nieuwe historische en culturele
506 I, 0, 10,27 | culturele situaties in het licht van het geloof. Ze kan echter
507 I, 0, 10,27 | de blijvende geldigheid van de openbaring bevestigen
508 I, 0, 10,27 | uitleg voegen in de stroom van de traditie, die door de
509 I, 0, 10,27 | die door de grote traditie van leer en leven van de Kerk
510 I, 0, 10,27 | traditie van leer en leven van de Kerk gevormd wordt en
511 I, 0, 10,27 | wordt en waarvan de leer van de Kerkvaders, het leven
512 I, 0, 10,27 | de Kerkvaders, het leven van de heiligen, de liturgie
513 I, 0, 10,27 | de heiligen, de liturgie van de Kerk en het leergezag
514 I, 0, 10,27 | geschreven of overgeleverde woord van God bindend te verklaren,
515 I, 0, 10,27 | aan het levende leergezag van de Kerk toevertrouwd, welks
516 I, 0, 10,27 | wordt uitgeoefend in de Naam van Jezus Christus”. 41 Op deze
517 I, 0, 10,27 | de zuil en het fundament van de waarheid (1 Tim. 3, 15),
518 I, 0, 10,27 | waarheid (1 Tim. 3, 15), ook van de waarheid over het zedelijk
519 I, 0, 10,27 | ook over menselijke dingen van allerlei aard, voorzover
520 I, 0, 10,27 | voorzover de grondrechten van de menselijke persoon of
521 I, 0, 10,27 | menselijke persoon of het heil van de zielen dit verlangen”. 42 ~
522 I, 0, 10,27 | de discussie over vragen van de moraal tegenwoordig kenmerkend
523 I, 0, 10,27 | Christus en in de continuïteit van de traditie der Kerk, het
524 I, 0, 10,27(42) | Codex van het canonieke recht, can.
525 II | u niet aan de denktrant van deze wereld aan!” (Rom.
526 II | De Kerk en de beoordeling van enkele tendensen van de
527 II | beoordeling van enkele tendensen van de tegenwoordige moraaltheologie~
528 II, 0, 11,28 | 28. De beschouwing van het gesprek tussen Jezus
529 II, 0, 11,28 | om de essentiële gegevens van de openbaring van het Oude
530 II, 0, 11,28 | gegevens van de openbaring van het Oude en het Nieuwe Testament
531 II, 0, 11,28 | Nieuwe Testament ten aanzien van het zedelijk handelen op
532 II, 0, 11,28 | Dit zijn de onderschikking van de mens en zijn handelen
533 II, 0, 11,28 | tussen het zedelijk goede van de menselijke handelingen
534 II, 0, 11,28 | eeuwige leven; de navolging van Christus, die voor de mens
535 II, 0, 11,28 | de mens de perspectieven van de volkomen liefde opent;
536 II, 0, 11,28 | opent; en tenslotte de gave van de heilige Geest als bron
537 II, 0, 11,28 | Geest als bron en oorsprong van het zedelijk leven van de “
538 II, 0, 11,28 | oorsprong van het zedelijk leven van de “nieuwe schepping” (vgl.
539 II, 0, 11,28 | levende en vruchtbare bron van de zedenleer der Kerk, waaraan
540 II, 0, 11,28 | evangelie (is).. de bron van iedere heilswaarheid en
541 II, 0, 11,28 | bewaarde ze wat het Woord van God niet alleen ten aanzien
542 II, 0, 11,28 | niet alleen ten aanzien van de geloofswaarheden, maar
543 II, 0, 11,28 | ook wat het ten aanzien van het zedelijk handelen leert,
544 II, 0, 11,28 | analoog aan die op het gebied van de geloofswaarheden. ~Onder
545 II, 0, 11,28 | geloofswaarheden. ~Onder de bijstand van de heilige Geest, die haar
546 II, 0, 11,28 | nooit ophouden - het “geheim van het vleesgeworden Woord”
547 II, 0, 11,28 | waarbij voor haar “het geheim van de mens waarlijk duidelijk
548 II, 0, 11,28(44) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
549 II, 0, 11,29 | altijd voltrok in het licht van Christus, de “goede Meester”,
550 II, 0, 11,29 | ontvouwd in de bijzondere vorm van de theologische wetenschap,
551 II, 0, 11,29 | tegelijk voldoet aan de eisen van het menselijk verstand.
552 II, 0, 11,29 | het goede en het slechte van de menselijke handelingen
553 II, 0, 11,29 | menselijke handelingen en van de persoon, die ze voltrekt,
554 II, 0, 11,29 | het begin en het einddoel van het zedelijk handelen bestaat
555 II, 0, 11,29 | Christus, de gelukzaligheid van het goddelijk leven aanbiedt. ~
556 II, 0, 11,29 | zorg voor de vervolmaking van de moraaltheologie, die,
557 II, 0, 11,29 | rijker gevoed uit de leer van de Schrift, in wetenschappelijke
558 II, 0, 11,29 | presentatie de verhevenheid van de roeping der gelovigen
559 II, 0, 11,29 | te dragen voor het leven van de wereld, moet verhelderen”. 45
560 II, 0, 11,29 | uitgenodigd om “onder handhaving van de methoden en vereisten
561 II, 0, 11,29 | manieren te zoeken om de leer van het geloof aan de mensen
562 II, 0, 11,29 | het geloof aan de mensen van hun tijd mee te delen. Want
563 II, 0, 11,29 | verbinding met de andere mensen van hun tijd leven en zich moeite
564 II, 0, 11,29(46) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
565 II, 0, 11,29 | verstaan”. 47 ~De inspanning van veel theologen, die zich
566 II, 0, 11,29 | zich door de bemoediging van het Concilie gesterkt voelden,
