1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1531
Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | het bisschopsambt! ~Groet en apostolische zegen! ~De
2 Greet | de werken van de Schepper en op bijzondere wijze in de
3 Greet | mens die naar het beeld en de gelijkenis van God geschapen
4 Greet | waarheid verlicht het verstand en vormt de vrijheid van de
5 Greet | wordt de Heer te herkennen en lief te hebben. Daarom bidt
6 Inl, 0, 1,1 | mensen “licht door de Heer” en “kinderen van het Licht” (
7 Inl, 0, 1,1 | van het Licht” (Eph. 5, 8) en heiligen ze zich door de “
8 Inl, 0, 1,1 | Satan, die “een leugenaar en de vader van de leugen is” (
9 Inl, 0, 1,1 | te wenden van de levende en ware God en te richten op
10 Inl, 0, 1,1 | van de levende en ware God en te richten op de afgoden (
11 Inl, 0, 1,1 | waarheid te herkennen, geschaad en zijn wil, om zich aan haar
12 Inl, 0, 1,1 | te onderwerpen, verzwakt. En zo gaat hij, terwijl hij
13 Inl, 0, 1,1 | overgeeft aan het relativisme en het scepticisme (vgl. Joh.
14 Inl, 0, 1,1 | geen duisternis van dwaling en zonde is in staat het licht
15 Inl, 0, 1,1 | naar de absolute waarheid en het verlangen om in het
16 Inl, 0, 1,1 | onvermoeibare menselijke zoeken en onderzoeken op ieder gebied
17 Inl, 0, 1,1 | ontwikkeling van wetenschap en techniek is weliswaar een
18 Inl, 0, 1,1 | vermogen van het verstand en de volharding van de mens,
19 Inl, 0, 1,1 | ertoe aan, de pijnlijkste en beslissendste gevechten,
20 Inl, 0, 1,1 | namelijk die in het hart en in het geweten, te leveren. ~
21 Inl, 0, 1,2 | 1, 3), “vol van genade en waarheid” (Joh. 1, 14):
22 Inl, 0, 1,2 | is “de Weg, de Waarheid en het Leven” (Joh. 14, 6).
23 Inl, 0, 1,2 | bijzonder op zijn religieuze en morele vragen, door Jezus
24 Inl, 0, 1,2 | het geheim van de Vader en van zijn liefde de mens
25 Inl, 0, 1,2 | mens volledig aan de mens en ontsluit hem zijn hoogste
26 Inl, 0, 1,2 | uitdagingen van de geschiedenis en de inspanningen, die de
27 Inl, 0, 1,2 | waarheid van Jezus Christus en zijn evangelie. In de Kerk
28 Inl, 0, 1,2 | naar tekenen van de tijd en ze te duiden in het licht
29 Inl, 0, 1,2 | zin van het tegenwoordige en toekomstige leven en naar
30 Inl, 0, 1,2 | tegenwoordige en toekomstige leven en naar hun onderlinge verhouding
31 Inl, 0, 1,3 | gelovigen nabij, ze begeleiden en sturen hen met hun leergezag,
32 Inl, 0, 1,3 | nieuwe accenten voor liefde en barmhartigheid vinden, om
33 Inl, 0, 1,3 | in dienst van iedere mens en van de hele mens stelt. 6 ~
34 Inl, 0, 1,3 | insluit, ook hen, die Christus en zijn evangelie niet kennen
35 Inl, 0, 1,3 | zijn evangelie niet kennen en zelfs niet iets van God
36 Inl, 0, 1,3 | het evangelie van Christus en zijn Kerk zonder schuld
37 Inl, 0, 1,3 | eeuwige heil bereiken”. En het voegt eraan toe: “Evenmin
38 Inl, 0, 1,3 | erkenning van God zijn gekomen en zich inspannen om, niet
39 Inl, 0, 1,3 | immers wat aan goedheid en waarheid bij hen te vinden
40 Inl, 0, 1,3 | het evangelie beschouwd en als een gave door Hem verleend,
41 Inl, 0, 2,4 | een zedenleer ontwikkeld en aangeboden die rekening
42 Inl, 0, 2,4 | houdt met de gevarieerde en onderscheiden terreinen
43 Inl, 0, 2,4 | menselijk leven. In de Naam en met het gezag van Jezus
44 Inl, 0, 2,4 | zij gesterkt, opgericht en getroost; met de garantie
45 Inl, 0, 2,4 | het sociale, economische en politieke leven. Hun leer
46 Inl, 0, 2,4 | verspreiding van allerlei twijfels en bezwaren van menselijke
47 Inl, 0, 2,4 | bezwaren van menselijke en psychologische, sociale
48 Inl, 0, 2,4 | psychologische, sociale en culturele, religieuze en
49 Inl, 0, 2,4 | en culturele, religieuze en ook in eigenlijke zin theologische
50 Inl, 0, 2,4 | gaat niet meer om beperkte en incidentele bezwaren, maar
51 Inl, 0, 2,4 | bezwaren, maar om het globaal en systematisch in twijfel
52 Inl, 0, 2,4 | bepaalde antropologische en ethische opvattingen. Deze
53 Inl, 0, 2,4 | de voor haar essentiële en haar bepalende betrekking
54 Inl, 0, 2,4 | over de universaliteit en de blijvende geldigheid
55 Inl, 0, 2,4 | de “gewetens te vermanen” en “waarden aan te bieden”;
56 Inl, 0, 2,4 | daarvan dan de beslissingen en besluiten van zijn leven
57 Inl, 0, 2,4 | traditionele antwoord van de Kerk en enkele, ook op de priesterseminaries
58 Inl, 0, 2,4 | op de priesterseminaries en aan de theologische faculteiten
59 Inl, 0, 2,4 | vragen, die voor de Kerk en voor het geloofsleven van
60 Inl, 0, 2,4 | het hart geschreven zijn en bestanddeel zijn van het
61 Inl, 0, 2,4 | van de individuele mensen en van de hele maatschappij
62 Inl, 0, 2,4 | mogelijk, God te gehoorzamen en daarmee God en de naaste
63 Inl, 0, 2,4 | gehoorzamen en daarmee God en de naaste lief te hebben,
