Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 I, 0, 5,10 | Deuteronomium over het fundamentele gebod geeft, een antwoord van
2 I, 0, 6,12 | van het heil voor. Aan het gebod is een belofte verbonden:
3 I, 0, 6,13 | 10) en het fundament het gebod van de naastenliefde is: “
4 I, 0, 6,13 | vgl. Mc. 12, 31). In dit gebod komt heel duidelijk de unieke
5 I, 0, 6,14 | het volle verstaan van het gebod van de naastenliefde (vgl.
6 I, 0, 6,15 | God, in het bijzonder het gebod van de naastenliefde tot
7 I, 0, 6,15 | Kol. 3, 14). Zo wordt het gebod “Gij zult niet doden” tot
8 I, 0, 6,15 | beschermt en bevordert; het gebod dat de echtbreuk verbiedt
9 I, 0, 7,18 | fundamentele vernieuwing van het gebod van de naastenliefde, net
10 I, 0, 7,18 | nieuwe concrete vorm van het gebod van de liefde tot God is.
11 I, 0, 8,19 | luisteren naar een leer en een gebod in gehoorzaamheid te aanvaarden.
12 I, 0, 8,20 | de broeders: “Dat is mijn gebod: bemint elkander, zoals
13 I, 0, 8,20 | worden. Ze is het “nieuwe” gebod: “een nieuw gebod geef Ik
14 I, 0, 8,20 | nieuwe” gebod: “een nieuw gebod geef Ik u: bemint elkander!
15 I, 0, 8,20 | gezegd heeft: “Dit is mijn gebod: Bemint elkander, zoals
16 I, 0, 8,20 | volmaakt te zijn in het gebod van de liefde, in “zijn”
17 I, 0, 8,20 | van de liefde, in “zijn” gebod: zich te voegen in het leven
18 I, 0, 8,21 | zelfgave, die wij naar het gebod van Jezus - volgens het
19 I, 0, 9,23 | allereerst op het niveau van het gebod gedacht worden, want dat
20 I, 0, 9,24 | 24. Zo openbaren zich het gebod van de liefde en dat van
21 I, 0, 9,24 | liefde: “En dat is zijn gebod: wij moeten geloven in de
22 II, 1, 2,41 | aanvaarding van de zedenwet, het gebod van God: “God de Heer gebood
23 II, 1, 3,44 | verheugenis is het des harten; het gebod van Jahwe is onaantastbaar:
24 II, 1, 4,47 | zou het het fundamentele gebod van de Gods- en de naastenliefde
25 II, 1, 5,52 | veeleer de volgende: het gebod van de Gods- en van de naastenliefde
26 II, 1, 5,52 | daaronder, dan schendt men het gebod. Bovendien hangt dat wat
27 II, 2, 1,56 | aan een bijzonder negatief gebod. ~Er is wel niemand die
28 II, 2, 2,59 | de mens tot een innerlijk gebod, tot een oproep om in de
29 II, 3, 1,66 | betreft dus het fundamentele gebod (vgl. Jos. 24, 14-25; Ex.
30 II, 3, 2,70 | minachting van het goddelijk gebod besloten, een afwijzing
31 II, 4, 2,76 | van de wet samenvat in het gebod om de naaste te beminnen
32 II, 4, 3,83 | goddelijke wet, die in het gebod van de liefde tot God en
33 III, 0, 8,100| En verder: “Het zevende gebod verbiedt handelingen en
34 III, 0, 9,102| te zijn aan het heilige gebod ~van God en om in overeenstemming
35 III, 0, 9,103| deze daad voortkomt. Het gebod van God is zeker aangepast
36 III, 0, 11,110| evangelie als geschenk en gebod van nieuw leven, over het
37 III, 0, 12,115| standvastigheid van het gebod berust op de onuitputtelijke
|