567 II, 0, 11,29 | het gevoelen en de vragen van de mensen van onze tijd
568 II, 0, 11,29 | de vragen van de mensen van onze tijd aangepaste vorm
569 II, 0, 11,29 | Christus vooral de dienst van de leer heeft toevertrouwd,
570 II, 0, 11,29 | Tegelijk zijn in het kader van de post-conciliaire theologische
571 II, 0, 11,29 | echter enkele interpretaties van de christelijke moraal ontstaan,
572 II, 0, 11,29 | zeker niet de bedoeling van het leergezag van de Kerk
573 II, 0, 11,29 | bedoeling van het leergezag van de Kerk om aan de gelovigen
574 II, 0, 11,29 | leggen; maar om het woord van God “heilig te bewaren en
575 II, 0, 11,29 | om de onverenigbaarheid van bepaalde richtingen van
576 II, 0, 11,29 | van bepaalde richtingen van het theologische denken
577 II, 0, 11,29 | het theologische denken of van bepaalde filosofische uitspraken
578 II, 0, 11,30 | die voor de onderscheiding van wat in tegenspraak is met
579 II, 0, 11,30 | verwijs ik naar die elementen van de zedenleer van de Kerk,
580 II, 0, 11,30 | elementen van de zedenleer van de Kerk, die vandaag bijzonder
581 II, 0, 11,30 | de onopgeloste raadsels van het menselijk bestaan (afhangt),
582 II, 0, 11,30 | mens? Wat is zin en doel van ons leven? Wat is het goede,
583 II, 0, 11,30 | laatste en onzegbare geheim van ons bestaan, waaruit wij
584 II, 0, 11,30 | Wat is de vrijheid en van welke aard is haar betrekking
585 II, 0, 11,30 | geweten toe bij de vorming van het zedelijk karakter van
586 II, 0, 11,30 | van het zedelijk karakter van de mens? Hoe kan men in
587 II, 0, 11,30 | rechten en concrete plichten van de menselijke persoon kennen? -
588 II, 0, 11,30 | ook nu nog het antwoord van de Meester voor: Dit bezit
589 II, 0, 11,30(50) | Verklaring over de houding van de Kerk ten opzichte van
590 II, 0, 11,30(50) | van de Kerk ten opzichte van de niet-christelijke godsdiensten,
591 II, 0, 11,30 | kracht verricht het leergezag van de Kerk van oudsher zijn
592 II, 0, 11,30 | het leergezag van de Kerk van oudsher zijn taak van de
593 II, 0, 11,30 | Kerk van oudsher zijn taak van de onderscheiding, waarbij
594 II, 0, 11,30 | waarbij het de vermaning van de apostel Paulus aan Timotheus
595 II, 0, 11,30 | bezweer u voor het aanschijn van God en van Christus Jezus
596 II, 0, 11,30 | het aanschijn van God en van Christus Jezus die levenden
597 II, 0, 11,30 | uw lijden, doe het werk van een evangelist, wijd u geheel
598 II, 0, 11,30(51) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
599 II, 0, 12,31 | kwestie verbonden: de vrijheid van de mens. ~Ongetwijfeld heeft
600 II, 0, 12,31 | voor vrijheid ontwikkeld. “Van de waarde van de menselijke
601 II, 0, 12,31 | ontwikkeld. “Van de waarde van de menselijke persoon worden
602 II, 0, 12,31 | persoon worden de mensen van onze tijd zich steeds meer
603 II, 0, 12,31 | steeds meer als fundament van de rechten van de menselijke
604 II, 0, 12,31 | fundament van de rechten van de menselijke persoon, in
605 II, 0, 12,31 | de waarde en de uniciteit van de menselijke persoon alsook
606 II, 0, 12,31 | voor de achting die de weg van het geweten toekomt wordt
607 II, 0, 12,31 | positieve verworvenheid van de moderne cultuur beschouwd.
608 II, 0, 12,31 | sommige echter afwijken van de waarheid over mens als
609 II, 0, 12,31 | als schepsel en evenbeeld van God: en daarom moeten zij
610 II, 0, 12,31 | gecorrigeerd resp. in het licht van het geloof gezuiverd worden. 55 ~
611 II, 0, 12,31(55) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
612 II, 0, 12,32 | Absolutum maakt, dat de bron van alle waarden zou zijn. In
613 II, 0, 12,32 | atheïstisch zijn. Aan het geweten van het individu worden de voorrechten
614 II, 0, 12,32 | individu worden de voorrechten van een hoogste instantie van
615 II, 0, 12,32 | van een hoogste instantie van het zedelijk oordeel toegeschreven,
616 II, 0, 12,32 | kwaad beslist. In plaats van het beginsel over de verplichting
617 II, 0, 12,32 | echter het absolute postulaat van de waarheid zoekgeraakt
618 II, 0, 12,32 | waarheid zoekgeraakt ten gunste van criteria als oprechtheid,
619 II, 0, 12,32 | waarheid. Nadat de idee van een voor het menselijk verstand
620 II, 0, 12,32 | onvermijdelijk ook het begrip van het geweten veranderd; het
621 II, 0, 12,32 | zeggen als een handeling van het inzicht van de persoon
622 II, 0, 12,32 | handeling van het inzicht van de persoon wiens taak het
623 II, 0, 12,32 | is, om de algemene kennis van het goede op een bepaalde
624 II, 0, 12,32 | kwam ertoe, aan het geweten van het individu het voorrecht
625 II, 0, 12,32 | ziet met zijn waarheid, die van de waarheid van de anderen
626 II, 0, 12,32 | waarheid, die van de waarheid van de anderen verschillend
627 II, 0, 12,32 | uit op de ontkenning zelfs van de idee van een menselijke