64 Inl, 0, 2,4 | de twijfel aan de nauwe en onscheidbare samenhang tussen
65 Inl, 0, 2,4 | samenhang tussen geloof en moraal, alsof het tot de
66 Inl, 0, 2,4 | moraal, alsof het tot de Kerk en haar innerlijke eenheid
67 Inl, 0, 2,4 | pluralisme van opvattingen en gedragswijzen zou kunnen
68 Inl, 0, 2,4 | verscheidenheid van sociale en culturele randvoorwaarden. ~
69 Inl, 0, 2,5 | aangekondigd - “omvangrijker en grondiger de problemen die
70 Inl, 0, 2,5 | morele leven van de gelovigen en voor de gemeenschap in de
71 Inl, 0, 2,5 | alsook voor een rechtvaardig en solidair sociaal leven. ~
72 Inl, 0, 2,5 | gaan, die een volledige en systematische presentatie
73 Inl, 0, 2,5 | gelovigen in zijn grondslagen en in zijn veelvoudige inhouden
74 Inl, 0, 2,5 | door de genade van Christus en de gave van zijn Geest,
75 Inl, 0, 2,5 | die ze door de sacramenten en het gebed ontvangen”. 10
76 Inl, 0, 2,5 | Catechismus “als goedgekeurde en veilige tekst voor het onderricht
77 Inl, 0, 2,5 | de Kerk bezig te houden, en dit in de vorm van een noodzakelijke
78 Inl, 0, 2,5 | problemen, die onder de ethici en moraaltheologen omstreden
79 Inl, 0, 2,5 | een op de Heilige Schrift en de levende apostolische
80 Inl, 0, 2,5 | moraalleer uiteen te zetten en tegelijkertijd de vooronderstellingen
81 Inl, 0, 2,5 | tegelijkertijd de vooronderstellingen en gevolgen aan te tonen van
82 I | Mt. 19, 16)~Christus en het antwoord op de morele
83 I, 0, 3,6 | kwam een man naar Jezus en vroeg: Meester, wat voor
84 I, 0, 3,6 | getuigenis afleggen: eer je vader en je moeder! En: Je zult je
85 I, 0, 3,6 | eer je vader en je moeder! En: Je zult je naaste liefhebben
86 I, 0, 3,6 | ga dan, verkoop je bezit en geeft het geld aan de armen;
87 I, 0, 3,6 | de hemel hebben; kom dan en volg Mij” (Mt. 19, 16-21). 13 ~
88 I, 0, 3,7 | Verlosser van de mens, nadert en hem de morele vraag stelt.
89 I, 0, 3,7 | zingeving van het leven. En inderdaad gaat de mens bij
90 I, 0, 3,7 | mens bij iedere beslissing en iedere handeling dit verlangen
91 I, 0, 3,7 | het is het stille zoeken en de innerlijke impuls, die
92 I, 0, 3,7 | goede, dat ons aantrekt en ons tot zich roept, het
93 I, 0, 3,7 | roeping door God, oorsprong en doel van het leven van de
94 I, 0, 4,8 | van iedere mens essentieel en onontkoombaar is: want zij
95 I, 0, 4,8 | handelen volbracht moet worden, en het eeuwige leven. De gesprekspartner
96 I, 0, 4,8 | tussen het zedelijk goede en de volledige vervulling
97 I, 0, 4,8 | Gods is nabij. Bekeert u en gelooft in het evangelie!” (
98 I, 0, 4,8 | krijgen op de vraag, wat goed en wat slecht is. Hij is de
99 I, 0, 4,8 | het leven in zich heeft en die in zijn Kerk en in de
100 I, 0, 4,8 | heeft en die in zijn Kerk en in de wereld altijd aanwezig
101 I, 0, 4,8 | het boek van de Schrift en leert door de volle openbaring
102 I, 0, 4,8 | handelen. Aan de oorsprong en op het hoogtepunt van het
103 I, 0, 4,8 | heilsplan, van de Alpha en de Omega der menselijke
104 I, 0, 4,8 | de toestand van de mens en zijn volle roeping. Daarom
105 I, 0, 4,8 | diepste wil begrijpen - en niet alleen volgens bepaalde
106 I, 0, 4,8 | dikwijls oppervlakkige en vaak zelfs louter schijnbare
107 I, 0, 4,8 | louter schijnbare maatstaven en betekenissen van zijn leven -
108 I, 0, 4,8 | moet zich met zijn angst en onzekerheid, met zijn zwakheid
109 I, 0, 4,8 | onzekerheid, met zijn zwakheid en zondigheid, met zijn leven
110 I, 0, 4,8 | zondigheid, met zijn leven en dood tot Christus wenden.
111 I, 0, 4,8 | werkelijkheid van de menswording en verlossing “eigen maken”
112 I, 0, 4,8 | verlossing “eigen maken” en in zich opnemen. Als dat
113 I, 0, 4,8 | moraal van het evangelie en haar diepe en onveranderlijke
114 I, 0, 4,8 | evangelie en haar diepe en onveranderlijke inhoud willen
115 I, 0, 4,8 | evangelie gestelde vraag en meer nog de zin van het
116 I, 0, 4,8 | pedagogisch invoelingsvermogen en behoedzaamheid, terwijl
117 I, 0, 4,8 | het ware bij de hand neemt en stap voor stap naar de waarheid
118 I, 0, 5,9 | van de evangelisten Marcus en Lucas luidt de vraag aldus: “
119 I, 0, 5,9 | wijst zijn gesprekspartner - en ons allemaal - erop, dat
120 I, 0, 5,9 | gevonden wordt doordat verstand en hart zich wenden tot Hem,
121 I, 0, 5,9 | een religieuze vraag is en dat het goede, dat de mens
122 I, 0, 5,9 | goede, dat de mens aantrekt en tegelijk verplicht, zijn
123 I, 0, 5,9 | het hart, met heel de ziel en met alle gedachten” (Mt.
124 I, 0, 5,10 | Bloed van Christus verlost en door de aanwezigheid van
125 I, 0, 5,10 | in de geheimste gedachten en de diepste gevoelens doorziet,
126 I, 0, 5,10 | herken, hoe groot je bent, en waak over jezelf..”. 17 ~
