Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 I, 0, 3,7 | Mattheus-evangelie niet kent, kunnen wij iedere mens herkennen die,
2 I, 0, 4,8 | deze vraag stelt, mogen wij aannemen, dat hij dat niet
3 I, 0, 4,8 | over zichzelf”. 16 ~Als wij dus binnendringen in het
4 I, 0, 4,8 | Jezus onderzoeken, waarbij wij ons door Hem laten leiden.
5 I, 0, 6,12 | van het verstand, waardoor wij weten, wat we moeten doen
6 I, 0, 6,13 | dingen aanduiden. Zoals wij in de Catechismus van de
7 I, 0, 7,17 | volledig is de vrijheid, omdat wij nog niet in de eeuwigheid
8 I, 0, 7,17 | eeuwigheid zijn. Deels behouden wij de zwakheid en deels hebben
9 I, 0, 7,17 | verdwenen zijn, dan zouden wij op aarde zonder zonde leven.
10 I, 0, 7,17 | waag ik het te zeggen, dat wij in de mate waarin we God
11 I, 0, 8,21 | gedoopten wendend uit - wij zijn niet alleen christen
12 I, 0, 8,21 | Wees verbaasd en verheugd: Wij zijn Christus geworden!”. 28
13 I, 0, 8,21 | de totale zelfgave, die wij naar het gebod van Jezus -
14 I, 0, 9,23 | geloof in Christus zijn wij gerechtvaardigd (vgl. Rom.
15 I, 0, 9,23 | geschenk van de Geest, dat wij ontvangen hebben, is reeds “
16 I, 0, 9,24 | brengt: “Broeders, laten wij elkander liefhebben, want
17 I, 0, 9,24 | heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben.. Wij
18 I, 0, 9,24 | wij elkaar liefhebben.. Wij hebben lief, omdat Hij ons
19 I, 0, 9,24 | En dat is zijn gebod: wij moeten geloven in de Naam
20 II, 0, 11,30 | 30. Wanneer wij ons met deze encycliek tot
21 II, 0, 11,30 | van ons bestaan, waaruit wij komen en waarheen wij gaan? “.50 ~
22 II, 0, 11,30 | waaruit wij komen en waarheen wij gaan? “.50 ~Deze en andere
23 II, 1, 2,41 | schepping. Daarom moeten wij in de vrijheid van de menselijke
24 II, 1, 3,42 | natuurlijke verstand, waarmee wij het goede van het kwade
25 II, 2, 3,63 | Er bestaat schuld die wij nog niet kunnen kennen en
26 II, 2, 3,63 | toch schuld blijft, omdat wij geweigerd hebben, naar het
27 II, 3, 2,70 | traditie van de Kerk noemen wij die daad een doodzonde,
28 II, 4, 1,71 | vrije keuze, en zo zijn wij in zekere zin onze eigen
29 II, 4, 1,71 | eigen ouders, aangezien wij ons zo scheppen, zoals we
30 II, 4, 1,71 | keuze de vorm geven, die wij willen”. 121 ~
31 II, 4, 1,73 | in Christus zijn, wanneer wij ons in de werken goede mensen
32 II, 4, 1,73(123)| namelijk een goddelijke, moeten wij eraan vasthouden, dat de
33 II, 4, 1,73 | Paulus uiteenzet: “Want wij allen moeten voor Christus”
34 II, 4, 2,78 | en volkomen zijn, moeten wij ze met het duidelijke doel
35 II, 4, 3,83 | Broeders in het bisschopsambt, wij mogen ons er echter niet
36 III, 0, 4,85 | kracht verliezen.. Maar wij verkondigen een gekruisigde
37 III, 0, 5,89 | duisternis wandelen, liegen wij en doen de waarheid niet..
38 III, 0, 10,106 | schepping” (Mc. 16, 15). ~Wat wij echter tegenwoordig, tenminste
39 III, 0, 12,117 | werkt, daar is vrijheid. Wij allen weerspiegelen met
40 Slot, 0, 12,118 | uit de roeping waardoor wij worden uitgenodigd Hem te
|