628 II, 0, 12,32 | ontkenning zelfs van de idee van een menselijke natuur. ~
629 II, 0, 12,33 | Parallel met de verheerlijking van de vrijheid en paradoxaal
630 II, 0, 12,33 | radicaal in twijfel. Een rij van wetenschappelijke disciplines
631 II, 0, 12,33 | conditioneringen die het beleven van de menselijke vrijheid moeilijk
632 II, 0, 12,33 | moeilijk maken. De kennis van zulke gebondenheden en de
633 II, 0, 12,33 | verschillende terreinen van het bestaan, zoals bv. in
634 II, 0, 12,33 | gegaan in het overschrijden van de conclusies, die uit deze
635 II, 0, 12,33 | dat zij de werkelijkheid van de menselijke vrijheid zelf
636 II, 0, 12,33 | enkele verkeerde verklaringen van het wetenschappelijk onderzoek
637 II, 0, 12,33 | vermeld worden. Op grond van de grote verscheidenheid
638 II, 0, 12,33 | de grote verscheidenheid van gebruiken, gewoonten en
639 II, 0, 12,33 | gewoonten en instellingen van de mensheid besluit men,
640 II, 0, 12,33 | zoal niet tot de ontkenning van universele menselijke waarden,
641 II, 0, 12,34 | antwoordt, kan het probleem van de vrijheid niet buiten
642 II, 0, 12,34 | echter een verheven kenmerk van het beeld van God in de
643 II, 0, 12,34 | verheven kenmerk van het beeld van God in de mens: God wilde
644 II, 0, 12,34 | namelijk de mens “aan de macht van de eigen beslissing overlaten” (
645 II, 0, 12,34 | bestaat, om op zijn weg van het zoeken naar de waarheid
646 II, 0, 12,34 | Newman, prominent voorvechter van de rechten van het geweten,
647 II, 0, 12,34 | voorvechter van de rechten van het geweten, met beslistheid
648 II, 0, 12,34 | interpreteren onder invloed van de hier in herinnering geroepen
649 II, 0, 12,34 | stromingen de verhouding van de vrijheid tot de zedenwet,
650 II, 0, 12,34 | de zedelijke waardering van handelingen voor: dit zijn
651 II, 0, 12,34 | vrijheid afhankelijk is van de waarheid zwakken ze af,
652 II, 0, 12,34 | moeten we ze in het licht van de fundamentele afhankelijkheid
653 II, 0, 12,34 | afhankelijkheid der vrijheid van de waarheid toetsen, een
654 II, 0, 12,34 | gevonden heeft in de woorden van Christus: “Dan zult ge de
655 II, 1, 1 | Maar van de boom van kennis van goed
656 II, 1, 1 | Maar van de boom van kennis van goed en kwaad
657 II, 1, 1 | Maar van de boom van kennis van goed en kwaad mag je niet
658 II, 1, 1,35 | de Heer gebood de mensen: Van alle bomen van de tuin mag
659 II, 1, 1,35 | de mensen: Van alle bomen van de tuin mag je eten, maar
660 II, 1, 1,35 | de tuin mag je eten, maar van de boom van kennis van goed
661 II, 1, 1,35 | je eten, maar van de boom van kennis van goed en kwaad
662 II, 1, 1,35 | maar van de boom van kennis van goed en kwaad mag je niet
663 II, 1, 1,35 | aangezien hij zelf de geboden van God kan kennen en aannemen.
664 II, 1, 1,35 | En hij is in het bezit van een zeer vergaande vrijheid,
665 II, 1, 1,35 | vrijheid, want hij mag “van alle bomen van de tuin”
666 II, 1, 1,35 | hij mag “van alle bomen van de tuin” eten. Maar het
667 II, 1, 1,35 | halthouden voor de “boom van kennis van goed en kwaad”,
668 II, 1, 1,35 | voor de “boom van kennis van goed en kwaad”, omdat zij
669 II, 1, 1,35 | Inderdaad vindt de vrijheid van de mens in deze aanvaarding
670 II, 1, 1,35 | mens goed is, en uit kracht van zijn eigen liefde legt Hij
671 II, 1, 1,35 | voor in de geboden. ~De wet van God vermindert dus de vrijheid
672 II, 1, 1,35 | vermindert dus de vrijheid van de mens niet en nog minder
673 II, 1, 1,35 | echter ontwikkelen enkele van de tegenwoordige culturele
674 II, 1, 1,35 | stromingen het uitgangspunt van talrijke richtingen in de
675 II, 1, 1,35 | de wet in het middelpunt van hun denken plaatsen. Van
676 II, 1, 1,35 | van hun denken plaatsen. Van dien aard zijn de doctrines,
677 II, 1, 1,35 | notabene zelf als een schepping van de vrijheid worden aangezien.
678 II, 1, 1,36 | plaatsen, noch het bestaan van een laatste religieuze grondslag
679 II, 1, 1,36 | laatste religieuze grondslag van de zedelijke normen betwijfelen,
680 II, 1, 1,36 | tot een grondig overdenken van de rol van het verstand
681 II, 1, 1,36 | grondig overdenken van de rol van het verstand en van het
682 II, 1, 1,36 | rol van het verstand en van het geloof bij het aan het
683 II, 1, 1,36 | het aan het licht brengen van zedelijke normen, die betrekking
684 II, 1, 1,36 | worden, dat aan het begin van dit streven naar een nieuwe
685 II, 1, 1,36 | goeddeels tot de beste tradities van het katholieke denken horen.
686 II, 1, 1,36 | mededeelbare - karakter van de zedelijke normen die
687 II, 1, 1,36 | normen die tot het gebied van de natuurlijke moraalwet
688 II, 1, 1,36(60) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
689 II, 1, 1,36 | het innerlijke karakter van zedelijke eisen bevestigen,