127 I, 0, 5,10 | jezelf..”. 17 ~Wat de mens is en wat hij moet doen wordt
128 I, 0, 5,10 | van het verbond met Israël en in de hele wet doet God
129 I, 0, 5,10 | harmonie met de Schepper en met de hele schepping te
130 I, 0, 5,10 | schepping te herstellen, en meer nog, om hem in zijn
131 I, 0, 5,10 | uw midden; Ik ben uw God, en u bent mijn volk” (Lev.
132 I, 0, 5,10 | uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten. De geboden
133 I, 0, 5,11 | oproept, God als de enige Heer en de Absolute te erkennen
134 I, 0, 5,11 | de Absolute te erkennen en op grond van zijn ondoorgrondelijke
135 I, 0, 5,11 | gerechtigheid te beoefenen en de goedheid te beminnen (
136 I, 0, 5,11 | afzonderlijke geboden zijn afgeleid en waaraan ze zijn onderworpen.
137 I, 0, 5,11 | Heer als God te erkennen en Hem de Hem alleen toekomende
138 I, 0, 5,11 | zich in Jezus openbaart en meedeelt, in Hem die de
139 I, 0, 5,11 | worden in zijn oproep: “Kom en volg Mij” (Mt. 19, 21). ~
140 I, 0, 6,12 | de mens geschapen heeft en hem met wijsheid en liefde
141 I, 0, 6,12 | heeft en hem met wijsheid en liefde door de hem in het
142 I, 0, 6,12 | weten, wat we moeten doen en wat vermijden. Dit licht
143 I, 0, 6,12 | wat vermijden. Dit licht en deze wet heeft God ons bij
144 I, 0, 6,12 | bevestigd (vgl. Ex. 24) en het ertoe geroepen heeft
145 I, 0, 6,12 | tien geboden is belofte en teken van het Nieuwe Verbond,
146 I, 0, 6,12 | Verbond, wanneer de wet weer en voorgoed in het hart van
147 I, 0, 6,12 | worden (vgl. Jer. 31, 31-34) en in plaats komt van de wet
148 I, 0, 6,12 | tussen het eeuwige leven en het onderhouden van Gods
149 I, 0, 6,12 | mensen de weg van het leven en leiden hen naar Hem. Uit
150 I, 0, 6,12 | bevestigt ze definitief en stelt ze ons als weg en
151 I, 0, 6,12 | en stelt ze ons als weg en voorwaarde van het heil
152 I, 0, 6,12 | een bestaan in vrijheid en gerechtigheid zou moeten
153 I, 0, 6,12 | de rede die de rijkste en de volledigste presentatie
154 I, 0, 6,12 | jongeling tot de leerlingen: “En ieder die omwille van mijn
155 I, 0, 6,12 | honderdvoudige ontvangen en het eeuwige leven winnen” (
156 I, 0, 6,13 | jonge man niet voldoende, en hij vraagt de Meester verder
157 I, 0, 6,13 | vals getuigen, eer je vader en je moeder! En: Je zult je
158 I, 0, 6,13 | eer je vader en je moeder! En: Je zult je naaste liefhebben
159 I, 0, 6,13 | samenhang van het gesprek, en vooral uit de vergelijking
160 I, 0, 6,13 | parallelplaatsen bij Marcus en Lucas blijkt dat Jezus niet
161 I, 0, 6,13 | samenvatting (vgl. Rom. 13, 8-10) en het fundament het gebod
162 I, 0, 6,13 | menselijke persoon als geestelijk en lichamelijk wezen in zijn
163 I, 0, 6,13 | betrekking met God, met de naaste en met de wereld van de dingen
164 I, 0, 6,13 | wezenlijke plichten naar voren en daarmee, indirect, ook de
165 I, 0, 6,13 | privé-eigendom, de waarachtigheid en de goede naam te beschermen. ~
166 I, 0, 6,13 | wandaden van doen te hebben (en geen christen mag iets daarmee
167 I, 0, 6,14 | geboden van de liefde tot God en de naastenliefde (vgl. Lc.
168 I, 0, 6,14 | naastenliefde (vgl. Lc. 10, 25-27) en ertoe opgeroepen te beseffen,
169 I, 0, 6,14 | leven: “Handel daarnaar en ge zult leven” (Lc. 10,
170 I, 0, 6,14 | geboden de nieuwsgierigheid en de vraag van de wetgeleerde
171 I, 0, 6,14 | van de wetgeleerde wekt: “En wie is mijn naaste?” (Lc.
172 I, 0, 6,14 | waaraan “de hele wet hangt en de profeten” (Mt. 22, 40),
173 I, 0, 6,14 | diepste met elkaar verbonden en doordringen elkaar. Van
174 I, 0, 6,14 | door Jezus met zijn woorden en met zijn leven getuigd:
175 I, 0, 6,14 | ondeelbare liefde tot de Vader en tot de mensheid (vgl. Joh.
176 I, 0, 6,14 | Samaritaan (vgl. Lc. 10, 30-37) en in de “redevoering” over
177 I, 0, 6,14 | Oordeel op bewonderenswaardige en niet mis te verstane wijze
178 I, 0, 6,15 | ik gekomen ben om de wet en de profeten af te schaffen.
179 I, 0, 6,15 | samenvatting van het Oude en het Nieuwe Testament, van
180 I, 0, 6,15 | van de belofte van de wet en van hun vervulling in het
181 I, 0, 6,15 | evangelie; Hij is de levende en eeuwige verbinding tussen
182 I, 0, 6,15 | verbinding tussen het Oude en het Nieuwe Verbond. In zijn
183 I, 0, 6,15 | hun eisen verinnerlijkt en er grotere radicaliteit
184 I, 0, 6,15 | uit een hart dat bemint en dat juist daarom, omdat
185 I, 0, 6,15 | openligt voor een zedelijke en geestelijke weg van volmaaktheid
186 I, 0, 6,15 | van de naaste beschermt en bevordert; het gebod dat
187 I, 0, 6,15 | in zijn Geest tot levende en persoonlijke wet die tot
188 I, 0, 6,15 | genade schenkt, om zijn leven en zijn liefde te delen, en
189 I, 0, 6,15 | en zijn liefde te delen, en die de kracht biedt, om
