Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,2 | Hebr. 1, 3), “vol van genade en waarheid” (Joh. 1, 14):
2 Inl, 0, 1,3 | onder de invloed van de genade metterdaad tracht te vervullen,
3 Inl, 0, 1,3 | niet zonder de goddelijke genade, tot een leven in gerechtigheid
4 Inl, 0, 2,5 | in staat gesteld door de genade van Christus en de gave
5 I, 0, 6,15 | navolging uitnodigt, die de genade schenkt, om zijn leven en
6 I, 0, 7,17 | goddelijke geschenk van de genade: “Kom en volg Mij”. ~De
7 I, 0, 7,18 | mogelijk wordt gemaakt door de genade die het ons toestaat de
8 I, 0, 8,21 | Dat is de vrucht van de genade, de werkzame aanwezigheid
9 I, 0, 9,22 | die voor de mens door de genade van God geopend wordt: Jezus
10 I, 0, 9,23 | tussen de (oude) wet en de genade (nieuwe wet) in het perspectief
11 I, 0, 9,23 | paulijnse dialectiek van wet en genade kort samen: “Daarom is de
12 I, 0, 9,23 | wet gegeven, opdat men de genade afsmeekt; de genade werd
13 I, 0, 9,23 | men de genade afsmeekt; de genade werd gegeven, opdat men
14 I, 0, 9,23 | gave Gods, die door zijn genade het hart van de mens heel
15 I, 0, 9,23 | werd door Mozes gegeven, de genade en de waarheid kwamen door
16 I, 0, 9,23 | leven aan de gave van de genade verbonden, en het geschenk
17 I, 0, 9,24 | mens uitsluitend door de genade, door de gave van God, door
18 I, 0, 9,24 | onlosmakelijke verbinding tussen de genade van de Heer en de vrijheid
19 I, 0, 9,24 | geloof in Christus verleende genade van de heilige Geest. 33
20 I, 0, 9,24 | spreekt, bereiden op deze genade voor of maken haar invloed
21 I, 0, 9,24 | nadat ze zelf door zijn genade tot een bezield boek, tot
22 I, 0, 10,25 | navolging uitnodigt en de genade voor een nieuw leven schenkt,
23 II, 1, 5,51 | en verwerkelijken met de genade van God de liefde, “de band
24 II, 2, 2,61 | en onophoudelijk met Gods genade de deugd te beoefenen. ~
25 II, 3, 1,67 | en dit met de hulp van de genade na te streven. Maar deze
26 II, 3, 1,68 | goed kunnen blijven, in de genade van God blijven en zijn
27 II, 3, 1,68 | verliest hij de “heiligmakende genade”, de “liefde” en de “eeuwige
28 II, 3, 1,68 | De eenmaal ontvangen genade van de rechtvaardiging -
29 II, 3, 2,69 | verlies van de heiligmakende genade - en, in geval van de dood
30 II, 4, 1,73 | en roeping, die hem door genade geschonken zijn: In Jezus
31 II, 4, 1,73(123)| mensen, in wier hart de genade op een onzichtbare wijze
32 III, 0, 4,87 | vgl. Joh. 12, 32), aan de genade en aan de verantwoordelijkheid
33 III, 0, 6,93 | het smeken om goddelijke genade in het gebed tot af en toe
34 III, 0, 9 | Genade en gehoorzaamheid aan de
35 III, 0, 9,103 | Met hulp van de goddelijke genade en door de medewerking van
36 III, 0, 9,103 | 34), vindt de gelovige de genade en de kracht, de heilige
37 III, 0, 9,103 | zegt, werd de wet “door de genade nieuw leven ingeblazen,
38 III, 0, 9,103 | zich te onttrekken aan de genade die uit deze daad voortkomt.
39 III, 0, 9,104 | wet zonder de hulp van de genade te kunnen volgen, en dat
40 III, 0, 9,105 | het verlangen op naar genade en maakt de grond rijp om
41 III, 0, 10,107 | Moeder Gods, die “vol van genade” en “geheel heilig” is,
42 III, 0, 10,107 | meer hij met behulp van de genade gehoorzaamt aan de nieuwe
43 III, 0, 11,112 | bevrijdende waarheid, een genade tot hoop te zien, een levensweg
44 III, 0, 11,113 | richten op de goddelijke genade, op te voeden. ~Ook als
45 III, 0, 12,114 | onze gemeenschappelijke genade, als herders en bisschoppen
46 III, 0, 12,114 | gelovigen de gaven van de genade en heiliging uitreiken als
47 III, 0, 12,115 | gehoorzaamheid aan de zedenleer een genade en een teken van ons kindzijn
48 III, 0, 12,115 | geboden is het, ons met de genade van Christus op de weg naar
49 Slot, 0, 12,119 | over te geven, zich door de genade te laten veranderen en door
50 Slot, 0, 12,120 | volledig transparant voor de genade van God. Hoewel ze de zonde
|