690 II, 1, 1,36 | verstand afhankelijk is van de goddelijke wijsheid en
691 II, 1, 1,36 | de tegenwoordige toestand van de gevallen natuur - de
692 II, 1, 1,36 | feitelijk is voor de kennis ook van natuurlijke zedelijke waarheden62
693 II, 1, 1,36(61) | Vgl. H. Thomas van Aquino Summa Theologiae,
694 II, 1, 1,36 | enkelen gekomen tot de theorie van een volledige soevereiniteit
695 II, 1, 1,36 | volledige soevereiniteit van het verstand op het gebied
696 II, 1, 1,36 | het verstand op het gebied van de zedelijke normen, die
697 II, 1, 1,36 | richten op de juiste ordening van het leven in deze wereld:
698 II, 1, 1,36 | ze waren de uitdrukking van een wet die de mens autonoom
699 II, 1, 1,36 | zou hebben. Als schepper van deze wet kon men geenszins
700 II, 1, 1,36 | wetgevingsautonomie op grond van een oorspronkelijke, totale
701 II, 1, 1,36 | oorspronkelijke, totale machtiging van God aan de mensen zou uitoefenen.
702 II, 1, 1,36 | Schrift en de vaststaande leer van de Kerk in loochent, dat
703 II, 1, 1,37 | tussen een zedelijke orde die van menselijke oorsprong zou
704 II, 1, 1,37 | men ertoe om het bestaan van een specifieke en concrete,
705 II, 1, 1,37 | te loochenen: het woord van God zou zich ertoe beperken,
706 II, 1, 1,37 | dan alleen de opgave zijn van het vrije intellect. Een
707 II, 1, 1,37 | een specifieke competentie van de Kerk en haar leergezag
708 II, 1, 1,37 | haar leergezag ten aanzien van bepaalde, het zogenaamde “
709 II, 1, 1,37 | tot de eigenlijke inhoud van deopenbaring horen en dus
710 II, 1, 1,37 | het oog op het heil niet van betekenis zijn. ~Een zodanige
711 II, 1, 1,37 | zijn. ~Een zodanige uitleg van de autonomie van het menselijk
712 II, 1, 1,37 | uitleg van de autonomie van het menselijk verstand leidt,
713 II, 1, 1,37 | zeker de grondbegrippen van de menselijke vrijheid en
714 II, 1, 1,37 | de menselijke vrijheid en van de moraalwet, alsook hun
715 II, 1, 1,37 | betrekkingen in het licht van het woord van God en van
716 II, 1, 1,37 | het licht van het woord van God en van de levende traditie
717 II, 1, 1,37 | van het woord van God en van de levende traditie van
718 II, 1, 1,37 | van de levende traditie van de Kerk verhelderd worden.
719 II, 1, 1,37 | de rechtmatige aanspraken van de menselijke rede recht
720 II, 1, 1,37 | men de geldige elementen van enkele stromingen in de
721 II, 1, 1,37 | zonder het morele erfgoed van de Kerk door stellingen
722 II, 1, 1,37 | voortkomen uit een vals begrip van autonomie. ~
723 II, 1, 1,37(63) | Concilie van Trente, Sess. VI, decreet
724 II, 1, 2 | wilde de mens “aan de macht van de eigen beslissing overlaten” (
725 II, 1, 2,38 | die een “verheven kenmerk van het beeld van God” in de
726 II, 1, 2,38 | verheven kenmerk van het beeld van God” in de mens is: “God
727 II, 1, 2,38 | namelijk de mens “aan de macht van de eigen beslissing overlaten”,
728 II, 1, 2,38 | op de wonderbare diepte van de deelname aan de goddelijke
729 II, 1, 2,38 | aan, dat de heerschappij van de mens in zekere zin aan
730 II, 1, 2,38 | denken over de als een soort van koningschap uitgelegde menselijke
731 II, 1, 2,38 | schrijft bv. de H. Gregorius van Nyssa: “De geest openbaart
732 II, 1, 2,38 | de gelijkenis met de Heer van het heelal voor een levend
733 II, 1, 2,38 | waardigheid en aan de naam van het Oerbeeld. 65 ~Reeds
734 II, 1, 2,38(64) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
735 II, 1, 2,38 | Oerbeeld. 65 ~Reeds het regeren van de wereld betekent voor
736 II, 1, 2,38 | besteedt. Dit is de autonomie van de aardse werkelijkheden,
737 II, 1, 2,38(65) | Gregorius van Nyssa, De hominis opificio,
738 II, 1, 2,38(66) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
739 II, 1, 2,39 | tegenover een vals begrip van autonomie der aardse werkelijkheden,
740 II, 1, 2,39 | de geschapen dingen niet van God afhangen en dat de mens
741 II, 1, 2,39 | leidt een dergelijk begrip van autonomie tot bijzonder
742 II, 1, 2,40 | 40. De leer van het Concilie onderstreept
743 II, 1, 2,40 | enerzijds de actieve rol van het menselijk verstand bij
744 II, 1, 2,40 | ontdekking en toepassing van de zedenwet: Het zedelijk
745 II, 1, 2,40 | zijn, en die bron en grond van haar vrije en bewuste handelen
746 II, 1, 2,40 | leven ligt dus het principe van een “juiste autonomie” 70
747 II, 1, 2,40(69) | Vgl. H. Thomas van Aquino Summa Theologiae,
748 II, 1, 2,40 | een “juiste autonomie” 70 van de mens als persoon en subject
749 II, 1, 2,40 | mens als persoon en subject van zijn handelingen ten grondslag.
750 II, 1, 2,40 | grondslag. De zedenwet komt van God en vindt altijd in Hem
751 II, 1, 2,40 | Hem haar bron: Op grond van het natuurlijke verstand,
752 II, 1, 2,40 | door God ingegeven licht van het verstand. Dankzij dat