190 I, 0, 6,15 | biedt, om in beslissingen en daden van Hem getuigenis
191 I, 0, 7,16 | wet opgesloten eisen juist en nauwkeurig gewogen wordt.
192 I, 0, 7,16 | nauwkeurig gewogen wordt. En, ofschoon het hem mogelijk
193 I, 0, 7,16 | zulk een antwoord te geven, en ofschoon hij van jongsaf
194 I, 0, 7,16 | zedelijke ideaal met ernst en edelmoedigheid heeft nagestreefd,
195 I, 0, 7,16 | ga dan, verkoop je bezit en geef het geld aan de armen;
196 I, 0, 7,16 | de hemel hebben; kom dan en volg Mij” (Mt. 19, 21). ~
197 I, 0, 7,16 | boodschap van het evangelie en vooral in de samenhang van
198 I, 0, 7,16 | Vgl. Mt. 5, 3-12) begrepen en geïnterpreteerd worden,
199 I, 0, 7,16 | van innerlijke houdingen en existentiële, fundamentele
200 I, 0, 7,16 | fundamentele strevingen en vallen daarom niet precies
201 I, 0, 7,16 | tussen de zaligsprekingen en de geboden: beide hebben
202 I, 0, 7,16 | toont de Bergrede de opening en oriëntering van de geboden
203 I, 0, 7,16 | zelfportret van Christus en juist daarom uitnodigingen
204 I, 0, 7,16 | uitnodigingen tot zijn navolging en tot levensgemeenschap met
205 I, 0, 7,17 | van het evangelie de diepe en veeleisende inhoud van het
206 I, 0, 7,17 | volmaaktheid kan kiemen en rijpen, dus naar de verwerkelijking
207 I, 0, 7,17 | vrijheid nodig: “Als je wilt”, en het goddelijke geschenk
208 I, 0, 7,17 | geschenk van de genade: “Kom en volg Mij”. ~De volmaaktheid
209 I, 0, 7,17 | alles wat de jongeman bezit en de navolging van de Heer
210 I, 0, 7,17 | der vrijheid tot rijpheid en verklaart bovendien de fundamentele
211 I, 0, 7,17 | De vrijheid van de mens en de wet van God zijn niet
212 I, 0, 7,17 | apostel Paulus met vreugde en trots. Maar tegelijk preciseert
213 I, 0, 7,17 | gij zult niet begeren! en alle andere geboden zijn
214 I, 0, 7,17 | behouden wij de zwakheid en deels hebben we de vrijheid
215 I, 0, 7,17 | behalve iemand die aanmatigend en daarom de barmhartigheid
216 I, 0, 7,18 | bezield is door de liefde en “zich door God laat leiden” (
217 I, 0, 7,18 | laat leiden” (Gal. 5, 16) en de anderen wil dienen, vindt
218 I, 0, 7,18 | van God de fundamentele en noodzakelijke weg tot de
219 I, 0, 7,18 | oefening van de vrij gekozen en geleefde liefde. Ja, hij
220 I, 0, 7,18 | innerlijke drang - een echte en bijzondere “behoefte” en
221 I, 0, 7,18 | en bijzondere “behoefte” en niet zoiets als dwang -
222 I, 0, 7,18 | Het is een nog onzekere en ongewisse weg, zolang als
223 I, 0, 7,18 | bezitten (vgl. Rom. 8, 21), en zo in het zedelijk leven
224 I, 0, 7,18 | oproep: “Ga, verkoop je bezit en geef het geld aan de armen”,
225 I, 0, 7,18 | volgende uitnodiging: “Kom en volg Mij” de nieuwe concrete
226 I, 0, 7,18 | liefde tot God is. De geboden en de uitnodiging van Jezus
227 I, 0, 7,18 | naar volmaaktheid streeft en waarvan de maat alleen God
228 I, 0, 8 | Kom en volg Mij” (Mt. 19, 21).~
229 I, 0, 8,19 | 19. De weg en tegelijk de inhoud van deze
230 I, 0, 8,19 | men van het eigen bezit en van zichzelf afstand heeft
231 I, 0, 8,19 | met de jongeman: “Kom dan en volg Mij!” (Mt. 19, 21).
232 I, 0, 8,19 | die het initiatief neemt en ons uitnodigt om Hem te
233 I, 0, 8,19 | Christus het essentiële en oorspronkelijke fundament
234 I, 0, 8,19 | luisteren naar een leer en een gebod in gehoorzaamheid
235 I, 0, 8,19 | te hangen, om zijn leven en zijn lot te delen, om deelname
236 I, 0, 8,19 | deelname aan zijn vrije en liefhebbende gehoorzaamheid
237 I, 0, 8,19 | Herder, die de schapen leidt en voedt (vgl. Joh. 10, 11-
238 I, 0, 8,19 | Hij is de Weg de Waarheid en het Leven (vgl. Joh. 14,
239 I, 0, 8,20 | ertoe op, Hem te volgen en te wandelen op de weg van
240 I, 0, 8,20 | Wanneer nu Ik, de Heer en Meester, u de voeten heb
241 I, 0, 8,20 | Het handelen van Jezus en zijn woord, zijn daden en
242 I, 0, 8,20 | en zijn woord, zijn daden en zijn geboden vormen het
243 I, 0, 8,20 | Want deze daden van Hem en vooral zijn lijden en sterven
244 I, 0, 8,20 | Hem en vooral zijn lijden en sterven aan het kruis zijn
245 I, 0, 8,20 | zijn liefde voor de Vader en voor de mensen. Juist deze
246 I, 0, 8,20 | waarmee Jezus bemind heeft en waarmee zijn leerlingen
247 I, 0, 8,20 | bemind heeft, na te volgen en na te leven. Dat is het
248 I, 0, 8,20 | neme zijn kruis op zich en volge Mij” (Mt. 16, 24). ~
249 I, 0, 8,21 | gelooft (vgl. Eph. 3, 17), en zo wordt de leerling gelijkend
250 I, 0, 8,21 | leerling gelijkend op zijn Heer en gelijkvormig aan Hem gemaakt.
251 I, 0, 8,21 | het paasmysterie van dood en verrijzenis, zij “bekleedt
252 I, 0, 8,21 | 27): “Laten we blij zijn en dankbaar - roept de H. Augustinus
253 I, 0, 8,21 | Christus (..). Wees verbaasd en verheugd: Wij zijn Christus