753 II, 1, 2,40(70) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
754 II, 1, 2,40 | De juiste autonomie van het praktische verstand
755 II, 1, 2,40 | dat de mens een hem eigen, van de Schepper ontvangen wet
756 II, 1, 2,40 | draagt. Maar de autonomie van het verstand kan niet de
757 II, 1, 2,40 | verstand kan niet de schepping van de waarden en van de zedelijke
758 II, 1, 2,40 | schepping van de waarden en van de zedelijke normen door
759 II, 1, 2,40(71) | Thomas van Aquino, In duo praecepta
760 II, 1, 2,40 | inhouden dat men de deelname van het praktische verstand
761 II, 1, 2,40 | verstand aan de wijsheid van de goddelijke Schepper en
762 II, 1, 2,40 | vrijheid die al naar gelang van de historische omstandigheden
763 II, 1, 2,40 | historische omstandigheden of van de verscheidenheid van culturen,
764 II, 1, 2,40 | of van de verscheidenheid van culturen, zedelijke normen
765 II, 1, 2,40 | tegenstelling zijn met de leer van de Kerk over de waarheid
766 II, 1, 2,40 | de Kerk over de waarheid van de mens. 73 Ze zou de dood
767 II, 1, 2,40(72) | uit de Verenigde Staten van Amerika bij gelegenheid
768 II, 1, 2,40(72) | Amerika bij gelegenheid van hun “ad limina”-bezoek, (
769 II, 1, 2,40 | Ze zou de dood betekenen van de ware vrijheid: “Maar
770 II, 1, 2,40 | de ware vrijheid: “Maar van de boom van de kennis van
771 II, 1, 2,40 | vrijheid: “Maar van de boom van de kennis van goed en kwaad
772 II, 1, 2,40 | van de boom van de kennis van goed en kwaad zult ge niet
773 II, 1, 2,40(73) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
774 II, 1, 2,41 | Ware zedelijke autonomie van de mens betekent zeker niet
775 II, 1, 2,41 | afwijzing, maar aanvaarding van de zedenwet, het gebod van
776 II, 1, 2,41 | van de zedenwet, het gebod van God: “God de Heer gebood
777 II, 1, 2,41 | Gen. 2, 16). De vrijheid van de mens en de wet van God
778 II, 1, 2,41 | vrijheid van de mens en de wet van God ontmoeten elkaar en
779 II, 1, 2,41 | opdracht, om elkaar in de zin van de vrije gehoorzaamheid
780 II, 1, 2,41 | de vrije gehoorzaamheid van de mens aan God en van de
781 II, 1, 2,41 | gehoorzaamheid van de mens aan God en van de onverdiende welwillendheid
782 II, 1, 2,41 | onverdiende welwillendheid van God jegens de mens, wederzijds
783 II, 1, 2,41 | zou zijn met de handhaving van zijn vrijheid. Als heteronomie
784 II, 1, 2,41 | vrijheid. Als heteronomie van de moraal werkelijk ontkenning
785 II, 1, 2,41 | moraal werkelijk ontkenning van de zelfbestemming van de
786 II, 1, 2,41 | ontkenning van de zelfbestemming van de mens of oplegging van
787 II, 1, 2,41 | van de mens of oplegging van normen zou betekenen, die
788 II, 1, 2,41 | die met zijn welzijn niets van doen hebben, dan stond ze
789 II, 1, 2,41 | tegenstelling met de openbaring van het Verbond en de verlossende
790 II, 1, 2,41 | verlossende Menswording van God. Een dergelijke heteronomie
791 II, 1, 2,41 | heteronomie zou alleen een vorm van vervreemding zijn, tegengesteld
792 II, 1, 2,41 | wijsheid en aan de waardigheid van de menselijke persoon. ~
793 II, 1, 2,41 | Sommigen spreken met recht van theonomie of gedeelde theonomie,
794 II, 1, 2,41 | de vrije gehoorzaamheid van de mens aan de wet van God
795 II, 1, 2,41 | gehoorzaamheid van de mens aan de wet van God inderdaad de deelneming
796 II, 1, 2,41 | inderdaad de deelneming van het menselijke verstand
797 II, 1, 2,41 | het menselijke verstand en van de menselijke wil aan de
798 II, 1, 2,41 | wijsheid en de voorzienigheid van God insluit. Wanneer God
799 II, 1, 2,41 | God de mens verbiedt om “van de boom van kennis van goed
800 II, 1, 2,41 | verbiedt om “van de boom van kennis van goed en kwaad
801 II, 1, 2,41 | van de boom van kennis van goed en kwaad te eten”,
802 II, 1, 2,41 | maar alleen door het licht van het natuurlijke verstand
803 II, 1, 2,41 | natuurlijke verstand en van de goddelijke openbaring,
804 II, 1, 2,41 | hem de eisen en oproepen van de eeuwige wijsheid bekendmaken,
805 II, 1, 2,41 | wet moet als uitdrukking van de goddelijke wijsheid begrepen
806 II, 1, 2,41 | zij zich aan de waarheid van de schepping. Daarom moeten
807 II, 1, 2,41 | moeten wij in de vrijheid van de menselijke persoon het
808 II, 1, 2,41 | het beeld en de nabijheid van God erkennen, die “in allen
809 II, 1, 2,41 | tegelijk moeten we de majesteit van de God van het Al belijden
810 II, 1, 2,41 | de majesteit van de God van het Al belijden en de heiligheid
811 II, 1, 2,41 | belijden en de heiligheid van de wet van de oneindig transcendente
812 II, 1, 2,41 | de heiligheid van de wet van de oneindig transcendente
813 II, 1, 3,42 | 42. De naar de wil van God gevormde vrijheid van
814 II, 1, 3,42 | van God gevormde vrijheid van de mens wordt door diens
815 II, 1, 3,42 | gehoorzaamheid aan de wet van God niet alleen niet ontkend,
816 II, 1, 3,42 | beantwoordt aan de waardigheid van de mens, zoals het Concilie
817 II, 1, 3,42 | schrijft: “De waardigheid van de mens vereist dus, dat
818 II, 1, 3,42 | vrije keuze, persoonlijk nl. van binnenuit bewogen en aangezet,
819 II, 1, 3,42 | vrijmaakt uit elke gevangenschap van de passies, zijn einddoel
820 II, 1, 3,42 | nastreeft in een vrije keuze van het goede en zich verzekert
821 II, 1, 3,42 | goede en zich verzekert van de juiste hulpmiddelen,
822 II, 1, 3,42 | daartoe moet de mens het goede van het kwade kunnen onderscheiden.
823 II, 1, 3,42 | vooral dankzij het licht van het natuurlijke verstand,
824 II, 1, 3,42 | natuurlijke verstand, weerschijn van de schittering van Gods
825 II, 1, 3,42 | weerschijn van de schittering van Gods aangezicht in de mens.
826 II, 1, 3,42 | een commentaar op een vers van de vierde psalm: “Nadat
827 II, 1, 3,42 | mensen hem naar de werken van de gerechtigheid gevraagd
828 II, 1, 3,42 | wilde zeggen, dat het licht van het natuurlijke verstand,
829 II, 1, 3,42 | verstand, waarmee wij het goede van het kwade onderscheiden -
830 II, 1, 3,42 | anders is dan een afdruk van het goddelijke licht in
831 II, 1, 3,42(75) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
832 II, 1, 3,42 | met het oog op de natuur van wezens zonder verstand,
833 II, 1, 3,42(77) | Vgl. Catechismus van de Katholieke Kerk, n. 1955. ~
834 II, 1, 3,43 | eraan, dat “de hoogste norm van het menselijk leven de goddelijke,
835 II, 1, 3,43 | volgens het raadsbesluit van zijn wijsheid en liefde,
836 II, 1, 3,43 | de hele wereld en de gang van de menselijke samenleving
837 II, 1, 3,43 | onder de zachte leiding van de goddelijke voorzienigheid
838 II, 1, 3,43 | leer over de eeuwige wet van God. De H. Augustinus definieert
839 II, 1, 3,43 | het verstand of de wil van God, die gebiedt om de natuurlijke
840 II, 1, 3,43 | vereenzelvigt haar met het “plan van de goddelijke wijsheid,
841 II, 1, 3,43 | toe”. 80 En de wijsheid van God is voorzorg, zorgende
842 II, 1, 3,43 | geen personen zijn: niet “van buiten”, door de wetten
843 II, 1, 3,43 | buiten”, door de wetten van de fysieke natuur, maar “
844 II, 1, 3,43 | de fysieke natuur, maar “van binnen”, door het verstand
845 II, 1, 3,43 | wanneer het met behulp van het natuurlijke licht de
846 II, 1, 3,43 | natuurlijke licht de eeuwige wet van God kent, daardoor in staat
847 II, 1, 3,43 | mens de juiste richting van zijn vrije handelen te wijzen. 81
848 II, 1, 3,43 | wil de wereld met de hulp van de mens zelf, dat wil zeggen
849 II, 1, 3,43 | leiden: niet alleen de wereld van de natuur, maar ook de wereld
850 II, 1, 3,43 | natuur, maar ook de wereld van de menselijke personen.
851 II, 1, 3,43 | menselijke uitdrukking van de eeuwige wet van God: “
852 II, 1, 3,43 | uitdrukking van de eeuwige wet van God: “In vergelijking met
853 II, 1, 3,43 | voorzienigheid, omdat het van zijn kant deel heeft aan
854 II, 1, 3,44 | vaak beroepen op de leer van St. Thomas over de natuurwet
855 II, 1, 3,44 | ingeschapen onderschikking van het menselijk verstand en
856 II, 1, 3,44 | het menselijk verstand en van de menselijke wil aan Gods
857 II, 1, 3,44 | de natuurwet in de harten van de afzonderlijke mensen
858 II, 1, 3,44 | naar het “hogere intellect” van de goddelijke Wetgever: “
859 II, 1, 3,44 | Wetgever: “Maar dit voorschrift van het menselijke verstand
860 II, 1, 3,44 | verstand zou geen kracht van wet hebben, als het niet
861 II, 1, 3,44 | niet de stem en de uitleg van een hoger verstand was,
862 II, 1, 3,44 | onderwerpen”. De kracht van de wet berust inderdaad
863 II, 1, 3,44 | is het eeuwige intellect van de Schepper zelf en van
864 II, 1, 3,44 | van de Schepper zelf en van de God die de hele wereld
865 II, 1, 3,44 | dankzij dat onderscheid van goed en kwaad, dat hij zelf
866 II, 1, 3,44 | dat hij zelf met behulp van zijn verstand maakt, in
867 II, 1, 3,44 | beginnen bij de geboden van de Sinaï, geschonken heeft.
868 II, 1, 3,44 | was ertoe geroepen, de wet van God als bijzonder geschenk
869 II, 1, 3,44 | bijzonder geschenk en teken van de uitverkiezing en van
870 II, 1, 3,44 | van de uitverkiezing en van het goddelijk verbond en
871 II, 1, 3,44 | als garantie voor de zegen van God te ontvangen en te beleven.
872 II, 1, 3,44 | Mozes zich tot de zonen van Israël wenden en hun vragen: “
873 II, 1, 3,44 | psalmen kunnen we de gevoelens van lof, dankbaarheid en verering
874 II, 1, 3,44 | niet treedt in het overleg van de bozen, op de weg van
875 II, 1, 3,44 | van de bozen, op de weg van de schenders geen voet zet,
876 II, 1, 3,44 | zet, niet zit in de kring van de spotters; die veeleer
877 II, 1, 3,44 | spotters; die veeleer in de wet van de Heer zich vermeit, zijn