254 I, 0, 8,21 | om naar de geest te leven en van diens vruchten in het
255 I, 0, 8,21 | Joh. 6, 51-58), oorsprong en kracht van de totale zelfgave,
256 I, 0, 8,21 | in de eucharistieviering en in het leven moeten gedenken: “
257 I, 0, 8,21 | als gij van dit Brood eet en uit de Kelk drinkt, verkondigt
258 I, 0, 9,22 | eisen de menselijke pogingen en krachten te boven gaan: “
259 I, 0, 9,22 | hoorden, schrokken ze erg en zeiden: Wie kan dan nog
260 I, 0, 9,22 | van Mozes oorspronkelijker en bindender “begin”: het oorspronkelijke
261 I, 0, 9,22 | ontstelt de leerlingen, en zij geven als commentaar
262 I, 0, 9,22 | te trouwen” (Mt. 19, 10). En Jezus, die zich op bijzondere
263 I, 0, 9,22 | van Christus na te bootsen en na te leven is voor de mens
264 I, 0, 9,23 | 23. “De wet van de geest en van het leven in Jezus Christus
265 I, 0, 9,23 | van de wet van de zonde en van de dood” (Rom. 8, 2).
266 I, 0, 9,23 | verhouding tussen de (oude) wet en de genade (nieuwe wet) in
267 I, 0, 9,23 | zijn onvermogen te overzien en hem, doordat hij hem de
268 I, 0, 9,23 | opent voor het aanroepen en aannemen van het “leven
269 I, 0, 9,23 | iedere gelovige bekendgemaakt en geschonken door de Heer
270 I, 0, 9,23 | paulijnse dialectiek van wet en genade kort samen: “Daarom
271 I, 0, 9,23 | vervullen”. 30 ~De liefde en het leven naar het evangelie
272 I, 0, 9,23 | het hart van de mens heel en gezond maakt en het omvormt: “
273 I, 0, 9,23 | mens heel en gezond maakt en het omvormt: “Immers, de
274 I, 0, 9,23 | Mozes gegeven, de genade en de waarheid kwamen door
275 I, 0, 9,23 | van de genade verbonden, en het geschenk van de Geest,
276 I, 0, 9,24 | het gebod van de liefde en dat van de volmaaktheid,
277 I, 0, 9,24 | wordt. Anderzijds bewerkt en draagt het bewustzijn, in
278 I, 0, 9,24 | een volle liefde tot God en onder de broeders, zoals
279 I, 0, 9,24 | liefheeft is een kind van God en kent God. Wie niet liefheeft,
280 I, 0, 9,24 | tussen de genade van de Heer en de vrijheid van de mens,
281 I, 0, 9,24 | de mens, tussen de gave en de opgave, heeft de H. Augustinus
282 I, 0, 9,24 | Augustinus met deze eenvoudige en diepe woorden: “Da quod
283 I, 0, 9,24 | vis” (Geef wat U gebiedt en gebied wat U wilt). 31 ~
284 I, 0, 9,24 | zedelijke eisen van de liefde: “En dat is zijn gebod: wij moeten
285 I, 0, 9,24 | zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben, zoals
286 I, 0, 9,24 | mijn Vader onderhouden heb en in zijn liefde blijf (Joh.
287 I, 0, 9,24 | morele boodschap van Jezus en van de verkondiging der
288 I, 0, 9,24 | der Kerkvaders van Oost en West, vooral van de H. Augustinus, 32
289 I, 0, 9,24 | op de dag van Pinksteren, en hij vervolgt: dat “de apostelen
290 I, 0, 9,24(33) | Theologiae, I-II, q. 106, a. 1 c. en ad 2. ~
291 I, 0, 10,25 | hart van iedere mens op, en het is altijd alleen Christus
292 I, 0, 10,25 | alleen Christus die het volle en beslissende antwoord geeft.
293 I, 0, 10,25 | tot navolging uitnodigt en de genade voor een nieuw
294 I, 0, 10,25 | altijd onder ons aanwezig en actief, overeenkomstig de
295 I, 0, 10,25 | zijn geboden “herinneren” en ze voor hen begrijpelijk
296 I, 0, 10,25 | maken (vgl. Joh. 14, 26) en zou het begin en de bron
297 I, 0, 10,25 | 14, 26) en zou het begin en de bron van een nieuw leven
298 I, 0, 10,25 | het Oude Verbond opgelegde en in het Nieuwe en Eeuwige
299 I, 0, 10,25 | opgelegde en in het Nieuwe en Eeuwige Verbond in de Persoon
300 I, 0, 10,25 | geboden moeten trouw bewaard en in de verschillende culturen
301 I, 0, 10,25 | door Jezus aan de apostelen en hun opvolgers opgedragen
302 I, 0, 10,25 | 10, 16). Met het licht en de kracht van deze Geest
303 I, 0, 10,25 | evangelie te verkondigen en “de weg” van de Heer te
304 I, 0, 10,25 | de eerbiedige beschouwing en navolging van Christus leren: “
305 I, 0, 10,26 | is er, naast vermaningen en cultuurgebonden aanwijzingen,
306 I, 0, 10,26 | Eph. 4-6; Kol. 3-4; 1Petr. en Jac.). De apostelen die
307 I, 0, 10,26 | zuiverheid van het geloof en over het doorgeven van de
308 I, 0, 10,26 | niet alleen door hun geloof en hun liturgie, maar ook door
309 I, 0, 10,26 | tegelijkertijd geloofs- en levensgemeenschap; haar
310 I, 0, 10,26 | de harmonie tussen geloof en leven bedreigen; de eenheid
311 I, 0, 10,26 | de intentie van het hart en de daden die daar de uitdrukking
312 I, 0, 10,26 | die daar de uitdrukking en goedkeuring van zijn, beslist
313 I, 0, 10,26 | afgewezen (vgl. 1 Joh. 2, 3-6). En sinds de apostolische tijd
314 I, 0, 10,27 | 27. Het bevorderen en bewaren van het geloof en
315 I, 0, 10,27 | en bewaren van het geloof en van het zedelijk leven in
316 I, 0, 10,27 | de Kerk in leer, leven en cultus alles wat ze zelf
317 I, 0, 10,27 | door de tijden verder leidt en aan alle geslachten overdraagt.
318 I, 0, 10,27 | ontvangt de Kerk de Schrift en geeft die door als getuigenis
319 I, 0, 10,27 | de mond van de Kerkvaders en -leraars belijdt zij de
320 I, 0, 10,27 | Woord, brengt zijn geboden en de liefde in het leven der
321 I, 0, 10,27 | in het leven der heiligen en in het offer van de martelaren
322 I, 0, 10,27 | van de goddelijke wijsheid en van de goddelijke wil. ~
323 I, 0, 10,27 | openbaring van de geboden en van de leer van Jezus staat,
324 I, 0, 10,27 | bewaard, getrouw aangeboden en in de wisseling van tijden
325 I, 0, 10,27 | de wisseling van tijden en omstandigheden correct toegepast
326 I, 0, 10,27 | van de geboden is teken en vrucht van een dieper binnendringen
327 I, 0, 10,27 | binnendringen in de openbaring en van een begrip van nieuwe
328 I, 0, 10,27 | begrip van nieuwe historische en culturele situaties in het
329 I, 0, 10,27 | de openbaring bevestigen en zich bij haar uitleg voegen
330 I, 0, 10,27 | grote traditie van leer en leven van de Kerk gevormd
331 I, 0, 10,27 | van de Kerk gevormd wordt en waarvan de leer van de Kerkvaders,
332 I, 0, 10,27 | de liturgie van de Kerk en het leergezag de getuigen
333 I, 0, 10,27 | Kerk zich in haar leven en in haar leer als “de zuil
334 I, 0, 10,27 | in haar leer als “de zuil en het fundament van de waarheid (
335 I, 0, 10,27 | aan de Kerk toe, altijd en overal de morele beginselen
336 I, 0, 10,27 | tegenwoordig kenmerkend zijn en in welker omgeving zich
337 I, 0, 10,27 | omgeving zich nieuwe tendensen en theorieën ontwikkeld hebben,
338 I, 0, 10,27 | trouw aan Jezus Christus en in de continuïteit van de
339 I, 0, 10,27 | plicht, haar eigen oordeel en haar leer aan te bieden,
340 I, 0, 10,27 | zijn weg naar de waarheid en de vrijheid behulpzaam te
341 II | Rom. 12, 2) ~De Kerk en de beoordeling van enkele
342 II, 0, 11,28 | het gesprek tussen Jezus en de rijke jongeman maakt
343 II, 0, 11,28 | openbaring van het Oude en het Nieuwe Testament ten
344 II, 0, 11,28 | onderschikking van de mens en zijn handelen aan God, aan
345 II, 0, 11,28 | de menselijke handelingen en het eeuwige leven; de navolging
346 II, 0, 11,28 | de volkomen liefde opent; en tenslotte de gave van de
347 II, 0, 11,28 | de heilige Geest als bron en oorsprong van het zedelijk
348 II, 0, 11,28 | Schrift is altijd de levende en vruchtbare bron van de zedenleer
349 II, 0, 11,28 | van iedere heilswaarheid en zedenleer”. 43 Getrouw bewaarde
350 II, 0, 11,28 | de Kerk niet opgehouden - en kan zij nooit ophouden -
351 II, 0, 11,29 | goddelijke openbaring aanvaardt en ondervraagt en die tegelijk
352 II, 0, 11,29 | aanvaardt en ondervraagt en die tegelijk voldoet aan
353 II, 0, 11,29 | dat wil zeggen: het goede en het slechte van de menselijke
354 II, 0, 11,29 | de menselijke handelingen en van de persoon, die ze voltrekt,
355 II, 0, 11,29 | voltrekt, tot inhoud heeft, en in deze zin staat ze voor
356 II, 0, 11,29 | ze erkent dat het begin en het einddoel van het zedelijk
357 II, 0, 11,29 | Hem, die “alleen goed is” en die de mens doordat Hij
358 II, 0, 11,29 | der gelovigen in Christus en hun verplichting, om in
359 II, 0, 11,29 | handhaving van de methoden en vereisten die de theologie
360 II, 0, 11,29 | altijd dezelfde betekenis en inhoud heeft”. 46 Vandaar
361 II, 0, 11,29 | mensen van hun tijd leven en zich moeite geven om hun
362 II, 0, 11,29 | moeite geven om hun denk- en oordeelswijze, die in de
363 II, 0, 11,29 | afgeworpen in opmerkelijke en nuttige reflexies over geloofswaarheden,
364 II, 0, 11,29 | geloofswaarheden, die men moet geloven en in het leven toepassen en
365 II, 0, 11,29 | en in het leven toepassen en die door hen in een aan
366 II, 0, 11,29 | in een aan het gevoelen en de vragen van de mensen
367 II, 0, 11,29 | aangeboden worden. De Kerk en in het bijzonder de bisschoppen,
368 II, 0, 11,29 | inspanning dankbaar aan en moedigen de theologen aan
369 II, 0, 11,29 | een bijzonder theologisch en al helemaal niet een filosofisch
370 II, 0, 11,29 | van God “heilig te bewaren en getrouw uit te leggen” 48
371 II, 0, 11,30 | Wat is de mens? Wat is zin en doel van ons leven? Wat
372 II, 0, 11,30 | Waar komt het leed vandaan, en welke zin heeft het? Wat
373 II, 0, 11,30 | is de dood, het oordeel en de vergelding na de dood?
374 II, 0, 11,30 | de vergelding na de dood? En tenslotte: Wat is dat laatste
375 II, 0, 11,30 | tenslotte: Wat is dat laatste en onzegbare geheim van ons
376 II, 0, 11,30 | bestaan, waaruit wij komen en waarheen wij gaan? “.50 ~
377 II, 0, 11,30 | waarheen wij gaan? “.50 ~Deze en andere vragen - bijv.: Wat