878 II, 1, 3,44 | nacht” (Ps. 1, 1-2). “De wet van Jahwe is volmaakt: en behoedt
879 II, 1, 3,44 | het des harten; het gebod van Jahwe is onaantastbaar:
880 II, 1, 3,44 | het schept verheldering van ogen” (Ps. 19, 8-9). ~
881 II, 1, 3,45 | dankbaarheid het hele goed van de openbaring en hoedt het
882 II, 1, 3,45 | door de authentieke uitleg van de wet Gods in het licht
883 II, 1, 3,45 | de wet Gods in het licht van het evangelie haar zending
884 II, 1, 3,45 | wet, die de “voltooiïng” van de wet van God in Jezus
885 II, 1, 3,45 | voltooiïng” van de wet van God in Jezus Christus en
886 II, 1, 3,45 | met inkt maar met de Geest van de levende God, niet op
887 II, 1, 3,45 | als op tafels - in harten van vlees” (2 Kor. 3, 3); een
888 II, 1, 3,45 | 2 Kor. 3, 3); een wet van de volmaaktheid en de vrijheid (
889 II, 1, 3,45 | 3, 17); het is “de wet van de Geest van het leven in
890 II, 1, 3,45 | is “de wet van de Geest van het leven in Christus Jezus” (
891 II, 1, 3,45 | alleen door de verlichting van het verstand leert wat men
892 II, 1, 3,45 | andere betekenis kan de wet van de geest de eigenlijke werking
893 II, 1, 3,45 | geest de eigenlijke werking van de heilige Geest genoemd
894 II, 1, 3,45 | positieve of geopenbaarde wet van God te onderscheiden van
895 II, 1, 3,45 | van God te onderscheiden van de natuurwet en in het heilsplan
896 II, 1, 3,45 | heilsplan de “oude” wet van de “nieuwe”, dan mag men
897 II, 1, 3,45 | God is, zoals de ontvanger van deze wet de mens is. De
898 II, 1, 3,45 | te worden met het beeld van zijn Zoon” (Rom. 8, 29).
899 II, 1, 3,45 | bedreiging voor de ware vrijheid van de mens; in tegendeel, de
900 II, 1, 3,45 | tegendeel, de aanvaarding van dit plan is de enige weg
901 II, 1, 3,45 | enige weg naar bevestiging van de vrijheid. ~
902 II, 1, 4,46 | vrijheid de geschiedenis van het morele denken altijd
903 II, 1, 4,46 | gevlamd, zoals men uit de leer van het Concilie van Trente
904 II, 1, 4,46 | de leer van het Concilie van Trente kan opmaken. 85 De
905 II, 1, 4,46 | observatie, de methoden van wetenschappelijke objectivering,
906 II, 1, 4,46 | vooruitgang, bepaalde vormen van liberalisme hebben de twee
907 II, 1, 4,46 | een structureel element van de menselijke geschiedenis
908 II, 1, 4,46 | ruimte-tijd-coördinaten van de zintuiglijk waarneembare
909 II, 1, 4,46 | werkelijk beslissende factoren van de menselijke werkelijkheid
910 II, 1, 4,46 | alleen met de categorieën van psychosociale mechanismen
911 II, 1, 4,46 | wijden aan het onderzoek van handelingen en opvattingen
912 II, 1, 4,46 | handelingen en opvattingen van de mens, in de verleiding
913 II, 1, 4,46 | statistische uitwerking van het concrete menselijke
914 II, 1, 4,46 | gedrag en aan de meningen van de meerderheid bij morele
915 II, 1, 4,46 | dat zij de eigen dimensie van de natuur vergeten en haar
916 II, 1, 4,46 | begrenzing en ontkenning van de vrijheid betekent. Anderen
917 II, 1, 4,46 | bij het mateloze toenemen van de macht van de mens resp.
918 II, 1, 4,46 | mateloze toenemen van de macht van de mens resp. de uitbreiding
919 II, 1, 4,46 | mens resp. de uitbreiding van zijn vrijheid de economische,
920 II, 1, 4,46 | cultuur” als werk en produkt van de vrijheid. De zo opgevatte
921 II, 1, 4,46 | tot scheppende instantie van haarzelf en van haar waarden.
922 II, 1, 4,46 | instantie van haarzelf en van haar waarden. Op deze manier
923 II, 1, 4,47 | de traditionele opvatting van de natuurwet de tegenwerping
924 II, 1, 4,47 | natuurwet de tegenwerping van het fysicisme en naturalisme
925 II, 1, 4,47 | ook in enkele documenten van het leergezag van de Kerk
926 II, 1, 4,47 | documenten van het leergezag van de Kerk worden verdedigd,
927 II, 1, 4,47 | in die, welke het gebied van de seksuele ethiek en de
928 II, 1, 4,47 | huwelijksmoraal betreffen. Op grond van een naturalistische opvatting
929 II, 1, 4,47 | naturalistische opvatting van de geslachtsdaad zouden
930 II, 1, 4,47 | zijn. Maar naar de mening van deze theologen houdt een
931 II, 1, 4,47 | moreel negatieve beoordeling van deze handelwijzen noch met
932 II, 1, 4,47 | de culturele gebondenheid van iedere zedelijke norm, behoorlijk
933 II, 1, 4,47 | maar moet juist vrij de zin van zijn gedrag zelf bepalen.
934 II, 1, 4,47 | met de veelvoudige grenzen van de mens in zijn lichamelijke
935 II, 1, 4,47 | het het fundamentele gebod van de Gods- en de naastenliefde
936 II, 1, 4,47 | heeft hem “aan de macht van zijn eigen beslissing” overgelaten
937 II, 1, 4,47 | overgelaten en verwacht van hem een zelfstandige, verstandige
938 II, 1, 4,47 | verstandige ontwikkeling van zijn leven. De liefde voor
939 II, 1, 4,47 | betekenen. De mechanismen van de gedragswijzen die de
940 II, 1, 4,47 | over de morele waardering van de afzonderlijke, in het
941 II, 1, 4,47 | afzonderlijke, in het licht van de situatie van het ogenblik
942 II, 1, 4,47 | het licht van de situatie van het ogenblik zeer complexe,
943 II, 1, 4,48 | ruw materiaal, ontbloot van iedere zin en morele waarde,
944 II, 1, 4,48 | dientengevolge voor het kiezen van de vrijheid materieel noodzakelijke,
945 II, 1, 4,48 | bieden, aangezien het doel van deze neigingen alleen “fysieke”
946 II, 1, 4,48 | zoeken naar een oriëntering van het verstand voor de zedelijke
947 II, 1, 4,48 | voor de zedelijke orde, zou van fysicisme of van biologisme
948 II, 1, 4,48 | orde, zou van fysicisme of van biologisme beticht moeten
949 II, 1, 4,48 | tegenspraak met de leer van de Kerk over de eenheid
950 II, 1, 4,48 | de Kerk over de eenheid van het menselijke zijn, welker
951 II, 1, 4,48 | se et essentialiter vorm van het lichaam is. 86 De geestelijke
952 II, 1, 4,48 | is het eenheidsbeginsel van het menselijke zijn; zij
953 II, 1, 4,48(86) | Concilie van Wenen, constitutie Fidei
954 II, 1, 4,48(86) | catholicae: DS, 902; concilie van Lateranen, oorkonde Apostolici
955 II, 1, 4,48 | overgedragen en juist in de eenheid van ziel en lichaam is zij het
956 II, 1, 4,48 | lichaam is zij het subject van haar zedelijke daden. Door
957 II, 1, 4,48 | zedelijke daden. Door het licht van het verstand en de ondersteuning
958 II, 1, 4,48 | verstand en de ondersteuning van de deugd ontdekt de menselijke
959 II, 1, 4,48 | uitdrukking en de belofte van de zelfgave overeenkomstig
960 II, 1, 4,48 | overeenkomstig het wijze plan van de Schepper. In het licht
961 II, 1, 4,48 | de Schepper. In het licht van de waardigheid van de menselijke
962 II, 1, 4,48 | licht van de waardigheid van de menselijke persoon -
963 II, 1, 4,48 | bijzondere zedelijke waarde van enkele bona, waartoe de
964 II, 1, 4,48 | waartoe de menselijke persoon van nature neigt. En aangezien
965 II, 1, 4,48 | reduceren tot een project van de eigen vrijheid, maar
966 II, 1, 4,48(87) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
967 II, 1, 4,49 | zedelijke handeling scheidt van de lichamelijke dimensies
968 II, 1, 4,49 | de lichamelijke dimensies van haar uitvoering, staat in
969 II, 1, 4,49 | tegenstelling met de leer van de Heilige Schrift en de
970 II, 1, 4,49 | miskent de morele betekenis van het lichaam en van de op
971 II, 1, 4,49 | betekenis van het lichaam en van de op dat lichaam betrekking
972 II, 1, 4,49 | oplichters” uitgesloten van het Godsrijk (vgl. 1 Kor.
973 II, 1, 4,49 | die door het Concilie van Trente bevestigd werd88 -
974 II, 1, 4,49(88) | vergeving en boete in de zending van de Kerk van vandaag citeert
975 II, 1, 4,49(88) | in de zending van de Kerk van vandaag citeert andere plaatsen
976 II, 1, 4,50 | kan nu de ware betekenis van de natuurwet begrijpen:
977 II, 1, 4,50 | en oorspronkelijke natuur van de mens, op de natuur van
978 II, 1, 4,50 | van de mens, op de natuur van de “menselijke persoon”, 89
979 II, 1, 4,50 | persoon zelf in de eenheid van ziel en lichaam is in de
980 II, 1, 4,50 | lichaam is in de eenheid van haar zowel geestelijke als
981 II, 1, 4,50 | biologische voorkeuren en van alle andere specifieke kenmerken,
982 II, 1, 4,50 | kenmerken, die voor het bereiken van haar eindbestemming noodzakelijk
983 II, 1, 4,50 | lichamelijke en geestelijke natuur van de menselijke persoon. Ze
984 II, 1, 4,50 | worden, maar moet als de orde van het verstand gedefinieerd
985 II, 1, 4,50 | regelen en in het bijzonder van zijn lichaam gebruik te
986 II, 1, 4,50(89) | over de Kerk in de wereld van deze tijd Gaudium et spes,
987 II, 1, 4,50 | oorsprong en fundament van de verplichting tot absoluut
988 II, 1, 4,50 | dat een fundamenteel goed van de mens is, aan morele betekenis
989 II, 1, 4,50 | met het oog op het welzijn van de persoon, dat zich steeds
990 II, 1, 4,50 | dat zich steeds omwille van zichzelf moet doen gelden:
991 II, 1, 4,50 | lichaam en als lichaam dat van een onsterfelijke geest
992 II, 1, 4,50(90) | beginnende leven en de waarde van de voortplanting Donum vitae (
993 II, 1, 4,50 | specifiek menselijke betekenis van het lichaam begrijpen. De
994 II, 1, 4,50 | authentieke verwerkelijking, die van de andere kant altijd en
995 II, 1, 4,50 | uitsluitend binnen het kader van de menselijke natuur tot
996 II, 1, 4,50 | Wanneer de Kerk manipulaties van de lichamelijkheid, die
997 II, 1, 4,50 | mens en wijst hem de weg van de ware liefde, waarop alleen
998 II, 1, 4,50 | ruimte voor een scheiding van vrijheid en natuur: ze zijn
999 II, 1, 5,51 | invloed op de interpretatie van enkele bijzondere aspecten
1000 II, 1, 5,51 | enkele bijzondere aspecten van de natuurwet, vooral op
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2377 |