378 II, 0, 11,30 | bijv.: Wat is de vrijheid en van welke aard is haar betrekking
379 II, 0, 11,30 | over het goede, de rechten en concrete plichten van de
380 II, 0, 11,30 | evangelie te verkondigen en “tot alle volken te gaan..
381 II, 0, 11,30 | tot alle volken te gaan.. en ze te leren, alles te onderhouden”,
382 II, 0, 11,30 | voor: Dit bezit een licht en een kracht die in staat
383 II, 0, 11,30 | om ook de meest omstreden en ingewikkelde problemen op
384 II, 0, 11,30 | op te lossen. Dit licht en deze kracht brengen de Kerk
385 II, 0, 11,30 | Altijd in dit licht en in deze kracht verricht
386 II, 0, 11,30 | Paulus aan Timotheus aanneemt en navolgt: “Ik bezweer u voor
387 II, 0, 11,30 | voor het aanschijn van God en van Christus Jezus die levenden
388 II, 0, 11,30 | Christus Jezus die levenden en doden zal oordelen, bij
389 II, 0, 11,30 | oordelen, bij zijn verschijning en bij zijn koningschap: verkondig
390 II, 0, 11,30 | woord, dring aan te pas en te onpas, weerleg, berisp,
391 II, 0, 11,30 | hun naar de mond praten. En zij zullen hun oren sluiten
392 II, 0, 12 | zult u de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (
393 II, 0, 12,31 | 31. De meest omstreden en meest verschillend opgeloste
394 II, 0, 12,31 | handelen hun eigen oordeel en een verantwoordelijke vrijheid
395 II, 0, 12,31 | verantwoordelijke vrijheid bezitten en daarvan gebruik moeten maken,
396 II, 0, 12,31(52) | 1963), 279; ibid., 265, en naar Pius XII, Radiotoespraak (
397 II, 0, 12,31 | het recht op godsdienst- en gewetensvrijheid op de weg
398 II, 0, 12,31 | scherpere zin voor de waarde en de uniciteit van de menselijke
399 II, 0, 12,31 | waarheid over mens als schepsel en evenbeeld van God: en daarom
400 II, 0, 12,31 | schepsel en evenbeeld van God: en daarom moeten zij gecorrigeerd
401 II, 0, 12,31(54) | de christelijke vrijheid en bevrijding Libertatis conscientia (
402 II, 0, 12,32 | toegeschreven, die categorisch en onfeilbaar over goed en
403 II, 0, 12,32 | en onfeilbaar over goed en kwaad beslist. In plaats
404 II, 0, 12,32 | oordeel komt. ~Zoals meteen en duidelijk zichtbaar is,
405 II, 0, 12,32 | bepaalde situatie toe te passen en zo een oordeel te vellen
406 II, 0, 12,32 | vellen over het juiste, hier en nu te kiezen gedrag; men
407 II, 0, 12,32 | om de criteria voor goed en kwaad autonoom vast te leggen
408 II, 0, 12,32 | autonoom vast te leggen en dienovereenkomstig te handelen.
409 II, 0, 12,32 | bestaat tussen zedenwet en geweten, tussen natuur en
410 II, 0, 12,32 | en geweten, tussen natuur en vrijheid. ~
411 II, 0, 12,33 | verheerlijking van de vrijheid en paradoxaal genoeg in tegenspraak
412 II, 0, 12,33 | gericht op de psychologische en maatschappelijke conditioneringen
413 II, 0, 12,33 | van zulke gebondenheden en de aandacht die daaraan
414 II, 0, 12,33 | van gebruiken, gewoonten en instellingen van de mensheid
415 II, 0, 12,34 | de vrijheid “hoogachten en er hartstochtelijk naar
416 II, 0, 12,34 | uit eigen beslissing zoekt en vrij tot de volle en zalige
417 II, 0, 12,34 | zoekt en vrij tot de volle en zalige voleinding in eenheid
418 II, 0, 12,34 | om de waarheid te zoeken en om aan de eenmaal erkende
419 II, 0, 12,34 | geroepen subjectivistische en individualistische stromingen
420 II, 0, 12,34 | tot de menselijke natuur en tot het geweten op nieuwe
421 II, 0, 12,34 | geweten op nieuwe wijze en stellen nieuwsoortige criteria
422 II, 0, 12,34 | wat er legitiem, nuttig en waardevol in is, maar tegelijk
423 II, 0, 12,34 | tweeduidigheid, gevaren en dwalingen bloot te leggen,
424 II, 0, 12,34 | afhankelijkheid, die haar helderste en bindendste uitdrukking gevonden
425 II, 0, 12,34 | zult ge de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (
426 II, 1 | I. Vrijheid en wet~
427 II, 1, 1 | boom van kennis van goed en kwaad mag je niet eten” (
428 II, 1, 1,35 | boom van kennis van goed en kwaad mag je niet eten;
429 II, 1, 1,35 | dat de macht om over goed en kwaad te beslissen niet
430 II, 1, 1,35 | geboden van God kan kennen en aannemen. En hij is in het
431 II, 1, 1,35 | kan kennen en aannemen. En hij is in het bezit van
432 II, 1, 1,35 | boom van kennis van goed en kwaad”, omdat zij ertoe
433 II, 1, 1,35 | deze aanvaarding haar ware en volle verwerkelijking. God,
434 II, 1, 1,35 | wat voor de mens goed is, en uit kracht van zijn eigen
435 II, 1, 1,35 | vrijheid van de mens niet en nog minder schakelt ze die
436 II, 1, 1,35 | integendeel, ze garandeert en bevordert haar. Heel anders
437 II, 1, 1,35 | conflict tussen de vrijheid en de wet in het middelpunt
438 II, 1, 1,35 | vermogen toekennen om over goed en kwaad te beslissen: de menselijke
439 II, 1, 1,35 | waarden (kunnen) scheppen” en zou een primaat over de
440 II, 1, 1,36 | de rol van het verstand en van het geloof bij het aan
441 II, 1, 1,36 | zichzelf, tegenover de anderen en tegenover de wereld der
442 II, 1, 1,36 | doordat men het rationele - en daarmee universeel begrijpelijke
443 II, 1, 1,36 | universeel begrijpelijke en mededeelbare - karakter
444 II, 1, 1,36(60) | tijd Gaudium et spes, 40 en 43. ~
445 II, 1, 1,36 | de natuurlijke zedenwet en die zich slechts als verplichting
446 II, 1, 1,36 | door het menselijk verstand en, concreet, het persoonlijke
447 II, 1, 1,36 | van de goddelijke wijsheid en dat - in de tegenwoordige
448 II, 1, 1,36 | openbaring noodzakelijk en feitelijk is voor de kennis
449 II, 1, 1,36 | autonoom aan zichzelf gaf en die haar bron uitsluitend
450 II, 1, 1,36 | tegen de Heilige Schrift en de vaststaande leer van
451 II, 1, 1,36 | God als haar Auteur heeft en dat de mens door zijn verstand
452 II, 1, 1,37 | menselijke oorsprong zou zijn en slechts binnenwereldse waarde
453 II, 1, 1,37 | binnenwereldse waarde zou hebben, en een heilsorde, waarvoor
454 II, 1, 1,37 | alleen bepaalde motieven en innerlijke houdingen jegens
455 II, 1, 1,37 | innerlijke houdingen jegens God en de naaste, betekenis zouden
456 II, 1, 1,37 | bestaan van een specifieke en concrete, universeel geldige
457 II, 1, 1,37 | concrete, universeel geldige en blijvende morele inhoud
458 II, 1, 1,37 | competentie van de Kerk en haar leergezag ten aanzien
459 II, 1, 1,37 | inhoud van deopenbaring horen en dus met het oog op het heil
460 II, 1, 1,37 | van de menselijke vrijheid en van de moraalwet, alsook
461 II, 1, 1,37 | licht van het woord van God en van de levende traditie
462 II, 1, 2,38 | uit eigen initiatief zoekt en vrij tot volle en zalige
463 II, 1, 2,38 | zoekt en vrij tot volle en zalige voleinding in eenheid
464 II, 1, 2,38 | openbaart zijn koningschap en zijn voortreffelijkheid..
465 II, 1, 2,38 | deelheeft aan de waardigheid en aan de naam van het Oerbeeld. 65 ~
466 II, 1, 2,38 | betekent voor de mens een grote en verantwoordelijke opgave,
467 II, 1, 2,38 | Schepper: “Bevolkt de aarde en onderwerpt haar aan u” (
468 II, 1, 2,38 | dat “de geschapen dingen en ook de samenlevingen hun
469 II, 1, 2,38 | samenlevingen hun eigen wetten en waarden hebben, die de mens
470 II, 1, 2,38 | leren kennen, gebruiken en vormen”. 66 ~
471 II, 1, 2,39 | werd aan zijn eigen zorg en verantwoordelijkheid toevertrouwd.
472 II, 1, 2,39 | hij zijn Schepper zoekt en uit eigen beweging tot volmaaktheid
473 II, 1, 2,39 | vormt naar zijn verstand en wil, zo bevestigt, ontwikkelt
474 II, 1, 2,39 | zo bevestigt, ontwikkelt en verstevigt de mens in zichzelf
475 II, 1, 2,39 | dingen niet van God afhangen en dat de mens ze zonder verwijzing
476 II, 1, 2,39 | schadelijke uitwerkingen, en neemt ten laatste een atheïstisch
477 II, 1, 2,40 | verstand bij de ontdekking en toepassing van de zedenwet:
478 II, 1, 2,40 | leven vereist creativiteit en inventiviteit, die de persoon
479 II, 1, 2,40 | die de persoon eigen zijn, en die bron en grond van haar
480 II, 1, 2,40 | eigen zijn, en die bron en grond van haar vrije en
481 II, 1, 2,40 | en grond van haar vrije en bewuste handelen zijn. Anderzijds
482 II, 1, 2,40 | het verstand zijn waarheid en zijn gezag uit de eeuwige
483 II, 1, 2,40 | van de mens als persoon en subject van zijn handelingen
484 II, 1, 2,40 | De zedenwet komt van God en vindt altijd in Hem haar
485 II, 1, 2,40 | licht weten we wat men doen en wat men mijden moet. Dit
486 II, 1, 2,40 | men mijden moet. Dit licht en deze wet heeft God ons bij
487 II, 1, 2,40 | schepping van de waarden en van de zedelijke normen
488 II, 1, 2,40 | van de goddelijke Schepper en Wetgever loochent of dat
489 II, 1, 2,40 | boom van de kennis van goed en kwaad zult ge niet eten;
490 II, 1, 2,41 | De vrijheid van de mens en de wet van God ontmoeten
491 II, 1, 2,41 | van God ontmoeten elkaar en hebben de opdracht, om elkaar
492 II, 1, 2,41 | gehoorzaamheid van de mens aan God en van de onverdiende welwillendheid
493 II, 1, 2,41 | openbaring van het Verbond en de verlossende Menswording
494 II, 1, 2,41 | aan de goddelijke wijsheid en aan de waardigheid van de
495 II, 1, 2,41 | het menselijke verstand en van de menselijke wil aan
496 II, 1, 2,41 | menselijke wil aan de wijsheid en de voorzienigheid van God
497 II, 1, 2,41 | boom van kennis van goed en kwaad te eten”, zegt Hij
498 II, 1, 2,41 | het natuurlijke verstand en van de goddelijke openbaring,
499 II, 1, 2,41 | openbaring, die hem de eisen en oproepen van de eeuwige
500 II, 1, 2,41 | menselijke persoon het beeld en de nabijheid van God erkennen,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1531 |